C.J.GUDE Paul Bourget overleden. Zorg en nazorg ten behoeve van geestelijk-en lichamelijk misdeelden VRIJDAG 27 DECEMBER 1935 HA ARE EM'S DA'GEE AD 11 LETTEREN EN KUNST |j MUZIEK. Kapel „Nieuw Vredenhof" KERSTCONCERT. Met drie koraalbewerkingen opende de or ganist Egbert Vos het Kerstconcert van Woensdagavond. De Variaties van Buxte hude over „Wie schön leuchtet der Morgen stern" toonen den afstand, die hem van Bach scheidt. Het is een abstract musiceeren zon den psychologische diepte, waartoe Bach, merkwaardig genoeg, pas in zijn allerlaatste werken, als b.v. de „Canonische Veranderun- gen über „Vorn Himmel hoch", terugkeerde, maar dan muzikaal verdiept door zijn onge ëvenaarde contrapuntische kunstvaardigheid. Pachelbel's bewerking van laatstgenoemde koraalmelodie, met den cantus firmus in het pedaal, vormt eenigszins een brug tusschen Buxtehude's werk en Bach's koraalvoorspel over „Nun komm' der Heiden Heiland", dat een en al stemming is. De organist gaf voorts een welverzorgde vertolking van het z.g. kleine Preludium en Fuga in e kl. t. in het pro gramma stond abusievelijk „bes gr. t." waarvan als bijzonderheid alleen te vermelden valt, dat hij de versieringen van het fuga thema als prallers uitvoerde, terwijl ze ge woonlijk als mordeuten opgevat en weergege ven worden. Het is echter mogelijk dat op dit punt afwijkende lezingen in druk verschenen zijn. Van zijn overige orgelsoli had alleen het „Offertoire sur deux Noëls" van Franck als compositie eenige waarde. De „Pastorale" van Widor is vrij triviaal en de „Kerstfeest suite" van Bonset, waarmee het concert be sloten werd is te ongelijk van inhoud om als ernstig werk in aanmerking te komen. Deze Suite begint met een naieve, antieke Pastorale, waarop na een zeer chromatische inleiding de melodie van „Stille Nacht" met een banaal contrapunt en een nog banaler variatie op treedt. Dan volgt „O Sanctissima", door veler lei toonsoorten gevoerd en met heroïsche toon ladders versierd. Een verheffende sfeer komt pas tegen het einde, het maestoso en het pla- gale slot. De sopraanzangeres Bep van Beusekom droeg behalve een aria met obligaat-fluit van Handel en het op een Kerstuitvoering min of meer bevreemdende „Pie Jesu" van Fauré een zestal Kerstliederen voor. De uitdrukking „droeg voor" is eigenlijk te veel gezegd: Me vrouw Van Beusekom zong, en zij deed dat, behoudens enkele te lage intonaties, door gaans zuiver en lang niet onverdienstelijk. Haar stem toont een voldoende cultiveering om steeds een beschaafden klank te produ- ceeren. Maar van voordracht was nog niet veel te bemerken. Wie als solist optreedt, dient iets te geven dat van binnen uit komt: in den zang van mevr. v. Beusekom bespeurden we dat niet. Die was voorzichtig en vlak; er was „Herrlichkeit" noch climax in. We willen ech ter in aanmerking nemen dat het hier een debuut gold en dat dus ontwikkeling tot meerdere vrijheid niet uitgesloten geacht mag worden. De obligaat-fluitpartij in de aria van Han del werd door Henk van Kempen uitstekend gespeeld. Deze bekwame fluitist speelde ver der nog de zeer moeilijke solo-sonate in a kl. t. van Bach. In het Preludium daarvan was zijn spel wat gejaagd, waardoor de figuren minder duidelijk en de lage tonen vaak over- geblazen werden; de Sarabande klonk veel beter en in de Bourrée deed hij ons door zijn briljant staccato genieten. Egbert Vos vervulde de verschillende bege leidende orgelpartijen bescheiden en correct. Dit Kerstconcert was tamelijk goed bezocht. K. DE JONG. Paul Bourget sterft. Bijna vier-en-tachtig jaar oud. Het lijkt alweer zoo lang geleden dat Charles Boissevain een Van-Dag-tot-Dag aan hem wijdde, telkens als een nieuw boek van hem verscheen. Of toen, in Tak's Kroniek, Hondius van den Broek of Coenen zulk een noviteit bespraken. Het is alles inderdaad lang geleden, en het 1 ij k t nog langer, omdat die laatste dertig ja ren met een haast waanzinnige snelheid, le vensinzichten en kunstbegrippen hebben doen plaats maken voor andere, ook erkende „geestelijke waarden" hebben gedevalueerd en veel vaische munters hebben doen ontstaan. CONCERT DER H.O.V. De jonge pianist Vico la Volpe, die verleden jaar zijn intrede in de Nederlandsche con certwereld deed, is hier spoedig een welkome verschijning geworden. In het vorige seizoen verbaasde hij ons op een H. O. V.-consert door zijn trefzekerheid in de beruchte octa- vensprongen van Liszt's Es-dur-concert, waarin vaak pianisten, die wèl over het ge bruik hunner oogen kunnen beschikken, fa len. Vrijdagavond j.l. droeg hij het Concert in d. kl. t. van Mozart voor en bewees daar mee, dat zijn spel ook zonder verbluffende toeren voldoening kan geven. Gevaarlijke sprongen bevat dit werk alleen in het mid dendeel der Romance; voor La Volpe leverden deze echter geen gevaar op. En ook verder was alles verzorged en af. Spontane impul sen kwamen in zijn spel niet tot uiting. Het is begrijpelijk dat iemand als La Volpe steeds min of meer voor zich zelf spreekt; dat hij weinig of geen contact met zijn hoorders be merkt. Had hij de reactie op het auditorium kunnen bespeuren, dan zou dit hem wellicht hebben kunnen inspireeren; nu kon hij den weerklank die zijn vertolking gevonden had, slechts afleiden uit den geestdriftigen bijval, na de Finale van het pianoconcert, een bijval, die hem tot een toegift deed besluiten. Even als de vorige keer koos hij daarvoor Chopin: toen de Etude op. 10 no. 4, thans de Polonai se op. 53. Deze keuze mocht na Mozart be vreemden: zijn vertolking verzoende er mee. Daar was schittering en klaarheid en een prachtig octavenspel der linkerhand, dat de door Eusoni in praktijk gebrachte wending volgde. Aangezien Vico la Volpe krachtens zijn leeftijd geen leerling van Busoni geweest kan zijn, moet hem die wending óf door een van Busoni's discipelen, óf door een gramo- foonplaat ter kennis zijn gekomen. Het „Kerstconcert" genaamd Concerto grosso van Corelli, ging aan Mozart's werk vooraf. Voor mijn gevoel zit het aantrekkelijke van Corelli's Concerto grosso voornamelijk in de langzame deelen: het prachtige Adagio en de bekoorlijke Pastorale. Het werk werd zeer goed uitgevoerd, ook wat het „concertino" betreft: bij de namen der solisten Hans Bijvanck, Hanny Scheffe- laar Klots en Louis van Maanen'had die van Jan Roozekrans gevoegd mogen worden, want de klavierpartij is zeker niet minder belang rijk dan de soli voor viool en violoncel en Roozekrans speelde die partij met fijnen smaak. Van Beethoven's Zevende Symphonie een „eigen" opvatting te lanceeren, zonder in excentriciteiten te vervallen, mag wel ondoen lijk heeten. Frits Schuurman onthield zich wijselijk van een poging in die richting: hij hield zich aan den tekst en gaf van het werk een gezonde auditie, waarin de spanning tot het laatst toe bleef bestaan en die in de Finale tot een schoone stijging opgevoerd werd. Zijn geheu gen bleek ook bij deze vertolking volkomen betrouwbaar. |K, DE JONG. Paul Bourget. Bourget is, meen ik, indertijd meer in Hol land gelezen dan Anatole France, of Mirbeau of Barras. Een nieuwen Bourget moest men gelezen hebben om er over te praten, zooals men iets vroeger den inhoud van den laat- sten Zola moest kennen, om er over te zwij gen. En tot bijna op den dag van vandaag heeft deze man doorgewerkt met de regel maat van een klok. maar de tijd dat zijn nieuwste werk een litterair evenement was, is niet meer de onz« Toch, bij het scheiden van de markt leert men zijr. vrienden kennen. En bij het verdwij nen van een belangrijke figuur, als Bourget dan toch geweest is, probeert men graag zich te realiseeren, wat dan wel het belang rijke aan hem geweest is, waarom en waar door hij een invloed gehad heeft dien men pergens hoort ontkennen. Bourget is een stuk geweest der reactie te gen het realistisch naturalisme van Zola en zijn kring van Médan, tegen een gedeelte van het werk van Huysmans, Rénard, de Maupassant en anderen. Hij gaat de bloote feitelijkheden en uiterlijke verschijningen uit den weg en verdiept zich in de roersels dei- ziel, in de onderbewustheden die vaak de da den der menschen besturen, méér, dan in hun sociale positie of hun zuiver animalische nei gingen. Aldus wordt hij de hoofdvertegen woordiger voor geruim en tijd van den psy- chologischen roman. Als zoodanig is hij navol ger van Stendhal ab« gaat, vooral in zijn jeugd, zijn eerbied ook naar Baudelaire en den filosoof Taine. Zoo vormde zich zijn we zen dat naar hij zelf eens neerschreef, door een „verteederd scepticisme" vervuld zou zijn. De belangrijkste roman van Bourget is. be halve het na-oorlogsche l'Etape wel Le Dis ciple geweest, omdat reeds daarin de aanwij zingen te vinden zijn-: dat de schrijver der studies over „Psychologie contemporaine" ten slotte in een terugkeer naar de religie heil zou gaan zien. Evenals Huysmans en Francois Coppée wordt Bourget bekeerling, doch blijft trachten zijn nieuw inzicht met vroeger positivistisch denken te vereenigen. Een fijne geest die zijn leven lang naar een synthese zou blijven zoeken. Een belangeloos denker, die al dien tijd, ook door hen die zijn ideeën niet aanhingen, met respect bejegend is geworden. En wat voor velen de hoofdzaak is: een edelsmid van het Fransche proza, zooals er daar telkens en telkens weer opduiken, in een verscheidenheid, waar wij slechts ontzag voor hebben. Het is weer zoo anders dan het proza van France, De Maupassant en andere grootheden uit zijn omgeving. Maar. ook bij hem. hoe vlieten zijn zinnen als onopzette lijk, in elkaar, hoe heeft letterlijk iedere zins wending de charme van het natuurlijke. Hoe wisten deze auteurs soms van een niemen dalletje een verhaal te bouwen, dat als ter loops toch weer de kern bevatte van hun le vensinzicht. Wij hebben dezer dagen éen dier novellen weer eens opgenomen en doorgele zen. Un Saint, heet het. en Bourget vertelt er in van een reisje naar Pisa. om de Italiaan- sche schilderkunst uit de school van Ozcagna terug te zien. En hoe hij daar bij een ouden pastoor van een verlaten klooster een lesje krijgt in de psychologie intérieure van ver heven mensc henliefde en goedheid. Hoewel dit kleine verhaal geenszins de beteekenis heeft zijner groote romans, is het opmerkelijk dat men het boekje niet meer uit. de hand legt voor men het weer geheel heeft doorgenomen. Dat is het geheim der groote stylisten, waartoe Bourget behoord heeft. Zoo de avant-gardisten van onzen tijd den geest van Bourget allicht niet meer believen, dan mochten zij diens vorm althans eens serieus bestudeeren. Het zou ze geen kwaad doen. J. H. DE BOLS. HET TOONEEL NATIONALE REVUE. DAT DOET JE WEER COED. Een „lachrevue" noemt de directie van de Nationale Revue „Dat doet je weer goed!" Nu, gelachen is er zeker de Kerstavonden in ons Gemeentelijk Concertgebouw, gelachen in alle toonaarden! Golven van lach gingen door de zaal telkens weer na de ontploffingen, die Lou Bandy veroorzaakte. En omdat dit de voornaamste bedoeling is van een lach-revue, kunnen wij zeggen, dat ook „Dat doet je weer goed" geslaagd is. Lou Bandy is blijkbaar 'n heel populair Hollander. Er werden tenminste UITZENDING VAN Gevestigd DINERS sedert 1920 CUISINIER - IORDENSSTR. 74 TELEFOON 13132 (Adv. Ingez. Med.) tijdens de pauze al beeldjes van Lou Bandy a raison van 50 ets verkocht. Nu. dan moet je toch wat beteekenen niet waar? Maar wan neer je pas eenige weken geleden Buziau ln „Met vlag en Wimpel" hebt gezien, dan voel je, dat er nog een onmetelijke afstand ligt tusschen deze twee revue-kom ie ken. Buziau is een kunstenaar, Lou Bandy een grapjas, die te oordeelen naar zijn eeuwigen glunderen glimlach zelf minstens evenveel pleizier om zijn moppen heeft als het publiek. Persoonlijk kan ik onmogelijk altijd even enthousiast over Lou Bandy's grappigheid zijn. Zoo vind ik z'n sketch als Een Vindingrijk; Familie wel heel erg bas-komiek, de toespe lingen op een zeker financieel schandaal zelfs onbetamelijk en grof, maar het publiek oor deelt er blijkbaar anders over en tenslotte moet Lou Bandy het van zijn publiek en niet van den recensent hebben. Dat men in een revue ook met minder sterke paardemiddelen kan werken om succes te behalen, heeft Louis Davids om van Buziau nu verder maar te zwijgen herhaaldelijk bewezen. Maar het dient erkend, dat Lou Bandy onver moeid is en blijkbaar precies weet, wat men in een revue verlangt. „Ik kan niet meer van den lach", hoorde ik een dame achter mij zeggen na de evoluties van Lou Bandy met de pop in de sketch „Jan met de Handjes" er waren er blijkbaar heel velen, die niet meei konden en wat wil je nog meer verlangen van ,,'n avondje uit"! Als altijd bij het gezelschap van Bob Peters was de revue uiterlijk zeer goed verzorgd. Met den proloog was men dit keer zelfs bijzonder gelukkig. Er zat vaart in deze bootscène, er werd met entrain gedanst, de Muriloff's Na tional Girls hoe komen ze toch altijd aan die mooi klinkende namen? zagen er frisch en aardig uit, Mimi Lebret en Emile van Bosch zongen beter en muzikaler dan de meesten in zulk een milieu en 't geheel was een prettige, opgewekte en vroolijke inleiding van een revue. In zijn „entrees" is Lou Bandy altijd origineel en ook nu was zijn eerste ver schijning als dirigent eigenlijk het best ge slaagde moment van heel den avond. Het oog kwam ook verder niets te kort. De finales mochten er zijn en de waaier-fi nale was zelfs van zoo'n kleur en weelderig heid, als men dat maar kan wenschen. Wiesje Bouwmeester, Clairette Hamme. Frans Bo- gaert, Nol Nabarro voelen zich in de revue volkomen thuis en passen zich uitstekend bij Lou Bandy aan. Veel succes had ook een nieuwe krachtLouis Bouwmeester Men vergisse zich echter niet; de man met dezen glorieusen naam bleek een beenen-virtuoos. een excentriek-dancer te zijn. Hij had veel succes, maar tochik had dezen springer liever een minder beroemden naam toege- wenscht. «Dat doet je weer goed!" gaat te Haarlem nog tot 30 December. Wie van goed aange- kleede revues en van de grappen van Lou Bandy houdt, weet dus waar hij deze week terecht kan. J. B. SCHUIL. KERSTSPELEN. Spel van Chrisfi Geboorte. HERDERSSPEL. Evenals verleden jaar hebben ook nu weer leden van de Algemeen Anthroposofische Vereeniging op den middag voor Kerstmis twee Kerstspelen opgevoerd, thans in ce aula van het Kennemer Lyceum. Het zijn de Kerstspelen Spel van Christi Geboorte en een Herdersspel die reeds in de Mid deleeuwen door boeren en boerinnen uit het dorp Oberufer bij Pressburg tegen Kerstmis werden gespeeld en die men dus moet zien in de gedachtensfeer van eenvoudige dorpe lingen uit dien tijd. De groote bekoring van zulke Kerstspelen is het naieve, het kinder lijke, het simpel-eenvoudige. Op het tooneel staan naast den Kerst boom enkel de kribbe en een houten bankje. Dan komen de spelers zingend dooi de zaal geschreden, voorop de Engel Gabriel met de ster, daar achter Josef en Maria en dan 4 figuren uit den lateren tijd, herber giers met witte voorschoten voor, die wel sterk contrasteeren met de heilige figuren uit het Kerstverhaal. Maar dit verschil van kleeding der gewone menschen en der Bij- belsche figuren is juist een der karakteris tieke eigenaardigheden van de Kerst- en Passiespelen uit de Middeleeuwen. Deze een voudige lieden verplaatsten het Kerstverhaal naar hun eigen tijd en Bethlehem naar hun bergen, zoodat de herders in het Herdersspel hun tocht naar den stal ook over sneeuw en ijs moesten maken. Zoo zeer stonden de spe lers in hun naaste omgeving, dat zij het spel nooit zouden beginnen zonder tal van „groe- tenissen", niet alleen aan den Heer en Chris tus, maar ook aan de autoriteiten van het dorp en het publiek in de zaal en bij die „groetenissen" sloten ook Maria, Josef en de Engel Gabriel zich aan. Maar welk een teerheid is er in deze ver tooning van het Kerstverhaal, waarbij Maria en Josef met het denkbeeldige ezelken en osken de tocht naar Bethlehem maken, om overal te worden afgewezen tot zij einde lijk in de stal een rustplaats vinden, waar de engel verschijnt en het Kindeke Jezus ge boren wordt. Van acteeren of spelen is bij dit gewijde spel geen sprake. Zooals de boeren uit Oberrufer het gaven, zoo wordt het ook thans vertoond: naief, eenvoudig en met innige vroomheid. In het Herdersspel treedt ook het komisch element, dat bij die spelen zelden ontbrak, even naar voren, 'wanneer de herders al struikelend en vallend over de gladde sneeuw naar Bethlehem trekken. Heel dit spel her innert aan het herdersspel van Paul Brann's Marionettentheater, dat eveneens uit de Middeleeuwen stamt. In beide spelen die voor dien tijd zou teekenende mengeling van het min of meer profane volks-eigene en het vrome beleven van het Kerstverhaal, wan neer de herders de Kribbe zijn genaderd en neerknielen voor het Kindeke Gods. Al zien wij de vertooning van deze Kerst spelen in haar kinderlijke na'ieveteit thans min of meer als curiositeit, het Kerstverhaal blijft zijn eeuwige waarde behouden. De diepe vroomheid, welke er in vroegere tijden in tot uiting kwam, gaf ook nu wijding aan dit spel. h B, SCHUIL. Het tienjarig bestaan van Nazorg te Haarlem. De vereeniging voor spraakgebrekkige- achterlijke kinderen te Amsterdam benoemde in 1920 een commissie, waaraan de heeren Prof. K. H. Bouman, Dr. J. Gerwin en Dr. H. Herderschee deel uitmaakten, om het vraagstuk der nazorg nader onder de oogen te zien. In een uitvoerig rapport zette deze com missie de noodzakelijkheid eener goecie na zorg uiteen. Deze actie voerde in 1920 tot de benoeming van der. eersten ambtenaar voor de nazorg te Amsterdam, den heer Nagtzaam (te Haarlem welbekend) die na zeer korten tijd, wegens ziekte, zijn pas be gonnen werk moest staken, waarna aange wezen werd de heer P. de Boer, wiens taak het was hulp te verleenen aan de oud-leer lingen der scholen voor zwakzinnigen te Am sterdam. Aan het voortreffelijk werk. door hem in den loop der jaren verricht, is het vooral te danken, dat andere gemeenten het Amster- damsche voorbeeld volgden. We noemen: Haarlem 1925, Dordrecht 1926, Delft 1927. Vlaardingen en Arnhem 1928. Te Haarlem werd in 1923 een commissie ge ïnstalleerd. welke tot taak kreeg te onder zoeken wat te Haarlem kon geschieden voor de nazorg van de oud-leerlingen der Buiten gewone school. Voor zoover ons bekend, is door deze com missie voor het eerst in ons land een nauw gezet en systematisch onderzoek ingesteld naar den toestand van de geheele vroegere schoolbevolking van een school v. B. O. Een en ander had tot gevolg, dat Novem ber 1925 dus nu Juist toen jaar geleden voor Haarlem en omgeving een ambtenaar voor de nazorg werd aangesteld. Wanneer een kind voor de buitengewone school wordt opgegeven, wordt het eerst medisch-paeaagoglsch ondereocht. Wijst dit onderzoek uit, dat plaatsing op een school voor B. O. noodzakelijk is. zoo wordt in een register het belangrijkste geno teerd. Tevens worden in dit register de vor deringen bijgehouden en aantekeningen ge plaatst omtrent bijzondere verschijnselen; voorvallen en maatregelen tijdens het school bezoek. Eenige maanden voordat het kind van school gaat wordt door den klasse-onderwij zer en door den schoolarts een rapport inge vuld voor den eindindruk. Deze rapporten en bovengenoemd register worden den ambtenaar voor den Nazorg toe gezonden. Na hiervan kennis genomen te hebben, heeft- de amJbtenaar met hoofd- en klasse-onderwijzer een bespreking over het kind. Daarna brengt de ambtenaar een bezoek aan de ouders van dit kind om een Juist beeld te krijgen van het milieu en om hun mede te deelen. wat er voor dit kind gedaan moet worden. Ze ontvangen een kaart waar op staat, dat dit kind nu onder de nazorg valt en waar en wanneer de ambtenaar te spreken is. De administratieve grondslag en de ge gevens voor de zwakzinnigen worden ov,er het geheele lèhd waar scholen voor B. O. zijn, uniform gehouden, opdat vergelijkbaar materiaal wordt verkregen. De ambtenaar vopr de nazorg heeft dus tot taak over de oudleerlingen der open bare- en bijzondere scholen voor B. O. en over de hiermede gelijkgestelde jeugdige zwakzinnigen, die niet dit onderwijs hebben gevolgd, het patronaat uit te oefenen. Hij beoordeelt de bruikbaarheid voor ar beid, het huiselijk en maatschappelijk milieu van het kind en de mogelijkheid om het kind geplaatst te krygen in passenden arbeid. Hij verleent hulp bij de plaatsing in werk. opdat de zwakzinnigen in de maatschappij de plaats zullen vinden en behouden, die voor hen aanleg en karakter in aanmer king genomen geschikt is. Hij tracht door zijn contact met de oud leerlingen en door voorlichting der ouders, werkgevers en autoriteiten de maatschappe lijke mogelijkheden voor de zwakzinnigen' gunstig te beïnvloeden en het verblijf van den zwakzinnigen in de vrije maatschappij te bevorderen. Hij is verplicht zijn administratie zóó te voeren, dat de gegevens omtrent kundigheden karakter, aanleg, maatschappelijke omstan digheden en bruikbaarheid voor arbeid, over de oudleerlingen beschikbaar zijn en dat gegevens worden verkregen, die strekken kunnen tot bevordering der kennis van het maatschappelijke probleem der nazorg voor zwakzinnigen. In den ruimsten beteekenis opgevat kunnen we alle maatregelen, die in het belang van de oudleerlingen der B.S. genomen worden: Nazorg voor zwakzinnigen noemen: We onderscheiden derhalve: 1. Nazorg in den vorm van regelmatig toe zicht en maatschappelijke hulp; 2. Nazorg in den vorm van Avondverzor ging: 3. Nazorg in den vorm van een Werkinrich ting voor de maatschappelijk ongeschikten. Nimmer is van te voren te zeggen, of de oud-leerlingen al of niet zullen slagen. De overgang^ van de school naar de maat schappij zal ten aallen tijde „verrassingen" geven. Leerlingen, van wie men niets ver wacht, passen zich vaak goed aan en geven geen moeilijkheden. Aan den anderen kant zien we goede debielen afzakken, doordat de ouders hun kind „niet zwakzinnig vinden" en medewerking weigeren. Ook verwachten ze van de puberteit vaak wonderen. Regel is, dat gedurende twee jaren de oud leerlingen onder de nazorg komen. Daarna wordt het toezicht voor degenen, die getoond hebben op eigen beenen te kunnen staan, verminderd en indien het goed blijft gaan, worden zij los gelaten, opdat het zwakzmnig zijn de kans van slagen niet zal verminderen. Van 1909 tot heden werden te Haarlem van de Buitengew. scholen ruim 600 leerlingen ontslagen. Bovendien kwamen in den loop der jaren een 200-tal oud-leerlingen der lagere scholen, die hoewel voor het meeren- deel achterlijk, op de gewone school bleven, om hulp tot het nazorgbureau. Vooral deze leerlingen geven veel moeite. Vanzelf dringt zich de vraag op, of de zorg voor alle maat schappelijk minder geschikten nu niet eer. gevaar voor de volkswelvaart oplevert, en of men met de kans, dat een onvolwaardige ar beidskracht werk vindt, op de vrije arbeids markt, wel rekening mag houden. Is deze kans bijv. groot genoeg, dat zij het bestaan van een speciale zorg, die zich tot taak stelt de onvolwaardigen geschikt voor den ar beid te maken, rechtvaardigt? We hebben hier een conflict-, dat niet tot de onïpls&ardige arbeidskrachten, beperkt, blijft. En in het belang van het individu, èn in het belang van de gemeenschap, be antwoorden we deze vraag met een volmon dig Ja- ïe Haarlem wordt voor de groep geestelijk misdeelden (verreweg de grootste groep van onvolwaardigen) gced gezorgd. De samen werking van particulieren en overheid is hier goed te noemen. Daar IVvan de bevolking tot de geestelijk misdeelden behoort, zal er getracht, moeten worden in de groote plaatsen Nazorgbureaux op te richten onder leiding vanu een sociaal voelende leerkracht van het B.O. Moet- dit nazorgbureau zich beperken tot de geestelijk minderwaardigen, of ook andere groepen tot zich trekken? In 1927 ontving het hoofd der nazorg van B. en W. van Haarlem opdracht om eens na te gaan. of ook de Blindenverzorging mogelijk bij nazorg onder gebracht kon worden. In een uitvoerig rapport kwam hij tot de conclusie, dat dit zeer wel mogelijk was, zoodat de ge- stichtsverpleging, het te werk stellen, uit- keering, ondersteuningsbedragen, plaatsing op de Haarlemsche Werkinrichting als aparte groep onder aparte leiding, door de nazorg geregeld werd. Met een commissie blindencommissie bespreekt hij dit vraagstuk, te wijl van par ticuliere zijde ook hier de gewenschte samen werking tot stand kwam Het totaal aantal blinden te Haarlem be draagt 86 of 0.7 per duizend. Begin 1928 meende de Verbandscommissie Nazorg, die onder de kundige leiding van den helaas te vroeg ontslapen heer P. Volger zeer goed werk gedaan heeft, dat de tijd gekomen was. om ook eens na te gaan. wat er voor de lichamelijk gebrekkigen gedaan zou kunnen worden en droeg den heeren Dr. Mol en Schuyt op een rapport samen te stellen. Daar er Indertijd over dit onderzoek uit voerig in dit blad bericht is. kunnen we vol staan met mede te deelen, dat door de tijds omstandigheden van een verwezenlijking van de genoemde voorstellen nog niets gekomen is. Ten slotte verscheen in 1932 van de hand van Mol en Schuyt een rapport over alle maatschappelijk minder geschikten te Haar lem. In dit rapport werd nagegaan wat pr tevens voor de nazorg voor doofstommen, slecht- hoorenden en zenuw- en zielszieken gedaan kon worden. Ook voor deze groepen komt, men tot de overtuiging, dat er tusschen het nazorgbureau en den arts een goede samenwerking moet be staan en dat de beste nazorg is en blijft: voorzorg. Een deel der doofstommen is door geringe verstandelijke ontwikkeling en onvoldoende arbeidsgeschiktheid te rangschikken onder de onvolwaardigen. Daar het te werk stellen van doofstommen in een of ander bedrijf dik wijls eigenaardige moeilijkheden oplevert, zal het gewenscht zijn, dat alle doofstommen via nazorg geholpen worden. Wat de slechthoorenden betreft-, wanneer slechthoorendheid gepaard eaat met een of ander lichamelijk of geestelijk gebrek, zou de nazorgdienst ingeschakeld moeten worden. In alle andere gevallen kan de verzorging ge rust overgelaten worden aan de Ver. t. bev. der bel. v. Slechthoorenden. Ook de zenuw- en zileszieken vormen een groep op zich zelf. Deze nazorg wordt meestal van een gesticht uit in het leven geroepen. Een psychiater van de Inrichting wordt m^t het werk van den buitendienst belast. Voor zoo ver het hier weer onvolwaardigen betreft zal samenwerking gewenscht zijn. Ontkend kan niet worden, dat in dezen tijd van neergang, nu alle krachten geconcen treerd moeten worden om het groote leger der validen voor ondergang te behoeden het nazorgvraagstuk terug gedrongen wordt. Juist in dezen tijd zou uit bezuinigingsover wegingen tot uitbreiding van dit nazorgwerk besloten moeten worden Natuurlijk kost dit schijnbaar geld. doch dit komt op den duur met honderdvoudige rente terug en geeft nu levensvreugde en voorkomt moreele afzakking met alle zorgen. Ter besparing van eenige zilverlingen en dit is nog slechts een schijnbezuiniging hebben we het recht niet om het komende geslacht met een te groot leger van onvol waardigen op te knappen. Het aantal onvolwaardigen kan door voor zorg en nazorgmaatregelen belangrijk ver minderd worden en de Overheid zal zich op deze wijze heel wat geld besparen. Bepalen we ons tot Haarlem, dan treffen we onder de bevolking aan: 1800 zwakzinnigen: 1000 lichamelijk gebrekklgen, 200 blinden en doof stommen, om van het groot aantal zenuw- en zielszieken: t.b.c.-patienten, slechthoorenden, hartpatiënten ea. maar niet te spreken. Waar een wil is, Ls een weg en hoe moeilijk dit vraagstuk ook tot oplossing gebracht kan worden, door een medisch-paedagoglsche sa menwerking en door een samenwerking van overheid en particulier initiatief is zelfs in dezen tijd geleidelijk nog veel te bereiken. De zorg voor zwakzinnigen heeft naast de zorg voor krankzinnigen en psychopaten haar eigen plaats verworven, niet omdat de zwak zinnigheid buiten het gebied der psychiatrie zou staan, doch omdat in de praktijk de zorg voor de zwakzinnigen haar eigen eischen heeft; haar bijzondere moeilijkheden mede brengt en haar eigen maatregelen voor schrijft. Dat wil echter niet zeggen, dat we via dit Nazorginstituut geen andere groepen zouden moeten helpen. Centralisatie is ook hier ge wenscht. Een consultatiebureau, waarin zitting heb ben: een psychiater, een psycholoog en een paedagoog zal noodzakelijk zijn. Door het houden van aparte spreekuren voor bepaalde groepen en door samenwerking met den Ge neeskundigen dienst is hier veel te bereiken. Uitbreiding van dit moeilijke, doch mooie werk te Haarlem is dan ook juist in deze tijden urgent te noemen. E. P. SCHUYT. S YN AG OGEDI EN'STEN". Sabbath: Vrijdagavonddienst bij den Ingang van Sabbath te 3.45 uur. Ochtendienst te 8 uur. Middagdienst te 1 uur. Avonddienst te 4.44 uur. Werkdagen: Ochtenddiensten te 7 uur. Zon dag en Woensdag te 7.30 uur. Avonddiensten te 7.45 uur. Talmoed Torah: Sabbath niet. Werkdagen te 7.15 uur. Zondag te 7 uur. De diensten op Sabbath vinden plaats ter Synagoge. Lange Begijnestraat 11. De overige diensten, alsmede Talmoed Torah worden verricht ln het Gemeentegebouw, Lange Wijngaardstraat 14.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 7