Een jaar dat ons lang zal heugen Ifiog m bo eenige malKen bic in Rw> PoorHopbocmcn rTBolRen nangenof óan Doutoe Egtarfö DINSDAG 31 DECEMBER 1935 HAARDE M'S D A G B D A D 13 Enkele economische gedachten over 1935. (Adv. Ingez. Med.) de koopkracht te bereiken door een injectie, in den vorm van een zekere hoeveelheid geld in de maatschappij in te pompen. Men ziet, dat beide geneesmiddelen geheel van ka rakter verschillen. Het eerste zou men mis schien „voor inwendig gebruik", het tweede „voor uitwendig gebruik" kunnen noemen. Bij dit verschil in opvatting blijft het even wel niet. Ingrijpender is de strijd, om het kostenpeil van onze producten. Daaraan kop pelt zich de vraag: export of geen export? De Regeering is van oordeel, dat niets nage laten moet worden om dien uitvoer te bevor deren. Teneinde daartoe te geraken zal een kostenpeil bereikt moeten worden, waardoor concurreeren met anderen mogelijk is. De verdedigers van de koopkrachttheorie meenen, dat de kostprijzen der goederen om hoog moeten. Indien dat inderdaad bereikt wordt, vraagt men zich evenwel af; wie deze artikelen moet afnemen. Het is mogelijk een systeem van nationale maatregelen te ontwerpen, waardoor als het ware een kunstmatig afzetgebied in eigen land wordt geschapen. Men denke in dit ver band aan de maatregelen t.o.v. van de ver schillende producten van Nederlandschen oorsprong met betrekking tot den afzet in onze overzeesche gewesten, waardoor de in lander „duurder" leeft dan noodig is. Maar ook dichter bij huis zijn dergelijke verschijn selen vast te stellen. De eigen markt kan men dus beinvloeden. Anders staat het met den afzet op internationaal gebied. Daar is het probleem anders, Het buitenland kan men niet dwingen. Daar vraagt men, waar men op de goedkoopste wijze zijn behoefte kan bevredigen. Duurdere productie vermoordt den ex port, Wie dus op het standpunt staat, dat uitvoer voor ons land een eerste levensvoor waarde is, kan zijn keus tusschen beide stel sels al zeer gemakkelijk bepalen. Middenstand. Het jaar 1935 is voor den middenstand in ons land uit tweeërlei gezichtspunt te be kijken. Wanneer men het middenstands-ver langlijstje nader onder de loupe neemt mag men allerminst ontevreden zijn. Het wetge vend apparaat heeft heel wat geproduceerd, waarmede de middenstand zich accoord zal kunnen verklaren. Men denke aan de reeds aangenomen of in uitzicht gestelde wetsont werpen, met betrekking tot de vestigings- eischen, het innen van kleine vorderingen, het afbetahngsstelsel, het uitverkoopwezen, het cadeaustelsel, het middenstandscrediet enzoovoort. Hoe men overigens deze regelingen wenscht te beschouwen, de middenstand kan moeilijk beweren, dat hem In de afgeioopen periode onvoldoende aandacht is geschonken. Dat beteekent niet, dat er van die zijde nog geen wenschen onvervuld zijn gebleven. Van meer dan een zijde wenscht men bijv. een krachtig optreden tegen het zich voortdu rend uitbreidende groot-winkelbedrijf, men zou gaarne een algeheel verbod zien voor ambtenaren, die uit anderen hoofde nog in komsten genieten, ja de terugkeer tot den gildentijd wordt gepropageerd, zonder dat velen dat feitelijk wel beseffen. Op die zijde van het zoo uiterst ingewikkelde midden standsprobleem zou ik in deze beschouwing nog eens de aandacht willen vestigen.^ De dalende conjunctuur, die zich ln 1935 accentueerde, is oorzaak geweest, dat de om zet in het meerendeel der middenstands zaken sterk gedaald is. Helaas zijn de be drijfskosten niet op overeenkomstige wijze verminderd. De toestand is daardoor slechter geworden. De vermindering dier vaste lasten kan meer ten deele geschieden door den middenstander zelf. Dat daaraan in vele ge vallen het een en ander ontbreekt is mij o.m. als secretaris van het Haarlemsche Cri siscomité maar al te zeer bekend. Daar tegenover staat, dat een belangrijk gedeelte der bedrijfskosten feitelijk niet of slechts zeer weinig beïnvloed kan worden door den middenstander. Het gevolg was, dat sa- neerlngsprogramma's werden opgesteld. In dit jaaroverzicht behoort een uitvoerige be schouwing daarover achterwege te blijven. Het bekende Regeeringscredlet. tot een aan vankelijk bedrag van 2 millioen gulden, heeft hier en daar eenige .hulp geboden. Maar een verbetering van belang verwacht men van de komende wetgeving t.o.v. de zoogenaamde vestigingseischen. Naast be kwaamheids- en financieele eischen, waar over in de kringen der belanghebbenden wei nig verschil van meening bestaat en die ons zeker te wachten staan, is men het aller minst eens over de vraag of ook het z.g. behoefte-element "°ïntroduceerd moet wor den. Deze eischen dienen hier niet nader uit geplozen te worden. Trouwens, veel nieuws is er zeker niet meer van te vertellen. Ik zou alleen iets verder willen terugzien. Geen twaalf maanden, maar b.v. 5 of 6 maal dien tijdsduur. Het middenstandsbedrijf stond in die jaren vrijwel over de geheele linie op het standpunt, dat inmenging van de Over heid op middenstandsterrein uit den booze geacht moest worden. Daarin is geleidelijk verandering gekomen. In de laatste jaren is het tempo dier geleidelijkheid sterk toege nomen. Langzamerhand is men gaan hollen Dergelijke versnellingen hebben het gevaar, dat men gemakkelijk kan struikelen Daar voor zou ik willen waarschuwen. Ik weet zeer goed. dat juist in die jaren de moeilijkheden zich vermenigvuldigd hebben, maar toch handhaaf ik mijn waarschuwing. Als men zich bedenkt, hoe lang het heeft geduurd, voordat de middenstandswen- schen ten deele in vervulling zijn gegaan, dan vraagt men zich af, hoe moeilijk het zal zijn aan het wettelijk keurslijf ooit te ontko men. Want al moge men in den midden stand op dit oogenblik in menig opzicht alle heil verwachten van regeeringsinerijpen. een ingrijpen, hetwelk maar al te dikwijls ten slotte leidt tot een meerdere of mindere af sluiting van het bedrijf, met de noodlottige uitbuiting van den consument daaraan ver bonden. diezelfde middenstand, die nog lut tele jaren geleden zich fel tegenover de Overheid stelde en die zich nu in volle ge latenheid overgeeft, zou zoo meteen wel eens berouw kunnen hebben. Daarmede wil ik geenszins gezegd hebben, dat de Overheid in dezen tijd geen taak zou hebben te vervul len. ook ten opzichte van den Middenstand. Allerminst. Maar er is m i. een groot ver schil tusschen het aanbieden van één of twee vingers, dan wel het geven van de ge heele hand. Het is alles tezamen een weinig opwekkend relaas. Het achter ons liggend jaar zal ons, zoo wel nationaal als internationaal beschouwd, nog lang heugen. Waanzin op velerlei gebied houdt de volkeren gevangen. Wantrouwen belet o m. den terugkeer tot normale om standigheden. De dwaasheid der autarkische gedachte doet nog altiid opgeld Wij zullen in eigen land maar over een beperkt aantal middelen kunnen beschikken om de sroote moeilijkheden ten deele het hoofd te bieder.. Wij zijn ieder voor zich verplicht, voor zoover in ons vermogen ligt. mede te werken om het leed, hetwelk duizenden treft, te helpen verzachten. Helaas zullen wij in me nig opzicht niet anders kunnen doen dan afwachten. Afwachten totdat de ..srooten" wijzer worden. Her ware te wenschen. dat dit in 1936 zou gebeuren. MOLLERUS. „Laten we maar geen Oudejaarsavond vieren had Line gezegd. „Er is al zooveel geweest, Sinterklaas en Kerstmis. Wat moet je doen op zoo'n avond?" Hans. haar man, had wat verstrooid toe gestemd. 't Kon hem weinig schelen, hij maakte er geen probleem van. Maar Line deed dat wel. ze had hoe langer hoe minder vrede met haar besluit naarmate de laatste dag van het jaar naderde. Ze voelde: als alles was als het wezen moest, zou ze wél Oude jaar vieren, zou het van zelf spreken. Er haperde iets. Maar wat? Ze hield van haar man en hij van haar. Ze hadden twee lieve kinderen en financieel hadden zij het voor dezen tijd nog goed. En toch Het is zoo moeilijk het geluk vast te houden. Het was er geweest, glanzend en stralend bij hun huwelijk, stil en innig bij de geboorte van de kinderen. Maar ze was er aan gewend geraakt gelukkig te zijn. zoo gewend, dat ze het geluk niet meer voelde. Ze kon zich danig vervelen, iedere dag was gelijk aan den vorigen. Er was sleur. En waar om zou je in de sleur Oudejaar vieren? 1 Januari zou zijn als 31 December. Het leven lag leeg om haar heen. Het was op den morgen van Oudejaarsdag, dal Line pas om acht uur wakker schrok. Anders werden ze altijd om half acht ge wekt door het meisje. Zou Stientje niet ge komen zijn? Ze maakte Hans wakker en het werd een gerep om klaar te komen. Stientje was er werkelijk niet. er was dus ook geen thee en geen ontbijt. Voor alles moest nog gezorgd worden. „Een prettig besluit van het oude jaar", mopperde ze. Toen Hans na een half ont bijt naar kantoor was, de kinderen uit spelen by vriendjes, besloot ze eerst te gaan zien waar Stientje gebleven was. Misschien was ze ziek, dan zou ze voor andere hulp moeten zorgen. Het was eefi" nauw, triestig straatje waarin ze het huis van Stientje vond. Langs een uitgesleten trap klom ze naar boven. Wat een donkere, nare woning! Ze had er eigenlijk nooit aan gedacht, dat Stientje uit zoo'n omgeving kwam. daar leven moest. Dom, ze had het kunr.er. begrijpen. Een groot gezin en de vader werkloos. Ze vond Stientje in bed, koortsig, met pijn in haar rug. Ze liad den vorigen dag thuis nog de heele wasch moeten doen toen ze van Line vandaan kwam. En toen was ze al niet erg lekker, kou gevat zeker. „Maar ik zal wel opstaan", zei ze moe, „u kan me natuurlijk niet missen". De moeder keek bezorgd, maar sprak niet tegen. Blijkbaar dacht ze aan het goede dienstje. ze kon Stientje's verdiensten niet misschien en daarom moesten ze alles doen om het te behouden. Maar Line protesteerde. Ze kon zich best redden, Stientje moest maar eens een paar dagen flink uitrusten. Ze kwam morgen nog wel eens kijken. De moeder aarselde tusschen dankbaarheid en wantrouwen. Als ze toch eens «en ander voor Stientje nam. Line zag het wel. Ze zag in dit oogenblik veel waar#ze altijd aan voorbij gegaan was. Een moeder, die haar kind moest laten ploe teren, het niet eens ziek kon laten zijn. Zelf geen tijd had om het op te passen en te verzorgen, iets waar het moederzijn toch steeds naar dringt. Stientje. nauwelijks vijf tien, die geen jeugd kende, haar vader, een flinke, sterke man, die geen werk kon vin denEn zoo was er niet één gezin, zoo waren er duizende. En niet alleen in zulke gezinnen was ellende, ook daar waar het aan geld nog niet ontbrak, maar waar dood en scheiding en misverstand hun intrede had den gedaan. Wat moest er veel wanhoop en verdriet in de wereld zijn en zij verveelde zichZe had niets gezien dan haar eigen kleine wereldje, er was van buitenaf geen licht en geen schaduw in gevallen. Zoo had het nooit nieuwen glans, nooit nieuwe belichting ont vangen. Ze had haar eigen geluk willen vast houden, alleen haar eigen geluk. Maar dat was onmogelijk. 's Avonds was ze moe na een dag van alles alleen doen. Maar toch was er warme punch en had ze appelbollen gehaaid. „Ik wou toch maar opblijven", zei ze tegen Hans. Ze had de kamer gezellig gemaakt. Hans zag het. Het zag ook hoe veerkrachtig ze was ondanks het werken van dien dag. er straalde iets uit haar oogen dat hij in lang niet gezien had. „Hans", zei ze. toen ze samen voor den haard zaten, „we moeten iets doen voor Stientje en haar familie". En ze vertelde. „We moeten meer op anderen gaan letten. Hans", ging ze voort, ,we hebben geleefd of die anderen er niet waren. De wereld is zoo groot, er is zooveel te zien en ook zooveel te doen We moeten ons geluk gebruiken voor het geluk van anderen, anders gaat hef dood". Ja", zei Hans, „dat moet wel zoo wezen Geluk waar Je niet van uitdeelt gaat dood. We moeten meer naar buiten leeren kijken". ..Dan zullen we altijd weer rijker naar binnen en naar elkaar komen", voegde Line er aan toe. Ze voelden zich dezen Oudejaarsavond weer heel dicht bij elkaar, ze wilden werkelijk een nieuw jaar beginnen. Ze overlegden wat er voer Stientje gedaan kon worden. Wie dat voelt kan zich niet meer vervelen. Ze zagen rijke jaren voor zich. rijk en vol. Omdat de wereld rijk en vol is aan geluk en ongeiuk. En wij allen een stukje zyn van die wereld. BEP OTTEN. Geen particuliere exploitatie van lijn Uithoorn-Alfen. De onderhandelingen over een particuliere exploitatie van de spoorlijn Alphen a. d. Rijn —Uithoorn zijn plotseling afgebroken. Ge bleken is ni.. dat door Ged. Staten van Zuid- Holland aan eenige autobusondernemers concessie zal worden verleend voor het on derhouden van autobusdiensten op dit tra ject. Bovendien is komen vast te staan, dat van de zijde der gemeentebesturen geen me dewerking is te verwachten. DE OPHEFFING VAN IIET GEM. LYCEUM Volgens een ons gegeven inlichting vermeld den wij Zaterdag in de biografie van wijlen mr. J. H. Thiel, dat de ophef; mq van het Gem. Lyceum was voortgevloeid uit hel advies van de Commissie Thiel. Van de zijde van het middelbaar onderwijs maakt men ons er thans opmerkzaam op. dat de conclusie van het rapport der genoemde commissie juist luidde, dat. oprichting van een afzonderlijk lyceum te Haarlem wenschelijk was. Mr. Thiel was een warm voorstander van een lyceum te Haarlem. Wantrouwen doet de crisis voortduren. Mogen in 1936 de ,,grooten" wijzer worden. Enkele weken vóór den 31sten Decem ber zet menig schrijver zich neer om een overzicht samen te stellen van het wel en wee in het afge ioopen jaar. Hij moet een keuze doen uit de schier onbegrensde stof. welke hem ter beschikking staat. De hoeveelheid onderwerpen is duizelingwekkend. Zij heb ben voor het grootste gedeelte betrekking op het „wee", slechts hier en daar komt het „wel" om den hoek kijken. Moeten wij ons bezig houden met internationale, dan wel met- nationale problemen? Is het wellicht juister nog verder af te dalen en ons ditmaal te bepalen tot provinciale of stads-bijzonder- den? De keus is moeilijk. Het werkloosheids probleem. de onrustbarende moeilijkheden bij den afzet van onze nationale exportarti kelen. de drukkende lasten op handel en industrie, de bedreigde positie van ons vis- scherijbedrijf. de achteruitgang van vrijwel alle middenstandsbedrijven. de moeilijkhe den in den scheepsbouw, de bezwaren, verbon den aan de uitvoering van de contingentee- ringsmaatregelen en clearingverdragen. zij vormen slechts een bescheiden opsomming van de vraagstukken, die ons allen bezig houden. Het spreekt wel van zelt. dat zelfs een korte beschouwing dezer problemen zich niet leent voor eer. dagblad. Zoo dwingt de noodzaak tot beperking. Vergelijkingen. Behoudens enkele lichtpunten is de alge- meene toestand in ons land aan het einde van 1935 slechter dan twaalf maanden ge leden. De een baseert daarbij zijn oordeel op de vermeerdering van het aantal werkloozen, de ander vergelijkt onze uitvoercijfers. een derde gebruikt de faillissementsstatistiek, terwijl "zich daarnaast nog allerhande mo gelijkheden voordoen. Zij, die zich bedienen van de gegevens, welke ons uit andere lan den ter beschikking worden gesteld, hebben de neiging het beeld van ginds mooier te schilderen dan het onze. Beschouwt men bijv. de indexcijfers van de industrieels acti viteit in de Vereenigde Staten van Amerika, dan is er ln 1935 vergeleken bij 1932, een aanzienlijke stijging vast te stellen. Verwijst men bij zijn beoordeeling van de positie in ons land naar de resultaten van Roosevelt's economisch programma dan ver geet men, dat deze vergelijking reeds daar om mank gaat, omdat de Vereenigde Staten toch kwalijk met ons land te vergelijken Men kan natuurlijk ook dichter bij huis blijven. De Belgische devaluatie heeft aan vankelijk een zekere verlichting gebracht. .Daaraan paarde zich in de afgeioopen zomer een opleving als gevolg van de Wereld ten-, toonstelling te Brussel. De moeilijkheden schijnen intusschen geenszins overwonnen te zijn. Indien de laatst verschenen offi- cleele mededeellngen ons een juist beeld ge ven van den .toestand bij onze Zuidelijke bu ren, dan schijnen de aanvankelijk verkre gen voordeelen weder grootendeels tot het verleden te behooren. Richt men het oog naar Engeland, dan is ook daar de industrieele activiteit gestegen en kan gunstig gerapporteerd worden over de finantieele positie van het land. In hoe verre de bekende Ottawa-overeenkomsten hun invloed daarbij hebben doen gelden, iblijve hier verder onbesproken. Maar vast staat, dat het werkloozenprobleem in Enge land allerminst is opgelost. Van een vermin dering van het aantal werkloozen is feitelijk geen sprake. De Zwitsersche toestanden, op zich zelf reeds onvergelijkbaar met die in ons land, zijn weinig rooskleurig De poging om tot een afdoende saneering te komen van de hotel industrie heeft gefaald. Ook de Deensche moeilijkheden zijn alge meen bekend. In Frankrijk staat men tegenover de op lossing van ongeveer dezelfde problemen als in ons land De Fransche regeering heeft zich door allerhande maatregelen-per-de creet staande weten te houden. Het bij voorkeur aangehaalde vergelij kingsobject: Zweden, moge wijzen op een belangrijke verbetering, doch men verlieze niet uit het oog, dat bijv. ten opzichte van den woningbouw in Zweden beduidend min der was gedaan dan ten onzent en dat de beschikbaarstelling van groote bedragen in Zweden de werkloosheid gunstig heeft be ïnvloed. terwijl in ons land de woningbouw de beschikbare gelden reeds vroeger ver bruikte. Wanneer men zich nu rekenschap geeft van deze korte opmerkingen, dan blijkt het wel. hoe moeilijk het is. om juiste conclusies te trekken uit voor de hand liggende ver gelijkingsobjecten Onze export. Nederland Is arm aan grondstoffen. In dat opzicht zijn wij aangewezen op het bui tenland. Wij zijn in de eerste plaats koopers. Als fatsoenlijke afnemers zullen wij het ge kochte betalen. Die invoer wordt betaald met uitvoer. Kortweg: zonder uitvoer kan Ne derland niet bestaan. Helaas tracht men in het buitenland nog altijd door allerhande handelsbelemmerende bepalingen den ex port onzer artikelen te bemoeilijken. Deze waanzin is de grootste plaag van onzen tijd. Niettegenstaande alle verschil in politiek opzicht, niettegenstaande het onderscheid in rassen, niettegenstaande alles wat ons scheidt, één ding is naar mijn gevoelen vast staand: wij hebben elkander noodig. Dat is geen weekhartige collectie van een viertal woorden, dat is het gevolg van ons eigen doen. De mensch met zijn stijgende behoeften, het genie met den innerlijken wensch zijn gaven ook anderen deelachtig te doen worden, is oorzaak geweest, dat de vol keren zich van elkaar afhankelijk hebben gemaakt. Bedenkt men dat. dan is de eco nomie van het oogenblik een waanzin-eco nomie. Hoe het zij. wij zullen het er op dit oogenblik mede moeten doen. Anderen zul len in de eerste plaats een bres in dezen wanhopigen muur moeten schieten. Naar vermogen zullen wij daaraan moeten mede werken. Belangrijker is op dit oogenblik de vraag: Wat kunnen wij doen. om dezen uit voer niet verder te doen inzinken? Ik zou kunnen volstaan met de opmerking: wij moe ten ons geweldig inspannen. Overal waar de kqns bestaat, om onze nationale artikelen te introduceeren moeten wij present zijn. Daar toe zal een grondige reorganisatie van ons Economisch Voorlichtingsapparaat noodig zijn. Centralisatie met betrekking tot de vele organen, die zich met dit werk bezig houden zal noodzakelijk zijn. Een groote snelheid ln de berichtgeving is voorts onontbeerlijk. Per soonlijk contact met de bestaande en toe komstige afzetgebieden is daarbij van het grootste belang. De tijd is ten eenenmale voorbij, dat men nieuwe exportgebieden in exploitatie kan brengen van achter het bu reau in eigen land. De markttoestanden wisselen herhaaldelijk en zoo snel. dat men dikwijls genoodzaakt is ..au moment" een beslissing te nemen. Er zal een nauwe samenwerking tot stand ge bracht moeten worden tusschen de ambte lijke organen op dit gebied werkzaam en het bedrijfsleven. Zooveel mogelijk moet iedere stroefheid vermeden worden. Een nieuw te benoemen Commissie om dit probleem te be- studeeren is m.i volkomen overbodig. In het bekende rapport der Bezuinigings commissie en in dat van de Commissie- Posthuma is de basis aanwezig voor de ge- wenschte oplossing. Wij dienen waakzaam te zijn, omdat an dere landen niet nalaten hunne maatregelen te treffen. Men denke daarbij alleen maar aan Japan. De wijze, waarop dit land zijn voorlichtingsapparaat heeft uitgebouwd stemt tot navolging. Bij mijn bezoek aan het Ja- pansche Handelsmuseum te Soerabaja heb ik met eigen oogen kunnen zien. op welk een voortreffelijke wijze het moederland gere geld wordt ingelicht omtrent alle afzetmoge lijkheden. Met behulp van ons consulaire corps, hetwelk helaas bedenkelijk is inge- schrompeld en met een Centraal Orgaan in eigen land. geleid door eerste-rangs krach ten, bestaat de mogelijkheid, industrieelen en handelaren snel en ook afdoende al die inlichtingen te verstrekken, die noodig zijn. om onzen export op de meest doelmatige wijze te bevorderen. Geneesmiddelen. Tal van middelen worden aanbevolen om de economische positie van ons land te ver beteren. Over enkele daarvan zij nog het een en ander opgemerkt. De devaluatie heeft voor- en tegenstanders. Dat enkele bedrijven aanvankelijk gebaat zullen zijn bij een der gelijke aantasting van onze munteenheid zal niemand ontkennen. Onze Regeering stelt zich en volkomen terecht op het stand punt, dat zij het algemeen belang behoort te dienen. Devaluatie brengt een plotselinge en dikwijls indirecte scherpe loonsverlaging. Ook daar, waar de aanpassing van het loon peil geheel of ten deele is bereikt. Devalua tie alleen zal ons daarbij niet uit de moeilijk heden brengen. Zij zal ons kapitaalvlucht brengen met de noodzakelijke verhooging van het bankdisconto en de algemeene ver hooging van den rentevoet. Laatstgenoemde verhooging is een nadeel voor ons bedrijfs leven. Alles bijeengenomen is het m.i. volkomen begrijpelijk, dat van onze Regeering geen stappen te verwachten zijn in de richting van devaluatie. Daarnaast, staat een even moeilijk pro bleem. dat der verhooging van de koopkracht van ons volk. Twee stvoomingen hebben zich daarbij vooral in den laatsten tijd scherp afgeteekend. Beide groepen beoogen hetzelfde einddoel te bereiken, nl. daadwer kelijke verhooging van dien koopkracht. De middelen om daartoe te geraken verschillen. Het Regeeringsstandpunt staat tegenover dat van de ontwerpers van het zoo zeer be kende Plan van den Arbeid. Welke overwegingen laten beide groepen daarbij gelden? De Regeering wil de koop kracht van ons volk vergrooten door de goe deren door verlaging van de kostprijzen in ruimere mate te brengen onder het be reik van een koopend publiek, dat door de inzinking van de welvaart niet meer in staat is om die hoeveelheid goederen op te nemen, .die het vroeger kon opnemen, om dat de geldende prijzen voor het tegenwoor dige welvaartspeil te hoog zijn. Het Plan van den Arbeid plaatst zich tegenover deze zienswijze. Zijn samenstellers zijn van oor deel, dat de aanpassingstheorie van de Re geering ons hoe langer hoe verder van deze koopkrachtverbetering afbrengt. Hunner zijds wordt aanbevolen de verhooging van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13