DE PANHOEVE
Vader neemt afscheid bij het vertrek van de „Kortenaer" en „Van Ghent die
Maandag uit Nheuwediep naar Ned. Indtë vertrokken
Over het Rokin bij de Doelenstraat
te Amsterdam is naast de in restaura- In de werkplaatsen van „Werkspoor" te Amsterdam is een Diesel-electrische*. locomotief gereed-
tie zijnde brug een zgn. „kippenbrug- gekomen, welke de 700ste locomotief is, welke door Werkspoor vervaardigd werd. Gereed voor
getje" gebouwd, waarvan druk gebruik den proefrit
gemaakt wordt
FEUILLETON
door CORA WESTLAND.
De rentmeester was een hard man. Hoewel
niemand het ooit had kunnen bewijzen, was
toch de spraak over hem. dat hij de boeren
knevelde, al verschool hij zich steeds achter
zijne lastgevers, wier goederen hij admi
nistreerde. Mededoogen kende hij niet, en
wanneer je niet begon met vooruit het geld
op tafel te leggen, dat hij voor zijne be
moeiingen in rekening wenschte te brengen,
dan verkoos hij in het geheel niet te onder
handelen. Daar hij tal van landgoederen in
administratie had, waren vele pachters aan
zijne genade of ongenade overgeleverd. Ook
Geurt Abbema. Maar dit zou niet lang meer
het geval zijn. want zooeven was Geurt bij
den rentmeester geweest in verband met het
verstrijken van de zeven jaren van den wis
selbouw, en toen had mijnheer hem mede
gedeeld, dat hij de hoeve in het vervolg niet
meer voor zeven, maar hoogstens voor zes
jaren wilde verhuren en dat de bunder, die
in den tijd, dat Geurts vader het land van
den vroeger en eigenaar in pacht had ge
kregen, slechts zeventig gulden deed, voort
aan vijf en negentig gulden zou moeten op
brengen. Zeven jaar geleden was de pacht
op tachtig gulden gebracht. Dit was ge
schied, kort na den dood van den vorigen
landheer, aan wien de hoeve den naam van
„Panhoeve" te danken had, omdat zij in
dien tijd zich van de met riet- en stroodaken
gedekte hofsteden in den omtrek onder
scheidde door een pannen dak. Geurt had
toen reeds geaarzeld, of hij het wel zou aan
durven, zich voor zeven jaren te binden bij
zoo verzwaarde voorwaarden. Maar wat
moest hij? Hij was op de stee geboren en ge
togen, hij kende er elk plekje gronds, hij was
er zijn vader opgevolgd, toen deze overleden
was, hij had er van jongs af in het zweet
zijns aanschijns gewerkt voor zijn dage-
lijksch brood, hij leefde er sober en tevreden
temidden van vrouw en kinderen. En waar
lijk, God was hun in die laatste zeven
jaren nabij geweest; en hoewel hij ep de zij
nen geenszins gezeten hadden rond de vet
potten van Egypte, gebrek hadden zij even
min gehad. Hij had zijne kinders, nu zeven
in getal, zien opgroeien tot flinke, gezonde
knapen en meisjes, de oudsten hielpen va
der al op het land. Jongens van veertien en
twaalf, terwijl Clasien en Maaike, dei-tien en
tien jaar oud. moeder in huis met de verzor
ging der kleintjes terzijde stonden en tante
Rie een handreiking gaven in keuken en
kelder, zoo goed als bij het karnen. Tante
Rie was de jongste zuster van Maaike, een
stevige boerendeern van negentien jaar. die
sinds het overlijden der ouders bij hen had
ingewoond en over wie Geurt voogd was.
En nu, zouden zij de hoeve moeten ver
laten. Wel had de rentmeester hem acht da
gen bedenktijd toegestaan. maar wat gaf
dat? Zöu hij over acht dagen beter weten
dan nu, waar hij de hoogere pachtsom van
daan moest halen? Hoe vaak had hij in zich
zelf overlegd, dat zoo hij had kunner. blijven
pachten voor de zeventig gulden per bunder,
waarvoor zijn vader en hij jaren achtereen
het land in huur hadden gehad. hij nu
een welgesteld man zou zijn! Maar nu, ja
ze waren er gekomen, doch niet zonder .zorg.
vaak groote zorg. En gespaard hadden zij,
maar o, zoo weinig! Zoo hij over acht dagen
aan den rentmeester zou moeten gaan zeg
gen, dat hij de stee niet meer kon huren, .dan
zou hij met zijn gezin naar elders moeten
heentrekken. Waarheen? Hij zou naar de
stad kunnen gaan en met 'n groentekar leu
ren langs de huizen. Dat was wel het eenlge.
Daartoe reikten hunne spaarpenningen nog
wel. Maar van de vijfhonderd gulden, die hij
aan den rentmeester vooruit had moeten ge
ven) dien middag, voor diens bemoeiingen,
kwam dan geen cent meer terecht, 't Was
hard, De man woonde in een palels van een
huis aan de Groote Markt. Hij, Geurt, voelde
altijd den moed in zijne schoenen zinken,
wanneer hij het hardsteenen bordes beklom,
en door de zware, eiken deur met koperbe-
slag binnentrad in de vestibule. Zoo'n man
vroeg eventjes voor zijne bemoeiingen, vijf
honderd gulden vooruit van een armen
pachter, zelfs al bemoeide hij zich later ner
gens meer mee. En toch kwam Je er altijd
vandaan met een gevoel, of je uiterst dank
baar mocht zijn, dat hij wel zoo goed had
willen zijn, zich voor je onbelangrijke belan
getjes te interesseeren.
Terwijl Geurt, in zijn Zondagsche pak met
zijne hooge zijden pet op, den landweg naar
zijne woning insloeg, keek hij uit over de
akkers ter eene. en de weiden ter andere zij
de. Hoe had hij zijn land lief! Zijn land! Kon
ooit die vreemde, Indische landheer, die het
na den dood van den vorigen eigenaar van
de erfgenamen had gekocht, er voor voelen,
wat zijn pachter er voor gevoelde? Voor dien
landheer was het niet anders dan een winst
gevend bezit, voor hem, den boer, zijn ge-
heele bestaan! Voor den landheer een cijfer,
voor den pachter het ouderlijk huis met vele
dierbare herinneringen, het plekje gehei
ligde grond, waar zijne ouders stierven en
zijne kinderen geboren werden. O, zoo de
bezitter van deze uitgestrekte landerijen
toch iets mocht beseffen van de verknocht
heid. waarmede zijn pachter deze gronden
lief had!
Naarmate Geurt zijne woning aad&rdft
werd zijn gang langzamer. Hij zag er tegen
op, zijne Maaike de treurmare te brengen.
En toch besefte hij, dat het hem verlichting
zou geven, zoo zij alles wist. Reeds zoo vele
zorgen hadden zij samen doorgemaakt en
zijne vrouw had hem steeds daarbij gesteund
als een trouwe kameraad. Hij dacht aan
haar vriendelijk, blozend gelaat met de vroe
ge rimpeltjes bij de slapen en om den mond.
Aan hare kinderlijk-blauwe oogen dacht hij,
oogen. waarin altijd eene zachte, milde
uitdrukking lag van vertrouwen en geloof.
Geloovig was Maaike! Wanneer hij soms wel,
wat vooral in vroeger tijd wel eens gebeurde!
den moed liet zinken bij mislukking van het
gewas, bij aanhoudende droogte of bij ver
nietigenden hagelslag, dan was het Maaike,
die hem herinnerde aan dat rustgevend woord
„Uw Vader weet. wat gij van noode hebt!"
Maar zoo ellendig als hij er nu toch voor
stond, had hij er nimmer te voren voor ge
staan Was hy een man om in de stad te
leven? Was zijne Maaike er de vrouw voor?
Was het. niet een daad van de meest wreede
willekeur, dat hij, die het land al die jaren
had verzorgd met een toewijding, ais ware
het zijn eigendom geweest, thans door ande-
rer inhaligheid verdreven zou worden van
den grond en uit het huis, waar hij zelf en
zijne kinderen het levenslicht hadden aan
schouwd? Hij wist niet, hoe het zijne Maaike
te zeggen. En de kinders! Hoe zouden zij het
vrije, frissche buitenleven missen, zoo zij
zouden moeten wonen in een klein huis in
een der arbeiderswijken van de stad!
Daar hoorde hij in de verte het luid geblaf
van Bruno, den ruigen Hollandse ben herder,
die den hof bewaakte, en reeds op grooten
afstand den baas h xl opgemerkt. Nu wisten
allen het, dat hij in aantocht was. Zie. daar
kwam Maaike al in de geopende deur met
kleine Rolfje op den arm. Bruno rukte aan
de ketting, of hij het heel* hok zou willen
„Ja. koest maar kereltje, kalm, Je baasje
komt".
In het voorbijgaan stoeide hy met den
hond, trad dan op vrouw en kind toe, om
hen te omhelzen.
De blonde, blozende '.touw keek hem aan
met een '.Taag in hare blauwe oogen.
..Wel?"
Hij trok de schouders op met een diepen
zucht.
Dan zette zy haar jongske op den grond.
.loop vlug spelen met Marietje en Gijs",
sprak zij tot het kind, dat zij met zachten
drang van zich duwde.
Het tweejarig kereltje, hun jongste, drib
belde vroolijk heen en verdween om den.
hoek van het huis, van waar de stemmen
der andere kinderen hoorbaar u-aren. En de
vrouw keek haar man aan. belangstelling in
de kinderlijke oogen.
„Wel?" vroeg zij wederom.
Dan kwam het hortend over zijne lippen:
„Ik zie er geen gat in. Ik vrees, vrouw, dat
we den langsten tijd hier hebben gewoond.
Onze landheer wil de pacht verhoogd hebben
met vijftien gulden per bunder".
„Vijftien gulden! Maar is hij nou heele-
maal.... Dat krijgt ie er immers van geen
sterveling voor".
..De rentmeester zei me, dat er liefhebbers
genoeg zijn. Maar ik zie geen kans. een der
gelijke huur op te brengen. Ik kan er toch
moeilijk het beetje, dat wij hebben gespaard,
aan wagen!"
„Heb je hem dat gezegd?"
„Natuurlijk heb ik hem dat gezegd. En
meer dan dat. Ik heb hem letterlijk ge
smeekt, een goed woordje voor mij te doen
bij mijnheer, maar hij zeide. dat dit niets
zou baten, dat mijnheer zijn goed niet had
gekocht, om het renteloos te laten liggen,
maar om er zooveel mogelijk voordeel uit te
trekken
Do Deutschlandhalle nadert zijn voltooiïng. Een overzicht van
het grootsche bouwwerk
Het saluut aan de vlag. Abes-
sijnsche troepen brengen bij het
verlaten van Harrar op weg
naar het front het eeresaluut
aan denationalevlag, welkedoor
een officier wordt opgehouden
De twee torpedobootjagers „Kortenaer" en
„Van Ghent" zijn Maandag uit Nieuwediep
vertrokken en hebben de reis naar Ned. Indië
aanvaard. De „Kortenaer" vaart het zeegat uit
De nieuwe houder van het
wereld-uurreord, Guiseppe
Olmo, na zijn nieuwe suc
cessen van Zondag in het
Velodrome d'Hiver te Parijs
De Remb.'andt-tentoonstelling m het Rijksmuseum te Amsterdam is gesloten. De kostbare
schilderijen worden ingepakt om naar de plaats van herkomst te worden teruggezonden