DE ZATERDAGAVOND 'Lijft Fit! of Taprobana. Van het land Ophir De Lotgevallen van een Circus. BIJVOEGSEL VAM HAARLEMSS DAGBLAD ZATERDAG 16 NOVEMBER 1935 HAARDE M'S DAGE. L' A D 7 De streek der 1600 goudmijnen. Of ge nu het Oude Testament bestudeert, of Chineesche kronieken, de oude handschrif ten van Maleiers of Javanen of de oeroude Engelsch-Indische literatuur, overal zult ge de verhalen kunnen vinden over een eiland, rijk aan ivoor en goud en nog vele andere schatten meer. En wanneer ge al die gege vens verzamelt en tegen elkaar opweegt, dan blijken al die verhalen beter dan op eenige andere streek te passen op Sumatra. En wan neer vooral de reisverhalen der Boeddhisti sche monniken, omstreeks het begin onzer jaartelling uitgezonden, om de verspreiding der leer te onderzoeken eens gemakkelijker toegankelijk zullen zijn voor den Wester - sehen snuffelaar, dan kunnen nog heel wat duidelijker plaatsaanwijzingen verwacht worden voor de rijke steden van Oost Suma tra van een dikke duizend jaar terug en ook over de oorzaak en herkomst van die rijk dommen. Maar ook de goede opmerker van heden, kan zich een meening vormen, al blijft het een kwestie van geloof en niet van exacte wetenschap. Wel staat wetenschap pelijk vast, dat. uit den bovenloop van de Batang-Hari groote hoeveelheden goud. ge durende lange tijden zijn weggehaald, maar dat werkelijk speciaal dit goud Salomo's tempel sierde zal nooit kunnen worden bewe zen. De waarschijnlijkheid wordt echter wel steeds grooter, naar mate ook verder Suma tra beter bekend wordt. Het trok weer zeer sterK mijn aandacht, hoe in dat buitenge woon sterk en diep ingesneden terrein, juist in de valleien van de Sapat en de Pantoean breede horizontale vlakten liggen, die door vrijwel loodrechte wanden begrensd zijn. Onderzoekt men het geval, dan blijkt de vlakte geheel te bestaan uit een ettelijke me ters dikke laag van kwartspuin. Puin in den zin van afval van menschelijken oorsprong, hoekig, scherp, kantig, stuk geslagen, niet door water vervoerd en afgeslepen. En de loodrechte wand bestaat uit roodachtige aar de en ander grijs en bruin half verweerd ge steente, maar overal zitten kwartsblokken. En in en tussdhen, naast en onder die kwarts- blokken zit goud. Goud in korrels, goud in plaatjes, goud in stoffijne verdeeling. Beklimt ge den bergwand dan vinden we daarboven watergoten van kilometers lengte, waterre servoirs van tientallen kubieke meters in houd. allemaal aangelegd in oeroude tijden waarvan de bevolking niets meer weet te ver tellen. Met dat water is de grond omlaag gespoeld en uitgewasschen en wie dat nog doet vindt weer goud. En als ge het kwarts gesteente vermaald blijkt dit soms vijfmaal, soms tienmaal maar steeds ettelijke keeren rijker te zijn dat wat in andere mijnen nog als voor exploitatievatbaar verwerkt wordt. En hier is meer. Geheel aan den Oostkant van die verweerde massa gaat de zaak plotse ling in een glashard oergesteente over. Op de grensscheiding daarvan zit het rif. de opge vulde spleet in de aardschors, opgevuld met alle schatten die hef binnenste der aarde bergt, vooral goud, maar ook zilver en lood en andere ertsen, alles afgezet in anderen tus- schen het kwarts en door het kwarts heen gemengd. 30 meter breed is die afzetting, waaruit de rivieren het goud geregeld los maken en het meevoeren stroomaf en overal in de bedding deponeeren. Maar hier is het „gegroeid" om het zoo maar eens te zeggen. Hier moet de groote bom zitten en blijven ook groote stukken liggen en er zijn er ge vonden tot 300 gram toe. 30 meter breed is het rif. in de vallei van Pantoean. maar ook in de vallei van de Sapat. E n in die van de Bergojo en overal d aa rtussc h en. Dat heb ik met eigen oogen gezien. Begrijpt ge nu dat ik niet begrijp dat het geld voor m bedrijf stellen van een ontginning hier, zoo moeilijk bij elkaar te krijgen is? Ik werp nog een laatste blik in de oeroude mijngaten, die hier zijn teruggevonden pri mitief schuin en bochtig uitgehakt, schuin omlaag, tot het water hinderlijk werd. En wat zou dat met onze hulpmiddelen gemak kelijk af te voeren zijn. Als zoo'n hoekpijier van harde kwarts eens vertellen kon van de handen die hem hadden aangeraakt, ais één der eeuwenoude boomen de geheimen van het bosch zelf eens verraden kon. Maar er wordt steeds meer gevonden, beelden uit der, Hindoetijd, steenen met inscripties, in het oea van de Batang-Hari; of bij ladangbouw m het oerbosch. Eens zullen wij meer weten, el- ken dag leeren we meer! Wii aanvaarden den terugtocht heet dat ln"boekentaal. Wij zwoegen den ellendig steile helling maar weer op. die mij gisteren in donker zoo menig benauwd oogenblikje heeft bezorgd. Telkens weer kwarts lan„s den weg, die bijna voortdurend het nf volgt. Ik heb het zoo afgeloopen over acht lange kilometers, het gezien in de rmerda.len op 300 en in de bergruggen er tusschen op 1000 meter boven de zee. Een enorme ertsvoorraad wacnt daar op ontginning. Langzaam werken we ons omhoog, dan een vrij horizontaal ge deelte over een bergrug met hier en daar wat uitzicht op andere zwaarbegroeide berg ruggen en ravijnen en dan weer omlaag. Steil, steiler, steilst vooral waar indertijd treden gestoken zijn en die zijn weggesleten. En daarmidden cp helling in eens menschen. In 't hart ran het oerwoud. Drie Inlanders ell- n.et wat ha?age in een mandje on het hoofd en caar bovenop als afdek- vfr„ een doelang. een goudwaschsohaal Dat'wordt interessant. Waar komen jullie vandaan? Uit de Sapatvaijei. Wat sedaan. Goud gewasschen? Ja. mijnheer. Nota-bene. midden in do rijke Boelangsi-concessie van Sumatra's g< udmijn! En veel gevonden? Laat eens zien? Uit den keurigen leeren gordel komt een klein fleschje te voorschijn en daar in glinstert het goud, in korrels, in plaatjes, in stukjes. Hoeveel is dat nu waard? F 13,25. Hoe weet de kerel het zoo precies. Enfin, ik doe er ook eens een gooi naar. Ik bied tien gulden. Neen, mijnheer het is zeker dertien waard. Ja, maar die heb ik niet. Daar schiet mij wat te binnen. Voor uitersten nood heb ik steeds een paar goudstukjes bij mij als ik zoo op reis ben, Een paar Engelsche ponden. Ik diep er één op uit mijn rugzak en laat het. goudstuk verleidelijk schitteren in een een zame zonnestraal, die door het dichte blader dak heen komt. Mooi vinden ze het. Dat is f 12.50 waard, voel maar. Het wordt op de hand gewogen. Ja, heel mooi, maar hun goud willen ze er niet voor afstaan. Zoo'n ding kent niemand in hun heele dorp. Neen. dan liever het briefje van tien gulden en als de toewan dan nog drie gulden over de post stuurt, mag hij het. goud nu meenemen! Heerlijk toch he. dat vertrouwen. Gelukkig hebben we een ge- meenschappelijken bekende, den ouden post- looper van de mijn en zoo wordt de zaak gere geld. Maar wie uwer zou niet liever het gou den pond hebben genomen met de twee kwar tjes schade, dan de belofte van drie gulden van iemand, dien je nooit gezien hebt! Even later weer een ontmoeting. Het eerste uur in het bosch deins je zeker drie keer te rug voor een slang, die recht over je pad schuift. Maar een echte slang glijdt niet recht, die kronkelt. Dat is dan een stroom mieren over een boomtak. Maar nu staat opeens mijn Inlander vooraan met opgeheven kapmes stofstijf en over zijn schouder zie ik een band over den weg glijden. Nu een echte slang, maar die band is zoo dik als een vrouwenarm. Een groote python; glijdt rustig voort.... en wij laten hem glijden. Even verder een tijgerspoor op ons pad van gisteren, maar de olifanten zijn nog niet weer teruggeweest en dus slaan wij bij een waterplas je kamp op. Bcuwen een afdakje van groote bladeren, die den even later neerkletsenden regen keurig tegenhouden. Wij liggen op een dikke laag bladeren, op een zeiltje en daar is de klamboe onder ingestopt. Zoo veilig als iets, dus. Het is nacht geworden. Wij hebben gegeten. Doe de lamp maar uit, jongens. Neen. toewan, dan zijn wij bang. En in het schijnsel van de petroleumlamp hebben we geslapen als mar motten. Vijf uur wakker, thee gezet, rijst gekookt, 6 uur weg. onder een concert zooals ik het nog nooit hoorde. Een vijftigtal gibbon- apen zongen in cadans hun hoogsten toon. haast brullend luid. wel een half uur lang. en toen plotseling met stijgende toonhoogte, lange gillende toonladders, dat het schalde door het bosch. Zes uur heb ik geloopen naar dat eene fleschje limonade toe. waarvan ik zoo zeker wist dat het in de prauw lag. Alleen mijn weg teruggezocht, mijn dragers ver vooruit en toen ik de rivieroever bereikte, moe, bezweet, doornat, dorstig, bebloed dooi de bloedzuigers.... was er geen prauw. Wel een bruisende vloed. Het water zeker een me ter hooger dan twee dagen geleden Mijn ke rels zijn weggespoeld. Ik heb al mijn vodden uitgesmeten en ben in het water gaan liggen, heb het om mij heen laten kolken, wel een uur lang. Toen waren mijn dragers er nog Ti iet. Ze kwamen twee uur achter mij aan. Geen prauw. Ben van de lui zwom. liep en waadde stroomaf en kwam twee uur later met zijn kameraden terug die een eind stroom af een veiliger schuilplaats hadden gezocht. Hoe wij toen ln 12 uur tijd stroomaf gehob beld en gedreven zijn. hoe de golven over alles heen sloegen, mijn apparaten dropen van het water en ik zelf natuurlijk nog veel erger, dat kun je alleen laten zien niet ver teilen. Maar film en fototoestel hebben het vastgelegd. En interessant was het, leerzaam in hooge mate. Tot ziens op de lezing. Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN. Deze week zullen we bij wijze van uitzonde ring, eens wat moeilijker oefeningen doen. Den „schouderstand", zooals deze in oefe ning 133 te pas komt, hebben we verleden jaar steeds gedaan met steun van de handen in den rug. Maar zonder dien steun gaat het ook wel. Het beste is het te beginnen uit lig gende houding op den rug en de armen langs het lichaam. Nu bei de beenen hoop optillen, gevolgd door het li chaam. zoodat u ten slotte steunt op nek en schouders. Nu één been langzaam en gestrekt laten dalen zooals de stippellijn aangeeft. Ge leidelijk, in een rustig tempo afwisselen, zoo dat linker en rechter voet om de beurt even den grond aanraken. Oefening 134 wordt uitgevoerd in de zooge naamde „hordenloop zit". Toch hoeft u geen geoefend hordenlooper te zijn, om groote voordeelen uit deze oefening te halen. Het is voor u alle maal een pracht gelegenheid, eens goed te ondervinden hoe het nu met uw lenigheid staat. Velen zullen merken, dat er nog wel het een en an der ontbreekt: laten we hopen, dat zij hierdoor tot de trouwe beoefening van deze rubriek gebracht worden. We begin nen zittend met beide beenen gestrekt naar voren. Nu het rechter been, ge bogen in de knie, zijwaarts neerleggen, zooals de tee kening laat zien. (Beide beenen liggen dus in hun geheel op den grond; het linker naar voren, het rechter bovenbeen zijwaarts, onderbeen naar achteren) door kleine, vee- rende bewegingen naar den kant van het ge bogen been de lenigheid vergrooten. Het om wisselen kan zeer snel: rechter been naar vo ren en tegelijkertijd het linker been al zij waarts brengen. Ook naar dezen kant eenige malen flink doorveeren. Oefening 135 is weer voor paren bestemd. Gaat u eens te genover elkaar staan (gezich ten naar elkaar toe) en zoo ver uit elkaar, dat u gewoon recht op staande bei de handen vast kunt houden. Nu door kleine pasjes op de plaats langzaam omdraaien, han den vast houden, zoodat u met de ruggen naar elkaar toe komt te staan. De afbeelding geeft dit moment weer. Zoo kunt u gemakkelijk doorgaan, steeds maar in de rondte. Vooral als u behoorlijk ver uit elkaar blijft staan is het een buitengewone lenigheidsoefening voor schouders en romp. Oefening 136. Als slot een handigheidje! Een behendigheidsoefening, die héél geschikt is om als wedstrijd in den huiselijken kring toe te passen. De heele familie gaat voorover liggen met de armen op den rug gebogen, zoo dat de handen om de ellebogen komen. Eén fluit: Wie het eerste staat, zonder de handen los te laten. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M. O. Een bommenwerper onder de planten. D| komkommerplant heeft onder zijn familie leden er een, waarbij door een chemische wer king binnen in de vrucht een hoeveelheid sa mengeperste lucht ontstaan. Is nu de vrucht rijp, dan springt de vrucht met een knal uit elkaar en werpt met het vruchtvleesch de za den her en der. Links boven en tus schen de beide boom stammen oude mijn gangen, waarvan de bevolking dezer streek niets meer weet te ver tellen. Rechts onder; een nieuwe tunnel in het rif der Boelangsi- concessie van Suma tra's goudmijn. Een Interview met Hans Stosch-Sarrasani Jr. „Hans Stosch is met de Zeppelin in Fried- richshafen gearriveerd en vóór hij weer naar Zuid-Amerika terugkeert komt hij deze week voor zaken naar Düsseldorf", zoo heeft een goede bekende ons ingelicht. En nu zitten we in een rustig vertrek in de buurt van de Graf Adolfstrasse tegenover den directeur van het Circus Sarrasani. Meer dan een jaar geleden hebben we in Brazilië wel gemoed afscheid van hem genomen en het is met een eenigszins beklemmend gevoel dat we elkaar zoojuist weer de hand hebben gedrukt. Want de man die daar zit. de bleeke, vermoei de man. nog nauwelijks hersteld van een ernstige ziekte, is het levende evenbeeld ge worden van zijn gestorven vader. Dat zelfde imponeerende in zijn optreden, dat karakte ristieke in houding en gebaar, die zelfde sterke kop, die zelfde doorborende blik en diezelfde merkwaardige mengeling van strengheid en vriendelijkheid. Hans Stosch Junior is Hans Stosch-Sarrasani geworden! ..Ik voel me nog wat slap", zegt hij. ..Ik was al ziek op de reis en toen ik in Friedrichshafen aankwam ben ik met een longontsteking naar het gasthuis gebracht, Ik kon er niet lang blij ven. want ik ben niet naar Europa gekomen om uit te rusten, maar om zaken te doen. Ik heb al telegrammen gekregen uit Buenos Aires dat. ze me daar noodig hebben en ik moet dus noodzakelijk weer met de Zepp terug. Wan neer vandaag mijn noodzakelijke conferenties beëindigd zijn maak ik van de laatste gele genheid gebruik om naar Zuid-Amerika te vliegen, waar ik dan nog deze week aankom". ..En hoe gaat het nu met het circus?" vragen we. „Er zijn hier zooveel geruchten gegaan over slechte zaken en over verkoop van het bedrijf, dat men bij ons gelooft dat Sarrasani niet meer bestaat". „Niet meer bestaan? Het circus verkoopen?" Er komt een grimmige trek op het gelaat van Hans Stosch. „Het circus was het levenswerk van mijn vader, het is nu mijn levenswerk en zoolang ik nog een greintje kracht in me heb zal het Circus Sarrasani blijven bestaan. We hebben enorme moeilijkheden ondervonden, dat is waar, maar we hebben ze het hoof»* weten te bieden en vóór ik er bij neerval zal er bij mij geen sprake zijn van opgeven". Hans Stosch zwijgt en staart voor zich uit. En weer moeten we denken aan den ouden Sarrasani, hoe ook hij steeds die taaie onver zettelijkheid toonde, hoe ook hij steeds met hartstocht zijn zaak verdedigde, hoe ook zijn leven een leven van vechten en triomfeeren was. ..Vertelt u ons toch eens iets van wat er ge beurd is sinds den dood van uw vader", zoo verbreken we het zwijgen. En dan vertelt Hans Stosch, eenvoudig en zonder omhaal van woorden, de geschiedenis van het circus. Het is een kort, sober verhaal, maar met een zoo tragischen inslag en tegelijk zoo veel van werkelijken moed, dat men naast medelijden een gevoel van eerbied voelt opko men voor dezen man en voor de zijnen, die in een vreemd werelddeel dit alles hebben moeten beleven en die zoo hebben weten te strijden ente winnen. Hij vertelt van de reeks van rampen, begon nen met het sterven van Hans Stosch-Sarra sani, die na een ziekbed van een maand aan zijn oude hartkwaal bezweek. Toen heeft een spoorwegongeluk het circus in moeilijkheden gebracht. Men was op weg van Curityha naar Porto Alegre. Het kostbare materiaal was per Braziliaanschen trein verzonden en tijdens deze reis gebeurde het dat een aantal wagons ontspoorde. Toen Hans Stosch op de plaats des onheils aankwam vond hij inplaats van veel onmisbaar materiaal een chaos van hout werk en ijzer. De installatiewagen, die hel circus van electriciteit voorziet, was bijna ge heel vernield. Er waren geen dooden te betreu ren en ook de dieren waren er zonder letsel afgekomen, maar dat was de eenige troost, want de schade was groot, te groot in deze zware tijden. Toch werd op vastgestelden tijd de openingsvoorstelling te Porto Alegro ge geven. Het publiek was enthousiast, van hein de en ver kwamen bezoekers en de directie meende reeds dat er nu betere tijden zouden komen, toen zich plotseling een nieuw ongeluk voltrok Een zware storm teisterde Porto Ale gre en bracht nieuwe ellende in de circusstad. De groote tent werd aan stukken gescheurd. Binnen enkele uren was er zoo'n verwoesting aangericht, dat het onmogelijk was nog voor stellingen te geven. Maar Hans Stosch ver saagde niet. Onmiddelijk werd begonnen met het afbreken van de vernielde tent en nog dienzelfden nacht kon men met het bouwen van de nieuwe tent beginnen. Een dag later wapperden de groen-witte vlaggen weei' op het Circus Sarrasani, dat zijn programma af werkte alsof er niets gebeurd was. En duizen den Brazilianen juichten enthousiast de on verzettelijke werkers toe. Er valt een zonnestraal in de stille kamer waar Hans Stosch met ons zit te praten. We zien door het venster een stukje blauwe lucht. „Zoo was het bij de groote ramp die velg- de". zegt. Hans Stosch. „Ook blauwe lucht en een vriendelijk zonnetje, maar wat daarna kwam zal ik nooit vergeten. Het begon met een prachtigen. bijna Europeeschen morgen, maar hoe meer de tijd verstreek, hoe warmer het werd. Tegen den middag hing er een be nauwende hitte en de kleine wolkjes die ik in de verte zag deden me ongerust worden. Ik was bang voor onweer en ik liet daarom uit voorzorg de wacht in de stallen en bij de wa gens met roofdieren verdubbelen. Ik had goed gezin. De bewolking nam toe en het duurde niet lang of een plotselinge krachtige wind stoot deed de groote tent sidderen. Een blik semstraal. gevolgd door een dreunenden don derslag en dan het losbreken van een orkaan, zooals ik nog nooit heb meegemaakt. Ik liet alarm slaan. Mijn menschen wisten dat het ging om leven of dood en ze hebben gevoch ten met alle kracht die in hen was. Maar wat kan een mensch tegen de woedende natuur0 De storm rukte en trok aan de tent en bo ven het geraas uit hoorden we het geluid van scheurend doek. Er was een gat in het dak. En nu de wind eenmaal de tent was binnenge drongen zocht hij naar een uitweg. Het gat werd grooter en grooter en zonder iets te kun nen doen moesten we toezien hoe het geheele zeildoeken bouwwerk in twee stukken werd getrokken. De groote palen en masten knapten af als lucifershoutjes. De zitplaatsen waaiden weg. De Moorsche facade bestond na enkele oogenblikken uit wat latwerk. In de stallen brulden de angstig geworden dieren en hier was al het aanwezige personeel tezamen om door bovenmenschelijken arbeid te trachten de ramp te beperken tot wat zij was. Want zouden de dieren zijn losgebroken, de hemel alleen weet wat er dan gebeurd zou zijn. En terwijl de daken van de woonwagens vlogen en have en goed van de circusmenschen verlo ren ging streden zij een titanenstrijd voor de veiligheid van hun medemenschen. Zij won nen! De dieren blevexa gespaard en de men schen bleven gespaard van de woede der angstige dieren. De wind nam af in kracht, om na een half uur geheel te gaan liggen. Maar toen brak een vreeselijke regenbui los, die het werk van den storm voleindde. Wat nog was blijven staan werd nu door den regen ver pletterd. De laatste electrische lampjes spat ten uiteen. Costumes en uniformen dreven rond in de modderige watermassa's en het waren vooral de Japanners en Chineezen met hun kostbare rijk-bestikte gewaden gewa den die van familie op familie overgaan en die een kapitaal vertegenwoordigen. die tot de zwaarst-getroffenen behoorden. Om twaalf uur kocht men nog kaartjes voor de avond voorstelling. om half vijf begon het oprui- mingswerk en de verdere afbraak. Het was droevig. Maar toen hebben we ook gezien wat menschen voor elkaar kunnen zijn. Ik deed een oproep in de kranten en van alle kanten kwam er hulp. De Duitsche kolonie bracht al het personeel en alle medewerkenden in groo te kwartieren onder, zorgde voor voedsel en dekking en hield een inzameling die een paar millioen Millreis opbracht. En geholpen ook door de autoriteiten van Rio Grande do Sul, die het spoorwegnet geheel ter beschikking stelden, konden we uit Porto Alegre vertrek ken. Natuurlijk was de reis die we daarna aan vingen, namelijk naar Montevideo, geen pretje, want in Uruguay was de revolutie uitgebroken en omdat we den zeeweg niet konden volgen, moesten we den zeer gevaarlüken tocht over land ondernemen. Enfin, we zijn er gekomen en we hebben er zeer veel succes gehad. Zes weken lang speelden we, onder speciale be waking van de Urugueesche staatspolitie, voor dikwijls uitverkochte huizen en den laatst en speeldag bezochten niet minder dan 16 dOO menschen het circus. Maar we hadden het ook hard noodig! Van Montevideo zijn we met het groote Hansa vrachtschip „Freienfels", dat 11,000 ton meet, naar Buenos Aires geva ren. In twee dagen was het schip geladen en bij aankomst vestigde men een record door in zeventien werkuren alles te lossen. We hebben op het Retiro in Buenos Aires onze tenten op geslagen en ook daar succes gehad En thans is hei circus op tournee door het Argenlijn- sche binnenland, waar we met een speciaal programma zeer veel belangstelling trekken. We mogen dus op het oogenblik niet klagen, al zijn we dan ook de zware slagen nog niet geheel te boven". „U had het zoojuist over het Drogramma", merken we op. „Zijn alle medewerkers u trouw gebleven en is het dierenmateriaal nog compleet?" „Artisten blijven nooit lang op één plaats", antwoordt Hans Stosch. „en er zijn dus ver schillende medewerkers weg. maar de kern is er nog. De oude Ernst Schumann ^hter is naar Europa teruggekeerd. Voor een een-en- tachtigjarige is deze tournee ook wel te zwaar. Het klassieke dressuurnummer leid ik nu. En dan hebben we een nieuwen olifantendompteur en het is interessant te weten dat onze kleer maker Fritz Oehme dat is. Een kleermaker die ook met olifanten optreedt is wel een zeld zaamheid. maar Fritz Oehme doet het uitste kend en is altijd de rechterhand van mijn vader geweest. Van de dieren zijn er enkele gestorven en een zeer groot verlies beteekende vooral de dood van al onze kostbare Califor- nische zeeleeuwen, die het klimaat niet kon den verdragen". „En nu uw toekomstplannen". Hans Stosch haalt de schouders op. „Ik weet het niet. Ik praat niet graag over plannen vóór ik zekerheid heb dat ik ze ten uitvoer kan brengen. Eén ding weet ik alleen: We kunnen niet ten eeuwigen dage in Zuid-Amerika blij ven. En eigenlijk verlangen we wel weer een beetje naar Europa. Ik hoop dan ook dat we binnen niet. al te langen tijd weer naar de oude wereld terug kunnen reizen en dat we onze goede vrienden in Nederland dan even eens terug mogen zien". Korten tijd later namen we afscheid. Een snelle auto voert Hans Stosch weg. Naar Friedrichshafen, waar de Zeppelin wacht. En morgen zal hij weer door de lucht snor ren, het avontuur tegemoet. JAAP VALK HOE LANG HEBBEN ER ROMEINEN IN ENGELAND GELEEFD? Dr. Morant van het University College te Londen heeft ontdekt, dat de duizend sche dels, die onlangs in de St. Leonardskerk te Hj'the werden opgegraven, aan Romeinen moeten hebben toebehoord. Hij heeft uiterst nauwkeurige schedelmetingen gedaan. Daar uit bleek al dadelijk, dat het gebeente af komstig was van een ras, dat van de andere Engelsche rassen volkomen verschilde. Nadat Morant de schedels vergeleken had met de beenderen van Spitalsfield, waarvan de Romeinsche afkomst vaststond en met ske letten uit Noord-Italië en Pompeji. rtieende hij de conclusie te mogen maken, dat de schedels van Hythe van zuiver Romeinsche oorsprong zijn. Zij dateeren uit de periode tusschen 1100 en 1600. Dc uitvinder van dc parachute. De Ita- liaansche schilder Leonardo da Vinci die leef de van 14521519 en behalve een beroemd schilder en beelhouwer. ook ten f zeer be kwaam natuurkundige was. staat bekend als de uitvinder der parachute. Een best betaalde betrekking. - presi dent der Turksche Republiek. Kemal Pasja, heeft altijd iemand in zijn onmiddellijke na bijheid. die het eerst eet of drinkt van alles wat den president wordt voorgezet en ver dient daarmee jaarlijks de somma van f 20.000.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13