EEN KWAJONGEN ALS
HUWELIJKSMAKELAAR.
De inneming van Makale. De Italiaansche troepen trekken, door de inwoner* begroet, de
Abessijnsche stad binnen
Een geweldige olietank te Geertruidenberg, die 40 meter van de Donge staat, werd Dinsdag in haar geheel
naar den waterkant verschoven voor transport naar Olst, waarheen het gevaarte verkocht is
Tholen en Van Lier zijn met de .Johan
de Witt te Batavia aangekomen, om
hun tournée door Indië aan te vangen.
Het tweetal op de kade
Genin en Robert, de twee Fransche aviateurs, die deze week Ten behoeve van de wandelaars is in Amsterdam door da
het eerste toestel op de directe lijn van Parijs naar Tanana- verkeerspolitie een aanvang gemaakt met zgn. .verzonken
rive vlogen vluchtheuvels"
S^Ser-vaas aasWch^'die 'wegens mansc^aPPen van een trein Reeling artilleriebrigade uit Leiden en den Haag, die in de omgeving van Noordwijkerhout oefeningen
breuk opnieuw gegoten moet worden, houden, werden Dinsdag aldaar ingekwartierd. Met de dorpelingen waren zij al spoedig goede maatjes
wordt omlaag gehaald
aan mr. r. G. van Tienhoven (links), die Dinsdag
te Amsterdam gehuldigd werd als voorzitter der
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in
Nederland bij zijn zestigsten verjaardag
FEUILLETON
Naar het Engelseh
van
-7EFFERY FARNOL.
9)
„En hij trapte iedereen in de spuigaten
aanlijzijde".
„O ja! Dat heb ik allemaal in Scarlet Sam,
the Scourge of the South Sea 1) gelezen.
Roode Sam was een prachtkerel. Hij liep al
tijd het campagnedek op en neer en zwaaide
zijn hartsvanger en zijn oogen rolden en het
schuim stond op zijn mond en
„Ja", riep de Imp op een toon van onge
veinsde verbazing. „Hoe weet je dat, oom
Diok?"
„Vroeger", zelde ik, terwijl ik lui aan de
riemen trok, „ben ik ook een jongen geweest
en toen heb ik een 'heele boel gelezen over
Ruige Ben. Ik verzeker je, Imp, hij was ge
vreesd voor zijn schuimbekken en stampvoe
ten, en stel je voor, iederen ochtend geeselde
hij drie of vier kerels alleen om trek voor
zijn ontbijt te krijgen". De Imp keek me met
groote oogen aan. „En toch, in andere op
zichten, was hij een wonderbaarlijke kerel.
En bond hij zijn gevangenen aan den nok
van de ra met een bitteren glimlach?"
„Bij hoopen".
„En spoelde hij hun voeten met een af
schuwelijken lach?"
,3ij honderden".
„En, zette hij ze met een gemeenen grijns
op een verlaten eiland?"
1). Roode Sam, de Geesel der Zuidzee.
„Verscheidene malen en gewoonlijk met
een grijns".
„O, wat zou ik dat graag lezen!" zeide de
Imp met een diepen zucht. „Wil je me dat
boek leenen?"
Ik schudde mijn hoofd. „Ongelukkigerwijze
is het met vele andere kostbare bezittingen
mij ontstolen door den Tijd", antwoordde ik
droefgeestig.
De Imp zat in gedachten verzonken, ter
wijl hij zijn vingers peinzend in het water
hangen liet.
„Dus je Tan tie Lisbeth is met Mr. Selwyn
gaan varen?" vroeg ik.
„Ja. en ik heb haar gezegd, dat ze. als ze
wou, met mij zeeroovertje mocht spelen
maar ze wou niet".
„Vreemd!" prevelde ik.
„Oom Dick, geloof je, dat Tantie Lisbeth
verliefd is op Mr, Selwyn?"
„Wat?" riep ik uit, terwijl ik ophield met
roeien.
„Ik bedoel, geloof je, dat Mr. Selwyn ver
liefd is op Tantie Lisbeth?"
„Imp, ik ben er bang voor. Maar waarom
vraag je dat?"
„Omdat de keukenmeid zegt, dat hij het
is, en Jane ook, en die weten alles van lief
de. zie je. Ik heb ze daar ik weet niet hoe
dikwijls over hooren voorlezen uit een boek.
Maar ik vind, dat liefde verschrikkelijk
dwaas is, jij ook niet, Oom Dick?"
„Soms ben ik daar erg bang voor", zucht
te ik.
„Jij zoudt niet van iemand gaan houden,
wel. Oom Dick?"
„Neen. als ik er iets aan doen kan, niet.
maar ik heb iemand lief. dat is juist het be
roerde van het geval.
„Oh!" riep de Imp uit, maar meer op een
toon van spijt dan woede.
„Wees niet hard tegen mij, Imp", zeide ik
..Jouw beurt kan ook komen, als je ouder
bent; jij kan later ook iemand gaan liefhéb
ben".
De Imp trok zijn wenkbrauwen samen en
schudde zijn hoofd. „Neen", antwoordde hij
ernstig, „als ik groot ben, ga ik fretten hou
den. Ben, de jongen van den tuinman, heeft
er een met het kleinste, grappigste rose
neusje, dat je ooit gezien hebt".
„Een fret heeft ongetwijfeld zijn voor-
deelen. Een fret zal niet -het eene oogenblik
boos tegen je kijken en een seconde later te
gen je glimlachen. En bovendien is het zeer
onwaarschijnlijk, dat een fret een tante
heeft. Achteraf gezien is er wel iets voor je
idee te zeggen, Imp".
„Enfin, later we nou maar zeeroover zijn,
Oom Dick. „Ik zal Roode Sam zijn. omdat ik
alles van hem weet. en jij kan Timothy Bone,
de bootsman, wezen".
„Ja, ja, sir", antwoordde ik dadelijk, „maar
rol niet zoo met je oogen, Imp, anders rol je
je jezelf nog overboord".
Hij verwaardigde zich geen antwoord, maar
trok zijn hartsvanger, zette dien op beproef
de zeerooversmanier tusschen zijn tanden,
ging met zijn pistool in zijn hand zitten en
keek woest naar de schepping in het alge
meen.
„Naar stuurboord je roer naar stuur
boord!" riep hij, terwijl hij zijn wapen voor
dat doel uit zijn mond nam.
„Het is naar stuurboord", antwoordde ik.
„Bootsman, fluit alle man aan dek!" Waar
na ik een harde imitatie van een bootsmans
fluitje uitvoerde.
De meeste kinderen zijn gezegend met
phantasie, maar de Imp is in dat opzicht
voor zijn jaren bijzonder begiftigd. Voor hem
bestaat niet. zoo iets als „houden maar"; hij
behoeft slechts even zijn oogen te sluiten,
om ze weer open te doen voor een nieuw en
heel werkelijke wereld van zijn eigen maak
sel de gouden wereld der Romantiek, waar
in in deze koude dagen van nuchterheid zoo
weinig onzer het voorrecht hebben te mogen
wandelen. En toch is het een heel mooie we
reld, bevolkt met reuzen en feeën, waarin
kasteelen hun grimmige, gekanteelde torens
opheffen; waarin tooverachtige wouden en
bosschen, vol vreemde dieren, hun schadu
wen weipen; waarin ridders rijden met op
gestoken lansen en in de zon flikkerende wa
penrustingen. En we kennen ze heel goed.
Daar zijn Roland. Sir William Wallace,
Ivanhoe, de Zwarte Ridder en de stoutmoe
dige Robin Hood. En daar is ook koning Ar
thur met zijn Ridders van de Ronde Tafel
maar het aantal is heel groot en wie zou ze
allen kunnen noemen?
Zoo roeiden de Imp en ik weg in die won
derbare wereld der Romantiek aan boord
van onze galei, die, evenals ieder ander zee-
rooverschip, dat ooit in boeken of daarbuiten
bestaan heeft, „loefde en anderen koers nam
en in volle zee het Spaansche galjoen ver
volgde".
Welke pen zou naar waarheid het gevecht,
dat daarop volgde, kunnen beschrijven, „hoe
geweren knetterden en pistolen flikkerden,
terwijl de lucht vol schreeuwen en gillen en
donderend krijgsrumoer was; hoe Roode
Sam schuimbekte en stampvoette en zijn
hartsvanger zwaaide; hoe Timothy Bone op
zijn fluit blies, zooals een bootsman dat be
hoort te doen". We hadden reeds vijf groote
galjoenen tot zinken gebracht en waren druk
bezig hetzelfde te doen met een zesde, dat
er blijkbaar slecht aan toe was, toen Roode
Sam ophield met schuimbekken en met zijn
druipend zwaard achter mij was.
„Schip in het zicht!" riep hij.
„Waar?" riep ik terug.
„Vlak bij!"
Terwijl hij het zeide, hoorde ik riemen
plassen. Ik keek om en zag een boot naderen,
geroeid door iemand in een onberispelijk
flanellen pak en met een stroohoed op.
.„Allemachtig, het is het is hem!" riep
de Imp. „Draai bij!" brulde hij met. de stem
van Roode Sam. „Drar.i bij of ik boor je in
den grond!" Terwijl hij het zeide en vóór ik
het verhinderen kon, gaf hij een scherpen
ruk aan de roerlijn; een woedende uitroep
achter mij, een schok, een gesplinter van
hout en ik stond tegenover Mr. Selwyn. hoog
rood en hoedloos.
Mr Selwyn Jammerde luid en begon met
de schacht van zijn gebroken riem naar zijn
hoed te visschen.
De Imp zat even half bang naar zijn werk
te kijken, dan stond hij met zijn hartsvan
ger in zijn hand op. maar ik duwde hem met
mijn voet zacht op zijn plaats terug.
„Heusch", begon ik, „het spijt mij vreese-
lijk, ziet u maar
..Mag ik vragen", zeide Mr. Selwyn snij
dend, terwijl hij naar zijn druipenden hoed
keek, ..mag ik vragen hoe dit gebeurd is?"
„Een zeer betreurenswaardig ongeluk. Als
ik u terug kan sleepen. zal het me een waar
genoegen zijn en wat de schade betreft
..De schade is onbeteekenend. dank u",
antwoordde hij ijskoud, „maar het opont
houd vind ik hoogst onaangenaam".
„Ik bied u mijn nederigste excuses aan",
zeide ik nederig, „Als ik u van dienst kan
zijn Mr. Selwyn wees mijn voorstel met
een handgebaar af.
„Dank u. ik zal het wel klaar spelen", zei
de hij, „maar ik zou graag weten hoe het ge
beurd is. U bent zeker niet gewoon om te
roeien?"
„Sir", antwoordde ik, „het was hoofdza
kelijk de schuld van de heethoofdigheid van
Roode Sam, den Geesel der Zuidzee".
„Pardon?" zeide Mr. Selwyn, die zijn wenk
brauwen optrok.
„Sir", ging ik voort, ,iop het oogenblik ge
looft u waarschijnlijk Mr. Selwyn van Sel
wyn Park te zijn. Veroorloof mij u die illusie
te ontnemen. U bent Don Pedro Vasquez da
Siiva, commandant van het galjoen Esme
ralda. op de thuisreis van Santa Cruz. In ons
ziet u Roode Sam en Timothy Bone van De
Zwarte Dood. met den doodskop en gekruiste
beenderen aan den mast. Als u het niet ziet,
is het onze schuld niet".
Mr. Selwyn staarde me met van verbazing
groote oogen aan: dan haalde hij zijn schou
ders op, keerde zijn rug naar mij toe en
roeide zoo goed en zoo kwaad als het ging
weg.
„Nou. Imp", zeide ik, „dat heb je hem mooi
gelapt."'
(Wordt vervolgd).