[Sld^e „Restaurant Royal" Hoe een Frans Hals ontdekt werd. DINSDAG 24 DECEMBER 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 7, MUZIEK. Haarlsm's Gemengd Koor Weihnachts-Oratorium Van de gedurende reeds vele jaren gevolgde gewoonte om Bach's Weihnachts-Oratorium 's namiddags van den 2den Kerstdag uit te voeren, is H. G. K. dit jaar in zooverre afge weken, dat de uitvoering nu twee dagen vóór Kerstmis en wel 's avonds plaats vond. De uitvoering van Maandagavond had even als de vorige vele goede kwaliteiten. Het zeer talrijke koor, dat met het werk ter deze be kend en dus met zijn taak vertrouwd is toonde zich steeds paraat, zong vaak kracntig en ontwikkelde soms, met name in sommige der koralen, een aan schoonheid rijken klank. Louis van Tulder, pas van een vrij langdurige ziekte hersteld, vertolkte de omvangrijke en zware tenorpartij voortreffelijk, zij net ook met iets minder duidelijk gearticuleerde dictie dan die we vroeger menigmaal van Jacques van Kempen hoorden. Zijn techniek en adem beheersching in de beide rijk gefigureerde aria's „Frohe Hirten, eilt" en „Ich will nur dir zu Ehren leben" toonden den zanger weer in het bezit van zijn volle kracht. De altzangeres Theodora Versteegh is van deïi eersten keer af. dat H. G. K. het Weihnachts-Oratorium ten gehoore bracht steeds trouw op haar post ge weest. Na een minder gelukkig begin in de aria „Bereite dich Zion" kwam zij allengs beter op dreef en deed zij in haar volgend-, solozangen de schoone herinneringen van vroegere uitvoeringen gestand. Niet in allen deele voldoen kon ons de vertolking van de baspartij door Joh. Lammen. Deze zanger be zit een zeer krachtig en dikwijls sonoor bas- geluid, maar het kwam ons voor dat hij de heroïsche uitdrukking, die bij de aria ..Grosser Herr und starker König" zeker volkomen be hoort, ook te pas bracht in gedeelten van ge heel andexen aard. Daardoor kreeg b v. een regel als „Weil ihm ihr Heil so gut gefallt" iets geweldigs, dat er niet in zit. In zijn uit spraak van de letter s volgde hij een traditie, die niet tot de meest aanbevelenswaardige ge rekend kan worden. Corrie Bijster zong het recitatief „Und das habt zum Zeichen", dat eigenlijk voer tenor genoteerd is. Deze substitutie heefc waar schijnlijk de bedoeling, den tenorzanger na zijn groote en hoogst inspannende aria „Frohe Hirten eilt" een oogenblik rust te gunnen, en is uit dat oogpunt te verdedigen. Het is dus een „partijbelang", en we weten dat dit ook in de politiek wel eens het algemeene belang overweegt. Desniettemin bevreemdt het eenigszins, wanneer men de partij van den Evangelist plotseling voor een wijle door een sopraanstem hoort verkondigen. De vertol king van andere sopraansoli door een tiental koorstemmen kon slechts matig bevredigen: de onderlinge stemming was niet zoo perfect, dat we niet liever die van Corrie Bijster alleen gewenscht zouden hebben. Met genoegen zagen we ons Haarlemsch or kest weer op de plaats die het billijkerwijze toekomt. De blazers, die in het Kerstoratorium hoogst belangrijke partijen hebber., gaven veelal aanleiding tot bijzondere tevredenheid; met name willen we hun spel in no 7 noe men. Ook de hooge trompetten, kweten zich over 't algemeen goed van hun zware taak. Wat de strijkers betreft bestond in no. 41 eenige ongelijkheid tusschen de eerste en de tweede violen, die naar de ervaring van vele H. O. V.-concerten niet had behoeven voor te komen. De machtige stem van het orgel steunde en Versterkte het ensemble, overstemde soms ook. Meermalen trouwens bereikte de klank sterkte van het geheel de grenzen van wat nog in de ruimte van onze concertzaal als schoon heid aangevoeld kan worden. Men zou zeggen dat de leider Jan Booda de neiging heeft om vele koornummers tot massale effecten te doen worden. De feestelijke stemming, die uit som mige dier nummers spreekt, geeft daartoe ze ker grond, maar toch zouden we willen vra gen of ook hier niet beperking wenschelijk is. Over het aanbrengen van „romantische" nuances in een koraal als no. 12 zijn de mee ningen verdeeld; we willen dit dus noch aan prijzen, noch afkeuren. Zeker is het. dat vele koralen bijzonder mooi klonken. In de aria no. 15 bestond nog al verschil van tempo-opvat ting tusschen solist en dirigent; overigens zorgde deze laatste over 't algemeen voor goede aansluiting. De- continuopartij werd nogal droog door Emmy van Eden vervuld. Resumeerende zouden we kunnen zeggen, dat deze uitvoering van het Kerstoratorium wel geen stijgende lijn ten opzichte van vroe gere vertoonde, maar toch veelszins bevredigd heeft. Minder bevredigend was de opkomst van het publiek: de zaal telde veel meer on bezette stoelen dan in vorige jaren. K. DE JONG. MUZIEK. Kunstkring Heemstede Harry van Oss Felix de Nobel Voor den volksliederenavond door Harry van Oss en Felix de Nobel was weer bijzondere be langstelling. die zich liij een middeleeuwsch Kerstlied uitte in ingetogen luisteren, bij een Jiddisch volkslied in betuigingen van spon- tanen bijval. Wij hoorders waren voor elk lied in de sfeer gebracht, waarin zulk een volks lied kon ontstaan. De zanger gaf ons in mooi beheerschte woordkeus den tekstinhoud, die evanals de melodie rechtstreeks uit het volk is voortgekomen en waarvoor slechts in uit zonderingsgevallen de auteur is aan te wijzen. In alle deelen der wereld hebben musicologen zich onder het volk begeven en de melodieen opgeteekend. Instumentale begeleidingen zijn er niet bij; en om ons op een concert bekend te maken met deze gezangen, heeft Felix de Nobel voor elk dezer lie .♦•ren de karakteris tieke begeleiding gevonden: karakteristiek naar den tekstinhoud zoowel als naar den tijd waarin het lied ontstond. Zoo was het oude Kerstlied, waarmee de avond werd geopend (O suver maeght van Israel) in de begeleiding een mooi staal van Dorische zetkunst en het refrein (benedictus tu in mulieribus) een naklank der oude Gre- gorianen. Bij „I saw three ships" was het de deining der golven, die als inslag diende bij de instrumentale versiering; bij „Noel des brian- deurs" was 't het illustre voorbeeld van César Franck, (die voor deze oude Normandische en Bretonsche volksliederen een eigen orgaan bezat), en het zou al vreemd zijn, als Felix de Nobel niet in dit licht de oud-Fransche Noels bezag. Het prachtig-gezette mineur-refrein vooral kreeg daardoor dit gouden waas. dat aan die zangen der Middeleeuwen hun groote bekoring geeft. Dichter bij ons in den tijd stond weer een „Pastorès de Jauvinas"; en hier stelde de piano zich meer tot laak, het komische van 't geval weer te geven Vjn den man uit Chaudfontaine, die wenschte d. t hij vier magen bezat, niet om zich aan „Chaud fontaine" te goed te doen, maar wel om aan Bacchus eer te bewijzen, en die toch. toen het Kerstfeest was aangebroken, in uiterste ma tigheid zijn offer kwam brengen. Buiten de kerstliederen om was er nog een keurige verzameling van Schoksche, Engelsche, Fransche, Waalsche zangen, waaronder vooral het in Luik nog gezongene (en gedanste) „Harbouya" het temperament der feestvieren de Walen bijzonder gelukkig uitbeeldde. Zan ger zoowel als pianist brachten de plastiek van dit lied meesterlijk naar voren, zooals zij ook hadden gedaan met het typisch-Fransche „Le paradis en fète". Van vroegere liederen avonden heugen ons nog de negerzangen, al waren t toen uitslui tend Spirituals. Ook met de Jiddische volks liederen maakten toen Van Oss en De Nobel een sterken indruk. Dezen avond overtrof de zanger zich zeiven nog in „Boruch atoh" (deels Hebreeuwsch, deels Jiddisch) en in het heel gevoelige „Sogtsje rebbenju", maar zette den kroon op het werk in het tot slot gezongen „Kaddisj", waarin De Nobel hem op meester lijke wijze secundeerde. Naast de meer inge togen liederen uit de middeleeuwen heeft in zonderheid de weergave van dezen magistralen zang ons de beteekenis der Uederenavonden van Harry van Oss en Felix de Nobel in helder licht gesteld. Afgezien van het zuiver folklo ristische is ook het absoluut muzikale een fac tor die op deze avonden bijzonder meetelt. G. J. KALT. HET TOONEEL Vrijz. Christ. Studentenbond LUCIFER. Het is niet de eerste maal, dat studenten Vondel's Lucifer ten tooneele brengen. Reeds eenige jaren, voordat Royaards nu juist een kwart eeuw geleden zijn magistrale op voeringen ervan gaf, hebben Utrechtsche Stu denten dit treurspel gespeeld en het was bij die voorstelling, dat niemand minder dan Enny Vrede in de rol van Rafaël als actrice debuteerde. De V.C.S.B. heeft het noodig gevonden een verklaring te geven, waarom men juist Luci fer als leekenspel ter herdenking van het vierde lustrum had uitgekozen. Volgens het programma ziet Abraham van der Vies in de figuur van Lucifer de verpersoonlijking van reactionnaire behoudzucht en daarom is dit treurspel een vooral voor nu belangrijk stuk tijdtooneel. Misschien zou Vondel over dezen uitleg zelf eenigszins verwonderd zijn geweest. Evenveel recht had dr. Jonckbloet in 1850 in dit treurspel een politieke allegorie te zien van den strijd van Willem van Oranje tegen den koning van Spanje en toch kan men den Zwijger moeilijk een reactionnair noemen. Hoe men Lucifer ook beschouwd, hier over zullen wij 't allen wel eens zijn, dat 't een werk van alle tijden is en daarom was het een eerbiedwekkende daad van den V.C S.B. om dit Goddelijk, maar wel zeer moeilijk te spelen treurspel ter viering van zijn 4de lustrum ter opvoering uit te kiezen. Maar nog meer, dat men het zoo heeft gespeeld, dat de voorstel ling een verheugenis werd voor allen, die haar bijwoonden. Het is een gewoonte van de ouderen om de .leugd van tegenwoordig oppervlakkig en lichtzinnig te noemen. Men hoort herhaal- delijk dat de jeugd niet andere belangstel ling meer heeft dan voor techniek, sport, film, jazz en dans. Een opvoering van Lucifer, zooals wij gisteravond in onzen Stadsschouw burg bijwoonden is er de logenstraffing van en verblijdend was het dat zooveel jonge menschen waren gekomen om deze voorstel ling te zien. Wat mij in deze vertooning van Lucifer mis schien nog het meest getroffen heeft, was de diep religieuze ernst en de ontroerende toewijding, waarmee alle medewerkenden zich gaven aan hun taak. Wat een voorberei dende studie moet het alleen niet reeds ge kost hebben men denke slechts aan de moeilijke verzen, die zoowel door de dramati sche personen als door de koren zonder één moment van hapering werden gezegd om een zoo feilloos resultaat te bereiken. Maar de beste wil zou niet voldoende zijn geweest om tot een stijlvolle opvoering, een vertoo ning in schoonheid te komen, wanneer er niet een artistiek regisseur was geweest die zooals hier het geheel had geleid en van zijn geest had vervuld. Wij hebben het Abra ham van der Vies te danken, dat deze Lucifer opvoering een evenement werd, die hoe gansch verschillend zij ook was de verge lijking met die van Royaards kon doorstaan. Natuurlijk kwam het woord bij acteurs als Royaards en Musch meer tot zijn recht, maar zoowel de oplossing van de décors en van de reien en de koren der Luciferisten vond ik thans gelukkiger dan bij de opvoeringen van 25 jaar geleden. Ik heb bewondering voor de wijze waarop over het algemeen de verzen door de spelers werden gezegd. En ook voor de plastiek der hoofdpersonen. De verzen kregen kleur en dikwijls ook zooals in de verhalen van Uriel en Apollion vaart in de dynamische voordracht dezer spelers. Men had soms moeite te bedenken, dat hier leeken vertolkers der hoofdrollen waren. De spelers wisten karakter en ge stalten aan de door hen uitgebeelde figuren te geven. Zoo was Lucifer de waarlijk alles beheerschende voorname stedehouder, vorm den Belzebuib, Belial en Apollion een voor treffelijk trio als de drie samenspannende engelen vooral Apollion trof mij door zijn suggestieve actie zzagen wij een waardigen Michael en ontroerde vooral Rafaël door in nigheid en gevoelige, zuivere dictie. En wat Van der Vies met de koren heeft bereikt, is werkelijk iets heel bijzonders. Hij heeft zoowel de reien als de verzen der Luci feristen door spreekkoren laten zeggen. Ik kan daartegen moeilijk althans niet voor Lucifer de bezwaren hebben, die men zoo dikwijls hoort opperen. Het is waar dat het zeggen daardoor nu en dan iets mechanisch krijgt en het rhytme door het gedisciplineerde wel eens te kort komt, maar daartegenover staat, dat het vooral, doordat Van der Vies als in een oratorium sommige verzen door één of enkele stemmen, andere door het geheele koor laat zeggen, in klank en kleur dikwijls wint. Welk een verrassend mooi effect door een spreekkoor ook in de verzen soms kan worden bereikt, bleek wel het meest in de prachtige hooge inzet van het vrouwenkoor van den tegen zang der eerste rei: Dat's God, Oneindig eeuwig Wezen, Van alle ding. dat wezen heeft. Dit klonk werkelijk subliem in zijn serenen klank. En het koor der Luciferisten neemt in dit treurspel ook als ensemble wel een bij zondere plaats heel anders dan de onper soonlijke rei in. Denkt aan het verzorgde Stationsplein, Tel 11027 Reserveert tijdig Uw tafel (Adv. Iiigez. Med.) En welk een mogelijkheden bood dit koor tot indrukwekkende en versterkende actie. Prach tig was reeds dadelijk de opstelling der koren van Seraphynen en Luciferisten in I, met die tegenstelling in houding der twee groepen en hoe mooi gevonden was om de dramatische werking dat wegtrekken der Luciferisten. Hoe knap wist Van der Vies hier reeds het koor in de handeling te betrekken. Welk een ge lukkige vondst was ook de opstelling van de groep der Luciferisten, in treurende houding, onmiddellijk na de rei van II. De groepeering der koren, telkens weer af wisselend en volkomen één met de handeling, waren bijzonder indrukwekkend en fraai. Zoo werd ook door de opstelling van het koor de verschijning van Michaël een imponeerend moment. Voortreffelijk ook in zijn tegenstel ling, de koren der seraphijnen en de opstan dige Luciferisten in III, waarbij toch steeds de klassieke rust werd bewaard. En hoe mooi van regie was het optrekken ten strijde van de Luoiferisten, bij dat onvergelijkelijk schoone opstandige Op! trek op, o, gij Luciferisten Volgt dees' vaan. en later de giorieuse terugkeer onder bazuin geschal van de overwinnaars. Zoo waren er telkens weer momenten in deze opvoering, die troffen door stijlvolle en toch aangrijpende actie. Ook de décors van Gerard Hordijk zijn te prijzen. En voor welke moeilijkheden staat men hier, wanneer men bedenkt, dat Vondel alleen maar aangeeft: ,Het tooneel is in den Hemel". De décors van Hordijk vond ik behalve dat met de wolken, die te veel aan rupsen of aan een landkaart van onze Archipel deden denken gelukkiger dan de „Hemel" inder tijd van Roland Holst met dien gestyleerden koepel van de „Engleburch". Hoe mooi deden in dit decor die koren van witte Seraphijnen, Cherubijnen en Luciferisten. Alleen het cos- tuum en de grime van Rafaël vond ik minder gelukkig. Rafaël deed mij bij haar verschijning meer aan een Pierrot dan aan een aartsengel denken. De muziek van Hans Brandts Buys versterkte ongetwijfeld den totaal-indruk, al stond de uitvoering hiervan niet op het hooge peil als de opvoering op het tooneel. Eenmaal dreigde het zelfs even geheel mts te ioopen, maar ge lukkig wist de dirigent spoedig de situatie te redden. De opvatting van Van der Vies om Lucifer als tijdtooneel te geven, maakte, dat het slot Adam's val verviel. Men eindigde het treurspel met den triomf van Michaël en zijn leger, wat ongetwijfeld een sterker slot is van Lucifer dan dat, hetweik Vondel zelf er aan geeft. Het was een verheugend verschijnsel, dat bij deze Lucifer-opvoering onze schouwburg tot de laatste plaats bezet was. In een ik durf wel zeggen gewijde stemming heeft men het spel gevolgd en aan het slot zong heel de zaal staande de hymne van den V.C S.B. mee. Op ver zoek is er niet geapplaudisseerd maar de diepe aandacht van het publiek was wel de grootste hulde, welke men de spelers kon brengen. Het was een avond, die met gouden letteren in de annalen van ons nationaal tooneel mag wor den ingeschreven. J. B. SCHUIL. Vorstelijke Emigranten in nieuwe bezetting. Het is nog geen,twee jaar geleden, dat Het Masker zijn eerste voorstelling gaf van Vor stelijke Emigranten en thans reeds is de sa menstelling van dit tooneelgezelschap zoo zeer gewijzigd, dat wij dit prachtige blijspel Zaterdagavond in onzen Stadsschouwburg in een bijna geheel nieuwe bezetting hebben gezien. Alleen Ko Arnoldi en John. Gobau stonden nog in hun oude rollen van Arbéziat en den Russischen volkscommissaris: de ove rigen waren allen door andere krachten ver vangen. Dit gaf uit den aard ook een eenigs zins ander karakter aan de voorstelling, ja, ik meen zelfs te mogen zeggen, dat met de, vervanging van twee eerste rangs krachten als Elsa Mauhs en Jan Musch door Ank van der Moer en Louis Gimberg de opvoering meer eenheid vertoonde. Jan Musch hoe groot tooneelspeler ook vermocht zich bij het geraffineerde geniale spel van Elsa Mauhs niet volkomen aan te sluiten en de twee vorstelijke emigranten vormden in de oorspronkelijke bezetting fei telijk dan ook geen paar. De prinses kwam a'. te duidelijk uit een heel ander milieu dan de prins en zoo werd de opvoering van Vor stelijke Emigranten indertijd min of meer een ster-voorstelling met Else Mauhs als de allen overheerschende figuur. Dit is in de nieuwe bezetting niet meer het geval. Ank van der Moer en Louis Gimberg passen zich in hun spel volkomen aan elkan der aan en wij zagen daardoor meer een ge sloten ensemble. Het is vooral door Gimberg. dat het karakter van de opvoering gewijzigd wordt en de voorstelling als geheel meer vaart en elan krijgt. Gimberg speelt den prins met veel meer aristocratische allure, levendig en toch voor naam. volkomen in den stijl van de Fransche Comédie met heel even ook maar nooit te zwaar het accent op de tragische situatie, waarin deze vorstelijke emigrant toch ook verkeert. Musch gaf het weemoedige van dezen uit zijn land verbannen prins vooral in het begin sterker; Gimberg bleef meer in den toon van het blijspel, zonder toch ooit schade te doen aan de figuur. En in de groote scène met een volkscommissaris in ÏV wist ook Gimberg zijn rol op te voeren tot de heroïsche hoogte, welke zij daar een kort moment krijgt. Het zou natuurlijk onbillijk zijn Ank van der Moer als Tatiana te willen vergelijken met Else Mauhs. maar het is van een Jonge actrice zeker geen geringe verdienste, dat zij zich in deze rol staande vermag te houden na een zoo brillante voorgangster. Van Ank van der Moer is Tatiana een zeer mooie rol. waarmee zij opnieuw duidelijk het bewijs geeft, een der meest talentvolle actrices van de jonge generaties te zijn. Zij is zoo verstan dig Else Mauhs niet te imiteeren. Ank van er Moer speelt Tatiana vooral als een Rus sische, temperamentvolle vrouw. Slechts weinige prinsessen zullen de aanbiddellijke gratie van een Else Mauhs bezitten. Met wat minder kan het ook, zooals wij van Ank van der Moer Zaterdag hebben gezien. En haar spel sloot zich prachtig aan bij dat van Gim berg al probeerde de laatste niet het Rus sisch accent in zijn spreken vol te houden, zooals Ank van der Moer dit en aldoor voortreffelijk deed. Het is ook niet noodig daar prins Ouratief reeds langer in Frankrijk woont, en het leek mij daarom een fout van Gimberg om in het begin met accent en later weer gewoon te spreken. Wanneer hij dat Russsisch accent toch niet volhoudt, is 't beter het maar geheel weg te laten Van de kleinere rollen wil ik hier den voor treffelijk getypeerden Martelleau van Dick van Veen noemen. Van Veen ging in dit rol letje wel ver boven zijn voorganger uit. Dat kunnen wij moeilijk zeggen van Bob Wijs man, die als George Arbeziat niet in de scha duw kon staan van Adri van Hees. Het was eigenlijk jammer, dat men voor dezen George geen ander jong acteur heeft kunnen vinden, want de onhandige jongen, dien wij er nu in zagen, bedierf zoo wat elk tooneel, waarin hij optrad. Henriette van Kuyk verving Marie Holtrop in de rol van mevrouw Arbéziat. Hierdoor ging mevrouw Arbeziat eenige graden naar bene den als society-dame, wat echter aan het ge heel geen schade deed, omdat daardoor het contrast -met de aristocratische kamenier nog sterker werd. Georgette Reyewsky had de oude rol van Ank van der Moer die van Lady Karrigan overgenomen. Zij maakte het zich wel wat te gemakkelijk, door het En gelsche in deze vrouw in het geheel niet te typeeren. Als Bretonsche dienstmeid voldeed Georgette Reyewsky beter dan als Lady Karrygan. De Vorstelijke Emigranten hadden voor mij nog niets van hun charme verloren. Dit blij spel van Jacques Deval blijft nog steeds een der beste blijspelen, die in de laatste jaren in ons land zijn gespeeld. En de vertooning is ook in deze nieuuwe bezetting over het alge meen voortreffelijk. J. B. SCHUIL. SCHILDERKUNST Joh.Josseaud's nagelaten werk Gedurende veertien dagen houdt de fa milie van den onlangs overleden schilder en teekenaar Josseaud in haar woning een ex positie van het nagelaten werk. Zooals dat meer gaat, vindt men in zulk een schilders nalatenschap vaak onverwachte dingen, stu dies en aanzetten, die den artist van een kant doen kennen dien men vroeger bij hem niet opgemerkt had. Josseaud heeft een pu bliek succes beleefd van een aantal zijner etsen, stadsgezichten van Amsterdam en Haarlem, die, zonder in het ansichtkaart karakter van veel diergelijke productie op te gaan. steeds het merk eener bescheiden beschaving droegen. Luidruchtig zijn deze bladen niet. noch overweldigend door techni sche krachttoeren, maar ze hebben dat in nemende. dat door een diepe genegenheid voor het beoefende ook tot uiting komt. Doch een ets als zijn Prinsenhof kan men gerust naast de bladen van de erkende meesters der prentkunst leggen evenals die van de Jansstraat, die bovendien heel origi neel van behandeling is omdat Josseaud dit plaatje oorspronkelijk voor een kleurets be doeld had en de simpel zwarte afdruk dus feitelijk een buitengewoon gelukkige werk- proef is. Op het gebied van de kleur-ets is het ook Josseaud nooit gelukt iets te berei ken. dat méér was dan een procédé; de kleur ets ligt ons Hollanders niet: zelfs een Witsen kwam daarin niet verder dan tot een doode techniek. Dit is, meen ik maar een gevolg van druk kers-ongeschooldheid dan van gemis aan kleurgevoeligheid. Ook bij het werk in olie- en waterverf van Josseaud vindt men van diens fijnen zin voor kleur en nuance de spo ren en hier en daar in een mate die verrast. Zoo bijvoorbeeld in een kleine studie van een werkplaatsje ergens buiten, waar het zonlicht door een openstaand venster bin nenstroomt en een werkbank en wat gereed- schapsdingen in zich opneemt. Dat is heel zuiver gevoeld en weergegeven. Dat studietje representeert, voor mijn gevoel, met nog een aantal andere zaken, wat Josseaud in zijn beste oogenblikken was: een ietwat zacht moedige gevoeligheid een bescheiden, naar binnen levend man. die waarschijnlijk by uitgebreider en intenser jeugdstudie het nog tot heel wat gaver oeuvre gebracht zou heb ben. Van dat beste in hem vinden wij in de pastel met het geitje in een land met het Belgisch dorp in den achtergrond (no. 15) in de aquarel die hij aan ..De Kaag" maakte (nr. 22) in de hooge lucht op zijn Duinstudie (nr. 16). Groote formaten beheerschte hij nog te onvolkomen. De intimiteit, aan zijn beste werk eigen, kon daarin niet tot uit spraak komer.. Van de stillevens en bloem stukken die hij schilderde Is er daarom veel in de goede bedoeling blijven steken. Daarentegen is in dat met de cineraria's en de witte seringen een symphontsch kleur- spel ontstaan, waardoor het schilderij wel eenigszins apart komt te staan. Josseaud heeft zich tenslotte ook als portrettist een weg gezocht. Hij is ook daarin meer teeke naar dan schilder geweest al wyzen een aan tal breed opgezette geaquarelleerde schet sen. waarschijnlijk op Kunst-zij-ons-Doel- avonden ontstaan, naar mogelijkheden die Josseaud echter niet meer heeft kunnen verwezenlijken. Voor de vele vrienden, die de rustige sympathieke Josseaud zonder twij fel gehad heeft, is deze expositie in eigen huis een goede gelegenheid tot afscheid aan zijn kunst, die, gelijk hij zelf, rustig en be scheiden is. J. H. DE BOIS. Verloren halfuurtje leverde een fortuin op. (Van onzen correspondent). LONDEN, 23 December. Londen heeft in zijn achterstraten veel vunzige uitdragerswinkeltjes waar allerlei tweede en zesdehands goed te koop ligt. De inventaris is nooit zonder een paar olie verfschilderijen in prachtige vergulde lijsten. Bij de aanbeveling wordt altijd sterk nadruk gelegd op die lijsten, welke voor de groote ge meenschap nog altijd het schilderij maken. Een mijnheer uit Brighton, die onlangs in Londen wat tijd moest verdoen, deed wat zoo- velen doen. kuierde door de straten achter de beroemde pronkstraten en neusde in het winkeltje van een koopman in afgedankte artikelen. Hij kon niet beseffen dat zijn ver loren halfuurtje hem een klein fortuin zou bezorgen. Maar het deed het. De koopman liet hem een schilderij met een indrukwekkende vergulde lijst zien. Het was wel een aardige voorstelling daar binnen de lijst, twee opge wekte visschersjongens in de openlucht. De mijnheer uit Brighton had er wil zin in. Dan moest hij over een paar dagen terugkomen want dan zou de boedel van den winkel bij opbod worden verkocht. Op de verkoop bleef hij de hoogste bieder met 3. De bieders waren er naar opgeklommen shillingsgewijze. Hij ging er gauw mee naar Christies, omdat hij een aanteekening op den achterkant had gevonden, welke vertelde dat het doek in 1892 als een werk van een Royal Academician voor 30 was verkocht. De deskundigen van Christies herkenden het echter als een mees terwerkje van Frans Hals. He Is afgeloopen Vrijdag voor 2940 aan de Engelsche kunst handelaar verkocht. De verkooper begon om 300 te vragen. De handelaars hielden zich van den domme. Maar zij konden het niet volhouden en het bieden ging gauw omhoog met sprongen van 150 en 200. A. K. VAN R. Voor den Engelschen Kerstdisch. Commissie van Toezicht op het L. O. De Commissie van Toezicht op het L.O. vergaderde Maandagavond ten Raadhuize onder leiding van den heer Th. L a n cé e.,. De Voorzitter wijdde woorden van waardeering aan de nagedachtenis van het overleden lid der commissie, wijlen den heer Volger, die vele diensten aan het onderwijs heeft bewezen. In de vacature dr. F. P van der Voorde, zuller worden aanbevolen. Dr. F. P. van der Voorde en Dr. J. J. van den Andel; in de va cature Ir. M. H. Maas: Ir. Wyckerhold Bisdom en den heer j. c. Slagter; in de vacature C. M. J. Baas: de heeren C. M. J. Baas en M. Kooimans; in de vacature H. van Leeuwen: H. van Leeuwen en J. A. L. Doyer; in de vaca ture P. Volger: de heeren W. P. J. En te en H. Boon; m de vacature-Speller de heeren W. J. Speller en J. Kloosterman en in de vacature- Scholl de heeren: A. Meilink en J. J. Bleeker. Bij de rondvraag vestigde de heer E. H. D i k er de aandacht op. dat op de begrooting voor de commissie op het L, O. minder is uit getrokken dan vroeger en vraagt inlichtingen hierover. De Voorzitter deelde mede. dat vroeger voor de commissie was uitgetrokken f 600 en thans f 300 en voor een secretaris vroeger een toelage van f 450 en nu f 300. De secretaris mr. A. Beets, zegt, dat als maar f 300 wordt toegestaan voor de com missie. het verslag met zoo zal kunnen wor den behandeld, als tot nu toe het geval is ge weest. Het drukken kost al f 400. De Voorzitter zegt nog, dat de be rekening van een toelage van een secretaris toch niet mag gaan beneden het bedrag van een fooi. Het nu voorgestelde bedrag gaat beneden de waardigheid van een secretaris van een schoolcommissie. Bij het bedrag, uitgetrokken voor de com missie. zal het niet mogelijk zijn. dat er een goed verslag komt. En dit verslag is toch zeer nuttig. De heer Van Leeuwen wilde, dat dc commissie zich zou verzetten tegen de voor gestelde bedragen. De heer D i k wees er nog op dat de onder wijzers veel pry's stellen op het verslag. Besloten werd. dat de commissie zich met betrekking tot deze quaestie schriftelijk tot den Raad zal wenden. De heer M. L. A. Klein zeide, dat géén verslag met zooveel belangstelling door de Raadsleden wordt bestudeerd als Juist het verslag der Commissie van Toezicht op het L. O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 11