Liefde in de wildernis
De brugbouw bij HedeJ De montageb ug van Vianen is vervoerd neer Hedel, waar zij ligt te wachten tot de pijlers in de
Maas zijn aangebracht, waarop de nieuwe brug zal verrijzen. Op den achte'g ond de spoorbrug van Hedei
Een .Witte tram" maakt in Amsterdam reclame voor de
nieuwe tram arieven en vereenvoudigde overstapbepalingen,
welke per 1 Januari a.s. zul en ingaan
Ir. A. Dubois, die benoemd is tot
directeur der Ned. Omroep Zender
Maatschappij
De Portugeesche
brug ove de Blau
we Nijl op een
atstana van 20 mijl
vanhetTano meer
vormt een der
typische bouw
werken in dit thans
zoo belangrijk ge
biedsdeel
Minister-president Goering tijdens het Kerstfeest, dat deze °P Westerveld had Vrijdag de begrafenis plaats van wijlen prof. dr F. J. A Huart, hoog- Het nieuwste portret van H. M de Koningin, geschilderd door den Rotter-
week door hem aan 500 arme kinderen van Berlijn werd leeraar in het staats- en administratief recht aan de Universiteit te Amsterdam damschen kunstschilder Herman E Mees. een geschenk van de Rot.erdam-
bereid sche burgerij, dat Vrijdagmiddag aan het gemeentebestuur de. Maasstad is
aangeboden
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
OTTWELL BINNS.
(Nadruk verboden.)
11)
Jules Legrand keek hem zwijgend na. Er
was een minachtende trek op zijn gezicht;
toen lachte hij hoonend.
Die kerel zal als was zijn ln mijn han
den.
Weer lachte hij en fluisterde:
En mademoiselle!, Die is een bloem, maar
niet om door hem geplukt te worden.
Ondertusschen liep Mannering onrustig op
en neer in de kamer, waar zijn veldbed ge
spreid was. Het maanlicht stroomde door de
open blinden naar binnen en bescheen zijn
gelig, bleek gezicht. Het verleden, waaraan
hij in de laatste vijf Jaar nauwelijks meer
had teruggedacht, was opgestaan: zijn ge
heim, het vreeselijke geheim, dat hij dacht,
dat hij alleen maar kende, was in handen
van een ander. Dat was al genoeg om een
man met een zwak karakter zijn evenwicht
te doen verliezen; maar de gedachte aan een
kind. dat stond tusschen hem en de erfenis
waarvoor hij die misdaad begaan had, was
hem onverdragelijk en één uitweg scheen
maar mogelijk, de uitweg, dien Legrand hem
had aangewezen. Maar van die oplossing
deinsde hij vol afschuw terug. Er was een
groot verschil tusschen het lijdelijk toelaten
en het opzettelijk begaan van een misdaad
Hij had een man overgeleverd aan den dood
toen het twijfelachtig was of tijdig handelen
redding had kunnen brengen, maar het was
.iets anders om willens en wetens toe te
stemmen nee, mee te werken aan den
moord op een kind.
Voor het eerste zou misschien nog een ver
ontschuldiging te vinden zijn, maar voor het
tweede.
Hij durfde geen besluit te nemen, maar ter
wijl hij op en neer liep in de nauwe kamer
klonk de stem van het kwade steeds verleide
lijker in zijn ooren. Het verlies van zijn bezit
tingen, waarvoor hij zijn halfbroer in den
dood had gejaagd, beteekende het verlies van
alles, zijn positie, zijn naam, van Honor Don-
thorne, van alles wat het leven waard maakt
om geleefd te worden. Als die geschiedenis
over zijn weigering, om Roger hulp te zenden
bekend werd, zou het heelemaal het einde
voor hem beteekenen. Hij kon dat alles niet
onder de oogen zienhet hoefde niet. Die
schurk van een Legrand kon alles voor hem
in orde maken. Hij hoefde zelf niets te doen,
behalve te betalen. Hij hoefde het kind niet
te zien en hoefde niet te weten hoe het aan
zijn einde gekomen was. Plotseling
stond hij stil.
Ja, Legrand, fluisterde hij. Legrand!
Zoo trachtte hij zijn gewetensbezwaren
weg te redeneeren en zocht eindelijk, laat in
den nacht, zijn veldbed op. Maar hij kon niet
slapen. Hij werd vervuld door kwellende
aroomen over zijn halfbroer. Hij zag Roger
Mannering's primitieve manier van leven in
het inlandsche dorp; hij stelde zich hem voor
op het oogenblik, dat het verleden tot hem
terug kwam en dat zijn verlangen naar
wraak in hem begon te ontwaken en hij dacht
aan de onnavolgbaar handige wijze waarop hij
zijn wraak ten uitvoer had gebracht.
Tenslotte kon hij zijn eigen gedachten niet
langer verdragen en hij stond op en liep zoo
zacht mogelijk naar de waranda.
Hij zette zich neer en keek uren lang uit
in den maanverlichten nacht. Een gevoel
van namelooze wanhoop maakte zich van hem
meester en hij huiverde. Het was hem alsof
een paar spookachtige grijparmen, die uit een
andere wereld kwamen, hem grepen en naar
omlaag sleurden. Hij voelde om zich heen de
ontastbare aanwezigheid van een op wraak
zinnenden geest, die niet rusten zou voor hij
zijn doel bereikt had en overmand door vrees
en ellende begroef hij zijn gezicht in de han
den.
Toen meende hij plotseling een vaag geluid
te hooren; hij lichtte zijn hoofd op en keek
scherp om zich heen. Iemand iets stond
daar in de schaduw bij de deur, die toegang
gaf tot de waranda. Een oogenblik stond zijn
hart stil en hij herkende Honor *en half
gesmoorde kreet van verlichting ontsnapte
hem en het meisje keek verwonderd om.
Haastig en nerveus lachend gaf hij een ver
klaring.
Ik moet in slaap gevallen zijn voor jij
kwam. Ik dacht heusch, dat je een geest was.
Het is niet moeilijk om bijgeloovig te worden
in Afrika.
Bijgeloovig, antwoordde Honor snel. Heb
jij dat gevoel ook? Er is hier ietsik weet
niet watdat me onrustig maakt. Het is
net of ik er een voorgevoel van heb, dat er
iets gebeuren zal. Het is dwaas van me, maar
ik kan er niet van slapen.
Haar woorden droegen er niet toe bij om
hem te kalmeeTen, maar hij trachtte zijn
toon zoo luchtig mogelijk te doen klinken.
Het is niets, zei hij. Je bent overver
moeid van de inspanning van de laatste da
gen. Je moet dat gevoel van je afzetten Ho-
nor. Kom hier bij me zitten. Misschien zal je
dat wat rustiger maken, zoodat je kunt insla
pen.
Ze ging naast hem zitten, onbewust van de
onmetelijke verlichting, die zij hem gaf. Zijn
arm glipte om haar heen en een tijdlang za
ten ze daar zwijgend te staren naar het koele
licht, dat de maan wierp op het woud en het
vlakke land voor hen, maar een dichte mist
begon op te komen, die de omtrekken van al
les, dat een paar minuten geleden nog
scherp en duidelijk was, deed vervagen. Toen
klonk door de stilte weer het eentonige ge
roffel van de verre trommels. Onwillekeurig
huiverde Honor en drong dichter tegen
George aan.
Wat is er? vroeg hij fluisterend.
Die trommels! Hoor je ze? Ze vervolgen
me overal. Ze zijn als een stemeen drin
gende, onontkoombare stemde stem van
het noodlot.
Een stem van het noodlot, herhaalde hij
zacht en haar onschuldige woorden deden al
zijn bijgeloovige vrees weer ontwaken, maar
kwasi-luchtig zei hij:
Wat een onzin, Honor. Dat geluid be-
teekent alleen maar, dat er daarginds in het
bosch een stuk of wat zwartjes bezig zijn een
van hun afschuwelijke dansen uit te voeren.
Dat weet je toch wel? Je hebt ze gezien
Ja, ja! Maar ik kan het niet helpen, dat
ik dat gevoel heb. Zoolang ik hier ben, heb
ik het niet van me af kunnen zetten.
Vergeet het, zei hij bruusk. Legrand zou
je uitlachen, als
O viel ze hem fluisterend in de rede, ik
vertrouw dien man niet, George. Hij heeft
iets over zich
Ik vertrouw hem zelf ook niet, antwoord
de hij naar waarheid. Maar hij is op het
oogenblik onvermijdelijke noodzakelijkheid.
Ik geloof niet. dat we zonder hem MHuba
kunnen bereiken.
Zouden we niet wat voorraad van hem
kunnen koopen en wat dragers van hem kun
nen huren en alleen verder gaan? vroeg het
meisje.
Ik ben bang van niet. Hij heeft zijn man
nen zelf noodig. We zullen ons werkelijk zoo
goed mogelijk moeten schikken, Honor.
Het meisje antwoordde niet. Een kleine
beweging aan den voet van den heuvel had
haar aandacht geti-okken.
Kijk eens, fluisterde ze, terwijl ze wees
naar de plek, waar ze het 't eerst gezien
had.
En plotseling zagen ze de bewegende ge
stalte duidelijker en herkenden een antilope,
waarvan de horens glansden in het maan
licht.
Een antilope zei Mannering en nauwe
lijks had hij de woorden uitgesproken, of het
dier wierp verschrikt zijn kop achterover en
vluchtte weg. Maar het was te laat. Het had
maar een paar sprongen gedaan, toen een
zwart en lenig lichaam opveerde uit de duis
ternis en neersprong op het slanke, sierlijke j
dier. Ben oogenblik later kondigde een vol- I
daan gegrom aan, dat de overwinnaar bezig i
was zijn prooi te verslinden.
Het was een luipaard, zei Mannering op j
zakelijken toon.
Ja. zei het meisje rillend. Toen zei haar
intuïtie haar plotseling, dat ze niet meer al
leen waren en zij wendde snel het hoofd om.
Op enkele meiers afstand, op een plek
waar een breede maanstraal viel door het
half vergane houtwerk, stond Jules Legrand
naar hen te kijken. Honor maakte een onwil
lekeurige beweging van schrik toen ze hem
zag. De man glimlachte even en liep zacht en
onhoorbaar als een kat naar binnen, zonder
een woord te zeggen. Honor dacht aan den
luipaard, die in het witte maanlicht de slanke
antilope had besprongen, en ze rilde opnieuw.
Wat is er? vroeg Mannering snel.
Legrand, hij stond naar ons te kijken,
zei ze fluisterend.
En Mannering werd er zich plotseling van
bewust dat zijn gemoedsrust ook nog op
een andere manier bedreigd werd.
(Wordt vervolgd.)'