IF
Radiomuziek der week
Kerstliederenavond
te Overveen.
ZATERDAG 28 DECEMBER 1935
HAARDEM'S DAGBEAD
8
at PO
tot de ontdekking komen, dat we heel kalm
en rustig in Haarlem zijn. We wrijven ons de
oogen eens uit en wandelen na ons bewogen
uitstapje naar Caliènte, weer als Haarlem
mers naar huis .na een uur Mexicaan of ten
minste Amerikaan te zijn geweest.
Een uitgebreid Paramount Nieuws met zeer
actueele beelden gaat met een grappig nie
mendalletje aan de hoofdfilm vooraf.
Alles bij elkaar een heel aanbevelenswaardig
programma^
De Kleine Kolonel
in Rembrandt geprolongeerd.
In het Rembrandt Theater zal men de
Oudejaarsweek nog Shirley Temple in „De
Kleine Kolonel" kunnen zien.
Het voorprogramma bij deze film is ten
deele ongewijzigd gebleven.
Behalve de journaals, waarvan dat van
Polygoon een aardige kijk geeft op de schaak
rage die overal in Nederland is ontstaan, is
er de Walt Disney-teekenfilm. Het is een
geestig filmpje, gebaseerd op de bekende fabel
van den krekel die den heelen zomer gezon
gen en gesprongen heeft en tenslotte door de
mieren moet worden gered uit de koude van
den winter. De kleurschakeering ervan is
buitengewoon goed.
Verder treden in het variété-nummer op de
twaalf „Universal Lilliputters". Onder deze
kleine menschen schuilen, hoe paradoxaal het
moge klinken, groote krachten wat betreft
acrobatiek op fietsjes, vioolspel en Russische
dansen! Zij verrichten al hun toeren met een
vlugheid, die bij het publiek bewondering wekt
en hun dansen zal wellicht door weinig Russen
worden overtroffen
HET TOONEEL
CENTRAAL TOONEEL.
OUDE LIEFDE.
Het is niet maar zoo toevallig, dat Steven
Gaye in ..Oude Liefde" den naam van Molnar
noemt, want vele tooneelschrijvers van tegen
woordig nemen dezen Hongaar tot voorbeeld.
Ook Steven Gaye en zijn geestelijke vader, de
Amerikaansche auteur Samsón Raphaelson.
Molnar ziet in alles tooneel en hij mengt het
tooneel en het leven met een ons overrompe
lende fantasie steeds door elkaar, Bij het
schrijven van een liefdesscène zal hij niet in
de eerste plaats denken aan de menschen, die
elkaar hun liefde verklaren, maar zal hij zich
afvragen: hoe doet die scène 'm op de plan
ken?
Steven Gaye, de tooneelschrijver in Oude
Liefde toont zich een leerling van Molnar en
het blijspel, waarin hij de hoofdpersoon is, zou
van den Hongaar hebben kunnen zijn. Steven
Gaye gaat zoo geheel in het tooneel op, dat
hij zijn afspraak om met een jonge, knappe
actrice op reis te gaan. vergeet, enkel en alleen,
doordat een tooneelscène uit zijn nieuwe stuk.
waarin hij over de liefde fantaseert, hem meer
interesseert dan de werkelijke liefde van een
jonge vrouw En wanneer hij een nieuw too-
neelspel schrijft waarin een man van boven
de vijftig „de laatste rhythmegolf van de
jeugd" door zich heen voelt gaan, omdat nog
eenmaal een jonge vrouw hem lief heeft, be
merkt hij niet, dat onmiddellijk naast hem zijn
30 jaren jongere secretaresse Linda Brown
verteerd wordt door liefde voor hem. Als zij
hem eindelijk haar liefde verklaart, wordt hij
niet door de waarachtige liefde van deze jonge
vrouw getroffen, maar ziet hij alleen maar,
dat de scène tusschen hen beiden, die voor
haar bittere ernst en werkelijkheid is, op het
tooneel in zijn nieuwe stuk een geweldig effect
zou maken en hij besluit daarom haar niet als
secretaresse te ontslaan maar met haar dat
liefdestooneel in zijn stuk „Oude Liefde" te
brengen.
Maar zoodra is zijn stuk niet af, of de
mensch komt weer in hem boven en wat
eerst voor hem tooneel was. wordt dan wer
kelijkheid. Hij krijgt Linda lief, zoo zeer zelfs,
dat hij vergaat van jalousie op Dicky Rey-
REPARATION
daudev
Kl.HOUTS.TR 66 TEL.III09
(Adv. Ingez. Med.)
noldi, den jongen man, die met Linda in zijn
stuk eiken dag de liefdescène speelt. En wan
neer er twijfel in hem is omtrent de werke
lijke gevoelens van Linda, besluit hij haar op
de proef te stellen. Hij dicteert zelf het jonge
mensch, dat Linda hef heeft, doch te ver
legen is zich ie verklaren, zijn liefdesscène,
maar deze scène is louter „tooneel". In de
werkelijkheid blijkt het tusschen Linda en
den jongen man heel anders te gaan, als
Steven Gaye verwachtte, want als Dickey
Reynoldi met Linda alleen is, vergeet hij heel
de voorbereide liefdesscène en behoeft hij
alleen maar de eenvoudige doch klassieke
woorden: „Ik houd van je! Ik houd van je!"
te zeggen, om Linda in zijn armen te doen
vallen. De jeugd heeft van den ouderdom ge
wonnen zoodra het geen „tooneel" meer is.
Maar Samson Raphaelson is te veel tooneel
schrijver om met die heel menschelijke en
eenvoudige ontknooping tevreden te zijn.
Molnar fluistert hem in, dat een pakkender
slot en een frappe in het laatste bedrijf een
grooter effect zullen maken. Daarom laat hij
beide vrouwen de actrice van de mislukte
reis en Linda bij Steve Gaye terugkeeren,
de actrice slechts voor een korte, amusante
scène, Linda echter om hem te betuigen, dat
hij, de 30 jaar oudere man, de eenige liefde
in haar leven is geweest. En wanneer Dicky
Reynoldi plotseling verschijnt om haar terug
te halen, is het te vergeefsch. Linda blijft
na een geraffineerde scène, die de frappe is
van dat bedrijf bij Steven Gaye en ge
zamenlijk beginnen zij opgewekt aan de eer
ste scène van zijn nieuwe stuk, zij opnieuw
zijn secretaresse en animatrice als voor de
scheiding.
Een knap en zelfs virtuoos geschreven
stuk dat met alle mengeling van tooneel en
werkelijkheid, toch in de eerste plaats
„theater" blijft.
Het is met dit blijspel als met de stukken
van Molnar: wij staan telkens aan de grens
van het werkelijke leven, maar volkomen er
aan gelooven doen wij toch eigenlijk geen
moment, omdat het tenslotte ..Spielerei"
blijft. Maar het is zoo vol fantasie en zoo
voortreffelijk tooneel dat het aldoor boeit en
amuseert. En het heeft een levendige, geestige
dialoog, alweer als van Molnar.
Voor Het Centraal Tooneel Is dit nieuwe
stuk een groot succes geworden, dank zij ook
de superieure vertooning, welke dit Amster-
damsche gezelschap ervan geeft.
Een blijspel als Oude Liefde ligt dit en
semble prachtig. Het wordt aldaar licht van
toon en vol fantaisie gespeeld. Geen ander
gezelschap in ons land zal in zulk soort werk
Het Centraal Tooneel overtreffen.
Laseur zelf is Steven Gaye, de tooneelschrij
ver, die den winter voelt naderen, maar in
den herfsttijd van zijn leven nog eenmaal
de lente beleeft. Hij speelt hem hoogst intel
ligent, met precies zooveel gevoel, als de rol
verdraagt, dat is dus niet te veel, omdat de
mensch in dezen Steven Gaye steeds door den
schrijver verdrongen wordt. Een zeer mooie
creatie van Laseur.
Mary Drcsselhuys heeft in Linda Brown, het
jonge secretaresje, een van haar mooiste rol-
■er> gevonden.
Zij speelt, haar rol met een opmerkelijke
zekerheid. Zoo heeft zij in het eerste bedrijf
een scène, waarin zij door haar spel de luch
tige stemming plotseling moet doen keeren in
ernst, wanneer zij Steven Gaye haar liefde
verklaart en hem vertelt, van alle pijn, die
hij haar in die jaren van samenzijn heeft
aangedaan. Dat was een wel zeer moeilijk
tooneel, omdat het door een verkeerden toon
allicht lachwekkend had kunnen worden,
maar hiervan was bij het gevoelige spel van
Mary Rresselhuys geen oogenblik sprake. In
tegendeel maakte deze scène, zoo gespeeld,
een zeer sterken indruk.
Ook Rie Gilhuys was voortreffelijk als
Genevieve Lang, de actrice der mislukte rei
zen. Een met distinctie en licht gespeeld vlin
dertje, dat zonder te veel hartzeer van bloem
tot bloem fladdert. Joan Remmelts was Dicky
Reynolds, de jonge verliefde man, die 'n tikje
ridicuul is. Ook Remmelts weet de rol met
groote tact tusschen de hem voorgeschreven
grenzen te houden.
1 Hermann Schwab gaf van een oud tooneel-
speler, die door den invloed van zijn rol in
Steven Gaye's stuk vanzelf weer eens jong
wordt, een fijn-geestige uitbeelding en Cor
Hermus maakte van een butler een allerver-
makelijkst hoewel op den rand van de
caricatuur staand type.
Het lijkt mij niet gewaagd Oude Liefde
bij Het Centraal Tooneel een lange serie te
voorspellen.
J. B. SCHUIL.
Twee kluchtige films in het
Luxor-Theater.
3
Stan Laurel en Oliver Hardy zorgen voor
vroolijkheid in het Luxor-Theater.
Stan Laurel. Oliver Hardy en Charlie
Ruggles zorgen in het Luxor Sound Theater
voor een vroolijken overgang van Oud naar
Nieuw. Beide eerstgenoemden nemen de film
„Twaalf ambachten dertien ongelukken"
voor hun rekening, waarin zij zich weer doen
kennen als de onweerstaanbare verspreiders
van den lachbacll. Laurel en Hardy zien we
ditmaal als het onafscheidelijke en toch al
tijd kibbelende tweetal, dat hardnekkige po
gingen doet om een zich een positie in de
wereld te verschaffen. Die pogingen zijn na
tuurlijk ten eenenmale ten ondergang ge
doemd, want de heeren hebben een zeer spe
ciale opvatting van den arbeid en hun sa
menwerking kenmerkt zich als gewoonlijk
door een steeds misvatten van elkander's
bedoelingen.
De Laurel- en Hardy-kenners kunnen zich
nu wel eenigszins voorstellen, hoe het in deze
klucht toegaat. Het duo als timmerlieden, als
schoorsteenvegers en niet te vergeten de
dikke Hardy als huwelijkscandidaat. in één
lange aaneenschakeling van dwaze gebeur
tenissen trekken de avonturen van de twee
pechvogels aan.ons voorbij Dat de lach bij
dat alles niet uit de zaal wijkt, behoeft wel
geen betoog, want de dikke Oily en de schrale
Stan zijn crisisdokters van het genre-Buziau
en hun heilzaam medicijn faalt nimmer. En
daarom raden wij u aan. consulteer in de
komende dagen eens deze wonderbaarlijke
geneesheeren en ge zult gesterkt hun prac-
tijkkamer verlaten!
De bezoekers van de avondvoorstellingen
wordt nog een tweede klucht van goed ge
halte geboden. Een griezelige treinroman,
waarin sensatie en humor met elkaar wed
ijveren. Wat zich in den Express allemaal
afspeelt, zullen wij niet onthullen, maar een
feit is, dat het er als-maar geheimzinniger
toegaat en dat de sensatie aan het slot tot
ongekende hoogte opgevoerd wordt. Dat
laatste deel van de film. waarin een enkele
treinwagon met wanhopige passagiers in ra
zende vaart bergafwaarts snelt en steeds op
het nippertje het noodlot ontwijkt, is boven
dien een buitengewoon staaltje van sugges
tief camerawerk. Charles Ruggles is de held
van het stuk en zijn spel is, zooals we dat
van hem gewoon ziin, geestig en gerouti
neerd. Van zijn medespelers is vooral Una
Merkel met haar kernachtig Amerikaansch
accent en grappige invallen goed op dreef.
Het binnenlandsche nieuws geeft o.a. een
rake schets van de gladheidsmisère. Van het
buitenlandsche journaal noemen we de re
portages van het ItaliaanschAbessynische
conflict, die een wel zeer droeve taal spre
ken.
Cinema Palace presenteert
De Blonde Carmen.
Marta Eggerth, de operette-artiste,
in De blonde Carmen.
Marta Eggerth in een zwaar-tragische film
zou een ever.groote dwaasheid zijn alsja,
ais wat? Zij moet kwinkeleeren en guite
snuitjes maken tegen iedereen en tegen het
publiek vooral. Zij moet kunnen dansen en in
een draaimolen zitten, onschuldig doen en
hier en daar een hart breken.
In ,X>e blonde Carmen" krijgt zij tot de
meeste dezer onmisbaarheden volop de ge
legenheid en zoo zien wij een film. die ander
half uur duurt, met lieflijke tooneelen, aaneen-
gerijd door waarlijk aardige vindingen op het
gebied van montage.
En Ida Wüst, de statige, listige, schalksche,
waardige, geestige dame op leeftijd, (zooals
zij wordt genoemd) maakt met Leo Slezak een
aardig spel op den achtergrond. Wie hunner
beter is, valt niet t.e zeggen.' belden hebben
niet alleen een buitengewoon karakteristiek
gezicht, zij bezitten eveneens zoo'n aparte
humor, dat alleen zij die Ida Wüst en Leo
Slezak kennen, zullen begrijpen wat wij hier
mee bedoelen.
Als tegenspeler van Marta Eggerth had men
echter wel iemand kunnen nemen die wat
meer vuur bezat en dit niet alleen uit wan-
neer-ie hout hakt. Menigeen zou zich als min
naar van Marta Eggerth wel anders gedra
gen
De blonde Carmen is zoo onwaarschijnlijk
dat alleen een operette ons dit kan aandoen.
Maar daarnaar moeten we niet vragen; men
komt voor de meesterlijke trillertjes uit Mar-
ta's keel, die een techniek bezit als slechts
weinigen, voor den dans, voor de wals, voor
den lach.
Spannend is De blonde Carmen heelemaal
niet, alles is zoo licht verteerbaar als een
versch beschuitje met een slap kopje thee.
Schaterlachen daveren niet door de zaal; wel
kan men de fijne trekjes van den humor ont
dekken en alles vliegt voorbij als de wieke-
draaiende sloten langs de spoorlijn.
Mar ca Eggerth zingt, lacht, danst, grapt u
toe als De blonde Carmen en toont haar gratie
als operette-filmster.
Het voorprogramma kan slechts kort zijn:
het buitenlandsche nieuws, de gebeurtenissen
binnen onze grenzen, de avonturen van de
teekenstift op het ceiluioid en Desi Desederati,
de Italiaansche zangeres op het tooneel. die
het publiek boeit, zoo niet door haar
zang, dan toch door haar persoonlijkheid.
„In Caliente" in Frans Hals.
Niemand, die deze week het Frans Hals
Theater bezoekt, zal daarna nog durven be
weren, dat de romantiek dood is, en dat het
tegenwoordig een futlooze, saaie, ouwe boel is.
't Is waar, het leven dat hij daar te zien
krijgt, geeft niet een natuurgetrouw beeld
van het leven in ons goede oude Europa, daar
voor moeten we ons verplaatsen naar
Caliente, een plaats
in het Zuiden van
Noord-Amerika in
Mexico. Mexico, het
lamd van de ongeëven
aarde ruiters, het mes.
de lasso, de kleurige
kleederdracht en den
geldhonger! Er zit in
deze film zoo'n toome-
looze vaart, dat de
nuchterste, kalmste
bezoeker in zijn élan
wordt meegesleept en
even levendig deel
neemt aan de gebeur
tenissen op het witte
doek, alsof hij zelf
medespeler was. Dolo
res del Rio, die wij in
langen tijd niet hier
gezien hebben, oefen!
nog steeds haar groote
bekoring uit op het
publiek, haar spre
kende gezicht met de
mooie oogen, haar soe
pele gang, haar na
tuurlijke spel. haar wondermooie dansen, dat
alles rangschikt haar onder de besten van de
besten.
Edward E. Horton heeft natuurlijk weer zijn
leeuwenaandeel in de humor. Het publiek ziet
hem graag en heeft altijd heel veel plezier in
hem; hij is een altijd welkome verschijning,
evenals Pat O'Brien.
Wie eens heelemaal los van zich zelf wil
komen, moet stellig deze week naar „Caliènte"
gaan, het is inderdaad een feit, dat men bijna
onmiddellijk door de sfeer van de film ge
grepen wordt; het begint al direct op het
redactiebureau van het tijdschrift „Man
hattan Madness" dat te New-York verschijnt,
en waar we kennis maken met de twee
mannelijke hoofdrollen in hun hoedanigheid
van hoofdredacteur en directeur en we mo
gen ons gelukkig prijzen dat het hier in Ne
derland wat normaler toegaat, dan aan dat
New-Yorksche tijdschrift, maar de „Caliënte"-
sfeer wordt voor ons toeschouwers, al daar
geschapen en houdt ons in zijn ban gevangen
tot aan het einde toe, waarna we plots weer
EEN VOORBESPREKING
Het is niet gemakkelijk om uit de rijk voor
ziene programma's der komende week een
keuze te doen.
Laat ons beginnen met een en ander te ver
melden dat de Zondag ons belooft. Des mor
gens zendt Leipzig de Cantate no. 23 van
Bach uit, die voor den Zondag 'na Kerstmis
geschreven is op een mooien tekst van Neu-
meister, die door Bach met groote toewijding
behandeld is. Het „heerl'jke aanrukken van
het nieuwe jaar" dat er in bezongen wordt,
doet ons vermoeden dat men toentertijd soms
al even weinig reden had om over dat, wat het
?fgeloopen jaar bracht geestdriftig gestemd
te zijn als anno 1935. Des namiddags zingt Ré
Koster voor Hilversum II liederen van Debus
sy en Ravel uit verschillende periodes hunner
scheppende werkzaamheid. De „Chansons de
Bilitis" zijn van 1898. ..Green" van 1888 (dus
uit den tijd der „Deux Arabesques" voor pia
no), .Xe temps a laissé son mantau". een der
„3 Chansons de France" en wel op een oud-
Franschen tekst van Charles, hertog van Or
leans, is van 1904. De „Chansons madécas-
ses" van Ravel dateeren van 1928. zijn „Griek-
sche Volksliederen", waarvan er 5 bestaan,
daarentegen van 1906. Men zal zonder veel
moeite aanmerkelijke verschillen in stijl
tusschen die werken uit onderscheiden perio
des van denzelfden componist hooren en die
verschillen zijn natuurlijk niet alleen door
de teksten bepaald. Het is eigenlijk jammer
dat m de radioperiodieken geen liederteksten
afgedrukt kunnen worden, want voor de ver
staanbaarheid zou dat wel noodig zijn. welis
waar mist men bij de radio-ontvangst van
liederen, duetten en koorwerken niet zóóveel
als bij die van opera's maar toch nog genoeg
om de hoop uit te spreken, dat eenmaal de
mogelijkheid zal gegeven worden om lieder
teksten voor een gering bedrag voor luis
teraars verkrijgbaar te stellen. Zoolang dat
nier het geval is, zal ik in deze rubriek slechts
zeiden opera-uitzendingen bespreken, en dus
die van „Götteraammerung" en ..Boris Gudo-
now" maar voorbijgaan. Immers: hoe weini
gen mogen in de gelegenheid geacht worden,
deze werken behoorlijk te volgen!
We gaan met de Zondaguitzendingen ver
der. Ravel's ..Boléro" (Hilversum II) staat in
muzikale beteekenis ver beneden zijn „La
Valse" (Straatsburg). Het verwondert mij
eigenlijk dat de „Boléro" het nog zoolang
houdt, want de melodie er van heeft weinig
bekoorlijks en na een paar keer hooren is
de aardigheid van de steeds cresendeerende
herhalingen af. Als ballet zou het werkje dan
misschien nog hernieuwde belangstelling kun
nen winnen. Van de twee Brusselsche piano
recitals een uit Br. fr. en een uit Br. VI.
die beide met Spaansche muziek eindigen
„lijkt met het eerste interessanter dan het
tweede al begint dat in hoofdzaak moderne
dan ook met de algemeen bekende Fantasie
van Chopin; Poulenc en Prokofieff hoort men
niet zooveel. In het programma der Vlaam
se he uitzending ontbreekt de naam van den
componist der Préludes; dit zal wel Chopin
moeten zijn. Bij het door Hamburg uit te zen
den orgelrecital wil ik aanteekenen. dat met
den naam Lübeck niet de in Nederland uit
Duitsche ouders geboren musicus Johann
Heinrich L. (1799—1865), de eerste directeur
van het in 1827 gestichte Conservatorium in
Den Haag bedoeld wordt, maar de Duitsche
organist Vincentius L. (16541740). die vele
jaren organist der Nicolai-kerk te Hamburg
geweest is. Deze Lübeck was dus een oudere
tijdgenoot van J. S. Bach en wordt als een der
voortreffelijkste orgelmeesters van dien tijd
beschouwd.
De Maandag belooft ons eenige klavierwer
ken van Max Reger (1873—1916) uit Hilver
sum II)men zal kunnen bemerken, dat Re-
ger's voorliefde voor niet zelden gekunsteld
lijkende harmonische uitwijkingen zich ook
in zijn betrekkelijk eenvoudige Sonatines
niet verloochent. Wat hij in dit opzicht in zijn
meer gecompliceerde werken men denke
bijv. aan zijn Bachvariaties en zijn Passa-
caglia voor 2 piano's geleverd heeft, gaat
vaak de grenzen der verstaanbaarheid te
buiten. Uit Frankfort,, zal men Beethoven's
weinig gespeelde Sonate op. 54, een waar stief
kind der pianisten kunnen hooren. Deze so-
nate bestaat evenals op. 78 en op. 90 uit
slechts 2 hoofddoelen, nl. een in rondo-vorm
gehouden Tempo di Minuetto en een Finale,
die in geen der geklassificeerde vormen vol
komen past en heel goed „Toccata" zou
kunnen heeten. Een zekere verwantschap
met het finale-rondo der Sonate in As gr. t.
op. 26 is er in aanwezig, maar de Finale van
op. 54 stelt veel hoogere technische eischen.
Misschien heeft de nabuurschap der groote
Sonates op. 53 (Walstein) en op. 57 (Appassio-
nata) veroorzaakt dat het kleine op. 54 zoo in
de verdrukking gekomen is; ten deele echter
ligt dit ook aan den inhoud, die veel minder
suggestieve werkingen uitoefent dan die dei-
beide andere. Een onvoltooid strijkkwartet van
Grieg van wie we één voltooid bezitten
zal onze- nieuwsgierigheid kunnen opwekken.
Boekarest zal dit werk uitzenden.
Voor Dinsdag wijs ik op het Clarinettrio
van Mozart (Brussel Fr.); het Orgelconcert
te Hamburg, op welks programma ook weer
de naam van Lübeck voorkomt en boven
dien een Solocantate van Buxtehude die den
zelfden tekst heeft ais de beroemde Motet van
Bach (Singet dem Herrn)en de Liszt-uitzen-
ding van Droitwich. waar Egon Petri eenige
der groote „Etudes d'Exécution transcendante"
zal spelen.
Woensdag zendt Droitwich Schubert's
Wandererfantasie" in Liszt's bewerking
voor piano en orkest uit. Men zal waarschijn
lijk den indruk krijgen dat deze bewerking
het nog beter doet dan het origineel voor
piano alleen. Of de klavier-athleet Mark Ham-
bourg zijn partij met de nevens bravour ver-
eischle fijngevoeligheid zal behandelen, zul
len we moeten afwachten.
Donderdag zou ik willen aanraden naar de
uitzending van het Strijkkwintet K V. 516
van Mozart door Berlijn te luisteren. De over
vloed van schoonheden, zoowel in klank als
in structuur, die dit werk bevat, zullen den
luisteraar op den eersten dag van het nieuwe
jaar hoopvol kunnen stemmen. Hoe duister
de economische en politieke toestand ook zij.
de schoonheid der kunst kan men ons niet
ontnemen.
Met „Concert voor Strijkkwartet" (Milaan.
Vrijdagavond)) wordt vermoedelijk een der
.Quat.uors concertants" van Louis Spohr be
doeld. Hierin is de eerste vlooi roncerteerend
behandeld, de andere drie instrumenten
hebben slechts een begeleidende rol.
Mejonkvrouwe de la Seigliere.
Een uitstekend Vacantie-stuk.
Zondagavond speelt de tooneelgroep Het
Masker in onzen Stadsschouwburg Mejonk
vrouwe de la Seigiière van Jules Sandeau Een
betere keuze voor deze vacantieweek had Het
Masker moeilijk kunnen doen, want dit aller
geestigste, romantische blijspel is nog altijd
een der beste stukken van het oude Fransche
repertoire en daarbij geschikt voor jong en
oud. Vooral ook voor jong! Het wordt daarbij
voortreffelijk gespeeld door Magaa Janssens,
Ank van der Moer, Louis Gimberg, Ko Arnoldi
en John Gobau in de hoofdrollen, zoodat de
voorstelling in alle oprichten een vollen
schouwburg verdient.
J. B. S.
MUZIEK.
In de groote zaal van het gebouw „Domi"
aan het Zantvoorterpad te Overveen zongen
Vrijdagavond de dames Bodi Kramer en
Dien van Lunzen met mej. Louise Reny aan
den vleugel een drietal duetten en een vijf
en twintigtal sololiederen. Er is reden om aan
te nemen dat beide zangeressen leerlingen
van mej. Reny zijn en dat dus deze laatste
in haar kwaliteit van leermeesteres de klavier
begeleidingen op zich genomen had. Want
mej. Reny is een bekende zangpaedagoge
maar haar pianospel is niet toereikend om
de deels belangrijke begeleiding de kèur en T
vereischte karakter te geven. Soms moesten
we betwijfelen of haar weergave wel met de
noten overeenstemde; bij het Oud-Holland-
sche liedje „Herders hij is geboren", was de
pianopartij zelfs heelemaal mis. We zouden
dit alles niet te berde brengen, indien het
niet had bijgedragen tot het vestigen van den
indruk, dat de avond te veel nummers en te
weinig verscheidenheid bood; een indruk, die
bij medewerking van een pianistisch ervaren
begeleider zich zeker in veel mindere mate
zou hebben doen gelden.
De zang der dames Kramer en Van Lunzen
toonde goede scholing; echter bleken zoowel
de stemmiddelen als de vocale ontwikkeling
bij de eerste beter te zijn dan bij de laatste.
Neiging tot te hoog'e intonatie kwam bij Bodi
Kramer sporadisch, bij Dien van Lunzen vrij
vaak voor. De stem van laatstgenoemde
klonk het best in de lagere borsttonen, het
geen vooral bij de Negro-spirituals duidelijk
uitkwam; in de hoogte klonk reeds de twee
gestreepte f eenigszins geforceerd. Toch is het
timbre meer dat van een mezzo dan dat van
een alt. Of de sopraanstem van Bodi Kramer
een grooten omvang heeft, konden we niet
beslissen; wèl, dat alle liggingen goed ge
ëgaliseerd waren en dat de toon goed ge
plaatst werd.
Het programma van dezen avond was niet
alleen uitgebreid, maar wat de opvolging van
oude en nieuwe kunst betreft, ook bont. Op
een duet van Purcell volgde een lied van
den Franck-adept Pierre de Brévilie, op dezen
weer Oud-Hollandsche liederen in niet ge
noemde bewerking; voorts Jan Nieland met
vrij stroeve melodiek en Debussy-invloeden
in de klavierbegeleiding, dan de vlottere
melodiek en eenvoudiger harmoniseering van
Hendrik Andriessen; vervolgens de mooie be
werkingen van Willem Pijper, waarna het
conservatieve Noë van Cath. v. Rennes de
eerste afdeeling besloot. De tweede afdeeling
werd geopend met goed gezongen Oud-
Fransche liederen, waarvan het derde erg
veel couplet-herhalingen had; er volgden
drie lieve Oud-Duitsche liedekens en een lied
van Bach, dat niet zoo goed tot zijn recht
kwam; dan twee zangen van den mij onbe
kenden componist Trunk, door ae sopraan
met warmte voorgedragen; de Spirituals In
welker vertolking Dien van Lunzen zich on
derscheidde; drie Weihnachtslieder van Peter
Cornelius en tot slot weer een duet van
Cath. van Rennes, waarin de figuraties dooi
de tweede stem minder goed gezongen wer
den dan door de eerste.
Dat ondanks de verscheidenheid der genres
de indruk van „te veel" ontstond kwam voor
al doordat sommige dier genres door meer
dere gelijksoortige liederen vertegenwoordigd
waren en dor het reeds genoemde ontbreken
van een goeden pianist.
Van de resultaten van mej. Reny's paeda-
gogischen arbeid kunnen we echter met
groote tevredenheid getuigen.
K. .DE JONG.
IELEF. 11972 TELEF. 12953
GARAGE „BLUE STAR"
Gebr. van Gilse, Wagenweg 132
Official Peugeot Dealers
Luxe verhuur met en zonder chauffeur
(Adv. Ingez. Med.)
De vermakelijkheidsbelasting
te Haarlem.
Over sluiting van bioscopen op. Zondag.
Een lid van den raad pleitte in de afdeelin-
gen voor verhooging van de vermakelijkheids
belasting voor bioscopen. Een ander lid drong
daarentegen op verlaging aan.
B. en W. antwoorden:
In 1934 bracht de belasting voor bioscopen
f 95.000 op, voor schouwburgen f 16.650. In 1935
zal de eerste post vermoedelijk hooger. de
tweede post lager zijn. Van verlaging van het
tarief voor tooneelvertooningen verwachten
B. en W. geen vermeerdering van schouwburg
bezoek. Verhooging van het tarief voor bios
copen achten zij niet gewenscht.
Een ander raadslid merkte op, dat z.i. het
bioscoopbezoek funest is voor de jeugd. Ligt
het niet op den weg van het gemeentebestuur
om hieraan paal en perk te stellen, b.v. door
het heffen eener hoogere vermakelijkheidsbe
lasting, of sluiting der bioscopen op Zondag?
Eenige leden verklaarden zich met derge
lijke maatregelen echter niet te kunnen ver
eenigen. mede met het oog op de wettelijke
regeling in de Bioscoopwet.
B. en W. antwoorden: Met het oog op den
leeftijd van de bioscoopbezoekers wordt bij de
keuring der films reeds een selectie gemaakt.
De door vrager genoemde middelen worden
door B. en W. niet gewenscht geacht en zuilen
ook nimmer tot het door hem beoogde doel
leiden.
DOOR KAREI DE JONC