EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. De werkzaamheden voor het vlothrengen van de Kerkplein Carillon-overdracht te Deventer J FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. 15) „Het ls juist mijn bedoeling, dat hij me zien zal. O. het zal heel eenvoudig zijn; ter wijl hij met mij praat, kan jij teruggaan naar de „Stil!" fluisterde zij, terwijl zij haar vin gers op mijn lippen legde. Luister". „Allo, Mr. Selwyn!" klonk de welbekende stem van den Imp. „Een heel oud huis met gebogen Tudor- schoorsteenen en puntgevels je ziet, dat ik het uit mijn hoofd weet, Dick een huis met groote trappen en lange kamers „Heel leeg en verlaten op het oogenblik", voegde ik er aan toe. „Ook is er een rozen hof ze noemen dien My Lady's Garden, ofschoon in geen jaren een dame zijn kron kelende paden betreden heeft. Maar ik heb menigmaal gedroomd, dat wij tusschen de rozen stonden, jij en ik. op precies zoo'n avond als deze. Daarom houd ik het oude huis gereed en laat ik den tuin steeds ver zorgen tot mijn dame komen zal; moet ik nog lang wachten, Lisbeth?" Toen ik uitge sproken had. zette de nachtegaal het ver haal voort en bepleitte mijn zaak voor mij. Hij vulde de lucht met een nu eens vra gende. dan weer bevelende melodie tot zij ge leidelijk wegstierf in één langen noot van „Wel, lieve hemel nog toe!" riep een andere stem. veel te dicht bij om aangenaam te klin ken. „Wat ter wereld doe jij hier en op dit uur van den avond?" „Naar schurken zoeken". „Weet je wei, dat alle kleine jongens alle zoete kleine jongens al uren lang in hun bed moesten liggen?" „Maar ik ben geen lieve kleine jongen: ik ben een Dolende Ridder. Wilt u een lans hebben. Mr. Selwyn. en die met mij breken voor de eer van mijn Tantie Lisbeth!" ,JDe vraag is juist wat er van haar gewor den is", zeide Mr. Selwyn. Wij wachtten in ademlooze spanning op het antwoord. „O, ik vermoed, dat zij ergens naar de maan kijkt; iedereen kijkt naar de maan. zie je; Betty doet het en „Ik geloof, dat het beter is, als je meegaat naar het huis". „Denkt u. dat u een portie roomijs voor me kan krijgen, als ik het doe?" vroeg de Imp. „Dat lekkere lichtrose roomijs, net „Roomijs!" herhaalde Mr. Selwyn. „Ik zou wel eens willen weten hoeveel porties je van avond al gehad hebt". De tijd voorhandelen was gekomen. „Lisbeth". zeide ik. „we moeten gaan; ge luk als dit zou niet kunnen duren; hoe zou dat mogelijk zijn? Voor mij zal dit steeds een kostbare herinnering blijven, maar toch zou er nog één ding zijn kunnen een klein iets. Lisbeth kan je het raden?" Zij zeide niets, maar ik zag bij het hoekje van haar mond het kuiltje komen en gaan: dan bukte ik mil en gaf een kus. Een oogenblik een veel te kort oogenblik bleven we zoo staan: dan vloog ik over het grasveld naar Selwyn en den Imp. „Ah, Mr, Selwyn!" zeide ik, toen ik bij hem kwam. „hebt u hem gevonden?" Mr. Selwyn keerde zich om om mij aan te kijken; de verbazing was op zijn geheele persoonlijk heid te lezen: van de punten van zijn onbe rispelijke verlakte schoenen af tot de schel ding van zijn niet minder onberispelijk haar. .Dat is heei knap van u". ging ik voort. „Hij is zoo moeilijk te pakken wanneer hij eenmaal weg is. Ik ben u inderdaad zeer ver plicht". Mr. Selwyn's houding was beleefd stijf. Hij boog. „Wat is het vanavond?" vroeg hij. „Zee- roovertje spelen?" „Hij na even erg", antwoordde ik. „Van avond is de lucht vervuld met gekletter van staal en wapenrusting: als u het niet hoort, is het onze schuld niet". „En de bosschen zijn vol slechte ridders, niet waar, Oom Dick?" „Zeker", antwoordde ik. „Lans en speer punt flikkeren in de duisternis: maar in den zilveren glans der maan, Mr. Selwyn, loopen dwalende jonkvrouwen en ladies. En nog maals. als u dat niet ziet. is het onze schuld niet". Terwijl ik dat zeide. bleef op het ter ras een gedaante even staan, vóór zij in de schittering der balzaal verdween. En toen ik dat zag. liet de eenigszins superieure glimlach, die Mr. Selwyn's bijzonder gesoig neerde snor even deed opkrullen, mij koud. Toen ik uitgesproken had, klonken de eer ste maten van een wals tot ons door. Mr. Selwyn keek over zijn schouder. „U kunt den terugweg zeker wel vinden?" vroeg hij. „O ja zeker, dank u!" „Dan wilt u mij zeker wel excuseeren. De volgende dans begint en ah „Zeker", zeide ik. „Natuurlijk goeden avond en zeer verplicht!" Mr. Selwyn boog. keerde zich om en liet ons aan ons lot over. „Ik zou nog best een portie ijs gelust heb ben. Oom Dick", zuchtte de Imp spijtig. ..Ridders aten nooit roomijs!" zeide ik, ter wijl wij het dichtstbijzijnde pad insloegen. „Oom Dick", zeide de Imp plotseling, ge looft u, dat Mr. Selwyn zijn arm zou willen slaan om Tantie Lis „Mogelijk wel". „En gelooft u. dat Tantie Lisbeth graag wil. dat Mr Selwyn „Ik weet het niet natuurlijk niet hum en wil Je nu daarover Je mond hou den. Imp?" ,Jk wou het alleen maar weten, zie je", prevelde hij. Dan liepen wij zwijgend verder en ik be gon van Lisbeth te droomen: hoe zij zuchtte en van den blik in haar oogen, toen zij zich, met haar antwoord trillend op mijn lippen het antwoord, dat de Imp onwetend belet had tot mij keerde. In dien gemoedstoestand kwam ik dicht bij dat hoekje van den tuin, waar zij met mij gestaan had, dat kalme, schaduwrijke hoekje, dat van nu af aan in mijn herinne ring als iets heiligs weggesloten zou blijven, dat Ik bleef plotseling staan bij het zien van twee gedaanten één met het mutsje en het schort van een kamermeisje en één in het weelderige pluche en goudgalon van een livreiknecht: zij stonden op hetzelfde plekje waar Lisbeth en ik gestaan hadden, en in bijna dezelfde houding het was een ont heiliging. Ik bleef, ondanks het zenuwachtige trek ken van den Imp aan mijn jas, stofstijf staan. Dan keerde de livreiknecht toevallig zijn hoofd om, zag mij, nam zijn met pluche bekleeden arm van het middel van het ka mermeisje weg. balde zijn vuisten en schreed met een inderdaad angstaanjagend uiterlijk naar mij toe „En wat voeren jullie hier uit?" vroeg hij met het hautaine air, dat onafscheidelijk is van pluche en goudgalon. „O, ik ken jullie soort ik ken jullie!" ,Maar vriend, u ken ik niet". „Probeer niet mij er door te halen", zeide hij verontwaardigd. „Ik vraag je wat je hier uitvoert?" Dan pakte hij, mogelijk op een dwaalspoor gebracht door mijn vredelievende houding of geïnspireerd door de heldere oogen van het kamermeisje, mij tot groote verontwaardi ging van den Imp niet al te zacht bij mijn kraag. Ik gaf hem wat in sporttaal heet „een rechterhoekslag op zijn oor", gevolgd door „een linkswing op zijn kin", waarna de aan valler onmiddellijk met een schittering van Lichtrose kuiten en gespschoenen achter een struik verdween. Dan vlogen, terwijl het dienstmeisje de lucht met haar jammerkre ten vervulde, de Imp en ik naar den muur, waar ik hem overheen zette, en liepen we zoo hard we konden het rivierpad af. „O. Oom Dick", hijgde hij, „wat een kraan ben je! Je hebt dien livreiknecht ik be doel schurk uit den zadel gelicht als als ik weet het niet. Wat zou ik graag wil len, dat je dat iederen avond speelde". „Dat verhoede de hemel!" riep ik vurig uit. Toen we eindelijk bij het hek van den heesteraanleg kwamen, bleven we even staan om op adem te komen. „Oom Dick", zeide de Imp. terwijl hij mij met een peinzenden blik aankeek, „heb je zijn arm gezien ik bedoel vóór je hem den knock-out gaf?" „Ja". „Die was om haar midd« „Ja. Imp". „Net als die van Peter?" „Ja". „En en „En van mij", vulde ik aan, toen hij niet verder ging. „Oom Dick waarom?" „O. wie zal dat zeggen, Imp? Misschien was het wel tooverij van de Maan. En nu, is het hoog tijd. dat alle goede ridders snorken; dus naar bed en naar de sluimerwereld!" De ladder werd te voorschijn gehaald en de Imp keek. toen hij naar boven geklommen was, mij uit het raam na, toen ik dien weer naar de laurierboomen terugbracht. „Feeën hebben we toch niet gezien, wel Oom Dick?" „Ik geloof, dat ik er heel even een gezien heb. Imp. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar in ieder geval is het een heel prach tige avond geweest. En nu vaarwel, edele Ridder!" (Wordt vervolgd). Te Deventer had Dinsdag voor het Gemeentebestuur de plechtige overdracht plaats van het gerestaureerde Carillon van de St. Lebuinustoren In een perceel op het Waterlooplein te Amsterdam is Dinsdagmiddag een stelling met een groot aantal marktkramen ingestort, waarbij een man werd gedood. Het politieonderzoek De .Kerkplein" is thans zooveel lichter gemaakt, dat het schip bij hoog water gedeeltelijk drijft. Een toto van de .Kerkplein bij hoog water Inlandsche gardisten bewaken de inzendingen op de koloniale ten toonstelling, welke in het Grand Palais te Parijs gehouden wordt Het gemeentebestuur van Meppel heeft aan de psychiatrische Inrichting Maasoord te Poortugaal (Rotterdam) twee herten geschonken, waar voor een hertenpark is aangelegd Dinsdag werden in het Bossche Gerechtshof de Marechaussee's en het Ossche Politiekorps gehuldigd, waarbij door den Procureur Generaal van het Gerechtshof, mr E L. N H. Baron Spyart van Woerden, aan diverse moedige mannen Koninklijke onderscheidingen werden uitgereikt Uit het hooge Noorden Jetske Kalkman te Rotterdam slaagde erir» een rij winnende Samojeden te fokken. Drie fraaie exemplaren Te Rijswijk wordt een zestig meter hooge schoorsteen gebouwd Dit is de eerste schoorsteen in Nederland, welke als monolith opgetrokken wordt van gewapend beton volgens het verbeterd systeem Heine

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9