DE ZATERDAGAVOND
'Lijft Fit!
of Taprobana.
Van het land Ophir
De Lotgevallen van een Circus.
BIJVOEGSEL VAM HAARLEMSS DAGBLAD
ZATERDAG 16 NOVEMBER 1935
HAARDE M'S DAGE. L' A D
7
De streek der 1600 goudmijnen.
Of ge nu het Oude Testament bestudeert,
of Chineesche kronieken, de oude handschrif
ten van Maleiers of Javanen of de oeroude
Engelsch-Indische literatuur, overal zult ge
de verhalen kunnen vinden over een eiland,
rijk aan ivoor en goud en nog vele andere
schatten meer. En wanneer ge al die gege
vens verzamelt en tegen elkaar opweegt, dan
blijken al die verhalen beter dan op eenige
andere streek te passen op Sumatra. En wan
neer vooral de reisverhalen der Boeddhisti
sche monniken, omstreeks het begin onzer
jaartelling uitgezonden, om de verspreiding
der leer te onderzoeken eens gemakkelijker
toegankelijk zullen zijn voor den Wester -
sehen snuffelaar, dan kunnen nog heel wat
duidelijker plaatsaanwijzingen verwacht
worden voor de rijke steden van Oost Suma
tra van een dikke duizend jaar terug en ook
over de oorzaak en herkomst van die rijk
dommen. Maar ook de goede opmerker van
heden, kan zich een meening vormen, al
blijft het een kwestie van geloof en niet van
exacte wetenschap. Wel staat wetenschap
pelijk vast, dat. uit den bovenloop van de
Batang-Hari groote hoeveelheden goud. ge
durende lange tijden zijn weggehaald, maar
dat werkelijk speciaal dit goud Salomo's
tempel sierde zal nooit kunnen worden bewe
zen. De waarschijnlijkheid wordt echter wel
steeds grooter, naar mate ook verder Suma
tra beter bekend wordt. Het trok weer zeer
sterK mijn aandacht, hoe in dat buitenge
woon sterk en diep ingesneden terrein, juist
in de valleien van de Sapat en de Pantoean
breede horizontale vlakten liggen, die door
vrijwel loodrechte wanden begrensd zijn.
Onderzoekt men het geval, dan blijkt de
vlakte geheel te bestaan uit een ettelijke me
ters dikke laag van kwartspuin. Puin in den
zin van afval van menschelijken oorsprong,
hoekig, scherp, kantig, stuk geslagen, niet
door water vervoerd en afgeslepen. En de
loodrechte wand bestaat uit roodachtige aar
de en ander grijs en bruin half verweerd ge
steente, maar overal zitten kwartsblokken. En
in en tussdhen, naast en onder die kwarts-
blokken zit goud. Goud in korrels, goud in
plaatjes, goud in stoffijne verdeeling. Beklimt
ge den bergwand dan vinden we daarboven
watergoten van kilometers lengte, waterre
servoirs van tientallen kubieke meters in
houd. allemaal aangelegd in oeroude tijden
waarvan de bevolking niets meer weet te ver
tellen. Met dat water is de grond omlaag
gespoeld en uitgewasschen en wie dat nog
doet vindt weer goud. En als ge het kwarts
gesteente vermaald blijkt dit soms vijfmaal,
soms tienmaal maar steeds ettelijke keeren
rijker te zijn dat wat in andere mijnen nog
als voor exploitatievatbaar verwerkt wordt.
En hier is meer. Geheel aan den Oostkant
van die verweerde massa gaat de zaak plotse
ling in een glashard oergesteente over. Op de
grensscheiding daarvan zit het rif. de opge
vulde spleet in de aardschors, opgevuld met
alle schatten die hef binnenste der aarde
bergt, vooral goud, maar ook zilver en lood en
andere ertsen, alles afgezet in anderen tus-
schen het kwarts en door het kwarts heen
gemengd. 30 meter breed is die afzetting,
waaruit de rivieren het goud geregeld los
maken en het meevoeren stroomaf en overal
in de bedding deponeeren. Maar hier is het
„gegroeid" om het zoo maar eens te zeggen.
Hier moet de groote bom zitten en blijven
ook groote stukken liggen en er zijn er ge
vonden tot 300 gram toe. 30 meter breed is
het rif. in de vallei van Pantoean. maar ook
in de vallei van de Sapat. E n in die van de
Bergojo en overal d aa rtussc h en.
Dat heb ik met eigen oogen gezien. Begrijpt
ge nu dat ik niet begrijp dat het geld voor m
bedrijf stellen van een ontginning hier, zoo
moeilijk bij elkaar te krijgen is?
Ik werp nog een laatste blik in de oeroude
mijngaten, die hier zijn teruggevonden pri
mitief schuin en bochtig uitgehakt, schuin
omlaag, tot het water hinderlijk werd. En
wat zou dat met onze hulpmiddelen gemak
kelijk af te voeren zijn. Als zoo'n hoekpijier
van harde kwarts eens vertellen kon van de
handen die hem hadden aangeraakt, ais
één der eeuwenoude boomen de geheimen van
het bosch zelf eens verraden kon. Maar er
wordt steeds meer gevonden, beelden uit der,
Hindoetijd, steenen met inscripties, in het oea
van de Batang-Hari; of bij ladangbouw m
het oerbosch. Eens zullen wij meer weten, el-
ken dag leeren we meer!
Wii aanvaarden den terugtocht heet dat
ln"boekentaal. Wij zwoegen den ellendig
steile helling maar weer op. die mij gisteren
in donker zoo menig benauwd oogenblikje
heeft bezorgd. Telkens weer kwarts lan„s
den weg, die bijna voortdurend het nf volgt.
Ik heb het zoo afgeloopen over acht lange
kilometers, het gezien in de rmerda.len op 300
en in de bergruggen er tusschen op 1000 meter
boven de zee. Een enorme ertsvoorraad wacnt
daar op ontginning. Langzaam werken we
ons omhoog, dan een vrij horizontaal ge
deelte over een bergrug met hier en daar
wat uitzicht op andere zwaarbegroeide berg
ruggen en ravijnen en dan weer omlaag.
Steil, steiler, steilst vooral waar indertijd
treden gestoken zijn en die zijn weggesleten.
En daarmidden cp helling in eens
menschen. In 't hart ran het oerwoud. Drie
Inlanders ell- n.et wat ha?age in een mandje
on het hoofd en caar bovenop als afdek-
vfr„ een doelang. een goudwaschsohaal
Dat'wordt interessant. Waar komen jullie
vandaan? Uit de Sapatvaijei. Wat sedaan.
Goud gewasschen? Ja. mijnheer. Nota-bene.
midden in do rijke Boelangsi-concessie van
Sumatra's g< udmijn! En veel gevonden? Laat
eens zien? Uit den keurigen leeren gordel
komt een klein fleschje te voorschijn en daar
in glinstert het goud, in korrels, in plaatjes,
in stukjes. Hoeveel is dat nu waard? F 13,25.
Hoe weet de kerel het zoo precies. Enfin, ik
doe er ook eens een gooi naar. Ik bied tien
gulden. Neen, mijnheer het is zeker dertien
waard. Ja, maar die heb ik niet. Daar schiet
mij wat te binnen. Voor uitersten nood heb ik
steeds een paar goudstukjes bij mij als ik zoo
op reis ben, Een paar Engelsche ponden. Ik
diep er één op uit mijn rugzak en laat het.
goudstuk verleidelijk schitteren in een een
zame zonnestraal, die door het dichte blader
dak heen komt. Mooi vinden ze het. Dat is
f 12.50 waard, voel maar. Het wordt op de
hand gewogen. Ja, heel mooi, maar hun goud
willen ze er niet voor afstaan. Zoo'n ding kent
niemand in hun heele dorp. Neen. dan liever
het briefje van tien gulden en als de toewan
dan nog drie gulden over de post stuurt, mag
hij het. goud nu meenemen! Heerlijk toch he.
dat vertrouwen. Gelukkig hebben we een ge-
meenschappelijken bekende, den ouden post-
looper van de mijn en zoo wordt de zaak gere
geld. Maar wie uwer zou niet liever het gou
den pond hebben genomen met de twee kwar
tjes schade, dan de belofte van drie gulden
van iemand, dien je nooit gezien hebt!
Even later weer een ontmoeting. Het eerste
uur in het bosch deins je zeker drie keer te
rug voor een slang, die recht over je pad
schuift. Maar een echte slang glijdt niet recht,
die kronkelt. Dat is dan een stroom mieren
over een boomtak. Maar nu staat opeens mijn
Inlander vooraan met opgeheven kapmes
stofstijf en over zijn schouder zie ik een band
over den weg glijden. Nu een echte slang,
maar die band is zoo dik als een vrouwenarm.
Een groote python; glijdt rustig voort....
en wij laten hem glijden. Even verder een
tijgerspoor op ons pad van gisteren, maar de
olifanten zijn nog niet weer teruggeweest en
dus slaan wij bij een waterplas je kamp op.
Bcuwen een afdakje van groote bladeren, die
den even later neerkletsenden regen keurig
tegenhouden. Wij liggen op een dikke laag
bladeren, op een zeiltje en daar is de klamboe
onder ingestopt. Zoo veilig als iets, dus. Het
is nacht geworden. Wij hebben gegeten. Doe
de lamp maar uit, jongens. Neen. toewan,
dan zijn wij bang. En in het schijnsel van de
petroleumlamp hebben we geslapen als mar
motten. Vijf uur wakker, thee gezet, rijst
gekookt, 6 uur weg. onder een concert zooals
ik het nog nooit hoorde. Een vijftigtal gibbon-
apen zongen in cadans hun hoogsten toon.
haast brullend luid. wel een half uur lang. en
toen plotseling met stijgende toonhoogte,
lange gillende toonladders, dat het schalde
door het bosch. Zes uur heb ik geloopen naar
dat eene fleschje limonade toe. waarvan ik
zoo zeker wist dat het in de prauw lag. Alleen
mijn weg teruggezocht, mijn dragers ver
vooruit en toen ik de rivieroever bereikte,
moe, bezweet, doornat, dorstig, bebloed dooi
de bloedzuigers.... was er geen prauw. Wel
een bruisende vloed. Het water zeker een me
ter hooger dan twee dagen geleden Mijn ke
rels zijn weggespoeld. Ik heb al mijn vodden
uitgesmeten en ben in het water gaan liggen,
heb het om mij heen laten kolken, wel een
uur lang. Toen waren mijn dragers er nog
Ti iet. Ze kwamen twee uur achter mij aan.
Geen prauw. Ben van de lui zwom. liep en
waadde stroomaf en kwam twee uur later met
zijn kameraden terug die een eind stroom
af een veiliger schuilplaats hadden gezocht.
Hoe wij toen ln 12 uur tijd stroomaf gehob
beld en gedreven zijn. hoe de golven over
alles heen sloegen, mijn apparaten dropen
van het water en ik zelf natuurlijk nog veel
erger, dat kun je alleen laten zien niet ver
teilen. Maar film en fototoestel hebben het
vastgelegd.
En interessant was het, leerzaam in hooge
mate. Tot ziens op de lezing.
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN.
Deze week zullen we bij wijze van uitzonde
ring, eens wat moeilijker oefeningen doen.
Den „schouderstand",
zooals deze in oefe
ning 133 te pas komt,
hebben we verleden
jaar steeds gedaan
met steun van de
handen in den rug.
Maar zonder dien
steun gaat het ook
wel. Het beste is het
te beginnen uit lig
gende houding op den
rug en de armen langs
het lichaam. Nu bei
de beenen hoop optillen, gevolgd door het li
chaam. zoodat u ten slotte steunt op nek en
schouders. Nu één been langzaam en gestrekt
laten dalen zooals de stippellijn aangeeft. Ge
leidelijk, in een rustig tempo afwisselen, zoo
dat linker en rechter voet om de beurt even
den grond aanraken.
Oefening 134 wordt uitgevoerd in de zooge
naamde „hordenloop zit". Toch hoeft u geen
geoefend hordenlooper te zijn, om groote
voordeelen uit deze oefening
te halen. Het is voor u alle
maal een pracht gelegenheid,
eens goed te ondervinden
hoe het nu met uw lenigheid
staat. Velen zullen merken,
dat er nog wel het een en an
der ontbreekt: laten we hopen,
dat zij hierdoor tot de trouwe
beoefening van deze rubriek
gebracht worden. We begin
nen zittend met beide beenen
gestrekt naar voren. Nu het rechter been, ge
bogen in de knie, zijwaarts neerleggen, zooals
de tee kening laat zien. (Beide beenen liggen
dus in hun geheel op den grond; het linker
naar voren, het rechter bovenbeen zijwaarts,
onderbeen naar achteren) door kleine, vee-
rende bewegingen naar den kant van het ge
bogen been de lenigheid vergrooten. Het om
wisselen kan zeer snel: rechter been naar vo
ren en tegelijkertijd het linker been al zij
waarts brengen. Ook naar dezen kant eenige
malen flink doorveeren.
Oefening 135 is weer voor paren bestemd.
Gaat u eens te
genover elkaar
staan (gezich
ten naar elkaar
toe) en zoo ver
uit elkaar, dat
u gewoon recht
op staande bei
de handen vast
kunt houden.
Nu door kleine
pasjes op de
plaats langzaam
omdraaien, han
den vast houden, zoodat u met de ruggen naar
elkaar toe komt te staan. De afbeelding geeft
dit moment weer. Zoo kunt u gemakkelijk
doorgaan, steeds maar in de rondte. Vooral
als u behoorlijk ver uit elkaar blijft staan is
het een buitengewone lenigheidsoefening voor
schouders en romp.
Oefening 136. Als slot een handigheidje!
Een behendigheidsoefening, die héél geschikt
is om als wedstrijd in den huiselijken kring
toe te passen. De heele familie gaat voorover
liggen met de armen op den rug gebogen, zoo
dat de handen om de ellebogen komen. Eén
fluit: Wie het eerste staat, zonder de handen
los te laten.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M. O.
Een bommenwerper onder de planten.
D| komkommerplant heeft onder zijn familie
leden er een, waarbij door een chemische wer
king binnen in de vrucht een hoeveelheid sa
mengeperste lucht ontstaan. Is nu de vrucht
rijp, dan springt de vrucht met een knal uit
elkaar en werpt met het vruchtvleesch de za
den her en der.
Links boven en tus
schen de beide boom
stammen oude mijn
gangen, waarvan de
bevolking dezer streek
niets meer weet te ver
tellen. Rechts onder;
een nieuwe tunnel in
het rif der Boelangsi-
concessie van Suma
tra's goudmijn.
Een Interview met
Hans Stosch-Sarrasani Jr.
„Hans Stosch is met de Zeppelin in Fried-
richshafen gearriveerd en vóór hij weer naar
Zuid-Amerika terugkeert komt hij deze week
voor zaken naar Düsseldorf", zoo heeft een
goede bekende ons ingelicht.
En nu zitten we in een rustig vertrek in de
buurt van de Graf Adolfstrasse tegenover den
directeur van het Circus Sarrasani. Meer dan
een jaar geleden hebben we in Brazilië wel
gemoed afscheid van hem genomen en het is
met een eenigszins beklemmend gevoel dat we
elkaar zoojuist weer de hand hebben gedrukt.
Want de man die daar zit. de bleeke, vermoei
de man. nog nauwelijks hersteld van een
ernstige ziekte, is het levende evenbeeld ge
worden van zijn gestorven vader. Dat zelfde
imponeerende in zijn optreden, dat karakte
ristieke in houding en gebaar, die zelfde sterke
kop, die zelfde doorborende blik en diezelfde
merkwaardige mengeling van strengheid en
vriendelijkheid. Hans Stosch Junior is Hans
Stosch-Sarrasani geworden!
..Ik voel me nog wat slap", zegt hij. ..Ik was
al ziek op de reis en toen ik in Friedrichshafen
aankwam ben ik met een longontsteking naar
het gasthuis gebracht, Ik kon er niet lang blij
ven. want ik ben niet naar Europa gekomen
om uit te rusten, maar om zaken te doen. Ik
heb al telegrammen gekregen uit Buenos Aires
dat. ze me daar noodig hebben en ik moet dus
noodzakelijk weer met de Zepp terug. Wan
neer vandaag mijn noodzakelijke conferenties
beëindigd zijn maak ik van de laatste gele
genheid gebruik om naar Zuid-Amerika te
vliegen, waar ik dan nog deze week aankom".
..En hoe gaat het nu met het circus?" vragen
we. „Er zijn hier zooveel geruchten gegaan
over slechte zaken en over verkoop van het
bedrijf, dat men bij ons gelooft dat Sarrasani
niet meer bestaat".
„Niet meer bestaan? Het circus verkoopen?"
Er komt een grimmige trek op het gelaat van
Hans Stosch. „Het circus was het levenswerk
van mijn vader, het is nu mijn levenswerk en
zoolang ik nog een greintje kracht in me heb
zal het Circus Sarrasani blijven bestaan. We
hebben enorme moeilijkheden ondervonden,
dat is waar, maar we hebben ze het hoof»*
weten te bieden en vóór ik er bij neerval zal
er bij mij geen sprake zijn van opgeven".
Hans Stosch zwijgt en staart voor zich uit.
En weer moeten we denken aan den ouden
Sarrasani, hoe ook hij steeds die taaie onver
zettelijkheid toonde, hoe ook hij steeds met
hartstocht zijn zaak verdedigde, hoe ook zijn
leven een leven van vechten en triomfeeren
was.
..Vertelt u ons toch eens iets van wat er ge
beurd is sinds den dood van uw vader", zoo
verbreken we het zwijgen.
En dan vertelt Hans Stosch, eenvoudig en
zonder omhaal van woorden, de geschiedenis
van het circus. Het is een kort, sober verhaal,
maar met een zoo tragischen inslag en tegelijk
zoo veel van werkelijken moed, dat men naast
medelijden een gevoel van eerbied voelt opko
men voor dezen man en voor de zijnen, die
in een vreemd werelddeel dit alles hebben
moeten beleven en die zoo hebben weten te
strijden ente winnen.
Hij vertelt van de reeks van rampen, begon
nen met het sterven van Hans Stosch-Sarra
sani, die na een ziekbed van een maand aan
zijn oude hartkwaal bezweek. Toen heeft een
spoorwegongeluk het circus in moeilijkheden
gebracht. Men was op weg van Curityha naar
Porto Alegre. Het kostbare materiaal was per
Braziliaanschen trein verzonden en tijdens
deze reis gebeurde het dat een aantal wagons
ontspoorde. Toen Hans Stosch op de plaats
des onheils aankwam vond hij inplaats van
veel onmisbaar materiaal een chaos van hout
werk en ijzer. De installatiewagen, die hel
circus van electriciteit voorziet, was bijna ge
heel vernield. Er waren geen dooden te betreu
ren en ook de dieren waren er zonder letsel
afgekomen, maar dat was de eenige troost,
want de schade was groot, te groot in deze
zware tijden. Toch werd op vastgestelden tijd
de openingsvoorstelling te Porto Alegro ge
geven. Het publiek was enthousiast, van hein
de en ver kwamen bezoekers en de directie
meende reeds dat er nu betere tijden zouden
komen, toen zich plotseling een nieuw ongeluk
voltrok Een zware storm teisterde Porto Ale
gre en bracht nieuwe ellende in de circusstad.
De groote tent werd aan stukken gescheurd.
Binnen enkele uren was er zoo'n verwoesting
aangericht, dat het onmogelijk was nog voor
stellingen te geven. Maar Hans Stosch ver
saagde niet. Onmiddelijk werd begonnen met
het afbreken van de vernielde tent en nog
dienzelfden nacht kon men met het bouwen
van de nieuwe tent beginnen. Een dag later
wapperden de groen-witte vlaggen weei' op
het Circus Sarrasani, dat zijn programma af
werkte alsof er niets gebeurd was. En duizen
den Brazilianen juichten enthousiast de on
verzettelijke werkers toe.
Er valt een zonnestraal in de stille kamer
waar Hans Stosch met ons zit te praten. We
zien door het venster een stukje blauwe lucht.
„Zoo was het bij de groote ramp die velg-
de". zegt. Hans Stosch. „Ook blauwe lucht en
een vriendelijk zonnetje, maar wat daarna
kwam zal ik nooit vergeten. Het begon met
een prachtigen. bijna Europeeschen morgen,
maar hoe meer de tijd verstreek, hoe warmer
het werd. Tegen den middag hing er een be
nauwende hitte en de kleine wolkjes die ik in
de verte zag deden me ongerust worden. Ik
was bang voor onweer en ik liet daarom uit
voorzorg de wacht in de stallen en bij de wa
gens met roofdieren verdubbelen. Ik had goed
gezin. De bewolking nam toe en het duurde
niet lang of een plotselinge krachtige wind
stoot deed de groote tent sidderen. Een blik
semstraal. gevolgd door een dreunenden don
derslag en dan het losbreken van een orkaan,
zooals ik nog nooit heb meegemaakt. Ik liet
alarm slaan. Mijn menschen wisten dat het
ging om leven of dood en ze hebben gevoch
ten met alle kracht die in hen was. Maar wat
kan een mensch tegen de woedende natuur0
De storm rukte en trok aan de tent en bo
ven het geraas uit hoorden we het geluid van
scheurend doek. Er was een gat in het dak. En
nu de wind eenmaal de tent was binnenge
drongen zocht hij naar een uitweg. Het gat
werd grooter en grooter en zonder iets te kun
nen doen moesten we toezien hoe het geheele
zeildoeken bouwwerk in twee stukken werd
getrokken. De groote palen en masten knapten
af als lucifershoutjes. De zitplaatsen waaiden
weg. De Moorsche facade bestond na enkele
oogenblikken uit wat latwerk. In de stallen
brulden de angstig geworden dieren en hier
was al het aanwezige personeel tezamen om
door bovenmenschelijken arbeid te trachten
de ramp te beperken tot wat zij was. Want
zouden de dieren zijn losgebroken, de hemel
alleen weet wat er dan gebeurd zou zijn. En
terwijl de daken van de woonwagens vlogen en
have en goed van de circusmenschen verlo
ren ging streden zij een titanenstrijd voor de
veiligheid van hun medemenschen. Zij won
nen! De dieren blevexa gespaard en de men
schen bleven gespaard van de woede der
angstige dieren. De wind nam af in kracht, om
na een half uur geheel te gaan liggen. Maar
toen brak een vreeselijke regenbui los, die
het werk van den storm voleindde. Wat nog
was blijven staan werd nu door den regen ver
pletterd. De laatste electrische lampjes spat
ten uiteen. Costumes en uniformen dreven
rond in de modderige watermassa's en het
waren vooral de Japanners en Chineezen met
hun kostbare rijk-bestikte gewaden gewa
den die van familie op familie overgaan en
die een kapitaal vertegenwoordigen. die tot
de zwaarst-getroffenen behoorden. Om twaalf
uur kocht men nog kaartjes voor de avond
voorstelling. om half vijf begon het oprui-
mingswerk en de verdere afbraak. Het was
droevig. Maar toen hebben we ook gezien wat
menschen voor elkaar kunnen zijn. Ik deed
een oproep in de kranten en van alle kanten
kwam er hulp. De Duitsche kolonie bracht al
het personeel en alle medewerkenden in groo
te kwartieren onder, zorgde voor voedsel en
dekking en hield een inzameling die een paar
millioen Millreis opbracht. En geholpen ook
door de autoriteiten van Rio Grande do Sul,
die het spoorwegnet geheel ter beschikking
stelden, konden we uit Porto Alegre vertrek
ken. Natuurlijk was de reis die we daarna aan
vingen, namelijk naar Montevideo, geen pretje,
want in Uruguay was de revolutie uitgebroken
en omdat we den zeeweg niet konden volgen,
moesten we den zeer gevaarlüken tocht over
land ondernemen. Enfin, we zijn er gekomen
en we hebben er zeer veel succes gehad. Zes
weken lang speelden we, onder speciale be
waking van de Urugueesche staatspolitie, voor
dikwijls uitverkochte huizen en den laatst en
speeldag bezochten niet minder dan 16 dOO
menschen het circus. Maar we hadden het ook
hard noodig! Van Montevideo zijn we met
het groote Hansa vrachtschip „Freienfels",
dat 11,000 ton meet, naar Buenos Aires geva
ren. In twee dagen was het schip geladen en
bij aankomst vestigde men een record door in
zeventien werkuren alles te lossen. We hebben
op het Retiro in Buenos Aires onze tenten op
geslagen en ook daar succes gehad En thans
is hei circus op tournee door het Argenlijn-
sche binnenland, waar we met een speciaal
programma zeer veel belangstelling trekken.
We mogen dus op het oogenblik niet klagen,
al zijn we dan ook de zware slagen nog niet
geheel te boven".
„U had het zoojuist over het Drogramma",
merken we op. „Zijn alle medewerkers u
trouw gebleven en is het dierenmateriaal nog
compleet?"
„Artisten blijven nooit lang op één plaats",
antwoordt Hans Stosch. „en er zijn dus ver
schillende medewerkers weg. maar de kern
is er nog. De oude Ernst Schumann ^hter is
naar Europa teruggekeerd. Voor een een-en-
tachtigjarige is deze tournee ook wel te zwaar.
Het klassieke dressuurnummer leid ik nu. En
dan hebben we een nieuwen olifantendompteur
en het is interessant te weten dat onze kleer
maker Fritz Oehme dat is. Een kleermaker die
ook met olifanten optreedt is wel een zeld
zaamheid. maar Fritz Oehme doet het uitste
kend en is altijd de rechterhand van mijn
vader geweest. Van de dieren zijn er enkele
gestorven en een zeer groot verlies beteekende
vooral de dood van al onze kostbare Califor-
nische zeeleeuwen, die het klimaat niet kon
den verdragen".
„En nu uw toekomstplannen".
Hans Stosch haalt de schouders op. „Ik weet
het niet. Ik praat niet graag over plannen vóór
ik zekerheid heb dat ik ze ten uitvoer kan
brengen. Eén ding weet ik alleen: We kunnen
niet ten eeuwigen dage in Zuid-Amerika blij
ven. En eigenlijk verlangen we wel weer een
beetje naar Europa. Ik hoop dan ook dat we
binnen niet. al te langen tijd weer naar de
oude wereld terug kunnen reizen en dat we
onze goede vrienden in Nederland dan even
eens terug mogen zien".
Korten tijd later namen we afscheid. Een
snelle auto voert Hans Stosch weg. Naar
Friedrichshafen, waar de Zeppelin wacht.
En morgen zal hij weer door de lucht snor
ren, het avontuur tegemoet.
JAAP VALK
HOE LANG HEBBEN ER ROMEINEN IN
ENGELAND GELEEFD?
Dr. Morant van het University College te
Londen heeft ontdekt, dat de duizend sche
dels, die onlangs in de St. Leonardskerk te
Hj'the werden opgegraven, aan Romeinen
moeten hebben toebehoord. Hij heeft uiterst
nauwkeurige schedelmetingen gedaan. Daar
uit bleek al dadelijk, dat het gebeente af
komstig was van een ras, dat van de andere
Engelsche rassen volkomen verschilde.
Nadat Morant de schedels vergeleken had
met de beenderen van Spitalsfield, waarvan
de Romeinsche afkomst vaststond en met ske
letten uit Noord-Italië en Pompeji. rtieende hij
de conclusie te mogen maken, dat de schedels
van Hythe van zuiver Romeinsche oorsprong
zijn. Zij dateeren uit de periode tusschen 1100
en 1600.
Dc uitvinder van dc parachute. De Ita-
liaansche schilder Leonardo da Vinci die leef
de van 14521519 en behalve een beroemd
schilder en beelhouwer. ook ten f zeer be
kwaam natuurkundige was. staat bekend als
de uitvinder der parachute.
Een best betaalde betrekking. - presi
dent der Turksche Republiek. Kemal Pasja,
heeft altijd iemand in zijn onmiddellijke na
bijheid. die het eerst eet of drinkt van alles
wat den president wordt voorgezet en ver
dient daarmee jaarlijks de somma van
f 20.000.