RDAGAVOND
Blijift IFit!
Het samengestelde-vliegtuig.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
OUDEJAARSHERINNERINGEN.
De „panto" viert hoogtij
in Engeland.
ZXTERDA G 4 JANUARI 1936
H A A R L E M'S DAGBEAD
7
k udejaar! We bladeren eens in ons dag
boek. Een bonte mengeling van foto's
en krabbels, krantenuitknipsels en
panteekeningetjes. Een schat van
herinneringen aan onvergetelijke dagen.
Eerst waren er de zwerftochten langs het
winterstrand. We trotseerden storm en koude
en zwierven langs de kust. Soms was de buit
gering, maar vaak ook, vonden we de mooi
ste dingen. Eens vier papegaaiduikers op een
dag, een andermaal een groote jager, cf een
burgemeester, een noordsche stormvogel cf
een kleine alk. Broedvogels van hoognoorde
lijke kusten, die door stookolie besmeurd op
het strand geworpen werden en ellendig om
kwamen.
Wat later, begin Maart, was er een nieuwe
sensatie. Op de „Rothoek", de Amsterdamsche
baggerbergplaats vertoonde zich eiken dag
een twintigtal roomblanke lepelaars. Een
prachtig gezicht, die groote, witte vogels, met
als achtergrond de wereldstad met zijn fa
brieken en groote gebouwen.
Toen begon ook weer het leven in de rei
gerkolonie. Heerlijke dagen brachten we door
in de kolonies in Bergen en Sloten, waar we
deze fraaie vogels in al hun pracht konden
aanschouwen. We zagen, hoe de mannetjes
bezit namen van de grootste nesten en dan
met allerlei wonderlijke bewegingen en la-e
ten een wijfje trachtten te lokken. Lukte dit,
dan lagen er weldra drie of vier blauwgroene
eieren in het wiegelende takkennest, en voor
we het wisten waren er jongen.
De trekvogels kwamen terug. In stille nach
ten hoorden we ze hoog over de stad trekken.
Helder klonk het melodieuse gefluit van de
tureluurtjes en de hooge schelle roep van de
regenwulp. Wij trokken naar Texel. Daar
hadden al die vogels elkaar rendez-vous ge
geven op 't zilveren wad. Duizenden en dui
zenden waren er bijeen. Rosse grutto's en re
genwulpen, ruiters en grutto's, wulpen en
kluten, lepelaars en aalscholvers en ook de
ganzen. Wilde ganzen uit het hooge noorden.
Een paar honderd rotganzen, die "op het slik
liepen te grazen en in een verliefde bui de
wonderlijkste dansen voor elkaar uitvoerden.
Heel in de verte ging een wolk van vogels op.
Als ze zich wendden, schitterde de blanke on
derzij in het zonlicht: strandloopertjes.
In het duin hadden de wulpen nu al eieren
de holenduif zat op haar tweede legsel, de
grielen waren terug, en we begonnen naar
het eerste meeuwenei uit te zien. Dat kwam
eind Mei, Maar voor dien tijd hadden we al
vele uren in de kolonie doorgebracht, om te
zien. hoe de vogels elkaar het hof maakten.
Eerst vormden ze nog een groote familie,
maar al spoedig loste deze zich op in paartjes.
Begin Juni hadden die allemaal hun nest met
drie eieren en als we de kolonie betraden,
déden ze'verwoede uitvallen naar ons, zonder
ons ooit te raken.
Toen kwam ook de kooi in Lekkerkerk weer
open en we maakten ons op voor de j aarlij k-
sche pelgrimstocht. Een week lang kampeer
den we tusschen deze „zwarte vogels van de
- zwarte lijst", die we met kijker en camera te
lijf gingen, en bespiedden in hun intiemste
levensuitingen.
Een week later kwam er bericht uit Utrecht
dat de ooievaar al groote jongen had. Den
volgenden dag zaten we onder het nest van
dezen sinjeur, die in onze provincie nog maar
zoo sporadisch voorkomt, dat we er gaarne de
lange fietstocht voor over hadden. Weer kwam
de camera er bij te pas, maar het lot was ons
niet gunstig. De boer wilde niet veel mede
werking verleenen, uit angst dat het broedsel
verloren zou gaan, een overigens prijzens
waardige houding en de acteurs zelf leg
den ook maar een zeer matige belangstelling
aan den dag. Toch beleefden we onvergete
lijke uren en in het dagboek werden vele pa
gina's bijgekrabbeld.
Drie gloeiend heete dagen brachten we door
in de Kennemerduinen, We kiekten asch-
grauwe kiekendieven en vischdiefjes. en ont
dekten een bergeend met donsjongen, die hier
heelemaal niet thuis hoorde, maar zich toch
bést op haar gemak bleek te voelen. Of het
nog niet genoeg was, kregen we den volgen
den dag zekerheid, dat ook de kluut hier haar
jongen had groot gebracht. Wat twee nieuwe
broedvogels voor onze omgeving beteekende.
De tijd vloog om. Twee weken kampeerden
we op het onvergetelijke Schouwen. De eer
ste trekvogeltjes scharrelden hier al weer
rond op de slikken bij Dreisohor, zwarte rui
ters en regenwulpen, groenpooters en bonte
strandloopers. Oude bekenden van Texel. In
de ongerepte stuifduinen van Haamstede za
gen we de meeuwen terug. De jongen waren
al vluchtig en renden als grijze veerballen
voor ons uit. Ook de kleine mantelmeeuw, een
van onze zeldzaamste broedvogels zorgde
voor een nieuwe pagina in het dagboek. Een
prachtige vogel, wiens leizwarte vleugels
scherp afstaken tegen het hagelwitte geve-
derte van kop en borst. Prachtig silhouet-
teerde hij tegen den diepblauwen hemel.
Door de Kempen, het land van Pallieter en
Charelke Dop, het land van de Nethe en
van de stendermolens. van de oude schilder
achtige Vlaamsche stedekes en de kleine
kroegjes met oude, sappige namen, trokken
we naar de Ardennen. Daar stond de tent
drie weken aan een snelstroomend riviertje,
dat ons 's avonds in slaap murmelde en 's
ochtends weer wekte en waarvan de diepste
plaats nog geen meter diep was en het water
zoo helder als kristal.
De ijsvogels schoten er als blauwe flitsen
over het water, en hoog boven de bergen
zweefden de buizerden, koninklijke roofvo
gels, die we al kenden uit het win terduin,
doch hier. in hun eigen omgeving nog im
posanter leken. De waterspreeuw en de goud
vink werden een nachtmerrie, tot we ook hen
in den kijker gehad hadden en naar ander
wild konden uitzien.
Dat vonden we in de bonte vlinders. Als
kleurige bloemblaadjes dwarrelden ze boven
de luzerne-veldjes, Citroentjes en dagpauw-
oogen, attalanta's en de fraaie keizerspaarle-
moer werden hot nieuwe wild voor de ca
mera. En de jacht werd niet minder span
nend, al waren de resultaten nog moeilijker
te verkrijgen.
Maar aan alles komt een eind. Zoo peddel
den we weer terug naar het lieve vaderlandje,
waar nieuwe verrassingen wachtten. Op Texel
Waren het de trekvogels, die we in het voor
jaar naar het Noorden hadden zien trekken,
Van een Pietjesman.
De steltkluut, een nieuwe
vogel voor Nederland.
en die we nu, met hun kroost weer mochten
begroeten. Sommige hadden hun kleurige
bruiloftspakjes weer verruild voor het soberder
winterkleed, zoodat de herkenning vaak heel
wat voeten in de aarde had. Maar dat ver
hoogde de vreugde van het weerzien slechts.
Op de Beer interviewden we Lahol. de mo-
rinelplevier, die zich op doorreis naar de oevers
van de Nijl hier een paar dagen ophield en
evenals wij maar matig te spreken was over
het Hollandsche klimaat. Ongelooflijk mak
waren deze vogeltjes, die den mensch niet
kennen en hem daarom tot op enkele meters
laten naderen en zich zonder eenige vrees la
ten kieken. Wonderlijk is het vertrouwen van
die diertjes in ons, maar tevens beschamend.
Want het is slechts onbekendheid met ons, die
hen zoo mak maakt. Zoodra ze ons zouden
kennen, zooals de anderen vogels, zou de ver
trouwelijkheid veranderen in een alleszins
gerechtvaardigd wantrouwen en zouden ze, in
letterlijken zin des woords wel meer afstand
weten te bewaren.
October kwam, met paddenstoelen, de
eerste bonte kraaien en de groote vogeltrek,
die eigenlijk nooit heelemaal stil staat, doch in
deze maand wel haar hoogtepunt bereikt. De
meeuwen kwamen weer naar de steden, en lie
ten zich goedmoedig voeren, alsof ze tamme
eenden waren. Maar soms ving ik knipoogjes
van verstandhouding van ze op. De meesjes
bungelden weer aan de pindaslingers, die we
voor hen ophingen en 's avonds zagen we de
kraaien hoog boven de stad naar het Westen
roeien om in de berkenboschjes te gaan
slapen.
December bracht sneeuw en ijs. Op het IJsei
meer zaten groote troepen eenden uit verre
landen. Toppers en tafeleenden, kuifeendjes
en nonnetjes, smienten en pijlstaarten en last
not least zwanen. Groote, blanke, wilde zwa
nen, die eens misschien in ons land broed
den, doch er nu nog alleen maar den winter
doorbrengen om vaak nog op hagel onthaald
te worden. Op de Ramspol buitelden de baard-
meesjes in het grauwe riet. „Kampen's klok
kenspel". Vogeltjes, waarvoor Engelsche
ornithologen den grooten .haringvijver over
steken en zelfs de meest verwende vogelman
een straatje omloopt.
Maar de clou van het seizoen was toch wel
de steltkluut. Een nieuwe broedvogel voor
Nederland, en niet één enkel exemplaar, doch
tien, twintig tegelijk,' en op de meest, uiteen-
loopende plaatsen in ons land.
Begin Juni hoorden we de eerste geruch
ten en toen we op weg naar Lekkerkerk in den
Haag even bij Luuk, aanwipten, liet hij zich
ontvallen, dat ze iir Ilpendam zaten.
Lekkerkerk was onvergetelijk, maar we po
pelden om weer weg te komen, naar Ilpendam.
We hadden tegenwind en gingen over Pui-
merend. Lange, kaarsrechte wegen, zonder
eenige beschutting, pal tegen den Noordoos
tenwind in. Ilpendam was een rustig, slaperig
dorpje, maar de brandganzen in het vijvertje
voor het gemeentehuis was de eenige ornitho
logische waarneming van belang, die we de
den. Wat wel bitter weinig was.
Maar we gaven den moed niet op. We door
kruisten Zaan- en Purmerland van links naar
rechts en van onder naar boven. We genoten
van het wijde polderland met z'n machtige
wolkenluchten en z'n schilderachtige molens.
We zagen grutto's en tureluurs, valkjes
sterntjes, slobeenden en kerkuilen, maar de
steltkluut bleef onvindbaar.
Tot we op een dag een tip kregen en hem
ontdekten op een plaats, waar we al wel
tienmaal gezocht hadden. De elfde maal had
den we succes. Achter in een sloot stond iets
wits. De kijker vertelde al gauw, dat. „het"
zwarte vleugels had en lange, abnormaal lange,
roode pooten. Wonderlijk lange pooten, die
als hij vloog heele einden achter den staart
uitstaken. Rustig liep hij te pikken in het
modderige water, tot hij er genoeg van kreeg
en op den kant in zijn veeren ging staan
pikken. Weldra verscheen nummer twee,
rustig stonden ze op een poot te droomen.
We trotseerden een bordje „Wacht U voor
den Hond" en de vervaarlijk blaffende oorzaak
daarvan, waagden ons op een glibberige plank
over een modderig slootje, en slopen naderbij
Prachtvogels waren het. De kop als van een
kleine ooivaar, met een zwarten snavel van
normale langte. Maar die pooten! De vleugels
diep, fluweelzwart, prachtig contrasteerend
met het witte gevederte van borst en kop.
Toen we te dicht bij kwamen, gingen ze op
de wieken, en deden verwoede uitvallen naar
onze hoofden. Kwiet, kwiet, kwiet, hun krij-
schende roep klonk ons als muziek in de ooren
en we kregen niet genoeg van het sierlijke
vliegbeeld.
Den volgenden dag waren we terug met een
Utrechtschen vriend, dien er tachtig kilome
ter fietsen voor over had, en niet eens zuur
keel:, toen ie van de glibberige plank in de
modderige sloot gleed.
Van alle kanten kwamen er nu berichten
van broedende steltkluten. Op Texel werden
ze gezien met donsjongen, en in de Wieringer-
meer hebben ze vrij zeker gebroed, terwijl een
broedsel bij Hindeloopen door hoog water ver
loren ging. In Smilde brachten ze hun jongen
groot, evenals op Schouwen en in Twente,
terwijl in Zaanland misschien wel tien paar
tjes gebroed hebben.
Zullen we deze vogels voor onze fauna be
houden? Wie zal het zeggen. De steltkluut is
een nomade, die nu eens hier, dan eens daar
broedt. Verzamelaars liggen op de loer en
broodjagers hebben al slachtoffers gemaakt.
Vandaar ook, dat de broedplaatsen aanvan
kelijk geheim werden gehouden.
Maar het groote aantal broedgevallen doet
toch wel aan uitbreiding van territorium den
ken. Het volgend jaar zal uitmaken, of de op
timisten gelijk zullen krijgen. Voor dit jaar
was de steltkluut de clou van het seizoen en
in het dagboek heeft hij z'n eigen bladzijde,
met uitroepteekens en vette strepen.
KO ZWEERES.
Een stout plan van Short-Mayo.
De aanval op den luchtweg over den At-
lantischen Oceaan wordt ernstig; de plan
nen door Amerika-Engeland in eersten aan
leg voorbereid, krijgen vasteren vorm en het
is niet voor genoegen alleen, dat Mr. Ricken-
backer van de Vereenigde Staten overstak
naar de Europeesche luchtvaartstaten voor
besprekingen. Voor de oplossing van het- pro
bleem: de constructie van een apparaat met
een betalenden last en voldoende actieradius,
om den sprong over den haringvijver in één
ruk te doen, bestaan verschillende plannen
en te midden van die projecten sluimerde een
oude gedachte van den Engelschen majoor
Mayo, dat uit zijn toestand van rust werd ge
wekt, toen het door Imperial Airways werd
gekocht, teneinde het bij de groote Britsche
vliegbooten-fabriek Short te laten uitvoeren.
Een Brit staat te boek als een nuchtere
mensch, die met beide beenen solide op den
bodem der werkelijkheid staat en daarom is
het merkwaardig, dat in een Engelsch brein
dit grotesk aandoende plan is ontstaan. Ma
jor Mayo wil namelijk een vliegboot bouwen,
die een tweede in het luchtruim moet bren
gen om haar van zijn dek te laten starten.
Waarom is het probleem zoo ingewikkeld?
Het antwoord ligt opgesloten in aërodyna
mische wetten en wel in die, welke geldt voor
de verhouding van het gewicht tot het dra
gend oppervlak, een verhouding welke wordt
uitgedrukt in kg.m2 en als kenmerkende
waarde voor elk vliegtuig wordt bepaald. Die
waarde bepaalt den start, de landingssnelheid
bij dat gewicht en zij is aan grenzen gebon
den. Bij een belasting van 150 a 200 K.G. zijn
we wel aan de grens In een dergelijk geval
heeft het vliegtuig slechts één snelheid, ren
het is een hooge), waarbij de voor het vlie
gen benoodigüe draagkracht wordt opgewekt.
Onder die omstandigheden kan het vliegtuig
niet meer op zichzelf starten. Dergelijke pro
blemen komen aan den dag bij vliegtuigen
voor transoceaan-verkeer, d.w.z. voor een
overtocht van 5 a 6000 K.M. met betalenden
last. Wanneer men dus zoo aan de grens van
de belastingswaarde werkt, moeten er mid
delen worden uitgedacht, om het vliegtuig bij
voorbeeld een initiaal snelheid mede te ge
ven en daarvoor haci Major Mayo reeds ja
ren geleden een oplossing, die we hier nader
zullen bespreken.
Volledigheidshalve moeten wij even wijzen
op andere oplossingen. Duitschland heeft het
geven van initiaal-snelheid opgelost, door
het vliegtuig weg te schieten, het katapult
vliegtuig. Ook kan men het vliegtuig laten
sleepen, een probleem, dat de Russen in stu
die hebben genomen. Geheel afwijkend in be
ginsel, is de gedachte om een vliegtuig te
bouwen met een veranderlijk vleugelopper
vlak, waardoor men de belasting kan rege
len: dus voor den start groot oppervlak, in"de
vlucht klein met oog op de dan te bereiken
grootere snelheid.
De hooge landingssnelheid, behoorende bij
de hooge belastingsfactor behoeft geen belet
sel te zijn, immers normaal landt men het
vliegtuig met een veel lager gewicht im
mers de benzine is verbruikt, óf men vindt
middelen om bij een geforceerde landing de
benzine te laten wegloopen en kan zoo" het
gewicht verminderen. Het idee van Major
Mayo is simpel maar de uitvoering! Hij
heeft dit zooveel ingewikkelder systeem uit
gedacht voor de veiligheid. Het met katapult-
wegschieten van een schip is veel eenvoudiger
evenwel het vliegtuig heeft dan nog geen
hoogte en zal na een defect aan de motoren
direct moeten landen, wellicht met zijn volle
gewicht. Major Mayo brengt het vliegtuig
naar een voor eventueele noodlanding veilige
hoogte; men heeft dus meer tijd voor de ge
dwongen landing.
Hoe heeft men zich de
oplossing gedacht?
Een eerste vraag, die zich voordoet is. welke
van de beide toestellen is boven, de drager of
de last? Is de last onder den drager dan moet
het hoogbelaste vliegtuig voldoende sterk zijn
geconstrueerd voor den start. Het laagbelaste
apparaat kan normaal na den start het
draagvermogen verkrijgen. Het voordeel is,
dat. na voldoende hoogte te hebben bereikt,
de last gemakkelijk vrijkomt. Het- zal wel
zakken doch aoor de werking van de zwaar
tekracht. wordt de vliegsnelheid nog weer op
gevoerd. Ook weet men zeker dat de vlieg
tuigen elkaar niet zullen hinderen Een vol
doende sterke constructie is evenwel prac-
tisch niet te maken, zoodat de last boven
den drager moet komen.
Hierdoor kan het gedragen watervliegtuig
uiterst licht worden gebouwd; practisch
landt het steeds onbelast. En deze lichte con
structie geeft over de geheele lijn voordeelen.
Ondanks den inderdaad hoogen belastings
factor, verkrijgt men een vermindering van
gewicht van de constructie, een gering ben
zineverbruik, daar ook het vermogen der mo
toren kleiner kan zijn, een en ander ten gun
ste van actieradius en nuttige last. Volgens
een berekening zou voor een vliegtuig met
een kruissnelheid van 320 K.M. h. toegepast
volgens het systeem Mayo de actieradius wor
den verdubbeld.
De inrichting van het samenstel „Short-
Mayo" blijkt uit bijgaande schets en komt
dus neer op een viermotorige vliegboot als
drager en een viermotorig drijvervliegtuig als
last De gegevens waar het om gaat zijn:
drager: 9500 K.G. leeggewicht met één uur
benzine: vleugelbelasting 46 K.G. per M2.;
last: 9500 K.G. totaalgewicht vleugelbelas
ting 146 K.G. per M2.; de betalende lading
kan gaan tot 60 pet. van het totaalgewicht,
waardoor dit komt op 15.200 K.G.
Het samenstel heeft een belasting van 75
K.G. per M2.. waardoor een goede start is
verzekerd.
Wat gebeurt er nu bij het lanceeren van het
bovenste apparaat? In de normale vlucht zal
het zooveel zwaarder belaste bovenste vlieg
tuig na het loslaten.op der, drager vallen; de
drager zal door het plotseling sterk vermin
derde gewicht „steigeren"; de debacle is ver
zekerd. Men moet dus omzichtig te werk
gaan. Thoretisch moet men zorgen dat de
bovenste machine een te veel, de drager, een
te kort aan draagkracht heeft voor wat be
treft de eigen gewichten. Door dit verschil
kan het loskomen als 't ware van zelf plaats
hebben. Het verschil wordt practisch ver
kregen door de'vleugels van de beide toestel
len een anderen invalshoek te geven, met
welke waarde de draagkracht verband houdt..
Op het oogenblik van loslaten moet dus de
vlieger van de bovenste machine den invals
hoek vergrooten en die van den drager moet
hem verminderen. Het gewenschte resultaat
zou bijvoorbeeld kunnen worden verkregen,
door den vlieger van de dragende boot de
leiding te geven; die van de bovenste is fei
telijk een passagier, die alleen heeft te zorgen
dat de roeren in een neutrale positie blijven.
Wanneer de leider op zijn instrumenten de
juiste hoogte eri snelheid afleest en tevens de
juiste draagkracht van het bovenste toestel
heeft geconstateerd, vermindert hij den In
valshoek van de eigen vleugels, haakt los en
de bovenste machine wordt automatisch ge
lanceerd. De wijze waarop de uitvinder tot
een resultaat hoopt te komen is zijn geheim.
Een puzzle is. welke de invloed zal zijn van
den ondersten vleugel op den zooveel kleine
ren van het bovenste apparaat. De kleine zal
een overvloed van draagkracht hebben, die
bij het loskomen plotseling afneemt, waar
door het vliegtuig zal zakken.
Wij zien dus dat er nog vele problemen zijn
te bekijken en op te lossen vóór het
plan Short Mayo werkelijkheid is geworden.
VAN DEN ABEELEN.
Kinderopvoeringen in de
Kerstvacantie.
(Van onzen correspondent)
De pantomime, die intusschen geen panto
mime is. is onafscheidelijk van de Kerstva
cantie. Er zijn ditmaal minder panto's 'dat
hebben de Engelschen met hun liefde voor
weinig lettergrepen van het woord gemaakt»
op de Londensche tooneelen dan het vorig
jaar. Dat komt omdat verscheidene stukken,
die de laatste maand van 1935 of zoo zijn be
gonnen, sterk blijven trekken. Hoewel d'e tra
ditie machtig is. was zij toch niet zoo machtig,
dat ze schouwburgdirecties kon bewegen de
goede kansen op winst, welke een loopend
successtuk biedt, prijs te geven, om ruimte te
maken voor een Kerstmisstuk. Vele goede be
kenden, in het bijzonder die van de literaire
soort, schitterden door afwezigheid. Dat geldt
helaas voor Toad of Toadhall, de tooneélbe-
werking van dat. meesterstuk voor kleinen en
grooten „The Wind in the Willows" van Ken
neth Graham. Inmiddels begeven panto-
leveranciers zich met literaire stukken in een
tijd van uitgesproken intellectualiteit onder
de prille jeugd op gevaarlijk terrein. Zij zul
len het beseffen. En dat zal wel het feit ver
klaren. dat de meeste panto's van einde 1935
de vertrouwde en beproefde sprookjesstukken
waren met prinsen en prinsessen, die fami
liaar omgaan met clowns en acrobaten, met
Tweedledee en Tweedledum (dikke en dunne
schooljongens).
Er wordt luid gezongen in deze pantomimes
en de schreeuwstemmen der potsenmakende
clowns vullen de lucht. In de wereld der pan
tomime worden de lieflijke vrouwelijke ster
ren van tooneel en musical comedy geduren
de eenige weken jongens, „principal boys". Zij
doen het gemakkelijker en aannemelijker in
dezen tijd van slanke ledematen dan in het
verleden toen prettige molligheid de rigeur
was in de vrouwelijke helft der gemeenschap.
Maar dat is zoo lang geleden, dat de kindero*
Oe/ >6*
Oefening 161 wordt begonnen mei ge-
gespreide bsenen, waarna we met het hoofd
een grooten cirkel beschrijven. Linksom af
wisselen met evenveel malen rechtsom.
De volgende oefening is wat ingewikkelder.
Maar doè dien. want u hebt het zoo r.oodig!
U begint, zooals de teekening aangeeft, met
een been naar achteren, en het andere naar
voren geplaatst ivoorwaartsche spreistand).
Het lichaamsgewicht wordt nu langzaam op
het achterste been overgebracht; de romp
gaat, met de armen zijwaarts, héél ver achter
over. Dan laten we het lichaam naar voren
slingeren, tegelijkertijd komt het heele
lichaamsgewicht op het voorste been, en tik
ken met de handen aan den grond. Maar dit
alles moet zonder onderbreking en zoo soepel
mogelijk verloopen. Geen stijfheid, geen ge
dwongenheid, maar groote, losse bewegingen.
Oefening 163 is werkelijk zwaar. De
uitgangshouding is liggend op den rug met de
handen achter het hoofd gevouwen. Een hel
per drukt de ellebogen stevig tegen den grond.
Nu langzaam de beenen gestrekt optillen tot
verticaal. Daarna beide beenen laten dalen
naar rechts, tot de voeten even den grond
raken; vervolgens zonder uit te rusten, door
hoog weer terug en naar den anderen kant.
Éénmaal is niet moeilijk; tien of twintig maal
achter elkaar, met gestrekte knieën, dan hebt
u er pas wat aan! Maar vooral den adem niet
inhouden!
Tenslotte oefening 164. In ligsteun op
één arm een been hoog zijwaarts optillen. Idem
op de andere hand steunend.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M. O.
er niets van weten en dat v «wassenen (die
in de schouwburgen even talrijk zijn als kin
deren) die een „principal boy" van het ver
leden in Drury Lane zouden zien den indruk
zouden krijgen, dat de dikke dame van Bar-
num en Bailey er heen verdwaald was. Wij
noemen daar Drury Lane. De schouwburg
van deze laan is veste en tempel van de pan-
to-traditie. Ook daar was men midden in een
„run" van een successtuk vol glans en schit
tering. Maar daar moest het verdwijnen. En
daar kon het verdwijnen zonder gevaar voor
financieel verlies. Want Drury Lane geeft
altijd zulke glorieuse panto's dat geen kin
deren en ouders verzuimen een middag of
een avond er heen op het program van de
Kerstvacantie-genoegens te zetten.
De hachelijkheden en triomfen van Jacob
en de Boonestaak worden er vertoond in den
glans van goud en zilver en in rijke kleuren-
dwarreling, verhoogd door wonderlijke licht
effecten. De staak van Jacob is er maar liefst
28 M. hoog en de pittige en opgewekte Binny
Hale, een echt kind van het tooneel heeft vier
weken lang geoefend om den staak naar be-
hooren te kunnen beklimmen.
Het is de ambitie van alle jonge actrices de
rol te vervullen van Peter Pan, in het klassie
ke kinderspel van Barrie van dien naam. De
avonturen van den knaap, die niet wilde op
groeien zijn zeker al 35 achtereenvolgende
Kerstvacanties op het Londensch tooneel ver
toond. En de eerste vertolkster van Peter Pan
moet al lang grijze haren hebben, indien zij
zich niet met het werk der natuur heeft be
moeid. indien men alle portretten van de ver
tolksters van dezen knaap had verzameld en
had gerangschikt naar tijd zou men een vrij
volledige, zoo wat eenzijdig vrouwelijke, por-
trettenreeks van de nieuwere tooneelgeschie-
denis bezitten. De dames, die mee moeten
doen in dit stuk, hebben ook veel voor-oefe
ning noodig. Want zij moeten leeren vliegen,
op eigen wieken en met behulp van een kabel.
De kunst is de illusie voor het auditorium te
verhoogen door sierlijkheid en luchtigheid in
een zwevende houding. En men moet het zien
om te kunnen beseffen hoe grondig de voor
oefening is geweest. Het geluk. Peter Pan te
zijn, is dit jaar te beurt gevallen aan Nova
Pilbeam, de zestienjarige Engelsche filmactri
ce. Zij is een luchtig en lenig „slip of a girl"
en zij slaagt er buiten allen twijfel in de toe
schouwers te doen beseffen, dat Peter Pan
niet wil opgroeien en dat menschen mogen
komen en menschen mogen gaan, maar dat
de jeugd van Peter eeuwig zal blijven bestaan.
Het is er mee als met Punch, het humoristi
sche tijdschrift en ook een onvergankelijke
instelling. Bij elk nieuw nummer zeggen de
oude kenners: „Het is nog altijd goed; maar
het is niet wat het vroeger was",
A. K, VAN S.