C.J.GUDE
Paul Bourget overleden.
Zorg en nazorg ten behoeve
van geestelijk-en lichamelijk misdeelden
VRIJDAG 27 DECEMBER 1935
HA ARE EM'S DA'GEE AD
11
LETTEREN EN KUNST |j
MUZIEK.
Kapel „Nieuw Vredenhof"
KERSTCONCERT.
Met drie koraalbewerkingen opende de or
ganist Egbert Vos het Kerstconcert van
Woensdagavond. De Variaties van Buxte
hude over „Wie schön leuchtet der Morgen
stern" toonen den afstand, die hem van Bach
scheidt. Het is een abstract musiceeren zon
den psychologische diepte, waartoe Bach,
merkwaardig genoeg, pas in zijn allerlaatste
werken, als b.v. de „Canonische Veranderun-
gen über „Vorn Himmel hoch", terugkeerde,
maar dan muzikaal verdiept door zijn onge
ëvenaarde contrapuntische kunstvaardigheid.
Pachelbel's bewerking van laatstgenoemde
koraalmelodie, met den cantus firmus in het
pedaal, vormt eenigszins een brug tusschen
Buxtehude's werk en Bach's koraalvoorspel
over „Nun komm' der Heiden Heiland", dat
een en al stemming is. De organist gaf voorts
een welverzorgde vertolking van het z.g. kleine
Preludium en Fuga in e kl. t. in het pro
gramma stond abusievelijk „bes gr. t."
waarvan als bijzonderheid alleen te vermelden
valt, dat hij de versieringen van het fuga
thema als prallers uitvoerde, terwijl ze ge
woonlijk als mordeuten opgevat en weergege
ven worden. Het is echter mogelijk dat op dit
punt afwijkende lezingen in druk verschenen
zijn. Van zijn overige orgelsoli had alleen
het „Offertoire sur deux Noëls" van Franck
als compositie eenige waarde. De „Pastorale"
van Widor is vrij triviaal en de „Kerstfeest
suite" van Bonset, waarmee het concert be
sloten werd is te ongelijk van inhoud om als
ernstig werk in aanmerking te komen. Deze
Suite begint met een naieve, antieke Pastorale,
waarop na een zeer chromatische inleiding de
melodie van „Stille Nacht" met een banaal
contrapunt en een nog banaler variatie op
treedt. Dan volgt „O Sanctissima", door veler
lei toonsoorten gevoerd en met heroïsche toon
ladders versierd. Een verheffende sfeer komt
pas tegen het einde, het maestoso en het pla-
gale slot.
De sopraanzangeres Bep van Beusekom
droeg behalve een aria met obligaat-fluit van
Handel en het op een Kerstuitvoering min of
meer bevreemdende „Pie Jesu" van Fauré een
zestal Kerstliederen voor. De uitdrukking
„droeg voor" is eigenlijk te veel gezegd: Me
vrouw Van Beusekom zong, en zij deed dat,
behoudens enkele te lage intonaties, door
gaans zuiver en lang niet onverdienstelijk.
Haar stem toont een voldoende cultiveering
om steeds een beschaafden klank te produ-
ceeren. Maar van voordracht was nog niet
veel te bemerken. Wie als solist optreedt, dient
iets te geven dat van binnen uit komt: in den
zang van mevr. v. Beusekom bespeurden we
dat niet. Die was voorzichtig en vlak; er was
„Herrlichkeit" noch climax in. We willen ech
ter in aanmerking nemen dat het hier een
debuut gold en dat dus ontwikkeling tot
meerdere vrijheid niet uitgesloten geacht mag
worden.
De obligaat-fluitpartij in de aria van Han
del werd door Henk van Kempen uitstekend
gespeeld. Deze bekwame fluitist speelde ver
der nog de zeer moeilijke solo-sonate in a kl.
t. van Bach. In het Preludium daarvan was
zijn spel wat gejaagd, waardoor de figuren
minder duidelijk en de lage tonen vaak over-
geblazen werden; de Sarabande klonk veel
beter en in de Bourrée deed hij ons door zijn
briljant staccato genieten.
Egbert Vos vervulde de verschillende bege
leidende orgelpartijen bescheiden en correct.
Dit Kerstconcert was tamelijk goed bezocht.
K. DE JONG.
Paul Bourget sterft. Bijna vier-en-tachtig
jaar oud. Het lijkt alweer zoo lang geleden
dat Charles Boissevain een Van-Dag-tot-Dag
aan hem wijdde, telkens als een nieuw boek
van hem verscheen. Of toen, in Tak's Kroniek,
Hondius van den Broek of Coenen zulk een
noviteit bespraken.
Het is alles inderdaad lang geleden, en het
1 ij k t nog langer, omdat die laatste dertig ja
ren met een haast waanzinnige snelheid, le
vensinzichten en kunstbegrippen hebben
doen plaats maken voor andere, ook erkende
„geestelijke waarden" hebben gedevalueerd
en veel vaische munters hebben doen
ontstaan.
CONCERT DER H.O.V.
De jonge pianist Vico la Volpe, die verleden
jaar zijn intrede in de Nederlandsche con
certwereld deed, is hier spoedig een welkome
verschijning geworden. In het vorige seizoen
verbaasde hij ons op een H. O. V.-consert
door zijn trefzekerheid in de beruchte octa-
vensprongen van Liszt's Es-dur-concert,
waarin vaak pianisten, die wèl over het ge
bruik hunner oogen kunnen beschikken, fa
len. Vrijdagavond j.l. droeg hij het Concert
in d. kl. t. van Mozart voor en bewees daar
mee, dat zijn spel ook zonder verbluffende
toeren voldoening kan geven. Gevaarlijke
sprongen bevat dit werk alleen in het mid
dendeel der Romance; voor La Volpe leverden
deze echter geen gevaar op. En ook verder
was alles verzorged en af. Spontane impul
sen kwamen in zijn spel niet tot uiting. Het is
begrijpelijk dat iemand als La Volpe steeds
min of meer voor zich zelf spreekt; dat hij
weinig of geen contact met zijn hoorders be
merkt. Had hij de reactie op het auditorium
kunnen bespeuren, dan zou dit hem wellicht
hebben kunnen inspireeren; nu kon hij den
weerklank die zijn vertolking gevonden had,
slechts afleiden uit den geestdriftigen bijval,
na de Finale van het pianoconcert, een bijval,
die hem tot een toegift deed besluiten. Even
als de vorige keer koos hij daarvoor Chopin:
toen de Etude op. 10 no. 4, thans de Polonai
se op. 53. Deze keuze mocht na Mozart be
vreemden: zijn vertolking verzoende er mee.
Daar was schittering en klaarheid en een
prachtig octavenspel der linkerhand, dat de
door Eusoni in praktijk gebrachte wending
volgde. Aangezien Vico la Volpe krachtens zijn
leeftijd geen leerling van Busoni geweest
kan zijn, moet hem die wending óf door een
van Busoni's discipelen, óf door een gramo-
foonplaat ter kennis zijn gekomen.
Het „Kerstconcert" genaamd Concerto
grosso van Corelli, ging aan Mozart's werk
vooraf. Voor mijn gevoel zit het aantrekkelijke
van Corelli's Concerto grosso voornamelijk in
de langzame deelen: het prachtige Adagio en
de bekoorlijke Pastorale.
Het werk werd zeer goed uitgevoerd, ook
wat het „concertino" betreft: bij de namen
der solisten Hans Bijvanck, Hanny Scheffe-
laar Klots en Louis van Maanen'had die van
Jan Roozekrans gevoegd mogen worden, want
de klavierpartij is zeker niet minder belang
rijk dan de soli voor viool en violoncel en
Roozekrans speelde die partij met fijnen
smaak.
Van Beethoven's Zevende Symphonie een
„eigen" opvatting te lanceeren, zonder in
excentriciteiten te vervallen, mag wel ondoen
lijk heeten.
Frits Schuurman onthield zich wijselijk van
een poging in die richting: hij hield zich aan
den tekst en gaf van het werk een gezonde
auditie, waarin de spanning tot het laatst toe
bleef bestaan en die in de Finale tot een
schoone stijging opgevoerd werd. Zijn geheu
gen bleek ook bij deze vertolking volkomen
betrouwbaar.
|K, DE JONG.
Paul Bourget.
Bourget is, meen ik, indertijd meer in Hol
land gelezen dan Anatole France, of Mirbeau
of Barras. Een nieuwen Bourget moest men
gelezen hebben om er over te praten, zooals
men iets vroeger den inhoud van den laat-
sten Zola moest kennen, om er over te zwij
gen. En tot bijna op den dag van vandaag
heeft deze man doorgewerkt met de regel
maat van een klok. maar de tijd dat zijn
nieuwste werk een litterair evenement was, is
niet meer de onz«
Toch, bij het scheiden van de markt leert
men zijr. vrienden kennen. En bij het verdwij
nen van een belangrijke figuur, als Bourget
dan toch geweest is, probeert men graag
zich te realiseeren, wat dan wel het belang
rijke aan hem geweest is, waarom en waar
door hij een invloed gehad heeft dien men
pergens hoort ontkennen.
Bourget is een stuk geweest der reactie te
gen het realistisch naturalisme van Zola en
zijn kring van Médan, tegen een gedeelte
van het werk van Huysmans, Rénard, de
Maupassant en anderen. Hij gaat de bloote
feitelijkheden en uiterlijke verschijningen uit
den weg en verdiept zich in de roersels dei-
ziel, in de onderbewustheden die vaak de da
den der menschen besturen, méér, dan in hun
sociale positie of hun zuiver animalische nei
gingen. Aldus wordt hij de hoofdvertegen
woordiger voor geruim en tijd van den psy-
chologischen roman. Als zoodanig is hij navol
ger van Stendhal ab« gaat, vooral in zijn
jeugd, zijn eerbied ook naar Baudelaire en
den filosoof Taine. Zoo vormde zich zijn we
zen dat naar hij zelf eens neerschreef, door
een „verteederd scepticisme" vervuld zou zijn.
De belangrijkste roman van Bourget is. be
halve het na-oorlogsche l'Etape wel Le Dis
ciple geweest, omdat reeds daarin de aanwij
zingen te vinden zijn-: dat de schrijver der
studies over „Psychologie contemporaine"
ten slotte in een terugkeer naar de religie
heil zou gaan zien. Evenals Huysmans en
Francois Coppée wordt Bourget bekeerling,
doch blijft trachten zijn nieuw inzicht met
vroeger positivistisch denken te vereenigen.
Een fijne geest die zijn leven lang naar een
synthese zou blijven zoeken. Een belangeloos
denker, die al dien tijd, ook door hen die zijn
ideeën niet aanhingen, met respect bejegend
is geworden.
En wat voor velen de hoofdzaak is: een
edelsmid van het Fransche proza, zooals er
daar telkens en telkens weer opduiken, in een
verscheidenheid, waar wij slechts ontzag
voor hebben. Het is weer zoo anders dan het
proza van France, De Maupassant en andere
grootheden uit zijn omgeving. Maar. ook bij
hem. hoe vlieten zijn zinnen als onopzette
lijk, in elkaar, hoe heeft letterlijk iedere zins
wending de charme van het natuurlijke. Hoe
wisten deze auteurs soms van een niemen
dalletje een verhaal te bouwen, dat als ter
loops toch weer de kern bevatte van hun le
vensinzicht. Wij hebben dezer dagen éen dier
novellen weer eens opgenomen en doorgele
zen. Un Saint, heet het. en Bourget vertelt er
in van een reisje naar Pisa. om de Italiaan-
sche schilderkunst uit de school van Ozcagna
terug te zien. En hoe hij daar bij een ouden
pastoor van een verlaten klooster een lesje
krijgt in de psychologie intérieure van ver
heven mensc henliefde en goedheid.
Hoewel dit kleine verhaal geenszins de
beteekenis heeft zijner groote romans, is het
opmerkelijk dat men het boekje niet meer uit.
de hand legt voor men het weer geheel heeft
doorgenomen. Dat is het geheim der groote
stylisten, waartoe Bourget behoord heeft. Zoo
de avant-gardisten van onzen tijd den geest
van Bourget allicht niet meer believen, dan
mochten zij diens vorm althans eens serieus
bestudeeren. Het zou ze geen kwaad doen.
J. H. DE BOLS.
HET TOONEEL
NATIONALE REVUE.
DAT DOET JE WEER COED.
Een „lachrevue" noemt de directie van de
Nationale Revue „Dat doet je weer goed!"
Nu, gelachen is er zeker de Kerstavonden in
ons Gemeentelijk Concertgebouw, gelachen
in alle toonaarden! Golven van lach gingen
door de zaal telkens weer na de ontploffingen,
die Lou Bandy veroorzaakte. En omdat dit de
voornaamste bedoeling is van een lach-revue,
kunnen wij zeggen, dat ook „Dat doet je weer
goed" geslaagd is. Lou Bandy is blijkbaar 'n
heel populair Hollander. Er werden tenminste
UITZENDING VAN
Gevestigd DINERS
sedert 1920
CUISINIER - IORDENSSTR. 74
TELEFOON 13132
(Adv. Ingez. Med.)
tijdens de pauze al beeldjes van Lou Bandy
a raison van 50 ets verkocht. Nu. dan moet je
toch wat beteekenen niet waar? Maar wan
neer je pas eenige weken geleden Buziau ln
„Met vlag en Wimpel" hebt gezien, dan voel
je, dat er nog een onmetelijke afstand ligt
tusschen deze twee revue-kom ie ken. Buziau is
een kunstenaar, Lou Bandy een grapjas, die
te oordeelen naar zijn eeuwigen glunderen
glimlach zelf minstens evenveel pleizier om
zijn moppen heeft als het publiek.
Persoonlijk kan ik onmogelijk altijd even
enthousiast over Lou Bandy's grappigheid zijn.
Zoo vind ik z'n sketch als Een Vindingrijk;
Familie wel heel erg bas-komiek, de toespe
lingen op een zeker financieel schandaal zelfs
onbetamelijk en grof, maar het publiek oor
deelt er blijkbaar anders over en tenslotte
moet Lou Bandy het van zijn publiek en niet
van den recensent hebben. Dat men in een
revue ook met minder sterke paardemiddelen
kan werken om succes te behalen, heeft
Louis Davids om van Buziau nu verder
maar te zwijgen herhaaldelijk bewezen.
Maar het dient erkend, dat Lou Bandy onver
moeid is en blijkbaar precies weet, wat men
in een revue verlangt. „Ik kan niet meer van
den lach", hoorde ik een dame achter mij
zeggen na de evoluties van Lou Bandy met
de pop in de sketch „Jan met de Handjes"
er waren er blijkbaar heel velen, die niet meei
konden en wat wil je nog meer verlangen van
,,'n avondje uit"!
Als altijd bij het gezelschap van Bob Peters
was de revue uiterlijk zeer goed verzorgd. Met
den proloog was men dit keer zelfs bijzonder
gelukkig. Er zat vaart in deze bootscène, er
werd met entrain gedanst, de Muriloff's Na
tional Girls hoe komen ze toch altijd aan
die mooi klinkende namen? zagen er
frisch en aardig uit, Mimi Lebret en Emile
van Bosch zongen beter en muzikaler dan de
meesten in zulk een milieu en 't geheel was
een prettige, opgewekte en vroolijke inleiding
van een revue. In zijn „entrees" is Lou Bandy
altijd origineel en ook nu was zijn eerste ver
schijning als dirigent eigenlijk het best ge
slaagde moment van heel den avond.
Het oog kwam ook verder niets te kort. De
finales mochten er zijn en de waaier-fi
nale was zelfs van zoo'n kleur en weelderig
heid, als men dat maar kan wenschen. Wiesje
Bouwmeester, Clairette Hamme. Frans Bo-
gaert, Nol Nabarro voelen zich in de revue
volkomen thuis en passen zich uitstekend
bij Lou Bandy aan. Veel succes had ook een
nieuwe krachtLouis Bouwmeester Men
vergisse zich echter niet; de man met dezen
glorieusen naam bleek een beenen-virtuoos.
een excentriek-dancer te zijn. Hij had veel
succes, maar tochik had dezen springer
liever een minder beroemden naam toege-
wenscht.
«Dat doet je weer goed!" gaat te Haarlem
nog tot 30 December. Wie van goed aange-
kleede revues en van de grappen van Lou
Bandy houdt, weet dus waar hij deze week
terecht kan.
J. B. SCHUIL.
KERSTSPELEN.
Spel van Chrisfi Geboorte.
HERDERSSPEL.
Evenals verleden jaar hebben ook nu weer
leden van de Algemeen Anthroposofische
Vereeniging op den middag voor Kerstmis
twee Kerstspelen opgevoerd, thans in ce
aula van het Kennemer Lyceum. Het zijn
de Kerstspelen Spel van Christi Geboorte
en een Herdersspel die reeds in de Mid
deleeuwen door boeren en boerinnen uit het
dorp Oberufer bij Pressburg tegen Kerstmis
werden gespeeld en die men dus moet zien
in de gedachtensfeer van eenvoudige dorpe
lingen uit dien tijd. De groote bekoring van
zulke Kerstspelen is het naieve, het kinder
lijke, het simpel-eenvoudige.
Op het tooneel staan naast den Kerst
boom enkel de kribbe en een houten
bankje. Dan komen de spelers zingend dooi
de zaal geschreden, voorop de Engel Gabriel
met de ster, daar achter Josef en Maria en
dan 4 figuren uit den lateren tijd, herber
giers met witte voorschoten voor, die wel
sterk contrasteeren met de heilige figuren
uit het Kerstverhaal. Maar dit verschil van
kleeding der gewone menschen en der Bij-
belsche figuren is juist een der karakteris
tieke eigenaardigheden van de Kerst- en
Passiespelen uit de Middeleeuwen. Deze een
voudige lieden verplaatsten het Kerstverhaal
naar hun eigen tijd en Bethlehem naar hun
bergen, zoodat de herders in het Herdersspel
hun tocht naar den stal ook over sneeuw en
ijs moesten maken. Zoo zeer stonden de spe
lers in hun naaste omgeving, dat zij het spel
nooit zouden beginnen zonder tal van „groe-
tenissen", niet alleen aan den Heer en Chris
tus, maar ook aan de autoriteiten van het
dorp en het publiek in de zaal en bij die
„groetenissen" sloten ook Maria, Josef en de
Engel Gabriel zich aan.
Maar welk een teerheid is er in deze ver
tooning van het Kerstverhaal, waarbij Maria
en Josef met het denkbeeldige ezelken
en osken de tocht naar Bethlehem maken,
om overal te worden afgewezen tot zij einde
lijk in de stal een rustplaats vinden, waar de
engel verschijnt en het Kindeke Jezus ge
boren wordt. Van acteeren of spelen is bij
dit gewijde spel geen sprake. Zooals de boeren
uit Oberrufer het gaven, zoo wordt het ook
thans vertoond: naief, eenvoudig en met
innige vroomheid.
In het Herdersspel treedt ook het komisch
element, dat bij die spelen zelden ontbrak,
even naar voren, 'wanneer de herders al
struikelend en vallend over de gladde sneeuw
naar Bethlehem trekken. Heel dit spel her
innert aan het herdersspel van Paul Brann's
Marionettentheater, dat eveneens uit de
Middeleeuwen stamt. In beide spelen die
voor dien tijd zou teekenende mengeling van
het min of meer profane volks-eigene en
het vrome beleven van het Kerstverhaal, wan
neer de herders de Kribbe zijn genaderd en
neerknielen voor het Kindeke Gods.
Al zien wij de vertooning van deze Kerst
spelen in haar kinderlijke na'ieveteit thans
min of meer als curiositeit, het Kerstverhaal
blijft zijn eeuwige waarde behouden. De diepe
vroomheid, welke er in vroegere tijden in tot
uiting kwam, gaf ook nu wijding aan dit
spel.
h B, SCHUIL.
Het tienjarig bestaan van Nazorg te Haarlem.
De vereeniging voor spraakgebrekkige-
achterlijke kinderen te Amsterdam benoemde
in 1920 een commissie, waaraan de heeren
Prof. K. H. Bouman, Dr. J. Gerwin en Dr.
H. Herderschee deel uitmaakten, om het
vraagstuk der nazorg nader onder de oogen
te zien.
In een uitvoerig rapport zette deze com
missie de noodzakelijkheid eener goecie na
zorg uiteen. Deze actie voerde in 1920 tot
de benoeming van der. eersten ambtenaar
voor de nazorg te Amsterdam, den heer
Nagtzaam (te Haarlem welbekend) die na
zeer korten tijd, wegens ziekte, zijn pas be
gonnen werk moest staken, waarna aange
wezen werd de heer P. de Boer, wiens taak
het was hulp te verleenen aan de oud-leer
lingen der scholen voor zwakzinnigen te Am
sterdam.
Aan het voortreffelijk werk. door hem in
den loop der jaren verricht, is het vooral te
danken, dat andere gemeenten het Amster-
damsche voorbeeld volgden. We noemen:
Haarlem 1925, Dordrecht 1926, Delft 1927.
Vlaardingen en Arnhem 1928.
Te Haarlem werd in 1923 een commissie ge
ïnstalleerd. welke tot taak kreeg te onder
zoeken wat te Haarlem kon geschieden voor
de nazorg van de oud-leerlingen der Buiten
gewone school.
Voor zoover ons bekend, is door deze com
missie voor het eerst in ons land een nauw
gezet en systematisch onderzoek ingesteld
naar den toestand van de geheele vroegere
schoolbevolking van een school v. B. O.
Een en ander had tot gevolg, dat Novem
ber 1925 dus nu Juist toen jaar geleden
voor Haarlem en omgeving een ambtenaar
voor de nazorg werd aangesteld.
Wanneer een kind voor de buitengewone
school wordt opgegeven, wordt het eerst
medisch-paeaagoglsch ondereocht.
Wijst dit onderzoek uit, dat plaatsing op
een school voor B. O. noodzakelijk is. zoo
wordt in een register het belangrijkste geno
teerd. Tevens worden in dit register de vor
deringen bijgehouden en aantekeningen ge
plaatst omtrent bijzondere verschijnselen;
voorvallen en maatregelen tijdens het school
bezoek.
Eenige maanden voordat het kind van
school gaat wordt door den klasse-onderwij
zer en door den schoolarts een rapport inge
vuld voor den eindindruk.
Deze rapporten en bovengenoemd register
worden den ambtenaar voor den Nazorg toe
gezonden. Na hiervan kennis genomen te
hebben, heeft- de amJbtenaar met hoofd- en
klasse-onderwijzer een bespreking over het
kind.
Daarna brengt de ambtenaar een bezoek
aan de ouders van dit kind om een Juist
beeld te krijgen van het milieu en om hun
mede te deelen. wat er voor dit kind gedaan
moet worden. Ze ontvangen een kaart waar
op staat, dat dit kind nu onder de nazorg
valt en waar en wanneer de ambtenaar te
spreken is.
De administratieve grondslag en de ge
gevens voor de zwakzinnigen worden ov,er
het geheele lèhd waar scholen voor B. O.
zijn, uniform gehouden, opdat vergelijkbaar
materiaal wordt verkregen.
De ambtenaar vopr de nazorg heeft dus
tot taak over de oudleerlingen der open
bare- en bijzondere scholen voor B. O. en
over de hiermede gelijkgestelde jeugdige
zwakzinnigen, die niet dit onderwijs hebben
gevolgd, het patronaat uit te oefenen.
Hij beoordeelt de bruikbaarheid voor ar
beid, het huiselijk en maatschappelijk milieu
van het kind en de mogelijkheid om het kind
geplaatst te krygen in passenden arbeid.
Hij verleent hulp bij de plaatsing in werk.
opdat de zwakzinnigen in de maatschappij
de plaats zullen vinden en behouden, die
voor hen aanleg en karakter in aanmer
king genomen geschikt is.
Hij tracht door zijn contact met de oud
leerlingen en door voorlichting der ouders,
werkgevers en autoriteiten de maatschappe
lijke mogelijkheden voor de zwakzinnigen'
gunstig te beïnvloeden en het verblijf van
den zwakzinnigen in de vrije maatschappij
te bevorderen.
Hij is verplicht zijn administratie zóó te
voeren, dat de gegevens omtrent kundigheden
karakter, aanleg, maatschappelijke omstan
digheden en bruikbaarheid voor arbeid, over
de oudleerlingen beschikbaar zijn en dat
gegevens worden verkregen, die strekken
kunnen tot bevordering der kennis van het
maatschappelijke probleem der nazorg voor
zwakzinnigen.
In den ruimsten beteekenis opgevat kunnen
we alle maatregelen, die in het belang van
de oudleerlingen der B.S. genomen worden:
Nazorg voor zwakzinnigen noemen:
We onderscheiden derhalve:
1. Nazorg in den vorm van regelmatig toe
zicht en maatschappelijke hulp;
2. Nazorg in den vorm van Avondverzor
ging:
3. Nazorg in den vorm van een Werkinrich
ting voor de maatschappelijk ongeschikten.
Nimmer is van te voren te zeggen, of de
oud-leerlingen al of niet zullen slagen. De
overgang^ van de school naar de maat
schappij zal ten aallen tijde „verrassingen"
geven. Leerlingen, van wie men niets ver
wacht, passen zich vaak goed aan en geven
geen moeilijkheden. Aan den anderen kant
zien we goede debielen afzakken, doordat de
ouders hun kind „niet zwakzinnig vinden" en
medewerking weigeren. Ook verwachten ze
van de puberteit vaak wonderen.
Regel is, dat gedurende twee jaren de oud
leerlingen onder de nazorg komen. Daarna
wordt het toezicht voor degenen, die getoond
hebben op eigen beenen te kunnen staan,
verminderd en indien het goed blijft gaan,
worden zij los gelaten, opdat het zwakzmnig
zijn de kans van slagen niet zal verminderen.
Van 1909 tot heden werden te Haarlem
van de Buitengew. scholen ruim 600 leerlingen
ontslagen. Bovendien kwamen in den loop
der jaren een 200-tal oud-leerlingen der
lagere scholen, die hoewel voor het meeren-
deel achterlijk, op de gewone school bleven,
om hulp tot het nazorgbureau. Vooral deze
leerlingen geven veel moeite. Vanzelf dringt
zich de vraag op, of de zorg voor alle maat
schappelijk minder geschikten nu niet eer.
gevaar voor de volkswelvaart oplevert, en of
men met de kans, dat een onvolwaardige ar
beidskracht werk vindt, op de vrije arbeids
markt, wel rekening mag houden. Is deze
kans bijv. groot genoeg, dat zij het bestaan
van een speciale zorg, die zich tot taak stelt
de onvolwaardigen geschikt voor den ar
beid te maken, rechtvaardigt?
We hebben hier een conflict-, dat niet tot
de onïpls&ardige arbeidskrachten, beperkt,
blijft. En in het belang van het individu,
èn in het belang van de gemeenschap, be
antwoorden we deze vraag met een volmon
dig Ja-
ïe Haarlem wordt voor de groep geestelijk
misdeelden (verreweg de grootste groep van
onvolwaardigen) gced gezorgd. De samen
werking van particulieren en overheid is hier
goed te noemen.
Daar IVvan de bevolking tot de geestelijk
misdeelden behoort, zal er getracht, moeten
worden in de groote plaatsen Nazorgbureaux
op te richten onder leiding vanu een sociaal
voelende leerkracht van het B.O.
Moet- dit nazorgbureau zich beperken tot
de geestelijk minderwaardigen, of ook andere
groepen tot zich trekken?
In 1927 ontving het hoofd der nazorg van
B. en W. van Haarlem opdracht om eens na
te gaan. of ook de Blindenverzorging mogelijk
bij nazorg onder gebracht kon worden. In een
uitvoerig rapport kwam hij tot de conclusie,
dat dit zeer wel mogelijk was, zoodat de ge-
stichtsverpleging, het te werk stellen, uit-
keering, ondersteuningsbedragen, plaatsing op
de Haarlemsche Werkinrichting als aparte
groep onder aparte leiding, door de nazorg
geregeld werd.
Met een commissie blindencommissie
bespreekt hij dit vraagstuk, te wijl van par
ticuliere zijde ook hier de gewenschte samen
werking tot stand kwam
Het totaal aantal blinden te Haarlem be
draagt 86 of 0.7 per duizend.
Begin 1928 meende de Verbandscommissie
Nazorg, die onder de kundige leiding van den
helaas te vroeg ontslapen heer P. Volger zeer
goed werk gedaan heeft, dat de tijd gekomen
was. om ook eens na te gaan. wat er voor de
lichamelijk gebrekkigen gedaan zou kunnen
worden en droeg den heeren Dr. Mol en
Schuyt op een rapport samen te stellen.
Daar er Indertijd over dit onderzoek uit
voerig in dit blad bericht is. kunnen we vol
staan met mede te deelen, dat door de tijds
omstandigheden van een verwezenlijking van
de genoemde voorstellen nog niets gekomen
is.
Ten slotte verscheen in 1932 van de hand
van Mol en Schuyt een rapport over alle
maatschappelijk minder geschikten te Haar
lem.
In dit rapport werd nagegaan wat pr tevens
voor de nazorg voor doofstommen, slecht-
hoorenden en zenuw- en zielszieken gedaan
kon worden.
Ook voor deze groepen komt, men tot de
overtuiging, dat er tusschen het nazorgbureau
en den arts een goede samenwerking moet be
staan en dat de beste nazorg is en blijft:
voorzorg.
Een deel der doofstommen is door geringe
verstandelijke ontwikkeling en onvoldoende
arbeidsgeschiktheid te rangschikken onder
de onvolwaardigen. Daar het te werk stellen
van doofstommen in een of ander bedrijf dik
wijls eigenaardige moeilijkheden oplevert, zal
het gewenscht zijn, dat alle doofstommen via
nazorg geholpen worden.
Wat de slechthoorenden betreft-, wanneer
slechthoorendheid gepaard eaat met een of
ander lichamelijk of geestelijk gebrek, zou de
nazorgdienst ingeschakeld moeten worden. In
alle andere gevallen kan de verzorging ge
rust overgelaten worden aan de Ver. t. bev.
der bel. v. Slechthoorenden.
Ook de zenuw- en zileszieken vormen een
groep op zich zelf. Deze nazorg wordt meestal
van een gesticht uit in het leven geroepen. Een
psychiater van de Inrichting wordt m^t het
werk van den buitendienst belast. Voor zoo
ver het hier weer onvolwaardigen betreft zal
samenwerking gewenscht zijn.
Ontkend kan niet worden, dat in dezen tijd
van neergang, nu alle krachten geconcen
treerd moeten worden om het groote leger
der validen voor ondergang te behoeden het
nazorgvraagstuk terug gedrongen wordt.
Juist in dezen tijd zou uit bezuinigingsover
wegingen tot uitbreiding van dit nazorgwerk
besloten moeten worden Natuurlijk kost dit
schijnbaar geld. doch dit komt op den duur
met honderdvoudige rente terug en geeft nu
levensvreugde en voorkomt moreele afzakking
met alle zorgen.
Ter besparing van eenige zilverlingen
en dit is nog slechts een schijnbezuiniging
hebben we het recht niet om het komende
geslacht met een te groot leger van onvol
waardigen op te knappen.
Het aantal onvolwaardigen kan door voor
zorg en nazorgmaatregelen belangrijk ver
minderd worden en de Overheid zal zich op
deze wijze heel wat geld besparen. Bepalen
we ons tot Haarlem, dan treffen we onder
de bevolking aan: 1800 zwakzinnigen: 1000
lichamelijk gebrekklgen, 200 blinden en doof
stommen, om van het groot aantal zenuw- en
zielszieken: t.b.c.-patienten, slechthoorenden,
hartpatiënten ea. maar niet te spreken.
Waar een wil is, Ls een weg en hoe moeilijk
dit vraagstuk ook tot oplossing gebracht kan
worden, door een medisch-paedagoglsche sa
menwerking en door een samenwerking van
overheid en particulier initiatief is zelfs in
dezen tijd geleidelijk nog veel te bereiken.
De zorg voor zwakzinnigen heeft naast de
zorg voor krankzinnigen en psychopaten haar
eigen plaats verworven, niet omdat de zwak
zinnigheid buiten het gebied der psychiatrie
zou staan, doch omdat in de praktijk de zorg
voor de zwakzinnigen haar eigen eischen
heeft; haar bijzondere moeilijkheden mede
brengt en haar eigen maatregelen voor
schrijft.
Dat wil echter niet zeggen, dat we via dit
Nazorginstituut geen andere groepen zouden
moeten helpen. Centralisatie is ook hier ge
wenscht.
Een consultatiebureau, waarin zitting heb
ben: een psychiater, een psycholoog en een
paedagoog zal noodzakelijk zijn. Door het
houden van aparte spreekuren voor bepaalde
groepen en door samenwerking met den Ge
neeskundigen dienst is hier veel te bereiken.
Uitbreiding van dit moeilijke, doch mooie
werk te Haarlem is dan ook juist in deze
tijden urgent te noemen.
E. P. SCHUYT.
S YN AG OGEDI EN'STEN".
Sabbath: Vrijdagavonddienst bij den Ingang
van Sabbath te 3.45 uur.
Ochtendienst te 8 uur.
Middagdienst te 1 uur.
Avonddienst te 4.44 uur.
Werkdagen: Ochtenddiensten te 7 uur. Zon
dag en Woensdag te 7.30 uur.
Avonddiensten te 7.45 uur.
Talmoed Torah: Sabbath niet.
Werkdagen te 7.15 uur. Zondag te 7 uur.
De diensten op Sabbath vinden plaats ter
Synagoge. Lange Begijnestraat 11.
De overige diensten, alsmede Talmoed Torah
worden verricht ln het Gemeentegebouw,
Lange Wijngaardstraat 14.