H
Minister de Graeff verdedigt zijn beleid.
Suriname's waschlijst.
Juni 's~®ra"
DONDERDAG 20 FEBRUARI 1936
HAAR EM'S DA GE HAD
EERSTE KAMER.
Voor de Macht van het Recht.
Voor den Volkenbond
v. Lanschot (R.-K.)
DEN HAAG Woensdag.
De heer v. Lanschot (R.K.) geenszins cham
pagne-enthousiasteling voor den Volkenbond,
kwam tegen de kritiek op en geringschatting
der goede zijde van den Bond, door Mrs. Briet
en Pollema geuit. De beteekenis der economi
sche sancties dient
men niet te laag aan
te slaan. Streng door
gevoerd kunnen die
maatregelen sterker
werken dan het sterk
ste leger. Zeker, mo
menteel verkeeren de
sancties nog in een
stadium van proef-
stoomen. Niettemin
zal de grootste anti-
Volkenbondsman niet
kunnen ontkeiinen,
dat er met de sancties
niet te spotten valt.
Aan Mr. v. Vessem
stelde spr, de ondeugende waag of deze ook
zoo a'fkeerig van sancties ware geweest, als
de rollen eens omgekeerd zouden zijn geweest,
n.l. Abessynië de aanvaller!
De sancties vormen 'n onderdeel van de col
lectieve veiligheid. Deze kregen we in de plaats;
van ons oude zelfstandigheidssysteem. En nu
is de Volkenbond met dat collectieve veilig
heidssysteem evenzeer een peiler voor onze on
afhankelijkheid als het leger. Beiden moet
men versterken. Even gevaarlijk als wantrou
wen in de weermacht is, acht Mr. v. Lanschot
het Volkenbondsdefaitisme a la Briet
Pollema.
Verkeerd is Mr. Pollema's tegenover elkaar
stellen van collectieve veiligheid eenerzij ds,
zelfstandigheidspolitiek anderzijds. Hier. is in
werkelijkheid geen tegenstelling. Al dient er
kend, dat er in dezen groote voorzichtigheid
noodig is, niet alleen van den kant der Regee
ring, maar ook van de zijde der critici. Deze
kunnen door hun ongegronde bewering
over 's Ministers onvoorzichtigheid, tenslotte
hi den vreemde den indruk post doen vatten
dat er toch iets mis is met wat de Nederland-
sche Regeering in 't schild voert.
En nu het plan LavalHoare, waarmee eèn
premie op agressie waren gegeven. Het liep in
dezen over een kwestie, die elk lid van den
Volkenbond als zoodanig aanging. Want het
betrof hier een poging den oorlog te beëindi
gen. Vandaar, dat de aan onzen agent bij den
Bond gegeven opdracht om Eden behoorlijk
op de hoogte te brengen van onze houding
t.a.v. het bewuste plan, niets anders was dan
kwestie van fatsoen. Trouwens Mr. Pollema
wil immers juist niet, dat de kleine naties ach
ter de groote mogendheden aanloopen. Nu, in
dit geval hebben wij dan toch zeker gedaan,
wat onze plicht was.
Wat de koloniale en grondstoffen-kwestie
betreft is het inderdaad gewenscht, dat de
Minister de gelegenheid aangrijpe met kracht
stelling te nemen tegen den door Lloyd
George in 't Engelsche Lagerhuis gevestigden
indruk alsof, het Nederlandsoh koloniaal ge
bied eventueel wel bij 'n herverdeeling in het
spel zou kunnen komen.
Platonische liefdesverklaringen aan het
adres van Genève, die Mr. Pollema na gansch
een rede van kritiek liet hooren, hebben geen
waarde. De eenige logische conclusie van wat
Mr. Briet en Mr. Pollema betoogden, ware
eigenlijk geweest: laten wij het Volkenbonds-
verdrag opzeggen.
Doch wat ware het alternatief, als men uit
den Bond liep? Terugkeer naar een toestand
van voor 1914? Dan zou men dezelfde fout
begaan als de Bourbons die na de restauratie
toonden niets te hebben vergeten noch ge
leerd.
Neen, wij moeten het niet meer gaan zoe
ken in het Recht- van de Macht, doch in de
Macht van het Recht.
Mr. Droogleever Fortuyn (lib.) kon het be
toog van de heeren Briet en Pollema geens
zins onderschrijven. Ook als we geen deel zou
den uitmaken van den Volkenbond zou Neder
land bij de huidige situatie geen zelfstandig
heids-politiek meer kunnen voeren in een
West-Europeesch conflict. Onze veiligheid is
grooter in en door den Bond. De Volkenbond
kan wel verbeterd, maar niet gemist worden.
Nadat de liberale woordvoerder zich bij 's
heeren de Jong's pleidooi i.z. de urgentie van
verbetering van onzen economischen voorlich
tingsdienst had aangesloten, kwam Prof. Ane-
ma (a.r.) een hartig woordje meespreken.
Wat onze eerste ge
delegeerde te Genève
met betrekking tot de
kwestie van de grond-
stoffenverdeeling er
van 't koloniale vraag
stuk had beweerd, was
door de critici in de
Eerste Kamer met een
microscoop bekeken.
Hoe zij er echter uit
konden halen, dat Jhr.
de Graeff op even-
tueele bereidheid van
Nederland om een
stukje koloniaal gebied
af te staan, had ge
zinspeeld, was den heer Anema een raadsel.
Overigens zette hij uiteen, waarom het ..vier
kante onzin" was te meenen of te beweren,
dat met behulp van toewijzing van koloniën de
oplossing van het grondstoffen- en het immi
gratieprobleem bereikbaar zou zijn.
Ook deze afgevaardigde voelt met Struycken
voor zelfstandigheidspolitiek, maar daaruit
mag men nooit of te nimmer afleiden, dat wij
ons onverschillig mogen houden tegenover een
internationale rechtsbreuk. De heeren, die den
mond zoo vol hebben van die zalige dagen van
weleer van ons neutraliteitsbeleid, staan eigen
lijk op het door Amerika ingenomen stand
punt, dat het buiten allerlei internationale
bindingen wil blijven. Dat kan het machtige
Amerika zich misschien veroorloven, ons
land echter niet. En wat dien goeden ouden
tijd betreft, daarvan heeft men een veel te
idyllisch beeld willen geven. Voor 1914, d.w.z.
toen er staten-anarchie bestond, in de dagen
van den internationalen chaos, kon men eiken
dag een briefje thuis krijgen, dat ze morgen
op bezoek zouden komen om den boel kort en
klein te slaan!
De Volkenbond, ten wiens opzichte Mr.
Briet, Mr. Pollema en Mr. v. Vessem afkeu
renswaardige destructieve politiek hebben
gevoerd, heeft bovenal te lijden gehad van
te groote vriendschap van illusionisten,
welke nl. veel te schoone verwachtingen op
wekken. Daartegen waarschuwde Struycken
en nu was het wel tragisch te hooren, hoe
Mr. Pollema in zijn strijd tegen den Bond-
citaten aanhaalde van wijlen Struycken. die
voor den Volkenbond was opgekomen!
Prof. Anema critiseerde tenslotte Mr. van
Vessem en de voorstanders van „Dietsch-
land". Later, bij de replieken verklaarde de
Anema (A.-R.)
nat. soc. spreker, tegen de aan „Dietsch-
land" ten grondslag liggende gedachte te
zijn. Hij wil geen vereeniging van Nederland
met Vlaanderen en evenmin een daarna
aanleunen tegen het Duitsche Rijk!
Prof. v. Embden (v.-d.) hield zich speciaal
met het neutraliteits-vraagstuk bezig en
gispte, evenals anderen reeds gedaan had
den, den opzet van het plan Laval-Hoare.
Terecht had Nederland dan ook aan Eden
laten weten, dat wij daartegen waren.
Hierin moet men allerminst zien aldus
de Minister in zijn zeer geslaagde rede een
streven van ons land om zich in Genève op
den voorgrond te plaatsen. Het ging hier
echter om een zaak. die ons als Volkenbonds
lid aanging en nu was het inderdaad een
kwestie van fatsoen Engeland tijdig ook ons
standpunt te doen kennen.
De Volkenbond is nog verre van volmaakt
Maar nu hij eindelijk een eerste begin heeft
gemaakt met zich ter wille van het Recht, in
den vorm van collectief optreden (de sanc
ties) te laten gelden, is het minder dan ooit
het oogenblik hem den rug toe te keeren om
terug te vallen in de internationale anar
chie. Aldus de Minister, die er nog op wees,
dat de sancties toch meer beteekenis heb
ben (hoe onvolledig ze ook mogen zijn) dan
sommigen wel willen erkennen.
Noemde Jhr. de Graeff de bewering van
onze opdringerigheid te Genève een legende,
hetzelfde kan gezegd van de stelling, dat wij
ontrouw zouden zijn geworden aan onze
zelfstandigheidspolitiek. Ook het huidige ka
binet houdt hieraan onwrikbaar vast.
Maar meer dan een criticus had de fout
begaan met zelfstandigheidspolitiek, afzijdig-
heïdspolitiek gelijk te stellen: tot een der
gelijk beleid nu heeft Nederland, juist uit
hoofde van z'n Bondslidmaatschap en -ver
plichtingen geen recht meer.
Onjuist noemde de Minister voorts de door
Mr Pollema geconstrueerde tegenstelling tus-
sclien nationale politiek en Volkenbondspo-
litiek. Om der wille van ons eisen belang is
het zaak goede Volkenbondsnolitiek te voe
ren. Aldus het standpunt
van Minister de Graeff.
Vrijwel aan het slot zijner rede. sprak hij
de met klem verzochte verklaring i.z. het
koloniale vraagstuk uit.
„Nooit en te nimmer zal Nederland
vrijwillig ook maar een vierk. Meter
gebied afstaan, ook al moet dat die
nen om tegemoet te komen aan ex
pansiebehoeften van andere landen".
Hadden de senatoren, welke om zulk een
uiteenzetting hadden gesmeekt de Geneef-
sche methode van interpretatie van redevoe
ringen toegepast, dan ware deze verklaring
niet noodig geweest. Want in Genève heeft
niemand achter 's Ministers op 12 September
gesproken woorden gezocht, wat thans de
heer Pollema en anderen er in legden.
Z.h.st, ging de begrooting van Buitenland-
sche Zaken er door evenals die van Finan
ciën. In het no tulen-boek is opgeteekend, dat
de beide nationaal-socialisten in alle twee de
gevallen geacht wenschten te worden tegen
gestemd te hebben.
TWEEDE KAMER
Toen we zoo het klachten- en verlanglijstje
van de heeren v. Kempen (lib.), Mr. Joekes
(v.-d.), mevrouw de Vries-Bruins (s.-d.), den
heer v. Dijk (a.-r.), Mr. Westerman (wild-
nationaal), Ir. Cramer (s.-d.) enz. hadden
gehoord, vonden we Minister Colijn's op
merking wel heel juist, dat het er veel van
had, alsof wij de beraadslagingen van den
gemeenteraad van een klein dorp hadden
meegemaakt. En toch was in werkelijkheid
het algemeen Regeeringsbeleid t.a.v. een
kolonie in een ver verwijderd werelddeel aan
de orde.
Hoofdmotieven van de uiteenzettingen van
den Minister van Koloniën waren: men moet
Suriname niet met Nederland vergelijken,
en voorts, men slaat den plank volkomen mis
als men meent, dat het mogelijk is veeren te
plukken van den helaas kalen Surinaam-
schen kikker. Het debat was overigens zoo
onbelangwekkend, dat wij het hierbij mee
nen te mogen laten.
E. v. R.
DOODELIJK VERKEERSONGEVAL.
De 65-jarige weduwe Knigge uit Nieuw-
Buinen, is te Stadskanaal door een auto aan
gereden. Zij werd naar het Academisch Zie
kenhuis te Groningen overgebracht, waar zij
is overleden
Boordwerktuigkundigen
blijven op Indië-route mee
vliegen.
Andere oplossing gevonden.
Onlangs zijn verschillende berichten gepu
bliceerd over het niet meer laten meevliegen
van de boordwerktuigkundigen op de Indië-
route. die dan op enkele vaste punten, zooals
te Cairo en Bandoeng zouden worden gesta-
tionneerd.
Men wilde hierdoor aan boord een last van
totaal 100 K G. uitsparen, welken men in
verband met het overvloedige goederen- en
passagiersverkeer, waarbij men geregeld la
ding moet weigeren, nuttig zou kunnen ge
bruiken.
Om administratieve redenen heeft men,
volgens de Tel. gemeend, voorloopig van deze
plannen te moeten afzien, verneemt het blad.
Niet om veiligheidsredenen, want naar het
deskundige oordeel van K. L. M.-zijde zou
door het nieuwe systeem de veiligheid niet
het minste in gedrang komen. In Amerika bij
voorbeeld wordt zelfs op de uitgestrektste tra
jecten geen mecanicien aan boord meegeno
men en alles van den grond af geregeld zooals
ook trouwens op de meeste Europeesche lucht
lijnen het geval is. De K. L. M. heeft vermoe
delijk een andere oplossing gevonden, waar
door men een zekeren last zal kunnen uit
sparen.
LANGS DE STRAAT.
Waarom er op het Verwulft
verkeerslichten kwamen.
Ei' was eens in Haarlem op het Verwulft een
verkeersagent. Breed en machtig troonde hij
daar om ons, roekelooze fietsers of automo
bilisten, in toom te houden.
Vol ontzag staarde alles naar zijn hand.
Een klein jongetje, dat al een kwartier met
groote bewondering naar de machtige hand
had staan kijken, veranderde resoluut zijn
toekomstideaal van piloot in verkeersagent.
Piloot, och, wat was dat nu eigenlijk!! Dan
ben je alleen maar baas over een klein vlieg
tuigje, een paar menschen en wat post. Nee,
dan verkeersagent; iedereen liet je maar
stoppen als je daar zin in had. En dan liet
hij later lekker alle kleine jongetjes voorgaan
dan groote menschen en dan pas kleine meis
jes. Want kleine meisjesnu, hij mocht
geen leelijke woorden zeggen van zijn moe
der, maar anders
Vele fietsers en auto's staan achter de
streep. Geen enkele die het waagt er ook
maar een halve meter over heen te gaan. Ja
toch, één is zoo vermetel; een klein ordinair'
straathondje stoort zich aan geen strepen.
Langzaam besnuffelt hij de straat. Hij na
dert den agent-, die zich van geen gevaar be
wust is. Nog is hij machtig en hebben wij
ontzag voor hem. Maar dan gaat het honde
staartje kwispelen, steeds harder, hij draait
nog een paar maal om den agent, en dan
licht hij statig zijn achterpootje tegen den
pantalon van den agent op.
Weg is alle ontzag, iedereen schatert, stoort
zich niet meer aan den agent en de streep en
rijdt door. Het kleine jongetje wordt weer pi
loot. De eerbied voor de opgeheven hand is
weg. Daarom kwamen er verkeerslichten.
Luchtlijn op Praag wordt
doorgetrokken.
Naar Boedapest.
Met ingang van 19 April.
De K.L.M. lijnen zullen met ingang van
19 April een belangrijke uitbreiding onder
gaan. Dan zal namelijk de dienst op Praag
doorgetrokken worden tot Weenen en Boe
dapest. Ter versnelling van den dienst zullen
de Duitsche tusschenstations Essen en Halle-
Leipzig, waar men vroeger landde, komen te
vervallen.
De lijn Amsterdam-PraagWeenenBoe
dapest zal gemeenschappelijk door de K.L.M.
en de Cechische luchtvaartmaatschappij ge
vlogen worden met Douglasmachines, waar
van -de Cechen zich nu ook twee toestellen
hebben aangeschaft. In Boedapest wordt
aansluiting verkregen met de luchtlijnen op
Belgrado en Sofia naar Istanboel en Athene.
Door aansluitende diensten van Londen op
Amsterdam zal het van 19 April af mogelijk
worden op een dag van de Engelsche hoofd-
ha-d via Amsterdam en Praag, Konstantino-
pel en Athene te bereiken. Uitgezonderd des
Zondags zal deze dienst dagelijks worden
onderhouden.
Doordat de Duit e tusschenstations ver
vallen, zal het traject Praag—Amsterdam in
ongeveer drie uur kunnen worden .afgelegd,
zoodat de passagiers dan nog direct aanslui
ting naar Londen kunnen krijgen.
Engelsche industrie ontevreden]
over ons
land.
r
Een halve eeuw geleden
Contingenteeringspolitiek de oorzaak.
Uit Haarlem's Dagblad van 1886.
Toepassing van clearing gevraagd.
Prof. v. d. Bergh v. Eysinga
gewoon hoogleeraar.
Aan de Amsterdamsclie Universiteit.
Reuter meldde Woensdagavond uit Londen
Met betrekking tot den Engelschen handel
naar Nederland en Denemarken, is een groote
ontevredenheid tot uiting gekomen in den
boezem van de tarief-commissie van de fede
ratie van Britsche industrieën, aangaande de
kwestie van de invoervergunningen.
Wat de betrekkingen tot Nederland betreft,
wijst deze commissie met leedwezen op den
volkomen onwil van de Nederlandsche regee
ring, om aan de wenschen van Groot-Brit-
tan je tegemoet te komen, dat een voorname
en in beteekenis toenemende klant van Neder
land is.
Ook ten aanzien van Denemarken is de toe
stand onbevredigend en in de betrekkingen tot
dit land behoort de geheele positie van Enge
land te zijnen gunste te worden geregeld,
De federatie dringt er bij den Board of Trade
op aan, dat tegenover Nederland en Dene
marken de clearing in werking zal worden ge
steld, zoo een bevredigende overeenkomst in
zake de handelsbetrekkingen onmogelijk
mocht blijken.
Ernstig ongeluk bij Hoofddorp.
Een 4-jarig jongetje door een auto
overreden.
Woensdagavond half zes liep het 4-jarig
zoontje van den arbeider F. Braaksma, wo
nende aan den Kruisweg nabij den spoorover-
gang bij Hoofddorp, de ouderlijke woning uit,
om naar de overzijde van het voor 't groote
rij verkeer bestemd gedeelte van den Kruis
weg te gaan. Dit onbedachtzaam oversteken
bleef niet zonder ernstig gevolg, want de
jongen, die vermoedelijk geen erg had in een
naderende bestelauto, bestuurd door den heer
A. uit Haarlemmer-meer, werd door- deze auto
aangereden en een eind meegesleurd. De
schok was zoo hevig, dat een der lantaarns
geheel aan stukken werd geslagen. Ernstig
aan het hoofd en op andere plaatsen verwond,
werd het kind onder de auto vandaan gehaald
en met de hulp van een dokter, die tijdens het
ongeluk juist op zijn motorrijwiel passeerde,
de ouderlijke woning binnen gebracht, alwaar
de hulp werd ingeroepen van Dr. B. uit Hoofd
dorp, die een voorloopig verband legde.
Het jongetje, dat bovendien een heupbreuk
en beenbreuk bleek bekomen te hebben, werd
met de ziekenauto naar de ziekeninrichtint
De Deo in Haarlem overgebracht, alwaar ge
constateerd werd dat z'n toestand, hoewel
ernstig, niet direct levensgevaarlijk is.
Uit het onderzoek der politie viel de con
clusie te trekken, dat de autobestuurder aan
het ongeluk geen schuld heeft.
De gemeenteraad van Amsterdam be
noemde Woensdag tot gewoon hoogleeraar
in de uitlegging van het Nieuwe Testament,
de oud-Christelijke Letterkunde, de Alge-
meene Godsdienstgeschiedenis en de Ge
schiedenis van den Israëlietischen Gods
dienst, prof. dr. G. A. van den Bergh van
Eysinga te Santpoort, thans buitengewoon
hoogleeraar in de Godsdienstgeschiedenis aan
de Gemeentelijke Universiteit te Amster
dam.
Gu-staaf Adolf van
•den Bergh van
Eysinga, werd o-p 27
venhage geboren. Hij
genoot zijn oplei-
SMftS- ding aan het gy-m-
1—8nasium te Sneek,
werd in 1893 student
in de theologie aan
de Rijksuniversiteit
te Leiden, waar hij
in 1901 promoveer
de. In hetzelfde
jaar werd hij be-
.noemd tot predikant
.der Nederduitsch
Hervormde Kerk te
Oss. In 1904 aan
vaardde hij het pri
vaat-docentschap
Profdr. G. A. v. d.Bergh aan de Rijks Uni-
van Eysinga. versiteit te Utrecht
in de wordingsge
schiedenis van het Christendom. In 1911
werd Dr. van den Bergh van Eysinga benoemd
tot predikant te Helmond en in 1915 te Sant
poort. Sinds 1924 is hij bijzonder hoog
leeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht,
van wege het Haagsch Genootschap in de
Wordingsgeschiedenis van het Christendom.
Hij is voorts eindredacteur van het Nieuw
Theologisch Tijdschrift.
Zijn voornaamste werken zijn: Persoons
vergelijking van Gregorinus den Groote en
Bernhard van Clairvaux (met goud bekroon
de prijsvraag, 1897), Indische invloeden op
oud-Christelijke Verhalen (dissertatie), 1901
Duitsche vertalingen Göttingen 1904; Onder
zoek naar de echtheid van den eersten brief
van Clemens aan de Corinthiërs., 1908; Hol-
landische radicale Kritik des Neuen Testa
ments, 1912; Radical Views about the New
Testament, 1912; Vóór-Christelijk Christen
dom, 1918; La Littérature Chrétienne primi
tive, 1926; Christologie en Triniteit. 1926; In
leiding tot de Oud-Christelijke Letterkunde
1927; De wereld van het Nieuwe Testament
1928; Leeft Jezus of heeft Hij alleen maar
geleefd?, 1930; Hegel, 1931.
In 1935 benoemde de Amsterdamsclie ge
meenteraad hem buiten de voordracht om tot
buitengewoon hoogleeraar. Hij aanvaardde
dit ambt in Juni j.l. met een rede over de ge
schiedenis der godsdiensten en het oudste
christendom. Op het congres voor geschiede
nis en Godsdiensten in September 1935 te
Brussel gehouden, was prof. Van den Bergh
van Eysinga vertegenwoordiger van den se
naat der Amsterdamsche Universiteit.
Door deze benoeming zal prof. van den
Bergh van Eysinga zijn predikantschap te
Santpoort moeten opgeven.
Verlichting van hooge crisis-
lasten gevraagd.
De besturen van de volgende organisaties;
Vereeniging van Nederlandsche Cacao en
Chocolade-fabrikanten, Vereeniging van Bis
cuitfabrikanten in Nederland, Eerste Neder
landsche Vereeniging van Banket-, Biscuit- en
Wafelfabrikanten, Nederlandsche Vereeniging
van Suikerwerk- en Chocoladefabrikanten, Ne
derlandsche Vereeniging van Fruitwerkers,
Vereeniging van Beschuitfabrikanten en Or
ganisatie van Nederlandsche Koekfabrikanten
hebben den Minister van Landbouw en Vis-
scherij de uitkomst medegedeeld van een en-
quete, betrekking hebbende op de lasten, welke
over de periode van 1 Juli 1934 tot en met 30
Juni 1935 door een aantal fabrikanten, leden
van genoemde vereenigingen, zijn opgebracht
in den vorm van crisisheffingen en accijnzen
over een bepaald aantal grondstoffen.
Het rapport omvat de opgaven van slechts
103 bedrijven, waarvan de gegevens bij de sa
menstelling aanwezig waren en geeft een beeld
van de ontzaglijk zware lasten, die bovenge
noemde takken van industrie jaarlijks hebben
op te brengen.
Het totale cijfer over de ruim honderd be
drijven slechts een klein deel der fabrikan
ten overschrijdt de tien millioen gulden,
waarbij bovendien in aanmerking genomen
moet wordendat slechts de voornaamste
grondstoffen in de enquete zijn opgenomen,
Een der voornaamste grieven der fabrikanten
tegen de crisis wetgeving is, dat de lasten
voortdurend op een deel der Nederlandsche
industrie zijn gelegd, terwijl andere takken
hiervan verschoond zijn gebleven.
De besturen, die ten volle beseffen, dat on
middellijke afschaffing der heffingen niet mo
gelijk is, doen een dringend beroep op den mi
nister om de crisisheffingen geleidelijk te ver
minderen.
Moordaanslag op zijn meisje
gepleegd.
Twee en een half jaar geëischt.
Op 29 October j.l. pleegde een 40-jarige oven
bouwer een moordaanslag op zijn verloofde,
een Duitsch dienstmeisje, dat in betrekking
was in de Minervalaan te Amsterdam; met
een scheermes bracht hij haar een snede over
den slaap toe.
Hü was haar dien dag komen opzoeken om
haar te overreden de verloving niet af te ma
ken; tijdens een ruzie op haar kamer greep de
man haar bij den keel, zij rukte zich los en liep
de straat op, om de assistentie van de politie
in te roepen. Toen de agent verscheen en den
man aanmaande weg te gaan verzocht deze
het meisje nog even onder vier oogen te mo
gen spreken. Van deze gelegenheid maakte hij
gebruik om haar een bloedende snijwonde toe
te brengen. De man, een recidivist, die reeds
vele straffen achter den rug heeft, werd ge
arresteerd en Woensdag stond hij voor de
vierde kamer der arrondissementsrechtbank te
Amsterdam terecht, verdacht van poging tot
moord, subs, poging tot doodslag, Hij zeide
geen oogenblik de bedoeling te hebben gehad
het meisje, waarvan hij veel hield, te doodefl.
Op zeker oogenblik had hij zich door drift
mee laten sleepen en pas toen hij weer buiten
de kamer kwam, was tot hem doorgedrongen,
wat hij gedaan had.
De Officier van Justitie requireerde een ge
vangenisstraf van twee en een half jaar.
20 Februari:
Ter gelegenheid van 'sKonings ver
jaardag werd gisteren te 's-Gravenhage
o.a. een galadiner ten Paleize gegeven.
H.H. M.M. de Koning en de Koningin
kwamen tc 6 uur aan de feesttafel, waar
voorts nog 51 gasten genoodigd waren.
De muziek van de Koninklijke Militaire
Kapel luisterde achter een bloemenwand
verborgen den galamaaltijd op met een
concert.
Aan het diner werd door H. M. de
Koningin een feestdronk ingesteld op
haren gemaal. Z. M. de Koning beant
woordde dien dronk met enkele woor
den. Daarna kwam ook Prinses Wil-
helmina aan den disch.
Het vuurwerk in de Maliebaan had
een groote menigte in en om die plek
saamgebracht. Te 2 uur bracht een hof-
rijtuig het Kroonprinsesje, begeleid door
een hofdame, naar de woning van den
opperceremoniemeester, baron Du Tour
van Bellinchave, aan de Prinsessegracht.
In diens zalen nam de Prinses voor het
venster plaats, om het vuurwerk te zien
afsteken.
De volkomen windstilte was oorzaak
dat vele stukken van het vuurwerk niet
geheel slaagden, daar de rook te veel
bleef hangen. Het slotnummer een
hulde aan den Koning werd vooral
zeer toegejuicht.
Na afloop van het vuurwerk werd het
Prinsesje, bij het verlaten van de wo
ning van den heer Du Tour, hartelijk
begroet. Er heerschte onder het publiek
een opgewekte stemming.
OE IK GROEIDE
VAN NUL
TOT ACTEUR
Engagement.
Ofschoon de ontvangst bij den tooneel-
directeur tot dusverre niet hoopvol was. ver
loor ik den moed niet. Er was iets in zijn
wijze van optreden, dat mij er toe aanzette
den strijd maar niet dadelijk gewonnen te
geven.
Mag ik u misschien iets voordragen?
vroeg ik zoo stoutmoedig alsof hij mij al voor
driekwart geëngageerd had.
Hij keek mij even aan, grabbelde toen in
zijn tasch, haalde er een lijvig manuscript
uit vol vlekken en ezelsooren, stak een groo
te sigaar op en zette zich tot rustige lectuur.
Nog bleef ik wachten.
Na een oogenblik keek hij op, zag mij nog
eens doorborend aan en zei:
Nou, waar blijf je?
Meteen dook hij weer achter zijn hand
schrift weg.
Waarom het was weet ik niet, maar ik be
gon met het derde bedrijf van Joseph in
Do than:
„Mijn broeders, zijt gegroet van mijn heer
Vaders wegen". Achteraf heb ik wel eens be
dacht in wat voor onmogelijke situatie wij
ons bevonden. De schrijfmachine tikte lustig,
de jonge man in de gele kantoorjas was
plotseling door werklust bezeten en draafde
her- en derwaarts met stapels papier, de
directeur rookte en las om het zeerst en ik
stond midden in de kamer en deed Vondels
verzen rollen dat het daverde. Ik beeldde
alle broeders uit, den een nog laaghartiger
en geniepiger dan den ander; ik balde de
vuisten, hief bezwerend de armen omhoog,
stampvoette en rolde met mijn oogen. Maar
ondanks het lawaai dat ik produceerde lette
niemand op mij. In trage regelmaat werden
de blaadjes van het manuscript omgeslagen,
de papieren versjouwd, de brieven getikt.
Zonderlinger publiek heb ik nooit tegenover
mij gehad, maar ik hield vol.
Eindelijk was het bedrijf ten einde. Ik
zweeg en wischte mij het voorhoofd af. Nog
was de menigte niet onder den indruk. Al
leen de gele kantoorjas keek mij meewarig
aan. De directeur had slechts oog voor zijn
stuk.
Ik zag slechts één uitweg. Alsof mij een
daverend applaus was ten deel gevallen, boog
ik zwierig naar alle kanten en zei:
Aangemoedigd door het groote succes
van mijn voordracht
En wonderlijk genoeg: die opmerking sloeg
in. meer dan een half uur Vondel had ge
daan, De schrijfmachine stopte abrupt, de
gele jas liet zijn onderkaak za-kken, de di
recteur zijn lectuur varen.
Schei uit kerel, in 's hemelsnaam. Is
't nog niet genoeg geweest?
Dit stond niet aan mij ter beoordeeling;
dus zweeg ik.
Wat jou bezielt om Vondel te gaan
doen, dat is me een raadsel. Er deugt geen
laars van. jonge man. Niets. Je hebt geen
gevoel voor verzen; je uitspraak is slecht;
je kunt de r niet zeggen: je houding is meer
dan belachelijk: je tempo is veel te snel: je
mimiek volslagen onvoldoende en je gebaar
is heelemaal geen gebaar. Zwaaien met z'n
armen kan iedereen. En schreeuwen is hee
lemaal geen kunst.
Deze critiek was niet van een zekere
scherpte vrij te pleiten, maar desondanks
liet ik nog niet alle hoop varen. Ik had toch
al heel wat bereikt: ik had toestemming
van mijn vader, ik was doorgedrongen in
het hol van den leeuw, ik had voorgedra
gen. Het mocht eenvoudig niet mis gaan. Als
ik nu geen kamp gaf, me niet liet ontmoe
digen door de harde waarheden die ik te
slikken had gekregen, met ongebroken ener
gie opnieuw den strijd ging aanbinden
nóg was Polen niet verloren.
Wat ik toen allemaal gezegd heb, hoe ik
heb gepleit, ik weet het niet meer. De oude
heer Brugman moet bij mij vergeleken een
stamelende baby zijn geweest. Want het
lukte. Dat de directeur net uitkeek naar een
goedkoopen beginneling voor een paar figu
rantenrolletjes en me alleen zoo had afge
maakt om me nóg goedkooper te krijgen, wist
ik toen niet. Het eenige wat ik onthouden
heb en altijd onthouden zal, was zijn laat
ste woord:
Schiet op, je maakt me dol. Ik zal het
met je probeeren, maar verdwijn!
Hij zei ook nog iets van: voor drie maan
den en geen dag langer, van f 25 per maand,
van volslagen gebrek aan eenig talent. Maar
dat hinderde allemaal niet. Ik was den ko
ning te rijk. Ik huppelde lanas de gracht. Ik
telegrafeerde mijn ouders. Ik meende alles
gewonnen te hebben. Dat de strijd nog bei
ginnen moest, daar had ik geen idee van. |l