[Sld^e
„Restaurant Royal"
Hoe een Frans Hals
ontdekt werd.
DINSDAG 24 DECEMBER 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
7,
MUZIEK.
Haarlsm's Gemengd Koor
Weihnachts-Oratorium
Van de gedurende reeds vele jaren gevolgde
gewoonte om Bach's Weihnachts-Oratorium
's namiddags van den 2den Kerstdag uit te
voeren, is H. G. K. dit jaar in zooverre afge
weken, dat de uitvoering nu twee dagen vóór
Kerstmis en wel 's avonds plaats vond.
De uitvoering van Maandagavond had even
als de vorige vele goede kwaliteiten. Het zeer
talrijke koor, dat met het werk ter deze be
kend en dus met zijn taak vertrouwd is toonde
zich steeds paraat, zong vaak kracntig en
ontwikkelde soms, met name in sommige der
koralen, een aan schoonheid rijken klank.
Louis van Tulder, pas van een vrij langdurige
ziekte hersteld, vertolkte de omvangrijke en
zware tenorpartij voortreffelijk, zij net ook
met iets minder duidelijk gearticuleerde dictie
dan die we vroeger menigmaal van Jacques
van Kempen hoorden. Zijn techniek en adem
beheersching in de beide rijk gefigureerde
aria's „Frohe Hirten, eilt" en „Ich will nur dir
zu Ehren leben" toonden den zanger weer in
het bezit van zijn volle kracht. De altzangeres
Theodora Versteegh is van deïi eersten keer af.
dat H. G. K. het Weihnachts-Oratorium ten
gehoore bracht steeds trouw op haar post ge
weest. Na een minder gelukkig begin in de
aria „Bereite dich Zion" kwam zij allengs
beter op dreef en deed zij in haar volgend-,
solozangen de schoone herinneringen van
vroegere uitvoeringen gestand. Niet in allen
deele voldoen kon ons de vertolking van de
baspartij door Joh. Lammen. Deze zanger be
zit een zeer krachtig en dikwijls sonoor bas-
geluid, maar het kwam ons voor dat hij de
heroïsche uitdrukking, die bij de aria ..Grosser
Herr und starker König" zeker volkomen be
hoort, ook te pas bracht in gedeelten van ge
heel andexen aard. Daardoor kreeg b v. een
regel als „Weil ihm ihr Heil so gut gefallt"
iets geweldigs, dat er niet in zit. In zijn uit
spraak van de letter s volgde hij een traditie,
die niet tot de meest aanbevelenswaardige ge
rekend kan worden.
Corrie Bijster zong het recitatief „Und das
habt zum Zeichen", dat eigenlijk voer tenor
genoteerd is. Deze substitutie heefc waar
schijnlijk de bedoeling, den tenorzanger na
zijn groote en hoogst inspannende aria „Frohe
Hirten eilt" een oogenblik rust te gunnen, en
is uit dat oogpunt te verdedigen. Het is dus
een „partijbelang", en we weten dat dit ook
in de politiek wel eens het algemeene belang
overweegt. Desniettemin bevreemdt het
eenigszins, wanneer men de partij van den
Evangelist plotseling voor een wijle door een
sopraanstem hoort verkondigen. De vertol
king van andere sopraansoli door een tiental
koorstemmen kon slechts matig bevredigen:
de onderlinge stemming was niet zoo perfect,
dat we niet liever die van Corrie Bijster alleen
gewenscht zouden hebben.
Met genoegen zagen we ons Haarlemsch or
kest weer op de plaats die het billijkerwijze
toekomt. De blazers, die in het Kerstoratorium
hoogst belangrijke partijen hebber., gaven
veelal aanleiding tot bijzondere tevredenheid;
met name willen we hun spel in no 7 noe
men. Ook de hooge trompetten, kweten zich
over 't algemeen goed van hun zware taak.
Wat de strijkers betreft bestond in no. 41
eenige ongelijkheid tusschen de eerste en de
tweede violen, die naar de ervaring van vele
H. O. V.-concerten niet had behoeven voor te
komen.
De machtige stem van het orgel steunde en
Versterkte het ensemble, overstemde soms
ook. Meermalen trouwens bereikte de klank
sterkte van het geheel de grenzen van wat nog
in de ruimte van onze concertzaal als schoon
heid aangevoeld kan worden. Men zou zeggen
dat de leider Jan Booda de neiging heeft om
vele koornummers tot massale effecten te doen
worden. De feestelijke stemming, die uit som
mige dier nummers spreekt, geeft daartoe ze
ker grond, maar toch zouden we willen vra
gen of ook hier niet beperking wenschelijk is.
Over het aanbrengen van „romantische"
nuances in een koraal als no. 12 zijn de mee
ningen verdeeld; we willen dit dus noch aan
prijzen, noch afkeuren. Zeker is het. dat vele
koralen bijzonder mooi klonken. In de aria no.
15 bestond nog al verschil van tempo-opvat
ting tusschen solist en dirigent; overigens
zorgde deze laatste over 't algemeen voor goede
aansluiting. De- continuopartij werd nogal
droog door Emmy van Eden vervuld.
Resumeerende zouden we kunnen zeggen,
dat deze uitvoering van het Kerstoratorium
wel geen stijgende lijn ten opzichte van vroe
gere vertoonde, maar toch veelszins bevredigd
heeft. Minder bevredigend was de opkomst
van het publiek: de zaal telde veel meer on
bezette stoelen dan in vorige jaren.
K. DE JONG.
MUZIEK.
Kunstkring Heemstede
Harry van Oss Felix de Nobel
Voor den volksliederenavond door Harry van
Oss en Felix de Nobel was weer bijzondere be
langstelling. die zich liij een middeleeuwsch
Kerstlied uitte in ingetogen luisteren, bij een
Jiddisch volkslied in betuigingen van spon-
tanen bijval. Wij hoorders waren voor elk lied
in de sfeer gebracht, waarin zulk een volks
lied kon ontstaan. De zanger gaf ons in mooi
beheerschte woordkeus den tekstinhoud, die
evanals de melodie rechtstreeks uit het volk
is voortgekomen en waarvoor slechts in uit
zonderingsgevallen de auteur is aan te wijzen.
In alle deelen der wereld hebben musicologen
zich onder het volk begeven en de melodieen
opgeteekend. Instumentale begeleidingen zijn
er niet bij; en om ons op een concert bekend
te maken met deze gezangen, heeft Felix de
Nobel voor elk dezer lie .♦•ren de karakteris
tieke begeleiding gevonden: karakteristiek
naar den tekstinhoud zoowel als naar den tijd
waarin het lied ontstond.
Zoo was het oude Kerstlied, waarmee de
avond werd geopend (O suver maeght van
Israel) in de begeleiding een mooi staal van
Dorische zetkunst en het refrein (benedictus
tu in mulieribus) een naklank der oude Gre-
gorianen. Bij „I saw three ships" was het de
deining der golven, die als inslag diende bij de
instrumentale versiering; bij „Noel des brian-
deurs" was 't het illustre voorbeeld van César
Franck, (die voor deze oude Normandische
en Bretonsche volksliederen een eigen orgaan
bezat), en het zou al vreemd zijn, als Felix de
Nobel niet in dit licht de oud-Fransche Noels
bezag. Het prachtig-gezette mineur-refrein
vooral kreeg daardoor dit gouden waas. dat
aan die zangen der Middeleeuwen hun groote
bekoring geeft. Dichter bij ons in den tijd
stond weer een „Pastorès de Jauvinas"; en
hier stelde de piano zich meer tot laak, het
komische van 't geval weer te geven Vjn den
man uit Chaudfontaine, die wenschte d. t hij
vier magen bezat, niet om zich aan „Chaud
fontaine" te goed te doen, maar wel om aan
Bacchus eer te bewijzen, en die toch. toen het
Kerstfeest was aangebroken, in uiterste ma
tigheid zijn offer kwam brengen.
Buiten de kerstliederen om was er nog een
keurige verzameling van Schoksche, Engelsche,
Fransche, Waalsche zangen, waaronder vooral
het in Luik nog gezongene (en gedanste)
„Harbouya" het temperament der feestvieren
de Walen bijzonder gelukkig uitbeeldde. Zan
ger zoowel als pianist brachten de plastiek
van dit lied meesterlijk naar voren, zooals zij
ook hadden gedaan met het typisch-Fransche
„Le paradis en fète".
Van vroegere liederen avonden heugen ons
nog de negerzangen, al waren t toen uitslui
tend Spirituals. Ook met de Jiddische volks
liederen maakten toen Van Oss en De Nobel
een sterken indruk. Dezen avond overtrof de
zanger zich zeiven nog in „Boruch atoh" (deels
Hebreeuwsch, deels Jiddisch) en in het heel
gevoelige „Sogtsje rebbenju", maar zette den
kroon op het werk in het tot slot gezongen
„Kaddisj", waarin De Nobel hem op meester
lijke wijze secundeerde. Naast de meer inge
togen liederen uit de middeleeuwen heeft in
zonderheid de weergave van dezen magistralen
zang ons de beteekenis der Uederenavonden
van Harry van Oss en Felix de Nobel in helder
licht gesteld. Afgezien van het zuiver folklo
ristische is ook het absoluut muzikale een fac
tor die op deze avonden bijzonder meetelt.
G. J. KALT.
HET TOONEEL
Vrijz. Christ. Studentenbond
LUCIFER.
Het is niet de eerste maal, dat studenten
Vondel's Lucifer ten tooneele brengen. Reeds
eenige jaren, voordat Royaards nu juist
een kwart eeuw geleden zijn magistrale op
voeringen ervan gaf, hebben Utrechtsche Stu
denten dit treurspel gespeeld en het was bij
die voorstelling, dat niemand minder dan
Enny Vrede in de rol van Rafaël als actrice
debuteerde.
De V.C.S.B. heeft het noodig gevonden een
verklaring te geven, waarom men juist Luci
fer als leekenspel ter herdenking van het
vierde lustrum had uitgekozen. Volgens het
programma ziet Abraham van der Vies in
de figuur van Lucifer de verpersoonlijking
van reactionnaire behoudzucht en daarom is
dit treurspel een vooral voor nu belangrijk
stuk tijdtooneel. Misschien zou Vondel over
dezen uitleg zelf eenigszins verwonderd zijn
geweest. Evenveel recht had dr. Jonckbloet in
1850 in dit treurspel een politieke allegorie te
zien van den strijd van Willem van Oranje
tegen den koning van Spanje en toch kan
men den Zwijger moeilijk een reactionnair
noemen. Hoe men Lucifer ook beschouwd, hier
over zullen wij 't allen wel eens zijn, dat 't een
werk van alle tijden is en daarom was het een
eerbiedwekkende daad van den V.C S.B. om
dit Goddelijk, maar wel zeer moeilijk te spelen
treurspel ter viering van zijn 4de lustrum ter
opvoering uit te kiezen. Maar nog meer, dat
men het zoo heeft gespeeld, dat de voorstel
ling een verheugenis werd voor allen, die haar
bijwoonden.
Het is een gewoonte van de ouderen om de
.leugd van tegenwoordig oppervlakkig en
lichtzinnig te noemen. Men hoort herhaal-
delijk dat de jeugd niet andere belangstel
ling meer heeft dan voor techniek, sport,
film, jazz en dans. Een opvoering van Lucifer,
zooals wij gisteravond in onzen Stadsschouw
burg bijwoonden is er de logenstraffing van
en verblijdend was het dat zooveel jonge
menschen waren gekomen om deze voorstel
ling te zien.
Wat mij in deze vertooning van Lucifer mis
schien nog het meest getroffen heeft, was de
diep religieuze ernst en de ontroerende
toewijding, waarmee alle medewerkenden
zich gaven aan hun taak. Wat een voorberei
dende studie moet het alleen niet reeds ge
kost hebben men denke slechts aan de
moeilijke verzen, die zoowel door de dramati
sche personen als door de koren zonder één
moment van hapering werden gezegd om
een zoo feilloos resultaat te bereiken. Maar
de beste wil zou niet voldoende zijn geweest
om tot een stijlvolle opvoering, een vertoo
ning in schoonheid te komen, wanneer er niet
een artistiek regisseur was geweest die
zooals hier het geheel had geleid en van
zijn geest had vervuld. Wij hebben het Abra
ham van der Vies te danken, dat deze Lucifer
opvoering een evenement werd, die hoe
gansch verschillend zij ook was de verge
lijking met die van Royaards kon doorstaan.
Natuurlijk kwam het woord bij acteurs als
Royaards en Musch meer tot zijn recht, maar
zoowel de oplossing van de décors en van de
reien en de koren der Luciferisten vond ik
thans gelukkiger dan bij de opvoeringen van
25 jaar geleden.
Ik heb bewondering voor de wijze waarop
over het algemeen de verzen door de spelers
werden gezegd. En ook voor de plastiek der
hoofdpersonen.
De verzen kregen kleur en dikwijls ook
zooals in de verhalen van Uriel en Apollion
vaart in de dynamische voordracht dezer
spelers. Men had soms moeite te bedenken,
dat hier leeken vertolkers der hoofdrollen
waren. De spelers wisten karakter en ge
stalten aan de door hen uitgebeelde figuren
te geven. Zoo was Lucifer de waarlijk alles
beheerschende voorname stedehouder, vorm
den Belzebuib, Belial en Apollion een voor
treffelijk trio als de drie samenspannende
engelen vooral Apollion trof mij door zijn
suggestieve actie zzagen wij een waardigen
Michael en ontroerde vooral Rafaël door in
nigheid en gevoelige, zuivere dictie.
En wat Van der Vies met de koren heeft
bereikt, is werkelijk iets heel bijzonders. Hij
heeft zoowel de reien als de verzen der Luci
feristen door spreekkoren laten zeggen. Ik
kan daartegen moeilijk althans niet voor
Lucifer de bezwaren hebben, die men zoo
dikwijls hoort opperen. Het is waar
dat het zeggen daardoor nu en dan iets
mechanisch krijgt en het rhytme door het
gedisciplineerde wel eens te kort komt,
maar daartegenover staat, dat het vooral,
doordat Van der Vies als in een oratorium
sommige verzen door één of enkele stemmen,
andere door het geheele koor laat zeggen,
in klank en kleur dikwijls wint. Welk een
verrassend mooi effect door een spreekkoor
ook in de verzen soms kan worden bereikt,
bleek wel het meest in de prachtige hooge
inzet van het vrouwenkoor van den tegen
zang der eerste rei:
Dat's God, Oneindig eeuwig Wezen,
Van alle ding. dat wezen heeft.
Dit klonk werkelijk subliem in zijn serenen
klank. En het koor der Luciferisten neemt in
dit treurspel ook als ensemble wel een bij
zondere plaats heel anders dan de onper
soonlijke rei in.
Denkt aan het verzorgde
Stationsplein, Tel 11027
Reserveert tijdig Uw tafel
(Adv. Iiigez. Med.)
En welk een mogelijkheden bood dit koor tot
indrukwekkende en versterkende actie. Prach
tig was reeds dadelijk de opstelling der koren
van Seraphynen en Luciferisten in I, met die
tegenstelling in houding der twee groepen en
hoe mooi gevonden was om de dramatische
werking dat wegtrekken der Luciferisten.
Hoe knap wist Van der Vies hier reeds het koor
in de handeling te betrekken. Welk een ge
lukkige vondst was ook de opstelling van de
groep der Luciferisten, in treurende houding,
onmiddellijk na de rei van II.
De groepeering der koren, telkens weer af
wisselend en volkomen één met de handeling,
waren bijzonder indrukwekkend en fraai. Zoo
werd ook door de opstelling van het koor
de verschijning van Michaël een imponeerend
moment. Voortreffelijk ook in zijn tegenstel
ling, de koren der seraphijnen en de opstan
dige Luciferisten in III, waarbij toch steeds de
klassieke rust werd bewaard. En hoe mooi van
regie was het optrekken ten strijde van de
Luoiferisten, bij dat onvergelijkelijk schoone
opstandige
Op! trek op, o, gij Luciferisten
Volgt dees' vaan.
en later de giorieuse terugkeer onder bazuin
geschal van de overwinnaars.
Zoo waren er telkens weer momenten in
deze opvoering, die troffen door stijlvolle en
toch aangrijpende actie. Ook de décors van
Gerard Hordijk zijn te prijzen. En voor welke
moeilijkheden staat men hier, wanneer men
bedenkt, dat Vondel alleen maar aangeeft:
,Het tooneel is in den Hemel".
De décors van Hordijk vond ik behalve
dat met de wolken, die te veel aan rupsen of
aan een landkaart van onze Archipel deden
denken gelukkiger dan de „Hemel" inder
tijd van Roland Holst met dien gestyleerden
koepel van de „Engleburch". Hoe mooi deden
in dit decor die koren van witte Seraphijnen,
Cherubijnen en Luciferisten. Alleen het cos-
tuum en de grime van Rafaël vond ik minder
gelukkig. Rafaël deed mij bij haar verschijning
meer aan een Pierrot dan aan een aartsengel
denken.
De muziek van Hans Brandts Buys versterkte
ongetwijfeld den totaal-indruk, al stond de
uitvoering hiervan niet op het hooge peil als
de opvoering op het tooneel. Eenmaal dreigde
het zelfs even geheel mts te ioopen, maar ge
lukkig wist de dirigent spoedig de situatie te
redden.
De opvatting van Van der Vies om Lucifer
als tijdtooneel te geven, maakte, dat het slot
Adam's val verviel. Men eindigde het
treurspel met den triomf van Michaël en zijn
leger, wat ongetwijfeld een sterker slot is van
Lucifer dan dat, hetweik Vondel zelf er aan
geeft.
Het was een verheugend verschijnsel, dat bij
deze Lucifer-opvoering onze schouwburg tot
de laatste plaats bezet was. In een ik durf
wel zeggen gewijde stemming heeft men het
spel gevolgd en aan het slot zong heel de zaal
staande de hymne van den V.C S.B. mee. Op ver
zoek is er niet geapplaudisseerd maar de diepe
aandacht van het publiek was wel de grootste
hulde, welke men de spelers kon brengen. Het
was een avond, die met gouden letteren in de
annalen van ons nationaal tooneel mag wor
den ingeschreven.
J. B. SCHUIL.
Vorstelijke Emigranten
in nieuwe bezetting.
Het is nog geen,twee jaar geleden, dat Het
Masker zijn eerste voorstelling gaf van Vor
stelijke Emigranten en thans reeds is de sa
menstelling van dit tooneelgezelschap zoo
zeer gewijzigd, dat wij dit prachtige blijspel
Zaterdagavond in onzen Stadsschouwburg in
een bijna geheel nieuwe bezetting hebben
gezien. Alleen Ko Arnoldi en John. Gobau
stonden nog in hun oude rollen van Arbéziat
en den Russischen volkscommissaris: de ove
rigen waren allen door andere krachten ver
vangen. Dit gaf uit den aard ook een eenigs
zins ander karakter aan de voorstelling, ja,
ik meen zelfs te mogen zeggen, dat met de,
vervanging van twee eerste rangs krachten
als Elsa Mauhs en Jan Musch door Ank van
der Moer en Louis Gimberg de opvoering
meer eenheid vertoonde.
Jan Musch hoe groot tooneelspeler ook
vermocht zich bij het geraffineerde geniale
spel van Elsa Mauhs niet volkomen aan te
sluiten en de twee vorstelijke emigranten
vormden in de oorspronkelijke bezetting fei
telijk dan ook geen paar. De prinses kwam
a'. te duidelijk uit een heel ander milieu dan
de prins en zoo werd de opvoering van Vor
stelijke Emigranten indertijd min of meer een
ster-voorstelling met Else Mauhs als de allen
overheerschende figuur.
Dit is in de nieuwe bezetting niet meer het
geval. Ank van der Moer en Louis Gimberg
passen zich in hun spel volkomen aan elkan
der aan en wij zagen daardoor meer een ge
sloten ensemble. Het is vooral door Gimberg.
dat het karakter van de opvoering gewijzigd
wordt en de voorstelling als geheel meer vaart
en elan krijgt.
Gimberg speelt den prins met veel meer
aristocratische allure, levendig en toch voor
naam. volkomen in den stijl van de Fransche
Comédie met heel even ook maar nooit te
zwaar het accent op de tragische situatie,
waarin deze vorstelijke emigrant toch ook
verkeert.
Musch gaf het weemoedige van dezen uit
zijn land verbannen prins vooral in het
begin sterker; Gimberg bleef meer in den
toon van het blijspel, zonder toch ooit
schade te doen aan de figuur. En in de
groote scène met een volkscommissaris in
ÏV wist ook Gimberg zijn rol op te
voeren tot de heroïsche hoogte, welke zij daar
een kort moment krijgt.
Het zou natuurlijk onbillijk zijn Ank van
der Moer als Tatiana te willen vergelijken
met Else Mauhs. maar het is van een Jonge
actrice zeker geen geringe verdienste, dat
zij zich in deze rol staande vermag te houden
na een zoo brillante voorgangster. Van Ank
van der Moer is Tatiana een zeer mooie rol.
waarmee zij opnieuw duidelijk het bewijs
geeft, een der meest talentvolle actrices van
de jonge generaties te zijn. Zij is zoo verstan
dig Else Mauhs niet te imiteeren. Ank van
er Moer speelt Tatiana vooral als een Rus
sische, temperamentvolle vrouw. Slechts
weinige prinsessen zullen de aanbiddellijke
gratie van een Else Mauhs bezitten. Met wat
minder kan het ook, zooals wij van Ank van
der Moer Zaterdag hebben gezien. En haar
spel sloot zich prachtig aan bij dat van Gim
berg al probeerde de laatste niet het Rus
sisch accent in zijn spreken vol te houden,
zooals Ank van der Moer dit en aldoor
voortreffelijk deed. Het is ook niet noodig
daar prins Ouratief reeds langer in Frankrijk
woont, en het leek mij daarom een fout van
Gimberg om in het begin met accent en
later weer gewoon te spreken. Wanneer hij
dat Russsisch accent toch niet volhoudt, is 't
beter het maar geheel weg te laten
Van de kleinere rollen wil ik hier den voor
treffelijk getypeerden Martelleau van Dick
van Veen noemen. Van Veen ging in dit rol
letje wel ver boven zijn voorganger uit. Dat
kunnen wij moeilijk zeggen van Bob Wijs
man, die als George Arbeziat niet in de scha
duw kon staan van Adri van Hees. Het was
eigenlijk jammer, dat men voor dezen George
geen ander jong acteur heeft kunnen vinden,
want de onhandige jongen, dien wij er nu in
zagen, bedierf zoo wat elk tooneel, waarin hij
optrad.
Henriette van Kuyk verving Marie Holtrop
in de rol van mevrouw Arbéziat. Hierdoor ging
mevrouw Arbeziat eenige graden naar bene
den als society-dame, wat echter aan het ge
heel geen schade deed, omdat daardoor het
contrast -met de aristocratische kamenier nog
sterker werd. Georgette Reyewsky had de
oude rol van Ank van der Moer die van
Lady Karrigan overgenomen. Zij maakte
het zich wel wat te gemakkelijk, door het En
gelsche in deze vrouw in het geheel niet te
typeeren. Als Bretonsche dienstmeid voldeed
Georgette Reyewsky beter dan als Lady
Karrygan.
De Vorstelijke Emigranten hadden voor mij
nog niets van hun charme verloren. Dit blij
spel van Jacques Deval blijft nog steeds een
der beste blijspelen, die in de laatste jaren in
ons land zijn gespeeld. En de vertooning is
ook in deze nieuuwe bezetting over het alge
meen voortreffelijk.
J. B. SCHUIL.
SCHILDERKUNST
Joh.Josseaud's nagelaten werk
Gedurende veertien dagen houdt de fa
milie van den onlangs overleden schilder en
teekenaar Josseaud in haar woning een ex
positie van het nagelaten werk. Zooals dat
meer gaat, vindt men in zulk een schilders
nalatenschap vaak onverwachte dingen, stu
dies en aanzetten, die den artist van een
kant doen kennen dien men vroeger bij hem
niet opgemerkt had. Josseaud heeft een pu
bliek succes beleefd van een aantal zijner
etsen, stadsgezichten van Amsterdam en
Haarlem, die, zonder in het ansichtkaart
karakter van veel diergelijke productie op
te gaan. steeds het merk eener bescheiden
beschaving droegen. Luidruchtig zijn deze
bladen niet. noch overweldigend door techni
sche krachttoeren, maar ze hebben dat in
nemende. dat door een diepe genegenheid
voor het beoefende ook tot uiting komt.
Doch een ets als zijn Prinsenhof kan men
gerust naast de bladen van de erkende
meesters der prentkunst leggen evenals die
van de Jansstraat, die bovendien heel origi
neel van behandeling is omdat Josseaud dit
plaatje oorspronkelijk voor een kleurets be
doeld had en de simpel zwarte afdruk dus
feitelijk een buitengewoon gelukkige werk-
proef is. Op het gebied van de kleur-ets is
het ook Josseaud nooit gelukt iets te berei
ken. dat méér was dan een procédé; de kleur
ets ligt ons Hollanders niet: zelfs een Witsen
kwam daarin niet verder dan tot een doode
techniek.
Dit is, meen ik maar een gevolg van druk
kers-ongeschooldheid dan van gemis aan
kleurgevoeligheid. Ook bij het werk in olie-
en waterverf van Josseaud vindt men van
diens fijnen zin voor kleur en nuance de spo
ren en hier en daar in een mate die verrast.
Zoo bijvoorbeeld in een kleine studie van
een werkplaatsje ergens buiten, waar het
zonlicht door een openstaand venster bin
nenstroomt en een werkbank en wat gereed-
schapsdingen in zich opneemt. Dat is heel
zuiver gevoeld en weergegeven. Dat studietje
representeert, voor mijn gevoel, met nog een
aantal andere zaken, wat Josseaud in zijn
beste oogenblikken was: een ietwat zacht
moedige gevoeligheid een bescheiden, naar
binnen levend man. die waarschijnlijk by
uitgebreider en intenser jeugdstudie het nog
tot heel wat gaver oeuvre gebracht zou heb
ben.
Van dat beste in hem vinden wij in de
pastel met het geitje in een land met het
Belgisch dorp in den achtergrond (no. 15)
in de aquarel die hij aan ..De Kaag" maakte
(nr. 22) in de hooge lucht op zijn Duinstudie
(nr. 16). Groote formaten beheerschte hij
nog te onvolkomen. De intimiteit, aan zijn
beste werk eigen, kon daarin niet tot uit
spraak komer.. Van de stillevens en bloem
stukken die hij schilderde Is er daarom veel
in de goede bedoeling blijven steken.
Daarentegen is in dat met de cineraria's
en de witte seringen een symphontsch kleur-
spel ontstaan, waardoor het schilderij wel
eenigszins apart komt te staan. Josseaud
heeft zich tenslotte ook als portrettist een
weg gezocht. Hij is ook daarin meer teeke
naar dan schilder geweest al wyzen een aan
tal breed opgezette geaquarelleerde schet
sen. waarschijnlijk op Kunst-zij-ons-Doel-
avonden ontstaan, naar mogelijkheden die
Josseaud echter niet meer heeft kunnen
verwezenlijken. Voor de vele vrienden, die
de rustige sympathieke Josseaud zonder twij
fel gehad heeft, is deze expositie in eigen
huis een goede gelegenheid tot afscheid aan
zijn kunst, die, gelijk hij zelf, rustig en be
scheiden is.
J. H. DE BOIS.
Verloren halfuurtje leverde
een fortuin op.
(Van onzen correspondent).
LONDEN, 23 December.
Londen heeft in zijn achterstraten veel
vunzige uitdragerswinkeltjes waar allerlei
tweede en zesdehands goed te koop ligt. De
inventaris is nooit zonder een paar olie
verfschilderijen in prachtige vergulde lijsten.
Bij de aanbeveling wordt altijd sterk nadruk
gelegd op die lijsten, welke voor de groote ge
meenschap nog altijd het schilderij maken.
Een mijnheer uit Brighton, die onlangs in
Londen wat tijd moest verdoen, deed wat zoo-
velen doen. kuierde door de straten achter
de beroemde pronkstraten en neusde in het
winkeltje van een koopman in afgedankte
artikelen. Hij kon niet beseffen dat zijn ver
loren halfuurtje hem een klein fortuin zou
bezorgen. Maar het deed het. De koopman liet
hem een schilderij met een indrukwekkende
vergulde lijst zien. Het was wel een aardige
voorstelling daar binnen de lijst, twee opge
wekte visschersjongens in de openlucht. De
mijnheer uit Brighton had er wil zin in. Dan
moest hij over een paar dagen terugkomen
want dan zou de boedel van den winkel bij
opbod worden verkocht. Op de verkoop bleef
hij de hoogste bieder met 3. De bieders
waren er naar opgeklommen shillingsgewijze.
Hij ging er gauw mee naar Christies, omdat
hij een aanteekening op den achterkant had
gevonden, welke vertelde dat het doek in
1892 als een werk van een Royal Academician
voor 30 was verkocht. De deskundigen van
Christies herkenden het echter als een mees
terwerkje van Frans Hals. He Is afgeloopen
Vrijdag voor 2940 aan de Engelsche kunst
handelaar verkocht. De verkooper begon om
300 te vragen. De handelaars hielden zich
van den domme. Maar zij konden het niet
volhouden en het bieden ging gauw omhoog
met sprongen van 150 en 200.
A. K. VAN R.
Voor den Engelschen Kerstdisch.
Commissie van Toezicht op het
L. O.
De Commissie van Toezicht op het L.O.
vergaderde Maandagavond ten Raadhuize
onder leiding van den heer Th. L a n cé e.,.
De Voorzitter wijdde woorden van
waardeering aan de nagedachtenis van het
overleden lid der commissie, wijlen den heer
Volger, die vele diensten aan het onderwijs
heeft bewezen.
In de vacature dr. F. P van der Voorde,
zuller worden aanbevolen. Dr. F. P. van der
Voorde en Dr. J. J. van den Andel; in de va
cature Ir. M. H. Maas: Ir. Wyckerhold Bisdom
en den heer j. c. Slagter; in de vacature C.
M. J. Baas: de heeren C. M. J. Baas en M.
Kooimans; in de vacature H. van Leeuwen:
H. van Leeuwen en J. A. L. Doyer; in de vaca
ture P. Volger: de heeren W. P. J. En te en H.
Boon; m de vacature-Speller de heeren W. J.
Speller en J. Kloosterman en in de vacature-
Scholl de heeren: A. Meilink en J. J. Bleeker.
Bij de rondvraag vestigde de heer E. H.
D i k er de aandacht op. dat op de begrooting
voor de commissie op het L, O. minder is uit
getrokken dan vroeger en vraagt inlichtingen
hierover.
De Voorzitter deelde mede. dat vroeger
voor de commissie was uitgetrokken f 600 en
thans f 300 en voor een secretaris vroeger
een toelage van f 450 en nu f 300.
De secretaris mr. A. Beets, zegt, dat als
maar f 300 wordt toegestaan voor de com
missie. het verslag met zoo zal kunnen wor
den behandeld, als tot nu toe het geval is ge
weest. Het drukken kost al f 400.
De Voorzitter zegt nog, dat de be
rekening van een toelage van een secretaris
toch niet mag gaan beneden het bedrag van
een fooi. Het nu voorgestelde bedrag gaat
beneden de waardigheid van een secretaris
van een schoolcommissie.
Bij het bedrag, uitgetrokken voor de com
missie. zal het niet mogelijk zijn. dat er een
goed verslag komt. En dit verslag is toch zeer
nuttig.
De heer Van Leeuwen wilde, dat dc
commissie zich zou verzetten tegen de voor
gestelde bedragen.
De heer D i k wees er nog op dat de onder
wijzers veel pry's stellen op het verslag.
Besloten werd. dat de commissie zich met
betrekking tot deze quaestie schriftelijk tot
den Raad zal wenden.
De heer M. L. A. Klein zeide, dat géén
verslag met zooveel belangstelling door de
Raadsleden wordt bestudeerd als Juist het
verslag der Commissie van Toezicht op het
L. O.