EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. Te Delft worden ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der G. E. B. 's avonds verschillende bouwwerken met floodlight verlicht, hetgeen een fraai schouwspel oplevert Te Utrecht zijn Vrijdag de werkzaamheden verricht voor het splitsen van het Utrechtsche telefoonnet en de inbedrijf- stelling der nieuwe centralen Bilthoven en Maartensdijk. Het .testen" der nieuwe apparaten voor het automatisch districtsverkeer De stratosfeertocht van Stevens en Anderson. De gondel na de behouden landing. De instrumenten worden zorgvuldig verpakt In de Apollohallen te Amsterdam zijn Vrijdagavond de internationale tennis wedstrijden Amsterdam Hamburg gehouden. Twee der deelnemers voor den aanvang van hun partij De overblijfselen van den grooten fabrieksschoorsteen aan den Haarlemmerweg te Amsterdam, die Vrijdag werd op geblazen Mr. Thorp, voorzitter der orde van advocaten te Aix-en-Provence, die met zijn mede-bestuursleden is afgetreden als protest tegen het verwijderen van mr. Desbons uit het koningsmoordproces De start van de .Explorer li", de ballon, waarmede Stevens en An derson hun record stratosfeertocht te Rapid City aan vingen FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. 12) Zoo ver was ik met myn phantasieën ge komen. toen ik een kleine gedaante heime lijk van het eene plekje schaduw naar het andere zag sluipen. Ik ging uit het raam leunen en zag een kwajongen op handen en voeten en met groote voorzichtigheid naar mij toe kruipen. „Halt!" riep ik uit, „Werda!" De kwajon gen ging op zijn hielen zitten en staarde met een paar groote heledere oogen naar mij. „Ben jij oom Dick?" vroeg hij. „I", zeide ik, „je komt zeker van den Imp". De jongen knikte en voelde tegelijkertijd naar iets in zijn zak. „En wie ben jij?" vroeg ik. „Ik ben Ben". „De jongen van den tuinman?" Weer knikte de jongen, waarna hij er eindelijk in slaagde een heel heterogene massa voorwer pen uit zijn zak te halen, waaruit hij een heel vuil en verfrommeld stukje papier koos. „Hij wil een ladder hebben om er uit te komen, maar ik kon dat ding niet oplichten, daar is het te zwaar voor en daarom heeft hij mij gevraagd u dit te geven, dan zou u hem wel komen redden als het u blieft, Mr. Oom Dick". Met welke duidelijke verkla ring hij mij het verfrommelde briefje gaf. Ik vouwde het uit op het kozijn en las: „Lieve Oom Dick, Ik schrijf dit met mijn hartebloed, omdat ik een gevangene ben in een donkeren kerker. Het is niet echt mijn hartebloed, het is maar roode inkt, maak u dus niet ongerust Tan tie Lisbeth heeft mij na de thee naar bed gestuurd, om dat zij zei, dat ik ondeugend was, en toen zij weg was, heeft Juf den sleutel omge draaid" zoodat ik er niet uit kan komen en ik ben het moe gevangene te zijn. Breng dus den ladder en laat mij ontsnappen. Oom Dick. Tot in den dood Uw Reginald Augustus". „Tantie heeft ons Ivanhoe voorgelezen en ik ben de Zwarte Ridder geweest en jij kan Gurth, de zwijnenhoeder, zijn, als je wilt". „Zoo is dat de quaestie?" zeide ik. „Nu, een dergelijke smeekbede kan tenminste niet onbeantwoord blijven. Wacht hier. mijn trouwe Benjamin en in een oogwenk zal ik weer bij je zijn". Slechts even wachtend om mijn tabakszak te vullen en mijn pet te ha len, liep ik den geurenden avond in, gevolgd door den trouwen Benjamin. Weldra liepen wij langs bloeiende bloem bedden en over keurige grasperken totdat we eindelijk bij een vleugel van het huis kwa men, uit het raam waarvan aan een touw een kussensloop bengelde. „Dat is voor eten!" zeide Ben uit eigen beweging. „We deden alsof hij van honger omkwam, toen heeft hij dat neergelaten en ik heb het vol uien uit den moestuin gedaan". Op dat oogenblik verscheen het krulhoofd van den Imp, gevolgd door het groot ere ge deelte van zijn persoon. „O. Oom Dick", riep hij met een luid too- neelgefluister, „ik geloof, dat jij beter de Zwarte Ridder kan zijn, want jij bent zoo groot, zie je". ij „Imp", zeide ik, „ga dadelijk naar binnen. Wil je je nek breken?" De Imp wrikte zich gehoorzaam in veilig heid. ,De ladder staat in de loods, Oom Dick Ben zal het je wel wijzen. Wil je hem halen?" smeekte hij. „In de allereerste plaats, Imp, waarom heeft Tantie Lisbeth je naar bed gestuurd? Ben je heel ondeugend geweest?" „Neen", antwoordde hij na een korte stilte, „ik geloof niet, dat ik zoo heel ondeugend geweest ben ik heb alleen maar Dorothy als een Indiaansch opperhoofd beschilderd groen met roode vlekken en zij zag er prachtig uit". „Groen met roode vlekken!" herhaalde ik. „Ja, maar Tantie scheen het niet mooi te vinden". „Ik ben bang, dat Tantie Lisbeth geen oog voor kleur heeft". „Ja, daar ben ik ook bang voor; zij heeft me er voor naar bed gestuurd". „Maar onder de gegeven omstandigheden geloof ik toch, dat het beter is, dat je je uit kleedt en naar bed gaat". „O. maar dat kan ik niet, Oom Dlck!" „En waarom niet, Imp?" „Omdat de maan zoo erg helder is en alles beneden zoo mooi is en ik weet zeker, dat ei- elfjes zijn maanelfjes, snap je en ik voel me zoo ongelukkig". „Ongelukkig, Imp?" „Ja, want Tantie Lisbeth heeft me geen nachtzoen gegeven en nou kan ik niet sla pen, Oom Dick!" „Ja, dat verandert de zaak heelemaal!" „Ja, en de ladder staat in de loods". „Imp", zeide ik, terwijl ik me omkeerde om Benjamin te volgen, o. jij Imp!" Er bestaan in deze wereld weinig dingen, die moeilijker te hanteeren zijn dan een tuin- ladder; hij heeft onder andere eigenaardig heden de zeer onaangename gewoonte plot seling uit te schieten, wanneer je dat het minst verwacht. Na veel ongelukken slaagde ik er eobter toch in het ding tegen het raam te krijgen en een oogenblik later was de Imp naar beneden geklommen en stond hij, de lucht der vrijheid inademend, naast mij. Als voorzorgsmaatregel begonnen we den ladder in een boschje rhododendrons to ver bergen: nauwelijks hadden we dat gedaan of Benjamin gaf een waarschuwenden gil en zette het op een loopen, terwijl de Imp en ik dekking zochten achter een boom. En we waren geen seconde te vroeg, want we wa ren juist achter den boom, toen twee ge daanten om een hoek van het huis kwamen gedaanten, die heel langzaam en dicht bij elkaar liepen. „O, het is Betty, de keukenmeid, met Pe ter!" fluisterde de Imp. Bijna vlak tegenover onze schuilplaats bleef Betty staan, om diep te zuchten en naar de maan te kijken. „O Peter!" prevelde zij, „kijk eens naar die maan!" „Ja!" zeide Peter, terwijl hij gehoorbaam naar boven keek. „Peter, is het niet hemelsch? Roert het je ziel niet?" „Ja!" zeide Peter. „Peter, weet je zeker, dat je van mij meer houdt dan van die Susan van den dokter?" Een geribd katoenen mouw kroop langzaam om Betty's plomp middel en dan klonk het onmiskenbare geluid van een zoen. „Is het heuselijk waar. Peter?" „Ja", zeide Peter, Het kusgeluid herhaalde zich en zij liepen verder, maar ditmaal nog dichter bij elkaar door die geribd katoenen jasmouw. .Die twee zijn verliefd, snap je", zeide de Imp. „Peter zegt, dat de kaaskoekjes, die zij maakt, al voldoende zijn om een man er toe te brengen met haar te trouwen, of hij wil of niet; en ik heb Betty hooren zeggen, dat zij dol op hem was, omdat hy zooveel ziel had. Hoe komt het toch, Oom Dlck", vroeg hij peinzend, terwijl hij het paar nakeek, „dat verliefde menschen altijd zoo dwaas doen?" „Vindt je dat, Imp?" .Da tuur lijk," antwoordde de Imp, „waar voor moeten ze hun arm om meisjes heen slaan, net alsof ze niet alleen kunnen loo pen? Ik vind het verschrikkelijk idioot". „Natuurlijk is het dat, Imp je wijsheid is onaanvechtbaar. Maar toch, zie je. kan ik me begrijpen, dat een man dwaas genoeg is om het te doen nu en dan". „Maar jij zoudt het toch nooit doen, Oom Dick!" „Helaas, Imp", zuchtte ik, „schijnt het noodlot mij daar alle kans op te benemen". „Natuurlijk zoudt u het nooit doen", riep hij uit, „en Ivanhoe zou ook niet „O, maar hij heeft het gedaan!" viel ik hem in de rede. „Heb je Romena vergeten?" „O! riep de Imp spijtig uit. ^Geloof je, dat hij zijn arm om haar heen geslagen heeft?" „Zonder eenigen twijfel", antwoordde ik. De Imp scheen terneergeslagen. „Maar de Zwarte Ridder!" zeide hij, plot seling weer opgewekt. „Richard Leeuwenhart heeft het nooit gedaan!" „Niet zoolang hij aan het vechten was, natuurlijk, maar later heeft hij het, als we de geschiedenis gelooven mogen, heel dik wijls gedaan en we zijn allemaal precies een der, Imp iedereen doet het vroeger of later". „Maar waarom? Waarom wil iedereen zijn arm om een meisje slaan, Oom Dick?" „Om de eenvoudige reden, dat het meisje daarvoor is, denk ik. En laten we nu over visch praten". Onwillekeurig waren we naar de rivier ge- loopen en nu stonden we te kijken naar het breede, zilveren pad. dat de maan over het mysterie van haar wateren maakte. „Ik zie graag de maan op de rivier schij nen" zeide de Imp droomerig. „Tantie Lis beth zegt, dat de manestralen het pad vor men, waarlangs de feeën naar beneden ko men om je mooie droomen te brengen, als je zoet geweest bent. Ik ben heel dikwijls op gestaan en heb gekeken, maar ik heb ze nooit zien komen. Geloof jij, dat er feeën op de maan zijn. Oom Dick?" „Ongetwijfeld", antwoordde ik. „Hoe zou de maan anders zoo schitterend kunnen blij ven". Zoo wandelden wij samen door een feeën wereld, terwijl boven het gemurmel der wa teren en het suizen der boomen uit de zach te muziek van violen klonk. .(Wordt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 16