De huldiging van het Euwe-Aljechin comité. Liefde in de wildernis Een zoeklicht van een millioen zes honderdduizend kaars sterkte, geëxpo seerd op de luchtvaarttentoonstelling in het „British Industries House" te Londen Op de beide 52 meter hooge kranen op de helling der Rotterdamsche Droogdok Mij., waarop de „Statendam" gebouwd zal worden, is Donderdag de vlag geplaatst. De kranen zullen over een lengte van 210 meter langs het schip kunnen rijden en hebben ieder een hef vermogen van 10 ton Bij de betonbrug te Buitenhuizen zakte de langs den betonweg Amsterdam Velsen loopende dijk over een afstand van 10 meter in, waardoor de verkeersweg werd over stroomd De verkiezingen in Griekenland zijn voorbij. - De talrijke affiches worden langzamerhand weer van de muren te Athene verwijderd Het Euwe Aljechin-comité is Donderdag te Amsterdam ge huldigd in tegenwoordigheid van dr. Max Euwe. De wereld- schaakkampioen (rechts) bekijkt de geschenken, welke de leden van het comité ontvingen Tijdens het bezoek, dat minister Gelissen Donder dag aan Amsterdam bracht, om zich op de hoogte te stellen van den toestand in het haven- en handelsbedrijf De treinen naar Garmisch Partenkirchen staan in het teeken der Winter-Olympiade Lilian Harvey in de nieuwe Ufa-film „Zwarte rozen waarvan binnenkort de première in ons land gaat FEUILLETON Uit het Engelsch van OTTWELL BINNS. (Nadruk verboden.) 39V i Jij hebt mij gered, zei hij innig, en nu zijn we veilig. Dat weet ik nog niet zoo zeker, ant woordde ze en ze vertelde hem van de ge stalte, die ze tegen de maan had afgetee- kend gezien. Hij floot even en zei toen: Dat lijkt er op, dat hij ons spoor per slot van rekening toch nog gevonden heeft, maar hij heeft ons op dat kritieke oogenblik niet gezien. Maar laten we tot meer prozaïsche za ken terugkeer en. Ons ontbijt. Er is niets, antwoordde ze, alleen wat water in onze flesschen. Hij keek naar de zonnige vlakte voor hen en zei: Dat moeten we bewaren. We moeten geen water aanraken totdat we bij het meer komen, waar mijn kamp is. En het zal wel ontzettend warm worden. Ze keek naar de plaats, waar de dieren graasden en ze peinzend: Ik zou wel vleesch kunnen krijgen, als het erg noodig is. Maar als die man niet weg Is zou het ons kunnen verraden. Ja stemde hij toe, we moeten het maar liever niet doen behalve als je erg hongerig bent. Wanneer we flink doormarcheeren kun nen we tegen twaalf uur bij het meer zijn. Ik heb geen honger, zei ze snel. Als jij er toe in staat bent moesten we maar dadelijk op weg gaan. Dat is het wijste wat we doen kunnen, meende hij, voordat de zon zoo erg warm wordt, hoe eer hoe beter. Ze hielp hem opstaan en stond hem bezorgd aan te kijken, toen hij duizelig zijn hand aan zijn oogen bracht. Wat is er? vroeg ze ongerust. Niets, een beetje duizelig maar, dat zal wel overgaan als we onderweg zijn. Hij zei het onverschillig, een beetje te on verschillig, en Honor zag, toen ze op weg gin gen dat hij zijn lippen op elkaar geklemd had en dat er een pijnlijke blik in zijn oogen was ge,komen en ze begreep, dat het loopen hem moeite kostte. Ze vroeg hem zijn arm weer om haar schouder te leggen, zooals hij gisteren gedaan had ,maar hij weigerde het schertsend. Neen, liefste. Ik ben toch geen klein kind meer? Ik moet op mijn eigen beenen kunnen loopen. Het leek Honor, of ze ontzettend langzaam vooruit kwamen. Het zonlicht begon al spoe dig ondragelijk hel te worden, de lucht trilde in de steeds grooter wordende hitte. De om trekken van de acacia's begonnen te verdoe zelen en het getjilp van de ontelbare sprink hanen klonk niet langer opwekkend, maar leek meer een onuitstaanbare, eeuwigdurend^ begeleiding. Rimington liep heel langzaam, zoo lang zaam dat het haar doodmoe maakte, maar ze wist dat zelfs dit een onmogelijke inspan ning voor hem was. en ze trachtte niet hun stap te versnellen. Soms deed ze haar oogen half dicht, en paar keer vestigden ze zich op een eenzamen boom, ver boven hen uit. en mat daarnaar af in welk tempo ze opschoten. Een vogel die over de vlakte wiekte, deed haar be seffen hoe langzaam ze vooruit kwamen. Keer op keer keek ze om zich heen, of ze ook iets van hun achtervolgers merkte, maar ze zag niets en dat was het eenige. dat haar een gevoel van troost gaf. Angstig keek ze naar den man naast haar. De koortsachtige kleur op zijn wangen was dieper geworden en er was een blik in zijn oogen die haar doo- delijk ongerust maakte; boven zijn korten baard was zijn mond krampachtig dichtge- klemd. Toen ze bij een boschje mimosa struiken kwamen waarvan de eene kant zich in de schaduw bevond, vroeg ze: Zou je niet even uitrusten, Alec? Hij keek haar verward aan, alsof hij niet gehoord of begrepen had wat ze zei. Toen sprak hij plotseling op heftigen toon: Neen, liefste. We moeten verder. En hij worstelde weer voort en Honor moest nu wel bij hem blijven, maar haar bezorgd heid werd steeds grooter, toen ze naar hem keek en zag hoe de koorts weer snel kwam opzetten. Hij liep erg onzeker; in zijn oogen was een vreemde glinstering en ziin lippen bewogen zich, alsof hij trachtte woorden te zeggen, maar er kwam geen geduid. Tenslotte kon ze het niet langer aanzien en ze wendde voor dat ze dorst had en dwong hem tot drin ken, nadat ze zelf even aan het water had genipt. Hij zette de flesch aan zijn mond en het koele, verfrisschende water deed hem al les vergeten, behalve dat hij dorst had. Ze herinnerde zich, wat hij gezegd had over het water, maar ze hield hem niet tegen. Wat gaf het? Het water zou hem goed doen en te gen twaalf uur En toen gebeurde plotseling wat ze den heelen tijd gevreesd had Ze hoorde een kort fluitend geluid, de flesch werd uit zijn handen geslingerd en viel twee meter verder neer. Ze gunde zich zelf niet den tijd om te onderzoeken waar het geluid vandaan kwam. Ze liet zich dadelijk op de knieën vallen en sleepte Rimington met zich mee. Stil, stit jongen, fluisterde ze en ze dank te den hemel dat hij onbeweeglijk bleef lig gen. Ze nam het geweer van haar schouder en lichtte het hoofd op en keek omzichtig om zich heen. Haar gezicht was geheel bleek en er was een verschrikte blik in haar oogen. maar om haar mond lag een trek van vastbe radenheid; als 't noodig mocht zijn, zou ze voor het alleruiterste niet terugschrikken. Ze wist, dat hun achtervolger ergens verscholen moest liggen, wachtend op een nieuwe kans. Gelegenheid om zich te verbergen was overal. Zooals zij onzichtbaar waren in het hooge gras, zoo had ook hij erin weg kunnen duiken. Hij kon overal zijn in die groote vlakte. Mis schien kroop hij ergens op het oogenblik door het hooge gras naar hen toe. Bovendien stonden er een paar doornige struiken, van waar de aanvaller de heele vlakte kon over zien en die onderzocht Honor scherp, elk op zijn beurt, terwijl ze haar hoofd heel voor zichtig boven het hooge gras uitstak. Eerst ontdekte ze niets, toen zag ze plotseling iets glinsteren uit een mimosastruik, rechts van haar. Ze twijfelde er geen oogenblik aan, of het moest de loop van een geweer zijn, die het zonlicht terugkaatste en ze begreep dat in die struik hun vijand verborgen moest liggen. Ze tuurde scherp of ze verder niets van hem zou kunnen ontdekken, maar in het begin was de kleine glinstering het eenige van zijn aan wezigheid. Na een poosje echter vond ze een plek, waar het bruin van de bladeren een beetje anders van tint was en na een oogen blik maakte ze bij zichzelf uit, dat het iets van khaki moest zijnde top van een zonnehelm, dacht ze. Ze bleef de plaats gespannen voorzichtig gadeslaan. Het stukje helm, dat in het begin zoo moeilijk te vinden was geweest, werd langzamerhand een punt, dat ze onmogelijk uit het oog verliezen kon. En ze begon zich weer af te vragen wie het, kon zijn. Was het Legrand of was het Mannering? Maar ze had geen keus en hoewel ze inwen dig sidderde voor wat ze ging doen, bracht ze toch haar geweer in gereedheid. Toen knielde ze op een knie, maar bleef zoo dicht moge lijk bij den grond, en daarop legde ze aan op een plek iets lager dan de zonnehelm. Er was een uitdrukking van afschuw in haar oogen. maar ze beefde niet. ze omklemde het ge weer vaster, toen haalde ze langzaam den trekker over. Ze hield haar adem in, om niet van haar doel af te wijken, maar op hetzelfde oogenblik dat ze vuurde, hoorde ze een hee- schen lach achter zich. Dat plotselinge geluid maakte haar zoo aan het schrikken, dat ze haar doel miste en toen haar schot afgegaan was, zag ze hoe het ge weer daarginds tusschen de struiken plotse ling met een ruk verschoof en de zonnehelm verdween. Machinaal laadde ze haar geweer opnieuw, zonder naar Rimington te durven kijken, steeds haar blik op die struik daar gericht. Ze had echter den man achter het geweer gemist, maar 2e was er zeker van, dat ze her geweer geraakt misschien wel onbruikbaar gemaakt had. Ze hoopte 't vurig, want hoewel het hier een kwestie van zelfbehoud en recht matige zelfverdediging betrof, toch was 't een afschuwelijke gedachte, dat ze Mannering's dood op haar geweten zou hebben. Gespan nen bleef ze wachten. Er klonk geen schot te rug in antwoord op het hare; geen geluid drong tot haar door en ze zag het stukje khaki niet weer te voorschijn komen. Minuten gingen voorbij en nog keek'ze scherp uit. Achter zich hoorde ze een zacht gemompel en ze wist, dat de man, wiens leven ze zoo juist getracht had te redden, weer door de koorts overvallen was. Maar ze durfde haar aandacht niet aan hem te wijden voor ze zeker wist, dat hun achtervolger weggegaan was of op andere ma nier buiten gevecht gesteld. Een afschuwelijke angst kwam in haar op, terwijl ze naar die struik lag te staren. Had ze toch beter gescho ten dan ze gedacht had? Ze wist dat dat be- teekende dat ze veilig waren, maar het gaf haar geen gevoel van vreugde en verlichting. Er ging een lichte golving door de vlakte. Dat beteekende, dat Iemand door het gras kroop en Honor twijfelde er geen oogenblik aan, of nee, was de man op wien zij geschoten had. .(Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9