IF Radiomuziek der week Kerstliederenavond te Overveen. ZATERDAG 28 DECEMBER 1935 HAARDEM'S DAGBEAD 8 at PO tot de ontdekking komen, dat we heel kalm en rustig in Haarlem zijn. We wrijven ons de oogen eens uit en wandelen na ons bewogen uitstapje naar Caliènte, weer als Haarlem mers naar huis .na een uur Mexicaan of ten minste Amerikaan te zijn geweest. Een uitgebreid Paramount Nieuws met zeer actueele beelden gaat met een grappig nie mendalletje aan de hoofdfilm vooraf. Alles bij elkaar een heel aanbevelenswaardig programma^ De Kleine Kolonel in Rembrandt geprolongeerd. In het Rembrandt Theater zal men de Oudejaarsweek nog Shirley Temple in „De Kleine Kolonel" kunnen zien. Het voorprogramma bij deze film is ten deele ongewijzigd gebleven. Behalve de journaals, waarvan dat van Polygoon een aardige kijk geeft op de schaak rage die overal in Nederland is ontstaan, is er de Walt Disney-teekenfilm. Het is een geestig filmpje, gebaseerd op de bekende fabel van den krekel die den heelen zomer gezon gen en gesprongen heeft en tenslotte door de mieren moet worden gered uit de koude van den winter. De kleurschakeering ervan is buitengewoon goed. Verder treden in het variété-nummer op de twaalf „Universal Lilliputters". Onder deze kleine menschen schuilen, hoe paradoxaal het moge klinken, groote krachten wat betreft acrobatiek op fietsjes, vioolspel en Russische dansen! Zij verrichten al hun toeren met een vlugheid, die bij het publiek bewondering wekt en hun dansen zal wellicht door weinig Russen worden overtroffen HET TOONEEL CENTRAAL TOONEEL. OUDE LIEFDE. Het is niet maar zoo toevallig, dat Steven Gaye in ..Oude Liefde" den naam van Molnar noemt, want vele tooneelschrijvers van tegen woordig nemen dezen Hongaar tot voorbeeld. Ook Steven Gaye en zijn geestelijke vader, de Amerikaansche auteur Samsón Raphaelson. Molnar ziet in alles tooneel en hij mengt het tooneel en het leven met een ons overrompe lende fantasie steeds door elkaar, Bij het schrijven van een liefdesscène zal hij niet in de eerste plaats denken aan de menschen, die elkaar hun liefde verklaren, maar zal hij zich afvragen: hoe doet die scène 'm op de plan ken? Steven Gaye, de tooneelschrijver in Oude Liefde toont zich een leerling van Molnar en het blijspel, waarin hij de hoofdpersoon is, zou van den Hongaar hebben kunnen zijn. Steven Gaye gaat zoo geheel in het tooneel op, dat hij zijn afspraak om met een jonge, knappe actrice op reis te gaan. vergeet, enkel en alleen, doordat een tooneelscène uit zijn nieuwe stuk. waarin hij over de liefde fantaseert, hem meer interesseert dan de werkelijke liefde van een jonge vrouw En wanneer hij een nieuw too- neelspel schrijft waarin een man van boven de vijftig „de laatste rhythmegolf van de jeugd" door zich heen voelt gaan, omdat nog eenmaal een jonge vrouw hem lief heeft, be merkt hij niet, dat onmiddellijk naast hem zijn 30 jaren jongere secretaresse Linda Brown verteerd wordt door liefde voor hem. Als zij hem eindelijk haar liefde verklaart, wordt hij niet door de waarachtige liefde van deze jonge vrouw getroffen, maar ziet hij alleen maar, dat de scène tusschen hen beiden, die voor haar bittere ernst en werkelijkheid is, op het tooneel in zijn nieuwe stuk een geweldig effect zou maken en hij besluit daarom haar niet als secretaresse te ontslaan maar met haar dat liefdestooneel in zijn stuk „Oude Liefde" te brengen. Maar zoodra is zijn stuk niet af, of de mensch komt weer in hem boven en wat eerst voor hem tooneel was. wordt dan wer kelijkheid. Hij krijgt Linda lief, zoo zeer zelfs, dat hij vergaat van jalousie op Dicky Rey- REPARATION daudev Kl.HOUTS.TR 66 TEL.III09 (Adv. Ingez. Med.) noldi, den jongen man, die met Linda in zijn stuk eiken dag de liefdescène speelt. En wan neer er twijfel in hem is omtrent de werke lijke gevoelens van Linda, besluit hij haar op de proef te stellen. Hij dicteert zelf het jonge mensch, dat Linda hef heeft, doch te ver legen is zich ie verklaren, zijn liefdesscène, maar deze scène is louter „tooneel". In de werkelijkheid blijkt het tusschen Linda en den jongen man heel anders te gaan, als Steven Gaye verwachtte, want als Dickey Reynoldi met Linda alleen is, vergeet hij heel de voorbereide liefdesscène en behoeft hij alleen maar de eenvoudige doch klassieke woorden: „Ik houd van je! Ik houd van je!" te zeggen, om Linda in zijn armen te doen vallen. De jeugd heeft van den ouderdom ge wonnen zoodra het geen „tooneel" meer is. Maar Samson Raphaelson is te veel tooneel schrijver om met die heel menschelijke en eenvoudige ontknooping tevreden te zijn. Molnar fluistert hem in, dat een pakkender slot en een frappe in het laatste bedrijf een grooter effect zullen maken. Daarom laat hij beide vrouwen de actrice van de mislukte reis en Linda bij Steve Gaye terugkeeren, de actrice slechts voor een korte, amusante scène, Linda echter om hem te betuigen, dat hij, de 30 jaar oudere man, de eenige liefde in haar leven is geweest. En wanneer Dicky Reynoldi plotseling verschijnt om haar terug te halen, is het te vergeefsch. Linda blijft na een geraffineerde scène, die de frappe is van dat bedrijf bij Steven Gaye en ge zamenlijk beginnen zij opgewekt aan de eer ste scène van zijn nieuwe stuk, zij opnieuw zijn secretaresse en animatrice als voor de scheiding. Een knap en zelfs virtuoos geschreven stuk dat met alle mengeling van tooneel en werkelijkheid, toch in de eerste plaats „theater" blijft. Het is met dit blijspel als met de stukken van Molnar: wij staan telkens aan de grens van het werkelijke leven, maar volkomen er aan gelooven doen wij toch eigenlijk geen moment, omdat het tenslotte ..Spielerei" blijft. Maar het is zoo vol fantasie en zoo voortreffelijk tooneel dat het aldoor boeit en amuseert. En het heeft een levendige, geestige dialoog, alweer als van Molnar. Voor Het Centraal Tooneel Is dit nieuwe stuk een groot succes geworden, dank zij ook de superieure vertooning, welke dit Amster- damsche gezelschap ervan geeft. Een blijspel als Oude Liefde ligt dit en semble prachtig. Het wordt aldaar licht van toon en vol fantaisie gespeeld. Geen ander gezelschap in ons land zal in zulk soort werk Het Centraal Tooneel overtreffen. Laseur zelf is Steven Gaye, de tooneelschrij ver, die den winter voelt naderen, maar in den herfsttijd van zijn leven nog eenmaal de lente beleeft. Hij speelt hem hoogst intel ligent, met precies zooveel gevoel, als de rol verdraagt, dat is dus niet te veel, omdat de mensch in dezen Steven Gaye steeds door den schrijver verdrongen wordt. Een zeer mooie creatie van Laseur. Mary Drcsselhuys heeft in Linda Brown, het jonge secretaresje, een van haar mooiste rol- ■er> gevonden. Zij speelt, haar rol met een opmerkelijke zekerheid. Zoo heeft zij in het eerste bedrijf een scène, waarin zij door haar spel de luch tige stemming plotseling moet doen keeren in ernst, wanneer zij Steven Gaye haar liefde verklaart en hem vertelt, van alle pijn, die hij haar in die jaren van samenzijn heeft aangedaan. Dat was een wel zeer moeilijk tooneel, omdat het door een verkeerden toon allicht lachwekkend had kunnen worden, maar hiervan was bij het gevoelige spel van Mary Rresselhuys geen oogenblik sprake. In tegendeel maakte deze scène, zoo gespeeld, een zeer sterken indruk. Ook Rie Gilhuys was voortreffelijk als Genevieve Lang, de actrice der mislukte rei zen. Een met distinctie en licht gespeeld vlin dertje, dat zonder te veel hartzeer van bloem tot bloem fladdert. Joan Remmelts was Dicky Reynolds, de jonge verliefde man, die 'n tikje ridicuul is. Ook Remmelts weet de rol met groote tact tusschen de hem voorgeschreven grenzen te houden. 1 Hermann Schwab gaf van een oud tooneel- speler, die door den invloed van zijn rol in Steven Gaye's stuk vanzelf weer eens jong wordt, een fijn-geestige uitbeelding en Cor Hermus maakte van een butler een allerver- makelijkst hoewel op den rand van de caricatuur staand type. Het lijkt mij niet gewaagd Oude Liefde bij Het Centraal Tooneel een lange serie te voorspellen. J. B. SCHUIL. Twee kluchtige films in het Luxor-Theater. 3 Stan Laurel en Oliver Hardy zorgen voor vroolijkheid in het Luxor-Theater. Stan Laurel. Oliver Hardy en Charlie Ruggles zorgen in het Luxor Sound Theater voor een vroolijken overgang van Oud naar Nieuw. Beide eerstgenoemden nemen de film „Twaalf ambachten dertien ongelukken" voor hun rekening, waarin zij zich weer doen kennen als de onweerstaanbare verspreiders van den lachbacll. Laurel en Hardy zien we ditmaal als het onafscheidelijke en toch al tijd kibbelende tweetal, dat hardnekkige po gingen doet om een zich een positie in de wereld te verschaffen. Die pogingen zijn na tuurlijk ten eenenmale ten ondergang ge doemd, want de heeren hebben een zeer spe ciale opvatting van den arbeid en hun sa menwerking kenmerkt zich als gewoonlijk door een steeds misvatten van elkander's bedoelingen. De Laurel- en Hardy-kenners kunnen zich nu wel eenigszins voorstellen, hoe het in deze klucht toegaat. Het duo als timmerlieden, als schoorsteenvegers en niet te vergeten de dikke Hardy als huwelijkscandidaat. in één lange aaneenschakeling van dwaze gebeur tenissen trekken de avonturen van de twee pechvogels aan.ons voorbij Dat de lach bij dat alles niet uit de zaal wijkt, behoeft wel geen betoog, want de dikke Oily en de schrale Stan zijn crisisdokters van het genre-Buziau en hun heilzaam medicijn faalt nimmer. En daarom raden wij u aan. consulteer in de komende dagen eens deze wonderbaarlijke geneesheeren en ge zult gesterkt hun prac- tijkkamer verlaten! De bezoekers van de avondvoorstellingen wordt nog een tweede klucht van goed ge halte geboden. Een griezelige treinroman, waarin sensatie en humor met elkaar wed ijveren. Wat zich in den Express allemaal afspeelt, zullen wij niet onthullen, maar een feit is, dat het er als-maar geheimzinniger toegaat en dat de sensatie aan het slot tot ongekende hoogte opgevoerd wordt. Dat laatste deel van de film. waarin een enkele treinwagon met wanhopige passagiers in ra zende vaart bergafwaarts snelt en steeds op het nippertje het noodlot ontwijkt, is boven dien een buitengewoon staaltje van sugges tief camerawerk. Charles Ruggles is de held van het stuk en zijn spel is, zooals we dat van hem gewoon ziin, geestig en gerouti neerd. Van zijn medespelers is vooral Una Merkel met haar kernachtig Amerikaansch accent en grappige invallen goed op dreef. Het binnenlandsche nieuws geeft o.a. een rake schets van de gladheidsmisère. Van het buitenlandsche journaal noemen we de re portages van het ItaliaanschAbessynische conflict, die een wel zeer droeve taal spre ken. Cinema Palace presenteert De Blonde Carmen. Marta Eggerth, de operette-artiste, in De blonde Carmen. Marta Eggerth in een zwaar-tragische film zou een ever.groote dwaasheid zijn alsja, ais wat? Zij moet kwinkeleeren en guite snuitjes maken tegen iedereen en tegen het publiek vooral. Zij moet kunnen dansen en in een draaimolen zitten, onschuldig doen en hier en daar een hart breken. In ,X>e blonde Carmen" krijgt zij tot de meeste dezer onmisbaarheden volop de ge legenheid en zoo zien wij een film. die ander half uur duurt, met lieflijke tooneelen, aaneen- gerijd door waarlijk aardige vindingen op het gebied van montage. En Ida Wüst, de statige, listige, schalksche, waardige, geestige dame op leeftijd, (zooals zij wordt genoemd) maakt met Leo Slezak een aardig spel op den achtergrond. Wie hunner beter is, valt niet t.e zeggen.' belden hebben niet alleen een buitengewoon karakteristiek gezicht, zij bezitten eveneens zoo'n aparte humor, dat alleen zij die Ida Wüst en Leo Slezak kennen, zullen begrijpen wat wij hier mee bedoelen. Als tegenspeler van Marta Eggerth had men echter wel iemand kunnen nemen die wat meer vuur bezat en dit niet alleen uit wan- neer-ie hout hakt. Menigeen zou zich als min naar van Marta Eggerth wel anders gedra gen De blonde Carmen is zoo onwaarschijnlijk dat alleen een operette ons dit kan aandoen. Maar daarnaar moeten we niet vragen; men komt voor de meesterlijke trillertjes uit Mar- ta's keel, die een techniek bezit als slechts weinigen, voor den dans, voor de wals, voor den lach. Spannend is De blonde Carmen heelemaal niet, alles is zoo licht verteerbaar als een versch beschuitje met een slap kopje thee. Schaterlachen daveren niet door de zaal; wel kan men de fijne trekjes van den humor ont dekken en alles vliegt voorbij als de wieke- draaiende sloten langs de spoorlijn. Mar ca Eggerth zingt, lacht, danst, grapt u toe als De blonde Carmen en toont haar gratie als operette-filmster. Het voorprogramma kan slechts kort zijn: het buitenlandsche nieuws, de gebeurtenissen binnen onze grenzen, de avonturen van de teekenstift op het ceiluioid en Desi Desederati, de Italiaansche zangeres op het tooneel. die het publiek boeit, zoo niet door haar zang, dan toch door haar persoonlijkheid. „In Caliente" in Frans Hals. Niemand, die deze week het Frans Hals Theater bezoekt, zal daarna nog durven be weren, dat de romantiek dood is, en dat het tegenwoordig een futlooze, saaie, ouwe boel is. 't Is waar, het leven dat hij daar te zien krijgt, geeft niet een natuurgetrouw beeld van het leven in ons goede oude Europa, daar voor moeten we ons verplaatsen naar Caliente, een plaats in het Zuiden van Noord-Amerika in Mexico. Mexico, het lamd van de ongeëven aarde ruiters, het mes. de lasso, de kleurige kleederdracht en den geldhonger! Er zit in deze film zoo'n toome- looze vaart, dat de nuchterste, kalmste bezoeker in zijn élan wordt meegesleept en even levendig deel neemt aan de gebeur tenissen op het witte doek, alsof hij zelf medespeler was. Dolo res del Rio, die wij in langen tijd niet hier gezien hebben, oefen! nog steeds haar groote bekoring uit op het publiek, haar spre kende gezicht met de mooie oogen, haar soe pele gang, haar na tuurlijke spel. haar wondermooie dansen, dat alles rangschikt haar onder de besten van de besten. Edward E. Horton heeft natuurlijk weer zijn leeuwenaandeel in de humor. Het publiek ziet hem graag en heeft altijd heel veel plezier in hem; hij is een altijd welkome verschijning, evenals Pat O'Brien. Wie eens heelemaal los van zich zelf wil komen, moet stellig deze week naar „Caliènte" gaan, het is inderdaad een feit, dat men bijna onmiddellijk door de sfeer van de film ge grepen wordt; het begint al direct op het redactiebureau van het tijdschrift „Man hattan Madness" dat te New-York verschijnt, en waar we kennis maken met de twee mannelijke hoofdrollen in hun hoedanigheid van hoofdredacteur en directeur en we mo gen ons gelukkig prijzen dat het hier in Ne derland wat normaler toegaat, dan aan dat New-Yorksche tijdschrift, maar de „Caliënte"- sfeer wordt voor ons toeschouwers, al daar geschapen en houdt ons in zijn ban gevangen tot aan het einde toe, waarna we plots weer EEN VOORBESPREKING Het is niet gemakkelijk om uit de rijk voor ziene programma's der komende week een keuze te doen. Laat ons beginnen met een en ander te ver melden dat de Zondag ons belooft. Des mor gens zendt Leipzig de Cantate no. 23 van Bach uit, die voor den Zondag 'na Kerstmis geschreven is op een mooien tekst van Neu- meister, die door Bach met groote toewijding behandeld is. Het „heerl'jke aanrukken van het nieuwe jaar" dat er in bezongen wordt, doet ons vermoeden dat men toentertijd soms al even weinig reden had om over dat, wat het ?fgeloopen jaar bracht geestdriftig gestemd te zijn als anno 1935. Des namiddags zingt Ré Koster voor Hilversum II liederen van Debus sy en Ravel uit verschillende periodes hunner scheppende werkzaamheid. De „Chansons de Bilitis" zijn van 1898. ..Green" van 1888 (dus uit den tijd der „Deux Arabesques" voor pia no), .Xe temps a laissé son mantau". een der „3 Chansons de France" en wel op een oud- Franschen tekst van Charles, hertog van Or leans, is van 1904. De „Chansons madécas- ses" van Ravel dateeren van 1928. zijn „Griek- sche Volksliederen", waarvan er 5 bestaan, daarentegen van 1906. Men zal zonder veel moeite aanmerkelijke verschillen in stijl tusschen die werken uit onderscheiden perio des van denzelfden componist hooren en die verschillen zijn natuurlijk niet alleen door de teksten bepaald. Het is eigenlijk jammer dat m de radioperiodieken geen liederteksten afgedrukt kunnen worden, want voor de ver staanbaarheid zou dat wel noodig zijn. welis waar mist men bij de radio-ontvangst van liederen, duetten en koorwerken niet zóóveel als bij die van opera's maar toch nog genoeg om de hoop uit te spreken, dat eenmaal de mogelijkheid zal gegeven worden om lieder teksten voor een gering bedrag voor luis teraars verkrijgbaar te stellen. Zoolang dat nier het geval is, zal ik in deze rubriek slechts zeiden opera-uitzendingen bespreken, en dus die van „Götteraammerung" en ..Boris Gudo- now" maar voorbijgaan. Immers: hoe weini gen mogen in de gelegenheid geacht worden, deze werken behoorlijk te volgen! We gaan met de Zondaguitzendingen ver der. Ravel's ..Boléro" (Hilversum II) staat in muzikale beteekenis ver beneden zijn „La Valse" (Straatsburg). Het verwondert mij eigenlijk dat de „Boléro" het nog zoolang houdt, want de melodie er van heeft weinig bekoorlijks en na een paar keer hooren is de aardigheid van de steeds cresendeerende herhalingen af. Als ballet zou het werkje dan misschien nog hernieuwde belangstelling kun nen winnen. Van de twee Brusselsche piano recitals een uit Br. fr. en een uit Br. VI. die beide met Spaansche muziek eindigen „lijkt met het eerste interessanter dan het tweede al begint dat in hoofdzaak moderne dan ook met de algemeen bekende Fantasie van Chopin; Poulenc en Prokofieff hoort men niet zooveel. In het programma der Vlaam se he uitzending ontbreekt de naam van den componist der Préludes; dit zal wel Chopin moeten zijn. Bij het door Hamburg uit te zen den orgelrecital wil ik aanteekenen. dat met den naam Lübeck niet de in Nederland uit Duitsche ouders geboren musicus Johann Heinrich L. (1799—1865), de eerste directeur van het in 1827 gestichte Conservatorium in Den Haag bedoeld wordt, maar de Duitsche organist Vincentius L. (16541740). die vele jaren organist der Nicolai-kerk te Hamburg geweest is. Deze Lübeck was dus een oudere tijdgenoot van J. S. Bach en wordt als een der voortreffelijkste orgelmeesters van dien tijd beschouwd. De Maandag belooft ons eenige klavierwer ken van Max Reger (1873—1916) uit Hilver sum II)men zal kunnen bemerken, dat Re- ger's voorliefde voor niet zelden gekunsteld lijkende harmonische uitwijkingen zich ook in zijn betrekkelijk eenvoudige Sonatines niet verloochent. Wat hij in dit opzicht in zijn meer gecompliceerde werken men denke bijv. aan zijn Bachvariaties en zijn Passa- caglia voor 2 piano's geleverd heeft, gaat vaak de grenzen der verstaanbaarheid te buiten. Uit Frankfort,, zal men Beethoven's weinig gespeelde Sonate op. 54, een waar stief kind der pianisten kunnen hooren. Deze so- nate bestaat evenals op. 78 en op. 90 uit slechts 2 hoofddoelen, nl. een in rondo-vorm gehouden Tempo di Minuetto en een Finale, die in geen der geklassificeerde vormen vol komen past en heel goed „Toccata" zou kunnen heeten. Een zekere verwantschap met het finale-rondo der Sonate in As gr. t. op. 26 is er in aanwezig, maar de Finale van op. 54 stelt veel hoogere technische eischen. Misschien heeft de nabuurschap der groote Sonates op. 53 (Walstein) en op. 57 (Appassio- nata) veroorzaakt dat het kleine op. 54 zoo in de verdrukking gekomen is; ten deele echter ligt dit ook aan den inhoud, die veel minder suggestieve werkingen uitoefent dan die dei- beide andere. Een onvoltooid strijkkwartet van Grieg van wie we één voltooid bezitten zal onze- nieuwsgierigheid kunnen opwekken. Boekarest zal dit werk uitzenden. Voor Dinsdag wijs ik op het Clarinettrio van Mozart (Brussel Fr.); het Orgelconcert te Hamburg, op welks programma ook weer de naam van Lübeck voorkomt en boven dien een Solocantate van Buxtehude die den zelfden tekst heeft ais de beroemde Motet van Bach (Singet dem Herrn)en de Liszt-uitzen- ding van Droitwich. waar Egon Petri eenige der groote „Etudes d'Exécution transcendante" zal spelen. Woensdag zendt Droitwich Schubert's Wandererfantasie" in Liszt's bewerking voor piano en orkest uit. Men zal waarschijn lijk den indruk krijgen dat deze bewerking het nog beter doet dan het origineel voor piano alleen. Of de klavier-athleet Mark Ham- bourg zijn partij met de nevens bravour ver- eischle fijngevoeligheid zal behandelen, zul len we moeten afwachten. Donderdag zou ik willen aanraden naar de uitzending van het Strijkkwintet K V. 516 van Mozart door Berlijn te luisteren. De over vloed van schoonheden, zoowel in klank als in structuur, die dit werk bevat, zullen den luisteraar op den eersten dag van het nieuwe jaar hoopvol kunnen stemmen. Hoe duister de economische en politieke toestand ook zij. de schoonheid der kunst kan men ons niet ontnemen. Met „Concert voor Strijkkwartet" (Milaan. Vrijdagavond)) wordt vermoedelijk een der .Quat.uors concertants" van Louis Spohr be doeld. Hierin is de eerste vlooi roncerteerend behandeld, de andere drie instrumenten hebben slechts een begeleidende rol. Mejonkvrouwe de la Seigliere. Een uitstekend Vacantie-stuk. Zondagavond speelt de tooneelgroep Het Masker in onzen Stadsschouwburg Mejonk vrouwe de la Seigiière van Jules Sandeau Een betere keuze voor deze vacantieweek had Het Masker moeilijk kunnen doen, want dit aller geestigste, romantische blijspel is nog altijd een der beste stukken van het oude Fransche repertoire en daarbij geschikt voor jong en oud. Vooral ook voor jong! Het wordt daarbij voortreffelijk gespeeld door Magaa Janssens, Ank van der Moer, Louis Gimberg, Ko Arnoldi en John Gobau in de hoofdrollen, zoodat de voorstelling in alle oprichten een vollen schouwburg verdient. J. B. S. MUZIEK. In de groote zaal van het gebouw „Domi" aan het Zantvoorterpad te Overveen zongen Vrijdagavond de dames Bodi Kramer en Dien van Lunzen met mej. Louise Reny aan den vleugel een drietal duetten en een vijf en twintigtal sololiederen. Er is reden om aan te nemen dat beide zangeressen leerlingen van mej. Reny zijn en dat dus deze laatste in haar kwaliteit van leermeesteres de klavier begeleidingen op zich genomen had. Want mej. Reny is een bekende zangpaedagoge maar haar pianospel is niet toereikend om de deels belangrijke begeleiding de kèur en T vereischte karakter te geven. Soms moesten we betwijfelen of haar weergave wel met de noten overeenstemde; bij het Oud-Holland- sche liedje „Herders hij is geboren", was de pianopartij zelfs heelemaal mis. We zouden dit alles niet te berde brengen, indien het niet had bijgedragen tot het vestigen van den indruk, dat de avond te veel nummers en te weinig verscheidenheid bood; een indruk, die bij medewerking van een pianistisch ervaren begeleider zich zeker in veel mindere mate zou hebben doen gelden. De zang der dames Kramer en Van Lunzen toonde goede scholing; echter bleken zoowel de stemmiddelen als de vocale ontwikkeling bij de eerste beter te zijn dan bij de laatste. Neiging tot te hoog'e intonatie kwam bij Bodi Kramer sporadisch, bij Dien van Lunzen vrij vaak voor. De stem van laatstgenoemde klonk het best in de lagere borsttonen, het geen vooral bij de Negro-spirituals duidelijk uitkwam; in de hoogte klonk reeds de twee gestreepte f eenigszins geforceerd. Toch is het timbre meer dat van een mezzo dan dat van een alt. Of de sopraanstem van Bodi Kramer een grooten omvang heeft, konden we niet beslissen; wèl, dat alle liggingen goed ge ëgaliseerd waren en dat de toon goed ge plaatst werd. Het programma van dezen avond was niet alleen uitgebreid, maar wat de opvolging van oude en nieuwe kunst betreft, ook bont. Op een duet van Purcell volgde een lied van den Franck-adept Pierre de Brévilie, op dezen weer Oud-Hollandsche liederen in niet ge noemde bewerking; voorts Jan Nieland met vrij stroeve melodiek en Debussy-invloeden in de klavierbegeleiding, dan de vlottere melodiek en eenvoudiger harmoniseering van Hendrik Andriessen; vervolgens de mooie be werkingen van Willem Pijper, waarna het conservatieve Noë van Cath. v. Rennes de eerste afdeeling besloot. De tweede afdeeling werd geopend met goed gezongen Oud- Fransche liederen, waarvan het derde erg veel couplet-herhalingen had; er volgden drie lieve Oud-Duitsche liedekens en een lied van Bach, dat niet zoo goed tot zijn recht kwam; dan twee zangen van den mij onbe kenden componist Trunk, door ae sopraan met warmte voorgedragen; de Spirituals In welker vertolking Dien van Lunzen zich on derscheidde; drie Weihnachtslieder van Peter Cornelius en tot slot weer een duet van Cath. van Rennes, waarin de figuraties dooi de tweede stem minder goed gezongen wer den dan door de eerste. Dat ondanks de verscheidenheid der genres de indruk van „te veel" ontstond kwam voor al doordat sommige dier genres door meer dere gelijksoortige liederen vertegenwoordigd waren en dor het reeds genoemde ontbreken van een goeden pianist. Van de resultaten van mej. Reny's paeda- gogischen arbeid kunnen we echter met groote tevredenheid getuigen. K. .DE JONG. IELEF. 11972 TELEF. 12953 GARAGE „BLUE STAR" Gebr. van Gilse, Wagenweg 132 Official Peugeot Dealers Luxe verhuur met en zonder chauffeur (Adv. Ingez. Med.) De vermakelijkheidsbelasting te Haarlem. Over sluiting van bioscopen op. Zondag. Een lid van den raad pleitte in de afdeelin- gen voor verhooging van de vermakelijkheids belasting voor bioscopen. Een ander lid drong daarentegen op verlaging aan. B. en W. antwoorden: In 1934 bracht de belasting voor bioscopen f 95.000 op, voor schouwburgen f 16.650. In 1935 zal de eerste post vermoedelijk hooger. de tweede post lager zijn. Van verlaging van het tarief voor tooneelvertooningen verwachten B. en W. geen vermeerdering van schouwburg bezoek. Verhooging van het tarief voor bios copen achten zij niet gewenscht. Een ander raadslid merkte op, dat z.i. het bioscoopbezoek funest is voor de jeugd. Ligt het niet op den weg van het gemeentebestuur om hieraan paal en perk te stellen, b.v. door het heffen eener hoogere vermakelijkheidsbe lasting, of sluiting der bioscopen op Zondag? Eenige leden verklaarden zich met derge lijke maatregelen echter niet te kunnen ver eenigen. mede met het oog op de wettelijke regeling in de Bioscoopwet. B. en W. antwoorden: Met het oog op den leeftijd van de bioscoopbezoekers wordt bij de keuring der films reeds een selectie gemaakt. De door vrager genoemde middelen worden door B. en W. niet gewenscht geacht en zuilen ook nimmer tot het door hem beoogde doel leiden. DOOR KAREI DE JONC

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14