VRIJDAG 6 DECEMBER 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
9
AAN ALLEN!
Natuurlijk weten jullie allemaal, dat er
nog steeds die noodlottige oorlóg woedt tus-
schen Italië en Abessynië. Waarschijnlijk
wisten jullie alleen maar, waar Abessynië
ligt. Van hun dagelij ksch leven hadden wij
eigenlijk maar heel weinig gehoord. Nu is
het heel moeilijk om iets te vertellen over
het volk van Abessynië, want in Abessynië
wonen zooveel verschillende volken. De naam
Abessynië beteekent dan ook: mengelmoes,
't Landschap zelf verschilt ook enorm. Er zijn
ontzaglijke bergketens, uitgestrekte hoog
vlakten, moerassen, meren en rivieren. Het
land is als 't ware in brokstukken verdeeld.
Ook het klimaat is verschillend. Een deel
leeft in de tropische streken, een ander deel
in de gematigde en er zijn ook vrij kouden
streken.
Dit hebben alle Abessyniërs gemeen: ze
leven heel eenvoudig en primitief. Er moet
gezorgd worden voor eten, drinken en kleeren,
dat is alles. Ze eten, wat het land verschaft.
In den drogen tijd vereischt waterhalen een
heele zorg. Met leege benzineblikken trekken
ze dan naar de lage streken. Hun kleeding
bestaat meestal uit een lap witte katoen, waar
ze gewoon ingewikkeld zijn. De meer gegoeden
dragen witte pakken. Als regenmantel dragen
ze een donkere zak, waar het hoofd door
komt.
Addis Abeba is de hoofdstad van dit zwarte
Keizerrijk. Addis Abeba beteekent: nieuwe
bloem. Hier treft men tenminste eenige luxe
aan. Toch zouden wij den neus optrekken
voor de winkelstraat, die eigenlijk bestaat
uit een rij hutten, van gegolfd ijzeren platen
vervaardigd. De straten zijn niet geplaveid.
Het einde van de hoofdstraat komt uit op
de eucalyptusbosschen. Op den achtergrond
ziet men dan de toppen van het onherberg
zame bergland. De artikelen, die in de winkels
verkocht worden, zijn grootendeels van Ja-
pansch fabrikaat.
Men ziet daar auto's en fietsen, koffiehuizen
en restaurants. Er is een flink hotel. Hotel
de France, met telefoon en garage. Die tele
foon bevindt zich in een plaat-ijzeren loods.
De oude hoofdstad is Addis Salem. De toen
malige keizerin wou wel eens in een andere
plaats wonen en gaf order in het open veld
een paleis voor haar te bouwen. Dit heeft
toen aanleiding gegeven van het ontstaan van
Addis Abeba. Maar het was tevens het
doodsoordeel van alle boomen in de buurt
Er moest timmerhout zijn. Later werden door
een buitenlander de eucalyptusboomen ge
plant, die nog steeds de eenige boomen zijn
In de omgeving van Addis Abeba.
Op het marktplein bevindt zich het post
kantoor. Dit is een armzalig, leelijk gebouw
van twee verdiepingen, waarnaast een rij hui
zen staat van klei of van gegolfd plaatijzer.
De huizen hebben maar een of twee venster
tjes. Het plein is driehoekig, zoodat drie stra
ten erop uitloopen.
Tegenover het postkantoor bevindt zich
een rij hutten, die aan de voorzijde open
zijn. 't Zijn winkels die door Grieken, Syriërs,
Turken en Armeniërs worden gehouden. Het
geheel maakt een armelijken indruk. In het
midden van het plein liggen hoopen bouw
materiaal: steenen. grint enz. Dit had moeten
dienen voor het paleis van de keizerin. Aan de
kortste zijde van het plein ziet men het on
voltooide gebouw. Vele bouwmeesters hebben
eraan gewerkt, maar omdat de keizerin nie
mand uitbetaalde, werd de arbeid gestaakt.
Nu is het heel eigenaardig, dat hoewel alle
gebouwen en vooral de wegen dringend ver
betering behoeven, niemand ooit aan dit ma
teriaal zal komen, hoewel het voor 't grijpen
ligt. Intusschen is de keizerin Zaiditoe, over
leden.
Er is een electrische straatverlichting, die
echter maar een keer gebrand heeft en wel
ter gelegenheid van de kroning van den kei
zer in 1931.
Een geregelde postdienst bestaat niet. Wie
niet hTde hoofdstad woont, huurt een brief
drager, welke de brieven naar het eenige
postkantoor te Addis Abeba brengt. De bin
nengekomen poststukken worden dan weer
mee terug genomen. Zoo'n briefdrager moet
vaak weken reizen. De poststukken draagt hij
in het gespleten einde van een staf.
Wie met aardsche goederen gezegend is,
houdt er een schaar van bedienden op na, die
op reis altijd van geweren voorzien zijn. Deze
bedienden dragen de lasten op hun hoofd.
Ze kunnen buitengewoon vlug loopen. De rots
achtige paden zijn voor paarden onberijdbaar.
Door karavanen worden de Europeesche
goederen naar het binnenland gebracht.
Koffie en huiden worden naar Europa uit
gevoerd.
Het vervoer geschiedt ook door muilezels.
Men spreekt dan van de thaler-karavanen.
Zij brengen in kistjes zendingen zilveren
thalers, die in Weenen voor hét Abessynische
rijk zijn gemunt. Ieder geldstukje draagt het
jaartal 1780 benevens het portret van keize
rin Maria Theresia.
De Koptische Christenen in Abessynië heb
ben zilveren thalere met het borstbeeld van
Maria.
Een muildier draagt 2000 thalers, die ieder
28 Gram wegen en een waarde hebben van
ongeveer 80 cents.
W. B.—Z.
Bij den kapper.
Boertje: Nu heb ik al drie flesschen haar
water gebruikt en er komt nog geen haar
tje op mijn hoofd.
De kapper beweert, dat hij er toch al zooveel
succes mee heeft gehad, waarop 't boertje
antwoordt: ..Geef me er dan maar een. maar
als ik die heb leeggedronken, is 't ook subiet
de laatste".
Aan boord.
Medelijdend vroeg men aan een zeezieke:
Heeft u al ontbeten?
Kreunend antwoordde de patient: Integen
deel
Moeder: Jan, wat zie je er nu toch vuil uit!
Jan: Dat komt moeder, omdat ik nu zoo in
het licht zit.
ROBERT EN DE PAPEGAAI.
Robert van Hal was een aardige jongen van
10 jaar, Hij had echter een groote fout en dat
was, dat hij nooit goed zijn lessen leerde. Hij
probeerde het wel; we zouden moeten jokken
als we zeiden, dat dat niet het geval was;
maar hij besteedde er niet genoeg aandacht
aan.
En telkens als hij met een rapport
thuis kwam, stond er op: „leert zijn lessen
niet goed!" y
„Ik begrijp het niet", zei mijnheer van Hal,
tegen zjin vrouw. „Hoe zit dat dan? Studeert
hij niet? Maar hij gaat toch iederen avond
naar zijn kamer!"
„Ja" zei mevrouw, „en ik hoor hem duidelijk
zijn lessen opzeggen".
„Ik zal zelf eens de teeugels in handen
nemen", zei Roberts vader.
„Robert", zei hij, toen deze om 4 uur uit
school kwam, „vanavond zal ik je je lessen
eens overhoor en. Dadelijk na het eten ga je
naar je kamer en dan kom ik een uur later bij
je en overhoor je".
„Ja vader", zei Robert gedwee, ofschoon
hij in dat in zijn hart heelemaal niet zoo
plezierig vond.
Nu moet ik jullie eerst nog vertellen, dat
de familie van Hal een papegaai bezat, of
eigenlijk hij was van Robert. Deze had het
dier eens cadeau gekregen van zijn oom, den
zeekapitein. Lorre stond op Roberts kamer en
hij kon praten als de beste. Toen mijnheer
van Hal 's avonds om half acht op Roberts
kamer kwam, zat Lorre vol belangstelling te
kijken, naar wat er gebeuren ging.
Mijnheer van Hal ging zitten, nam het boek
van Robert en begon:
„Wanneer was de tachtigjarige oorlog?"
Robert aarzelde even; maar toen klonk
Lorres stem triomfantelijk: „De tachtigjarige
oorlogde tachtigjarige oorlogwas
van.... was vaneh.... vantot
ach, ik weet het niet meer!"
Vol verbazing keek mijnneer van Hal van
Lorre naar Robert, die een vuurroode kleur
kreeg.
„Ah, ah," zei mijnheer van Hal, ..nu begrijp
ik, dat moeder zegt, dat ze je altijd je lessen
op hoort zeggen en nu begrijp ik, waarom er
ondanks dat toch slechte aanteekeningen op
je rapport staan. Eigenlijk moest je je scha
menhier wond mijnheer van Hal zich
hoe langer hoe meer op. „Dus zoo goed leer
je je lessen, dat Lorre, een papagaai je precies
na kan stotteren. Want je wilt toch zeker niet
beweren, dat de papegaai dat uit zichzelf zegt!
Dat eeft hij natuurlijk wel honderden keeren
van jou gehoord. Welke flinke jongen van 10
jaar zegt er nu van een paar ongelukkige
jaartalletjes: „ach ik weet het niet meer".
Boos klapte mijnheer van Hal het boek dicht.
„Maar ik zal je iets vertellen, als je volgen
den keer aanteekeningen op je rapport hebt,
gaat Lorre naar den dierentuin. Dan kan hij
daar misschien de menschen vermaken met
zijn jaartallen, die „hij niet meer weet". Dan
kunnen ze zeggen: „Je kunt wel hooren, dat
hij bij domme menschen is geweest".
Nooit had Robert zijn vader zoo boos gezien
In zijn hart zag hij ook wel in, dat vader
gelijk had en hij besloot daarom extra zijn
beste te doen in het vervolg.
Dat gebeurde dan ook.
Zoo was het dus dank zij Lorre, dat in het
vervolg die leelijke roode aanteekeningen van
Roberts rapport wegbleven.
RITA.
In 't museum.
Dame: Uit welken tijd zijn deze vreeselijke
martel werktuigen?
Gids: Uit den goeden, ouden tijd, mevrouw.
In t hotel.
Gast tot piccolo. Welk weer krijgen we
vandaag.
Piccolo: Ik mag u niet inlichten meneer,
dat mag alleen de ober.
KAMERVERSIERING.
Laatst was ik op visite bij een neef en
nichtje van me.
„Oom Kees", zei mijn kleine nicht opge
wonden, „nu moet u eens komen kijken, wat
Jan voor me gemaakt heeft".
Ze nam me bij mijn hand en trok me mee
naar haar kamertje. Daar stond ik werkelijk
een oogenblik verbaasd. Want op regelmatige
afstanden van elkaar waren op het behang
kleurige tafereeltjes te zien.
„Heeft Jan heelemaal alleen bedacht en
gemaakt", zei kleine zus trotsch. Ik deed een
stap dichterbij.
„Maar dat is werkelijk keurig", zei ik toen.
„Hoe ben je op het idee gekomen, Jan?"
Jan lachte bescheiden. ,,Ik weet het eigen
lijk niet; maar zusje zei op een keer, dat ze
zoo graag van dat leuke behang met poppetjes
zou willen hebben en toen bedacht ik opeens,
dat ik dat wel zou kunnen maken; dan had
ik ook nog plezier van 't zelf maken. Ik vroeg
toen aan moeder, of ik een vel dun, maar
stevig carton mocht koopen en dat mocht.
Daarop heb ik toen verschillende tafereeltjes
geteekend. maar alles apart. Kijk, ik teekende
een palm en nog een palm en een krokodil, en
een negertje. Toen die naar mijn zin waren
uitgevallen, kleurde ik ze met waterverf en
knipte ze uit.
Toen was het verder een klein kunstje om
de poppetjes en figuurtjes in aardige volg
orde op het behang te plakken. En hier
ziet u het resultaat. Telkens krijgt zusje er
een stelletje bij. Op het oogenblik ben ik bezig
Roodkapje voor haar te teekenen".
„Maar", zei ik, „die figuurtjes kon je toch
niet op gekleurd behang plakken?"
„Nee", viel zus in de rede. „Vader heeft eerst
dit effen crème papier op den muur geplakt;
daar komen de poppetjes beter op uit".
Ik vond het zoo'n aardig idee, dat ik mijn
neef en nicht beloofde het in den krant te
zetten. Misschien, dat er onder jullie ook
van die kleine teekenaars schuilen, die het
voorbeeld van Jan graag na zullen volgen.
OOM KEES
ARME JAN!
Jantje met zijn auto-ped,
Had den heelen morgen pret,
Hij rende 't straatje op en neer,
Altijd weer en altijd weer.
't Ging zoo prettig, 't ging zoo fijn,
En al was Jan nog maar klein,
Hij kon sturen zoo als het moet,
Remde keurig met zijn voet.
Hij ging nog een eindje fond,
Moes zei: Buiten is 't gezond,
Rij maar baasje, rij maar vlug,
Maar kom straks bij moeder terug.
Op het lange, zwarte pad,
Lagen blaren dor en glad
Jantje slipte, slipte weer,
Jan viel naast de blaren neer.
Jantje heeft zich pijn gedaan.
Heeft geen zin om op te staan.
Kom nu jongen, rij nu vlug,
Naar je huis en moeder terug.
W. B.Z.
WIE ZOEKT ER MEE?
Je zoudt denken, dat deze troubadour
een lied zingt voor de vogeltjes in de lucht,
hè? Maar als je goed zoekt, zul je zien, dat
ook de siotn'ouwe luistert naar wat mj zingt.
Wie ziet haar?
TANTE TINE.
UIT DE NATUUR.
DENNEN EN SPARREN.
(Vervolg.)
Op de zandgronden in de buurt van Nun-
speet komt nog tie pracht conifeer voor. die
de naalden afzonderlijk heeft, alleen op lang-
loten en toch geen Picea is nl. de Douglasden
of Pseudotsuga, hoewei hij ook niet tot de
dennen behoort. De naaiden zijn 5 c.M. lang
zacht en prikken niet en uitgetrokken hebben
ze ook geen vlag. De zilverden van het ge
slacht Abies herkent men aan de staande ke
gel. (De besproken soorten hebben hangen
de kegels)De naalden staan niet op verhoog
de bladkussens, maar op den gladden tak en
laten wel een rond licht litteeken na, dat de
tak evenwel niet ruw maakt.
De voornaamste Abies alba komt in bos-
schen voor en is zoo genoemd naar de grijze
bast.
De lari en ceder hebben naalden èn al
leen (op de langloten) èn in bundels (op
kortloten). De larix verliest zijn platte
naalden in den winter, de ceder heeft bijna
vierkante naalden op doorsnee en behoudt ze
des winters. Dit verschil is dus wel gemak
kelijk te voelen.
De larix komt het meeste voor.
Die allemaal te onthouden is niet direct ge
makkelijk maar ga op de wandeling de soor
ten maar eens na en zie of je de naam ervan
kunt uitvinden.
Daar de dennen er op ingericht zijn niet te
weelderig te leven omdat ze meestal op droge
zandgronden voorkomen, groeit de hoofdwor
tel recht naar beneden, de zijwortels komen
uit. het bovengedeelte van den hoofdwortel en
blijven dicht onder de oppervlakte om de sap
pen van rottende planten en bladeren en re
genwater tot zich te kunnen nemen. De boo
men kunnen een flinke lengte bereiken, soms
wel 30 Meter en een stamdikte van 1 Meter.
Indien de boom voldoende ruimte heeft, wordt
meestal een ronde volle kroon ontwikkeld.
Staat ze dicht opeen, bijv. in groote dichte
bosschen, dan schieten ze hoog en dun op, de
zijtakken kunnen zich niet voldoende ont
wikkelen door gebrek aan licht en lucht en
sterven af. Ook groeit de boom niet meer. zoo
dra de kroon wordt overschaduwd door an
dere boomen.
De dikke schors, die feitelijk uit verschil
lende platen bestaat, beschermt het voedsel
en vocht, dat de plant tot zich neemt voor
verdamping en is ook tegen felle kou een
uitstekende bescherming. De kleine opper
vlakte van de naalden belet te groote uitwa-
sem.ng en de groote hoeveelheid hars dient
ook tot beschutting tegen bevriezen. De den
nensoorten blijven altijd groen en verliezen
in de herfst slechts een gedeelte van hun
naalden. Ze behoeven dan niet zooveel voed
sel om te zetten in jong gToen als onze loof-
bcomen en in de lente. Dit is natuurlijk van
gewicht met het oog op de schrale gronden
waar de boomen voorkomen.
De bloemen zijn eenslachtig, dus er komen
er mannelijke en vrouwelijke bloesems voor
en bovendien nog éenhuizig. omdat beide
soorten aan één boom groeien. Aan den voet
van de jonge takjes zijn de meeldraadbloe-
men tot korte dikke katjes vereenigd. Meestal
staan er 2030 katjes als een spiraal om den
stengel. Ieder katje heeft een dikke spil met
afstaande schubben dicht bezet. Elke schub
is van boven eenigszins uitgehold en heeft
van onderen twee met stuifmeel gevulde
zakjes. Springen die open dan valt het stuif
meel op de onderliggende schub, waar het bij
windstilte blijft liggen. Is er regen of dauw te
verwachten dan sluiten zich de schubben
om het stuifmeel te beschermen. Met wind
stuift het in wolkjes door de lucht en elk kor
reltje, dat uit twee deelen bestaat, verbon
den door een met lucht gevulde blaas, kan
lang blijven zweven en ver weg gevoerd
worden. Aan den top der jonge takjes is een
katje met een korte dikke spil, waaraan weer
kleine schutblaadjes zitten met de dikke
vruchtbladen in de oksels. Aan den voet zit
aan eiken kant van de middennerf een eitje,
waarheen het stuifmeel moet komen. De be-
stuivmg heeft plaats in April of Mei en de
vruchtbladen sluiten zich dan weer dicht aan
een. In Maart van het derde jaar is het zaad
eerst rijp en dan openen zich de schubben
om de zaden naar buiten te laten vliegen met
behulp van de dunne vlieghuid. Als ze den bo
dem raken laat de vleugel los èn kunnen de
spitse zaadjes in den grond dringen.
NA SINT-NICOLAAS.
door W. B. Z.
„Moeder, 'k wil geen boterham",
Riep die kleine Piet.
„En die die groote beker melk
Lust ik ook heusch niet".
„Ik wou maar niet naar school toe,
Ik ben een beetje naar,
Het rommelt in mijn buikje,
'k Voel me toch zoo raar".
„Gisteren at je borstplaat,
En zooveel chocola.
Ook nog van die taaipop.
Die je kreeg van pa.
Wil ik Je eens wat zeggen.
Kleine, domme Piet.
Je snoepte te veel lekkers,
Je maag verdroeg dat niet".
Ze bracht hem maar naar bed,
Hij deed toen rare dingen
En had niets geen pret.
Maar een dagje later
Was hij frisch en kwiek,
En zei tegen iedereen:
,,'k Word nu nooit meer ziek!"
UIT DEN MOPPENTROMMEL.
Op school.
Meester: Hoe noem je iemand, die steelt,
Jantje?
Jantje zit met zijn mond vol tanden en de
meester herhaalt: Wat ben ik nu Jantje, als
ik een kwartje uit je zak haal?
Jantje: Een goochelaar, meester.
DE BEURT 15 AAN KLEINE
TEEKENAARS.
Deze les zullen we besteden aan teekenen
van bergachtige streken en rotsbeelden.
Onder I zie je een rotsachtige streek, zoo
als we die weliswaar niet in ons landje
kennen, maar die bijv. wel voorkomen ln
Bretagne. II. Hooge bergen. De toppen zijn
met sneeuw bedekt. Zie je hoe eenvoudig dat
geteekend wordt!?
III. Waterval. Ook heel eenvoudig en toch
sprekend voorgesteld. Je ziet, dat je met
enkele lijnen nog heel wat kunt bereiken. En
onder IV zie je tenslotte een yoorbeeld van
krijtrotsen, zooals die aan de kusten van
Engeland en Frankrijk voorkomen. Zie je hoe
steil zulke krijtrotsen uit zee opkomen?
En nu maar weer gauw aan den slag, jon
gelui. Als je goed oefent, kun je ten slotte
heel mooie teekeningen zelf maken. Onze
illustraties geven eenige voorbeelden.
TANTE TINE.