LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
WOENSDAG 30 OCTOBER 1935
HA ARE EM'S DAGBEAD
10
Top Naeff's jongste Roman. „Een
huis in de rij".
Van Holkema en Warendorf, A'dam
Mevrouw Top Naeff behoort niet alleen tot
de intelligentste Hollandsche auteurs van
dezen tijd, zij bezit in het wezen van haar
arbeid misschien ook de meeste kenmerken
van onzen landaard. Een boek als dit is van
een weergalooze soliditeit, wat schrijftkunst
betreft; de karakteristiek van hoofdfiguren
zoowel als die hunner omgeving is wonder
baarlijk zuiver omlijnd geteekend en een psy
chologisch waarnemingsvermogen van prach
tig nuchtere klaarte wordt er in gericht op
een hopeloos vervelend geval, dat alleen door
die bijzondere capaciteiten van de schrijfster
onze belangstelling gaande houdt. Het zielig,
kleinburgerlijk gedoe van den provincialen
muziekpaedagoog August Rippe. benevens
diens echtgenoote, op zoo hartverscheurend
accurate wijze tot een onderwerp van studie
en beschrijving te maken, zonder zelf uiter
mate vervelend te worden, is een prestatie
waaraan alleen een Holiandsch degelijk talent
zich wagen zal. Dat bovendien voor het klein
burgerlijke een verklaarde genegenheid bezit,
waardoor het de klippen eener te goeokoope
gemoedelijkheid van een Justus van Maurik,
zoowel als van de grijnzende ernst uit Frans
Coénen's vroegste verhalen, omzeilt.
Mevrouw Top Naeff geeft al haar talent met
liefde aan die alleóaagsche historie van onbe-
vredigheid in een schijnbaar* kalm verloopend
leven waarin voor korten tijd een drama dreigt,
dat echter tijdig, zooals dat in een net gezin
behoort, aan verval van krachten bezwijkt.
De vioolleeraar Rippe, waarnemend direc
teur der muziekschool in zijn kleine stad, heeft
misschien in zijn jeugd wel eens hoogere as
piraties gekend. Wie heeft die niet als hij nog
jong is! Maar hij is vlug getrouwd, huisvader
geworden, man van een zeker aanzien in de
kleine stad en zijn vrouw koestert zich in dat
aanzien, cultiveert het zooveel zij kan, is in
ieder opzicht een goede, beste vrouw voor hem.
Van zijn kant toont hij geen ontevredenheid,
is zonder er erg in te hebben, één uit velen ge
worden zooals hij met zijn gezin, een huis in
de rij, een alledaagschheid geworden is. Zor
gen en zorgjes ze worden op tijd overwonnen,
kleine muziekfeestjes brengen afwisseling in
het stadje, met zich voerend gepaste be
wierooking van de lokale beroemdheid die
Rippe is, en zijn oudste zoon is intusschen al
zestien jaar geworden. Dan komt de onaf
wendbare steen in den vijver. Hilda Brunt, de
nog jonge, pas benoemde pianoleerares aan de
school, werpt hem, eerst onbewust, later op
zettelijk. doch met goede bedoeling Zij her
ontdekt den kunstenaar die in Rippe is ver
loren gegaan. Met haar jong enthousiasme
zal zij den op inslapen staanden vioolleeraar
weer op gang brengen en vindt in Rippe's
vrouw, die nog glorierijker verschiet ziet op
doemen. aanvankelijk een steun. Argeloos,
zooals al die dingen beginnen, maar natuurlijk
niet zonder gevaar, ontwikkelt zich de ver
houding. Rippe is nog geen veertig jaar, zijn
kunstenaarsdroom was wel bijna vergeten
maar Hilda's jeugd en veel sterker artisticiteit
konden dien zonder veel tegenspraak weer
tijdelijk doen herleven. Er komt een tijd van
heerlijk samenwerken en tusschen hen ont
staat een genegenheid die Rippe veei*kraeht
en zelfvertrouwen geeft, nog in ieder opzicht
binnen de perken van den fatsoensnorm blijft,
maar toch. vooral voor Rippe die een tweede
jeugd beleeft, niet zonder gevaar is. Ook deze
positie op het menscheiijk schaakbord is niet
bepaald een novum en men behoeft er geen
Eu we of Aljechin voor te wezen om in te zien
dat spoedig voor een van beiden het schaak
mat dreigt. Rippe is een brave kefel, maar
geen held en hij is voorbestemd de verliezende
partij te worden. Als Puntje bij Paaltje komt
is er nog niets gebeurd en als ze afscheid ne
men heeft Hilde het nuchtere maar juiste
woord gevonden: „zou jij voor mij ooit je
vrouw en je gezin in den steek hebben gelaten?
Neen, immers".
Hilde gaat het leven tegemoet, met haar
kunst op tournée, met een lichtere opvatting
van het bestaan en zijn mogelijkheden, dan
ooit in Rippe's sfeer geduld zou zijn. Rippe
valt weer terug in zijn muzikalen tredmolen
en viert na jaren weer zijn zooveelste lustrum
ais vioolpaedagoog. Zijn vrouw viert verheugd
alle lustra mede. ze heeft in haar eigen idéé
over alles in hun huwelijksleven getriomfeerd
en ze is ook inderdaad onder alle omstandig
heden de praktische, zorgende vrouw voor den
musicus gebleven. Die echter een enkel maal
een vijandig gevoel voor die zorgzaamheid
niet onderdrukken kan. doch het dan onmid
dellijk in eigen hart begraaft. Zoo wordt hij
oud. een beetje kindsch later, tot hij sterft in
de armen zijner vrouw.
Maar in zijn late droomerijen blijft de epi
sode met Hilda een in gouden glans verweven
kleinood, waarover hij nooit sprak en waar
van niemand vermoedde dat het nog bestaan
kon. En voor Hilda bleef die tijd in het gezin
Rippe een weemoedige herinnering aan een
onvolgroeid geluk dat rijker aan schoonheid
was dan haar opeenvolgende successen en
haar afwisselende huwelijken in de latere le
vensjaren.
De episode zelf is natuurlijk door mevrouw
Top Naeff met groote uitvoerigheid en pene
trant gevoel voor wat er in Rippe en Hilda
omgaat, behandeld. Even als beider omgeving,
op de school en in het gezin, waarlijk prachtig
scherp is waargenomen en gedeeld. Maar met
dat al, blijft het een dadenloos en een beetje
zielig conflict in 't keline stadje. Men vraagt
zich af of daarvoor nu waarlijk twee „kunste
naarszielen" in beroering gebracht moesten
worden en of bijvoorbeeld tusschen een ge-
voeligen kleermaker en zijn ateliermeisje niet
een soortgelijke affiniteit te scheppen ware,
die dan allicht tot bacchantischer ontplooiing
zou zijn opgevoerd. Misschien raken wij hier
aan het zwakke punt in de conceptie: Rippe
heeft ondanks alles, meer van een kleermaker
dan van een artist, en wij hebben hier weer
het zooveelste voorbeeld er van. dat zelfs de
bekwaamste auteur altijd maar weer artisten
laat schuldig staan aan een tot in het half
zachte opgestoofde onbelangrijkheid die per
slot van rekening des gewonen burgermans is.
Maar enfin, laat het dan maar een musicus
blijven, al had het ook een H.B.S.-leeraar of
een koekebakker kunnen wezen. Mevrouw Top
Naeff's talent om uit zulk een knaap een boek
van bij de vierhonderd pagina's te constru-
eeren blijft er even bewonderenswaard om.
Haar nieuwste boek is een technisch prachtig
stuk werk. Maar de soort menschen die in
zoo'n huis in de rij wonen vind ik nu eenmaal
niet erg de moeite waard, waarbij ik die plaats
aanduiding natuurlijk in overdrachtelijken zin
opvat. Je moet wèl van het schrijversvak hou
den om je daar zoo met huid en haar in te
verdiepen. Maar het is een genre en mevrouw
Top Naeff is er hoogepriesteres in.
•J. H. DE BOIS.
HET TOONEEL
Rotterdamsch-Hofstad Tooneel
HET GELUK.
De genoodigden voor de invitatie-voorstel
ling van gisteren mogen den heer Deinum wel
bijzonder erkentelijk zijn. Een stuk dat al
thans tot de pauze zeer boeide en een op
voering. die niet alleen in de bezetting der
twee hoofdrollen maar ook door de verdere
uitstekende verzorging dit nieuwe werk van
Bernstein geheel tot zijn recht deed komen.
Tot de pauze was de oude Bernstein aan
het woord, de schrijver met groote vakkennis,
die pakkend theater weet te geven en zijn
tweede acte met een emotioneel, sterk slot
vermag te sluiten. Na de pauze kregen wij
den nieuwen Bernstein, die 't in verdieping en
psychologische analyse zoekt. Eerlijk gezegd
was de eerste mij gisteren liever. In de kleed
kamer van een beroemde filmdiva toont Bern
stein zich geheel thuis en de teekening van
dit milieu is zonder onnoodige franje
voortreffelijk en raak. Maar de tooneelschrij-
ver komt pas op volle kracht in de rechtzaal,
waar de zaak van den anarchist Philippe
Lutcher, die op de filmster Clara Stuart heeft
geschoten om daarmee de krankzinnige we
reld. welke enkel nog maar belang stelt in
sport en film, wakker te schudden, wordt be
handeld. Dit bedrijf boeit ondanks zijn lengte
voortdurend en vooral het tweede deel ervan
is met een sterke stijging naar het emotioneele
slot toe geschreven. Bernstein toont ook hier
in neg steeds theatrale effecten niet te schu
wen, maar hij weet zoo'n effect dan ook
meesterlijk voor te bereiden en met zekerheid
te hanteeren.
De verschillende getuigen-verhooren zijn
vol afwisseling en geven telkens afzonderlijke
„sketches" te zien, waarvan de theatrale
pathetische verdediging van den misdadiger
door Clara Stuart wel de climax vormt. Maar
deze rechtszitting gaat als geheel door de
figuur van den anarchist, die er de hoofd
persoon van is en door de felle satire op de
sport- en filmaanbidding van tegenwoordig
met wat daaraan vastzit aan reclame en
volksverblinding toch ver uit boven de ge
wone rechtszittingen, die wij in thrillers of
sensatiestukken zooals Het Proces van
Mary Dugan te zien krijgen. Het geeft een
schril beeld van den tegenwoordigen tijd en
de figuur van den anarchist wordt er dik
wijls nog het meest in zijn passieve houding
prachtig in belicht. De reacties van aeze
Philippe Lutcher op de verschillende getuigen
verklaringen zijn soms belangrijker dan wat
de getuigen zeggen en het is Bernstein gelukt
deze figuur voor ons in deze rechtszitting
voluit te teekenen. En hoe voortreffelijk en
krachtig tooneel is de scène, waarin Lutcher
met alle hartstocht die in hem is. protesteert
tegen de klucht, die Clara Stuart van zijn
proces dreigt te maken, door hem te verdedi
gen. In zijn angst dat de moordaanslag, die
hij in zijn politieke verdwazing meende te
moeten plegen, enkel tot een object van re
clame voor de film-diva zal worden en dus
een effect zal krijgen, precies tegenovergesteld
aan wat hij bedoelde, windt hij zich op tot een
paroxysme van haat en verachting en smeekt
hij de rechtbank hem liever tot den dood of
het bagno te veroordeelen dan hem de
schande aan te doen van een vrijspraak op
voorspraak van het slachtoffer, dat hij in
haar beroep wilde treffen. Dat is sterk too
neel en het kreeg ook het volle pond door het
prachtige spel van Cor van der Lugt Melsert,
die deze scène gaf met meesleependen gloed
en hartstocht. En dit maakte te sterker effect
omdat de figuur tot op dat moment aldoor van
zoo geestelijk-aristocratische voornaamheid
was geweest, gereserveerd en sterk beheerscht.
In dit proces was Lutcher men mocht dan
over zijn krankzinnige daad oordeelen zooals
men wilde de figuur, die ver boven de
anderen uitging, omdat hij de eenige was, die
een overtuiging diep in zichzelf meedroeg en
er voor durfde strijden en lijden.
Van der Lugt bracht voor de uitbeelding van
dezen idealistischen anarchist wel alles mee.
Men zag aldoor dat fascineerende, diep-me-
lancholische bleeke gezicht van dezen man,
die ook zwijgend heel deze rechtszitting be-
heerschte. Het was vooral in zijn stille spel,
dat Van der Lugt gisteren sterk boeide.
En voortreffelijk was ook Mimi Boesnach
als de filmster. Mimi Boesnach toonde als
Clara Stuart voor het eerst een groote rol te
kunnen dragen. Reeds haar entree als diva in
I was 'n knap stukje theaterkunst. Onmiddel
lijk stond de figuur voor ons! Dat was wel vol
komen de filmster, zooals wij ze van het witte
doek kennen, een schitterend mannequin zon
der eenig innerlijk, waarachtig leven; bere
kend. theatraal, leeg en hol en van een ver
schrikkelijke banaliteit. Hoe prachtig karakte
ristiek waren ook haar toiletten en haar pruik!
En verder heeft zij de rol eveneens met veel
raffinement gespeeld. Haar pleidooi werd 'n
heerlijke theater-scène, vol valsch pathos en
aangeleerde maniertjes en pas in haar cri de
coeur aan het slot hoorden wij de vrouw, die
achter dat masker leefde.
Ook in de verdere rolverdeeling was dit stuk
heel sterk bezet.
Het was duidelijk, dat Van der Lugt zich vol
liefde als regisseur aan dit werk van Bernstein
heeft gegeven. Het was alles voortreffelijk ver
zorgd. De kleedkamersfeer in I was bijzonder
goed getroffen en in de rechtszitting welke
zich afspeelde in een zeer decoratief milieu
was aldoor de bewogenheid, het mouvement,
dat hier verlangd werd. En het waren niet al
leen de belangrijke bijrollen zooals die van
den impressario, met geestig aplomb gespeeld
door Roemer en van den Prins de Choppé,
door Theo Frenkel met decadente reserve uit
gebeeld in III was hii minder gelukkig
en de advocaat door Palmens met Fransche
zwier en emphase weergegeven maar ook de
kleinere rollen, die geheel tot hun recht kwa
men. Welk een aardige levendige kleedster
bijvoorbeeld gaf Enny Heymans. hoe fijn werd
zoo'n klein rolletje als van Edmond door Guus
Oster gespeeld en èen verrassing bepaald was
voor mij de tot nu aan toe onbekende Myra
Ward, die haar getuigenverklaring allergees
tigst en heel zuiver deed.
Ik sprak tot nu toe enkei over het stuk
en de voorstelling van voor de pauze. Het
laatste bedrijf, waarin de vernieuwde Bern
stein aan het woord was. leek mij een ver
gissing. Niet alleen, dat hij ons in deze acte
allerminst overtuigde, hij haalde de figuur
van den anarchist ook met zijn psychologische
ontrafeling naar beneden. Lutcher werd voor
ons veel minder interessant, toen wij hoorden,
dat hij niet enkel als anarchist zijn daad had
bedreven, maar ook als man. Wat bleef er
eigenlijk van hem over, toen wij wisten, dat
zijn daad feitelijk een crime passionèl was.
Maar erger was het, dat men er niet aan
geloofde! Wij voelden het als een bedenksel
van den auteur en 'n figuur van Lutcher viel
er feitelijk mee ondersteboven. Daarom maak
te die laatste acte, waarin Cor van der Lugt
en Mimi Boesnach ook weinig konden pres
toeren, doordat allen in het stuk zoo weinig
echt en werkelijk doorleefd was, maar een
zeer matigen indruk. Het stuk ging nu eenigs-
zins als een nachtkaars uit. Van de ontroe
ring. die het afscheid van Lutcher en Clara
toch had moeten brengen, was bij ons geen
sprake. Maar laten wij dankbaar zijn voor
de eerste twee bedrijven, die ons zoo veel knap
en boeiend tooneel te zien gaven. Hoe dikwijls
moeten wij niet met- veel minder in den
schouwburg tevreden zijn.
De zeer volle zaal heeft vol spanning het
spel tot de pauze gevolgd en van haar dank
baarheid ten volle blijk gegeven na elk bedrijf
Aan het slot was het applaus wat gereser
veerder, wat. meer aan Bernstein dan aan de
spelers geweten moet worden.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
CONCERT DER H. O. V.
Het eerste H.O.V.-concert der Dinsdag
avondreeks levert den verslaggever heugelijke
stof: een aantrekkelijk programma, een so
liste van internationale vermaardheid en met
prachtige eigenschappen van techniek en
temperament, dirigent en orkest in de beste
conditie, een aardig bezette zaal, waarin we
als eeregasten den Franschen vice-consul en
twee Haarlemsche wethouders opmerkten.
Het programma was uitsluitend uit Fran
sche werken samengesteld en het eenige wat
men op de samenstelling zou kunnen aan
merken zou zijn. dat het wat lang was. Eén
der na de pauze gespeelde werken had men
kunnen missen zonder tekortkoming te ge
voelen, Van de „hommage a la mémoire de
C. Saint-Saëns" daarentegen zouden we niet
gaarne iets gemist hebben. Dat was een en al
vlotheid en gratie en melodiek en vorm
geving.
Van het drietal composities van den Fran
schen meester hoorden we de Ouverture „La
Princesse jaune" te voren meermalen op een
H.O.V.-concert. Daarentegen werd het sym-
phonisch gedicht „Le Rouet d'Omphale" voor
't eerst in deze omgeving uitgevoerd en we
konden terstond waarnemen hoe hoog de ver
tolking van Schuurman en ons orkest uitstak
boven die welke ik een paar dagen geleden
door de radio beluisterde. Hoeveel intensiever
klonken nu de klachten van den in dienst van
koningin Omphale gestelden en door deze tot
vrouwelijken arbeid gedwongen en bovendien
nog bespotten held Herakles, hoe fijn werd
het in beweging zetten en tot stilstand komen
van het spinnewiel weergegeven. Een opmer
king betreffende de in het programma voor
komende toelichting zij mij hier vergund: vol
gens de sage was de held niet door de bekoor
lijkheden der Lydische koningin overwonnen,
maar was z!jn ondergeschiktheid een boete
doening, hem opgelegd, voor den tijd van
drie jaren.
De clou van den avond was natuurlijk de
vertolking van het 3de Vioolconcert door de
Fransche violiste Renée Chemet. „interpré-
tation pleine de charme, de verve, de sonorité"
als ik het zóó maar eens mag uitdrukken in
de verwachting, dat de kunstenares dit ver
slag onder de oogen zal krijgen. Het was wer
kelijk prachtig- spel, wat Renée Chemet te
hooren gaf, bekorend door schoonheid van toon
en door schittering van techniek, meesleepend
door warmte van temperament. En het orkest
secondeerde voortreffelijk.
Zeer delicaat werd na de pauze Debussy's
miraculeus Prélude a l'Après-midi d'un Faune
gespeeld. Daarna kon Roussel's „Pour une fête
de printemps" moeilijk nog een evenaring,
laat staan een stijging brengen. „Ma mère
l'oye" van Ravel bracht onze verbeelding in
de sprookjessfeer: dat was geen stijging, maar
een zwenking naar een nieuw gebied vol won
deren.
Wat kan men meer wenschen, dat hetgeen
we in den aanvang van dit verslag opnoemden,
zou men kunnen vragen. Nu ja, te wenschen
blijft er nog wel een en ander. Waarom b.v.
ontbraken nog zoovelen, die ongetwijfeld een
lidmaatschapskaart der H.O.V.-concerten be
zitten en even ongetwijfeld het spel van een
violiste als Renée Chemet in andere omgeving
bewonderd en toegejuicht zouden hebben?
De financieele steun, dien het lidmaatschap
meebrengt wordt natuurlijk zeer gewaardeerd
en is noodig, maar de persoonlijke aanwezig
heid geeft een moreelen steun, die zeker even
hoog gewaardeerd wordt. En we hopen dat
de beide aanwezige wethouders tot de over
tuiging gekomen zullen zijn dat de H.O.V. een
cultuurinstrument is, dat ook van overheids
wege meer steun verdient, dan het tegen
woordig krijgt.
K. DE JONG.
Lectuur voor onze Jeugd.
„Loek's Filmcarrière", door Herm. Visser.
Een boek door. voor en van jeugd. Onze jonge
stadgenoot Herman Visser heeft zijn schrij
versdebuut gemaakt met een vroolijk verhaal
voor oudere meisjes Deze jeugdige schrijver,
die zelf de schooltijd eerst kort achter zich
heeft, kent nog goed de gevoelens van de
eindexaminandi, in dit geval van het Kenne-
mer Lyceum. Na Loeks slagen is er als be
looning een reisje naar Parijs, waar zij een
Holiandsch journalist ontmoet, die haar den
weg naar het tooneel opent. Als volontair bij
„De Tonelisten" krijgt Loek al dadelijk kleine
rolletjes te vertolken, hetgeen haar goed af
gaat. Maar een grootere rol, waarop zij moet
invallen, brengt geen succes en Loek vreest
al het einde van haar tooneelloopbaan. als zij
op het nachtfeest voor de artisten bij Tu-
schinsky „ontdekt" wordt door den heer
Steenbeek, die haar voor de film, Loek's ideaal
engageert. Het harde werken onder de felle
lampen valt Loekie niet mee en de filmcarrière
duurt maar kort. De kennismaking met den
journalist Hans Rattman wordt nl. voortgezet
bij zijn eenvoudige Oom Janus en Tante Lena,
een kennismaking die van weerszijden in goede
aarde valt. Loek aarzelt dan ook niet als Hans
haar vraagt hem als zijn vrouw te vergezellen
naar New York, waar hij een betrekking heeft
aanvaard. Een spoedig, maar vreugdevol slot
van Loek's filmcarrière.
Het verhaal is uiteraard nog ongecompli
ceerd. maar Herman Visser heeft zijn eerste
ling vlot en vroolijk geschreven, 't Is een boek
geworden waarin niet de problemen zijn, den
leeftijd der rijpere jeugd eigen: alles gaat hier
van een leien dakje. Maar we hebben al zoo
veel boeken met jonge moeilijkheden, dat ik
meen dat dit frissche verhaal zich een waar
dige plaats in die lange rij zal weten te ver
overen. De eenvoud van de goedige Oom Ja
nus en Tante Lena uit zich wel wat teveel al
leen in hun spraak, maar de vroolijke noot is
daarmee bereikt. De teekeningen, niet alle
maal even geslaagd wat verhouding betreft,
zijn van van Looy.
Minder gelukkig is mevr. J. P. Zoomers-
Vermeer met „Japie Groen gaat op Avontuur"
De leeftijdsgrens voor de lezers is niet aan
gegeven, maar het verhaal zal zeker wel voor
kleinere jongens bedoeld zijn; voor de ouderen
is er te weinig spanning in. Het boek wekt den
indruk dat de schrijfster niet leeft in haar
verhaal; de stijl is verbrokkeld en niet pret
tig leesbaar. Japie Groen is zijn moeders
klompje goud, een eenigst kind waarover
angstvallig gewaakt wordt. In de stad groeit
hij. dank zij allerlei plagerijen en vechtpar
tijen toch nog op tot 'n flinken jongen, mede
met hulp van zijn vriendje Piet Zwart.
Zooals ik al opmerkte biedt dit verhaal
voor de oudere jongens te weinig: misschien
dat de kleintjes er nog iets van hun gading in
vinden. Rie Reinderhoff. ons welbekend door
haar vele teekeningen in de nieuwe kinder
boeken, verzorgde de illustraties en de titel
plaat.
Beide boeken zijn uitgaven van van Holke
ma Warendorf N.V., Amsterdam.
Bij denzelfden uitgever verscheen een boek
van Nanda, getiteld: „Wat Pauke bereikte",
een aardig verhaal voor meisjes. Pauke is op
school een echte woelwater en meermalen zet
ze het huis van haar oom en tantes op stelten
een oom en tantes waar ze langen tijd logeert
als haar vader zonder werk is, en die niet aan
zoo'n wildzang gewend zijn. Tante Adèle „krijgt
er hoofdpijn van als Pauke zoo druk praat":
maar wat Pauke bereikte, dat \yas juist dat
diezelfde tante Adèle haar lusteloos leventje
verwisselde voor dat van een weldoenster der
armen. (Zou een apathische tante zich werke
lijk door een klein nichtje zoo gauw tot ac
tiviteit laten brengen?) Want al is Pauke een
vroolijke Frans, haar hart leeft mee met ieder
een die arm en verdrukt is. Daarom sluit ze
vriendschap met Rinus, en groot is haar ver
driet als blijkt dat hij de kippendief is. en
later als hij door het ijs zakt en verdrinkt.
Pauke's vader kan weer een betrekking krij
gen als hij over wat geld beschikt; tante Adèle
die heel wat aan het vroolijke nichtje te dan
ken heeft kan hem dat gemakkelijk van haar
rijkdom verschaffen en zorgt daarmee voor
een gelukkig einde van het boek. De platen
zijn van Rie Reinderhoff.
„Met Piet Hein naar de West", door G. C.
Hoogewerff; illustraties van Rie Reinderhoff.
Hoe vaak zouden onze zeehelden al stof heb
ben geleverd voor een jongensboek? Gaat te
genwoordig de belangstelling geheel uit naai
de luchtvaart of is nog steeds „de zee ens
element"? In zekeren zin is het van den
schrijver wel een waagstuk het aantal zeehel
den-boeken weer met één te vermeerderen,
omdat de verhalen te veel op elkaar gelijken.
Wie er enkele van gelezen heeft, kan de ove
A.s. Vrijdag komt in het Frans Hals Theater de May West-film: „Een vrouw van
de wereld", een rolprent vol kostelijke ironie en komische situaties.
rige in hoofdtrekken wel vermoeden. Maar aan
den anderen kant hangt rondom onze vroe
gere zeehelden en hun oude, schilderachtige
zeilschepen nog een sfeer van romantiek, die
boeit. Het aardig geschreven verhaal van een
jongmaatje op de vloot van Piet Hein zal dan
ook met vreugde worden ontvangen, vooral
door de jongens die nog niet te veel van der
gelijke boeken gelezen hebben.
Het is geen verheffend milieu waarin we
Jurrie Jurriaansz aantreffen en waaruit de
matroos Sjoerd Sijtsma hem als vlaggejongen
brengt aan boord van de „Amsterdam'', het
admiraalschip van Piet Hein. Natuurlijk gaat
het er op uit om de Zilvervloot te veroveren.
Op een onbewoond eiland, waar de beman
ning gaat jagen, wordt Jurrie door een spion
neerenden schepeling bewusteloos geslagen en
blijft alleen achter met een kist levensmidde
len, water en wapens. Hij leeft daar van gei
ten, visch en schildpadden die hij zelf vangt,
tot een Spaansch schip hem oppikt. Ondanks
pijniging wil Jurrie niets over de vloot zeggen
aan de Spanjaarden, maar in zijn onschuld
vertelt hij alles aan de dochter van een
Vlaamsch heelmeester, in dienst der „Spek
ken". Dan moet Jurrie mee op een Spaansch
bootje om de zilverschepen te waarschuwen;
dit wordt echter achterhaald door de Hollan
ders, Jurrie keert terug aan boord van de
„Amsterdam" en kort daarop maken Piet
Hein en de zijnen de Zilvervloot buit.
Al deze boeken werden uitgegeven bij van
Holkema en Warendorf N.V., Amsterdam
FRIEDEL DOTZA TREEDT OP MET
DE H. O. V.
Met zeer veel moeite is het bestuur der
Haarlemsche Orkestvereengiing er in geslaagd
voor het concert op Vrijdag 8 November a.s.
de in ons land zeer bekende Operette-ster
Friedel Dotza bereid te vinden, met de H.O.V.
op te treden.
Zij zal dit doen op de wijze zooals dit bij
de operette geschiedt en waarmede zij dezen
zomer bij de Arnhemsche Orkestvereeniging
een ongekend succes heeft gehad. Tot 2 maal
toe was de zaal aldaar uitverkocht.
Teneinde iedereen in de gelegenheid té
stellen dezen aantrekkelijken avond van lichte
kunst bij te wonen, wordt de toegangsprijs
niet verhoogd, ondanks de buitengewone kos
ten welke aan dit concert zijn verbonden.
City-theater te Amsterdam
geopend.
Openingsrede van Mr. Slingenberg.
De opening van het nieuwe City Theater,
de groote, moderne bioscoop aan het Kleine
Gartmanplantsoen te Amsterdam is een fees
telijke gebeurtenis geworden voor het geheele
Amsterdamsche stadsgedeelte rondom het
Leidscheplein.
Tegen half negen Dinsdagavond was de aan
ruim 1800 personen plaats biedende zaal ge
heel gevuld met een feestelijk gestemd publiek.
De directeur van het theater, de heer J. ter
Linden, trad voor het witte doek en heette
namens den Raad van Commissarissen de
autoriteiten en genoodigden welkom, en in
het bijzonder den president-commissaris, den
man die zijn schouders onder dit werk had
gezet, den grijzen heer Bart Wilton, die juist
hersteld was van een ziekte, die naar men ge
vreesd had zijn aanwezigheid op dezen avond
had kunnen verhinderen.
Vervolgens kreeg de Minister van Sociale
Zaken, Mr. M. Slingenberg het woord, die o.a.
zeide, dat het 5 a 10 jaar geleden als zeer vrij
postig zou zijn beschouwd, als een deftig Ne-
derlandsch minister van het tooneel eener
bioscoop het woord tot het publiek had durven
richten. Ook thans had de minister even ge
aarzeld, toen hem verzocht was, dit bioscoop
theater officieel te openen. Hij had zijn aar
zeling echter overwonnen en was tenslotte
zelfs enthousiast voor het denkbeeld geworden,
omdat het werk dat hier tot stand is gekomen
van groote beteeken is is, niet alleen artistiek
en cultureel, maar vooral ook voor een Mi
nister van Sociale Zaken, die zich heeft bezig
te houden met het vraagstuk, hoe men werk-
looze menschen aan het werk kan zetten. Door
dit werk hebben 600 menschen gedurende ver
scheidene maanden werk gehad tegen loonen,
die op het departement normaal, dus góed
worden genoemd, en in de toekomst zal het
een vasten staf van ruim 100 menschen blij
vend werk verschaffen. De minister bracht
vooral hulde aan den heer Bart Wilton, die
zich vroeger reeds naam heeft verworven als
scheepsbouwer en thans, door het ondernemen
van dit werk, een voorbeeld heeft gegeven van
moed en ondernemingsgeest, en ook van ge
meenschapszin tegenover diegenen die hun
ongebruikte kapitalen onproductief in hun
brandkast laten liggen.
Met den wensch, dat het theater
het Nederlandsche publiek tot in lengte
van dagen aangename en nuttige
uren zou verschaffen en dat het tot vreugde
van de ondernemers geëxploiteerd zou worden
verklaarde Minister Slingenberg het City
Theater voor geopend.
Terwijl alle aanwezigen zich van hun zetels
verhieven speelde het orgel het Wilhelmus.
Vervolgens dankte de heer Ter Linden den
minister en sprak een kort woord van hulde
voor de architecten, en daarna kon het
eigenlijke programma aanvangen.
Na afloop van de hoofdfilm werden de ge
noodigden nog verrast met een staaltje van
kranige filmreportage van Polygoon, door deze
onderneming terecht „bliksemreportage" ge
noemd, n.l. een filmpje van het feestelijk ver
lichte Leidscheplein en de aankomst van de
genoodigden voor het theater, dienzelfden
avond voor den aanvang van de voorstelling.