Indie's toestand te somber ingezien? Haarlem's Kunstbezit. Onze AmsterdamscheT| zorgen. W N S D A G 26 FEBRUSRI 1936 HAAREESI'S DAGBESD 3 TWEEDE KAMER Dr. Colijn ziet eenige schemering van hoop". Imperiale zelfvoorziening mogelijk geacht. niet j. j. a v i DUk DEN HAAG Dinsdag. Eerst een comité-generaal over uitbreiding van personeel der Kamergriffie. Daarna een reeks heele of driekwart hamerstukken, waar onder de conclusie van de commissie der Rijksuitgaven uit het Rekenkamerverslag over 1934. Dit gaf den heer Amelink (a.r.) aanlei ding tot hulde aan de activiteit van genoemd college en tot critiek over de z.i. te slappe afkeuring der Kamercommissie t.o.v. gemis aan zuinigheid van sommige crisisinstellin gen. Mi'. Vervoorn (plattel.) tapte uit hetzelfde vaatje, waarop de heer v. Dijk (a.r.) er op' wees, dat de commissie geen voorstellen kan doen, doch alleen 'n oordeel uitspreken. Dezelfde spreker kwam vervolgens aan 't woord bij het Indische be- grootingsdebat. Hij stipte aan, dat Indië als exportland bij uit nemendheid wel zeer moet lijden onder den slechten internationa len economischen toe stand. Deze afgevaardigde nam de Regeering in bescherming tegen de critici, welke z.i. ten onrechte over het een zijdig aanpassingsbeleid hadden geklaagd. Wel degelijk had de Regeering tevens getracht het. volks-weerstandsvermogen te vergrooten. Niettemin moest erkend, dat middelen tot opheffing der bevolking en verbetering van de volkswelvaart niet mogen ontbreken in ge bieden. die er behoefte aan hebben: er zijn ge bieden met groote armoede. Niet als gevolg der Regeeringspoiitïek, want wie dat zeggen verwarren oorzaak en gevolg. Bovendien moest men nu ook weer niet al te pessimistisch zijn. Als het absoluut noodzakelijk is. Indië direc te financieele hulp te bieden, dan zou over neming door het moederland der maritieme defensiekosten het eerst in aanmerking ko men. Spr. brengt hulde aan 't beleid van dgn G.G. en vindt de kritiek op diens houding tegenover de N.S.B. overdreven, al is waak zaamheid tegenover die beweging ook in Indië geboden, ofschoon ze daar '11 minder gevaarlijk karakter heeft dan hier. Mr. Vervoorn (plat tel.) verzette zich hierna tegen verhooging van de in te voeren hoeveelheid Java-suiker, wat immers ten koste van de moederlandsche bie tenverbouwers zou gaan, terwijl tot besluit van de sprekers-rij de heer Wijnkoop (com- mun.) speciaal over dë in Indië gevoerde rijst- politiek den staf brak. De financieele toestand is, zoo begon Dr. Colijn z'n rede, inderdaad nog geenszins be vredigend. Ondanks aller inspanning is nog geen. werkelijk sluitend budget verkregen. Hoe komt dat? Vermoedelijk in hoofdzaak doordat men aldus de Minister in de achter ons liggende jaren de draagkracht van 't land al te zeer heeft overschat, door te veronacht zamen, d>at de groei in eenige jaren een vol komen 1' jinatuurlijk karakter had gehad. Op de abnormale welvaart van 'n korten tijd, had men z'n budget gebaseerd en daarmee op zand gebouwd. Door de geweldige daling der uitvoerwaar den, zakte meteen in zeer sterke mate het be drag van 's lands inkomsten. Bij gelijke hoog te der uitvoerwaarden in 1911/12 en in 1934/35, bedroeg het budget van 's lands uitgaven des tijds 170 millioen en nu 350 millioen. de jaar lij ksche dienst van de schuld 4.2 millioen te gen thans 78 millioen. In 't licht van deze en nog andere cijfers zal men moeten erken nen, dat een Regeering, die nu eenmaal geen wonderen kan verrichten, waarlijk niet voor een gemakkelijke taak staat-, 'wil zij probee- ren eindelijk de tering naar de nering te doen zetten. Aldus, kort saamgevat 's Ministers schets van de situatie. Wil men schuldtoene ming voor de toekomst tegengaan, dan is z.i. voorziening in een te kort van 20 millioen op den gewonen dienst noodig. Kan dat nu wel? Dat weet ik niet, en afge wacht moet worden met welke voorstellen voor de begrooting 1937 Indië voor den dag zal komen. Men zal moeten doen wat mogelijk is, wat in zich sluit, dat voorstellen, die Indië's belang niet dienen, niet aanvaardbaar zullen wezen. Met klachten dat er te veel bezuinigd of te zwaar belast is, komt men er niet, tenzij men niet opziet tegen belangrijke toeneming van de Indische schuld, met alle daaruit voor de Indische begrooting voort-spruitende lasten. De Minister erkent, dat er in de huidige begrooting nog verschillende zwakke plekken zitten en "dat 't wenschelijk is sommige be lastingen te verlagen. Hiermee is men trou wens, naar hij met enkele voorbeelden aan geeft (o.m. aanzienlijke ontheffing bij de land rente), al begonnen. Doch de stelling, dat er thans nog 120 millioen gevonden moet wor den, eer een budget op gezonde basis te be reiken zal zijn, overtreft in somberheid de allersomberste opvattingen van den Minister. Hij is overtuigd, dat 'n financieele basis, waar op geen schuldtoeneming .zou plaats vinden, een voldoende grondslag is voor financieel herstel. Met schuldverwerping valt niets te bereiken, want dat is dan in wezen verwerping van Nederlandsche schuld; hetzelfde geldt voor renteverlaging. Met één slag zou aldus het Nederlandsche crediet worden vernietigd. Als men klaagt dat het moederland te wei nig voor Indië heeft gedaan, moge bedacht worden dat van de 1494 mill. Indische schuld Nederland er 1350 mill, garandeert, wat '11 be sparing van 30 millioen voor 't Indische bud get opleverde. Voorts betaalt Nederland tegen woordig 12 millioen voor de Indische defensie, wat straks nog wel zal stijgen. Aan de moge lijkheid om alle Indische defensiekosten uit de Nederlandsche schatkist te bestrijden, twij felt Dr. Colijn ten zeerste; dit zou 66 millioen per jaar meer op de Nederlandsche begroo ting beteekenen. Voor een speciale petroleumbelasting voelt de Minister niet, gezien de daaraan verbonden ernstige bezwaren. Als er behoefte is aan meer geld zou men het moeten zoeken in 'n algemeene verhoo ging van de winstbelasting doch dan geldend voor alle bedrijven. Alles te zamen genomen, is er geen andere weg da.n de Regeering volgt. Het is 'n weg met verschillende etappen. Eerste: geen toeneming van de schuld. Tweede: wegwerken van de zwakke plekken uit de begrooting. Vervolgens verlichting van al te drukkende lasten, daar op schuldaflossing en tenslotte de hoog noo- dige versnelde schuldaflossing. Die politiek handhaaft de Regeering, ondanks alle kritiek. Zou Nederland eenmaal meer kunnen doen dan 't nu doet, dan natuurlijk zou overne ming van een deel der schuld eventueel op haar plaats kunnen zijn. En nu de economische politiek. De hierover in 't debat aangenomen toon heeft Dr. Colijn werkelijk eenigermate varrast. Nu hij ditmaal eenige schemering van hoop ziet, hij, wien men anders altijd te groot pessimis me pleegt te verwijten, liet de Kamer klanken in mineur hooren. Toegegeven zij, dat in som mige streken van Indië, met name op Java, de situatie voor de bevolking verre van roos kleurig is, als gevolg der bestaande economi sche structuur. Er is echter nu weer meer suikeraanplant en voorts eenige stijging van den suikerprijs. Zoo komt 't moment, waarop de bedroevend lage loonen omhoog kunnen gaan. Voedselschaarschte in bepaalde gebieden kan de Regeering voorkomen en dit doet ze dan ook. Vol verontwaardiging roept de Mi nister uit, dat het schande is te 'beweren, w .t sommige afgevaardigden hadden ge daan, dat de ambtenaren een onjuiste, te rooskleurige schildering van den voedings toestand zouden hebben gegeven. Waar nood is, worden groote bedragen ter voorziening hierin, ter beschikking ge steld: kortom men doet wat gedaan kan en moet worden. Dit neemt niet weg, dat men de gevol gen van den algemeenen voedingstoestand, als resultaat van de malaise, met overheids hulp niet weg kan nemen. Wie dat vraagt, verlangt het strikt onmogelijke. Na eenige beschouwingen over de toegeno men criminaliteit kwam de Minister tot de kwestie van de arbeidsinspectie, die nu ook op Java inspectie-bevoegdheid krijgt: met 't oog daarop zal dan 't corps vermoedelijk uit- breiding ondergaan. Reden tot juichen moge er nog niet zijn. maar wel om voorzichtig te zijn met het streven om de algemeene economische situa tie in Indië slechter af te schilderen dan zij is. zoo concludeerde de Minister. Hierna kwam de Minister aan de rede en de imperiale zelfvoorzienings-stelling van den heer v. Poll. welken afgevaardigde hij eerst een pluim op den hoed stak. wegens diens wijze van debatteeren. Nederland moet uitvoeren, maar die uit voer ondervindt hoe langer hoe meer belem mering op de vroegere markt. Zoek dus nieuw afzetgebied en dan wel in Indië, ter wijl ge zelf alles wat ge aan koloniale pro ducten noodig hebt uit Indië moet betrek ken. Aldus schetste Dr. Colijn ongeveer het door den heer v. Poll aanbevolen systeem. Hiertegen ware eventueel geen principieel bezwaarals 't maar practisch uitvoer- Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllll Een Raadskamer van Stroebei (in Teyler's verzameling) Wij willen deze week den leermeester van Jacob Maris eeren door zijn Raadskamer in onze reeks plaatjes op te nemen. Toen wij o-ver Waldorp schreven werd Stroebel's naam reeds genoemd onder de leerlingen van de beide Van Hove's. Evenals Huib van Hove maakte Stroebei zijn specialiteit van zooge naamde doorzichtjes en beiden zullen zij wel terdege hun voorgangers in dat genre, als Pie ter dc Hooch en soms Vermeer, bestudeerd hebben. Het varieerende in den lichtval in een vertrek, waar een openstaande deur of een vrije doorgang, naar een andere ruimte voert waar het licht van tegengestelde zijde bin nenkomt, geeft een levendigheid in de kleur waarden, welke die schilders steeds interes seerden en ze tot studieuse ontleding aan spoorden. Zoo klaar en transparant dat bij De Hooch wordt opgelost, wordt het bij Stroebei niet. Deze heeft vaak door een zwaarder, vetter wijze van schilderen heel even iets strooperigs maar verantwoord is het altijd tot in de geringste details.Kundig is het zeer zeker en -het is niet te verwonderen dat de jonge Jaap veel van hem heeft opgestoken. Die doorzichtjes onzer zeventiende eeuwers behielden meestal een zeer huiselijk karakter. Ze waren trouwens voor het grijpen in de Hollandsche hoven en huizen van dien tijd. En gecompliceerd genoeg zoodat men soms uit een keuken, waar de meid met de groente bezig is. óver een binnenplaats, dóór een an der vertrek heen. weer door de open straat deur het buitenlicht van de gracht gewaar wordt. Wie scherp toeziet of dat verschil in üchtkracht wel overal op logische wijze ver antwoord is, komt vaak tot zonderlinge ont dekkingen. De niet getrainde kijker merkt vaak niet dat hem een volslagen onmogelijkheid wordt voorgezet en de schilder er maar wat van gemaakt heeft. Terwijl ook door de minder goed verzorgde kleurreproducties van onzen tijd vaak juist de fijnste nuances in den toon wreed verscheurd worden. Schilders als Stroebei zijn ook in dat op zicht volkomen accuraat en betrouwbaar. Maar zij zijn geen zeve-ntiende-eeuwers meer en worden dus historici, die gaan reconstruèeren. Wat voor De Hooch c.s. voor het grijpen lag. moet anno 1850 en scène ge zet worden. Men zoekt de nog overgebleven oude gebouwen, gangen, portieken en raads zalen op en bevolkt ze met modellen in antiek gewaad Het is de tijd van den Hollandschen historischen roman van een Bosboom Tous- saint, een Van Lennep en men vindt een daarmee overeenkomstige uiting in het pic turale bij schilders als Stroebei, Van Trigt, enz. Zookan ook het tafereel dat ons Teyler- schilderij vertoont een directe illustratie zijn eener episode uit een roman van dien tij d. De bezigheid en de aandacht der drie mannen die daar rondom de tafel in de raadskamer ge zeten zijn. vragen zeker evenveel belangstel ling van den beschouwer, als de zuiver opge loste belichtingsproblemen in en buiten het vertrek. Voor den leek is dat illustratieve, dat wat een verhaal suggereert, eer van belang dan de picturale verdienste van het andere. Dat verklaart waarom de leek eerder zulk 'n schilderij van Stroebei waardeert dan een magistrale aquarel van Bosboom waarin niets dan ruimte en licht gegeven worden en de fi guratie, het verhaal, ontbreekt. Toch is er in de negentiende eeuw niemand dan juist Bos boom die van zulke a^* zalen met hun steeds wisse1 end licht zulke prachtlg-zuivere eenvoudig-sterke dingen gemaakt heeft, dingen die licht zijn als een veer, waarnaast baar zou blijken te zijn. Vullen nu de twee ge'oiedsdeelen elkaar voldoende aan om elkaar te voorzien? Kan Indië opnemen wat Nederland moet uitvoeren en omgekeerd? Volstrekt ontkennend moet ai onmiddellijk die laatste vraag worden beantwoord- Ne derland kan van de Indische koloniale stapel producten nooit meer dan hoogstens 20 pet. verorberen, zoodat Indië dan nog altijd 80 pet. zijner productie elders moet loozen. En hoe ware dat mogelijk, indien Indië op zijn beurt zou weigeren iets van andere landen af te nemen? Nu meent de heer v. Poll. dat Indië door ontwikkeling van eigen industrie zelf meer van de eigen producten zou kunnen gaan gebruiken. Doch. aldus Dr. Colijn, t.a.v. een aantal hiervan zal altiid een groot overschot blijven, dat men per sé zou moeten uitvoeren. Maar als de industrialisatie in Indië slaagt, hoe kan dan meteen de afzet van Neder landsche producten in Indië toenemen? Nederland en Nederlandsch-Indië vullen elkaar dus niet voldoende aan om er een stelsel van imperiale zelfvoorziening op te kunnen baseeren. Aldus de slotsom van 's Mi nisters beschouwingen over deze kwestie, die nog geheel onbesproken liet. of de Indische bevolking in afzienbaren tijd voldoende koopkracht zou verkrijgen om de veel duur dere Westersche pi-oducten te kunnen afne men. De heer v. Poll had een aantal punten op gesomd, waaruit viel op te maken, dat de Regeering toch zelf hier en daar in zijn 11e- velingsrichting werkzaam was geweest. Doch de Minister vond dit te veel eer en meende, dat men in de -door dien spreker bedoelde maatregelen in werkelijkheid niets kon zien van een systeem van imperiale zelfvoorzie ning. Zij waren louter getroffen ten be hoeve van verbetering van de welvaart der Indische bevolking De heer v. Poll had gaarne een commissie ter bestudeering van de imperiale zelfvoor ziening gewenscht. De Minister wordt lang zamerhand beu van commissies. Maar boven dien. met betrekking tot de vraagstukken i.z. economische samenwerking tusschen Neder land en Indië vindt al interdepartementaal overleg plaats. Tenslotte is Dr. Colijn echter wel bereid hieraan uitbreiding te geven en er 'n commissie van te maken, waarin 't be drijfsleven zal worden eerepresenteerd. Maar dan moeten ook Kamerleden bereid zijn in zulk 'n commissie zitting te nemen. In tus schen gaf de Minister te kennen zelf niet te gelooven. dat door een dergelijke commisso riale studie de vruchten van nauwere econo mische samenwerking sneller te bereiken zullen zijn. Morgen voortzetting der Colinis- tische rede. E. v. R. Dreves Uitterdijk 70 jaar. Grondlegger der Espcrantistische beweging in ons land. Dinsdag herdacht de heer Dreves Uitterdijk grondlegger van de Esperantistische beweging in Nederland, zijn 70sten verjaardag. De heer Uitterdijk, die ook thans nog een bekende figuur in de esperanto-wereld is, vierde dit feest in zijn villa ..Esperanto Domo" aan de Hyacintenlaan te Hilversum. Velen kwamen in den loop van den dag den jarige geluk- wenschen, terwijl tallooze brieven en tele grammen uit alle werelddeelen den heer Uit terdijk bereikten. Ook waren vele bloemstuk ken gezonden. In liet jaar 1901 gaf de heer Uitterdijk als pionier het eerste Nederlandsche leerboek in esperanto uit. Een jaar later stichtte hij het eerste Nederlandsche esperanto-tijdschrift „La Holanda Pioniro". In 1905 werd hij ge kozen als vertegenwoordiger van het Neder landsche taalgebied in het Internationaal Taaicomité, waarvan de jubilaris thans nog lid is. In verband met zijn leeftijd beperkt de heer Uitterdijk zich de laatste jaren in zijn arbeid slechts tot eenig litterair esperantis- tisch werk een schilderij van Stroebei de zwaarte van een volbracht stuk arbeid verkrijgt. Daarin zie men nu weer geen kleineering van Stroe- 'oel: beider bedoeling was anders en naast de genialiteit van een Bosboom-teekening moet men de harmonieuse oplossing eener dubbele opgaaf: historieschilderij èn inte rieurbeeld, bij een Stroebei kunnen waardee- ren. Voor zoover dat op onze kleine reproductie te volgen is, kan men zich van de gecompli ceerde belichting der voorstelling rekenschap geven. De scherpe tegenstelling tusschen de donkere en de lichte vloertegels op den voor grond is op het origineel minder hard. Het van boven invallend licht omvat één der drie koppen geheel, de kop van den rechts zitten- den man staat in half-toon, de kop van den staanden man, is, onder den breedgeranden hoed. geheel in toon geschilderd. Rechts ver mengt zich het licht met het veel sterkere dat in hef neven-vertrek heerscht. Het is een aar dige opgaaf voor den kijker, eens uit te ma ken op welk uur van den dag de schilder zich zijn voorstelling gedacht heeft, maar dan zal hij toch liever voor het origineel moeten gaan staan, omdat de reproductie onwillekeurig bepaalde verhoudingen wijzigt. Dat iemand, als Stroebei veel aan den jon gen van vijftien, zestien jaar die Jacob Het Rokin, het versche kadetje en de kunst. Deinst niet af. gij lezer die nu wel eens niet over zorgen lezen wilt, want de Amsterdam- sche waarover ik u schrijven wil, zijn kinder spel vergeleken bij die, waarvan ge nu reeds ruim uw bekomst hebt. Ze zijn bijna een op luchting, vergeleken bij de echte, groote,men- schelijke zorgelijkheden waaronder mensch en wereld gebukt gaan. Want is de demping van het Rokin eigenlijk wel de moeite waard in vergelijking met. de ongedempte putten waarin onze goede guldens verdwijnen, op den voet gevolgd door onze lieve illusies? Onze gemeenteraad heeft tot die demping besloten en nu hangen er vlaggen haifstoks langs die gezellige oude straat, die een gracht is, maar toch niet een echte Amsterdamsche gracht, want die heeft boomen. Maar er han gen ook vroolijke vlaggen en dit spel-van-de- driekleur is een zuivere weerspiegeling: er zijn menschen die het heerlijk vinden dat 't Rokin nu heelemaal gedempt wordt, nadat dit al met het eerste gedeelte geschied was en er zijn menschen die het naar vinden. De eersten zijn de practici: die spreken van „stink-gracht", die zeggen: dat wordt een pracht van een parkeerterrein. De anderen, dit zijn de romantici; die zeg gen: wéér een stuk stedenschoon weg. En wanneer ik zoo onbescheiden mag zijn mijn bescheiden meening op gedempten toon te berde te brengen, dan zeg ik: de waarheid ligt in het midden van het Rokin. Want die onaangename reuk, nu jaook onze prachtige Singel, onze Heeren-, Prinsen en Keizersgrachten apelleeren aan onze reuk organen, maar zou er één vandaal te vinden zijn. die op die onbescheidenheid een voorstel tot demping zou durven baseeren? En die parkeerterreinen Wethouder de Miranda, een tegenstander van demping, heeft gezegd, dat die daar niet op hun plaats zouden zijn, omdat ze het ver keer van links en rechts danig zouden be lemmeren. En zijn de schoonheidsaanbidders eigenlijk, misschien zonder dat zij zich er zelf van be wust zijn, niet veeleer conservatieve lieden, die denken: ,.ik heb 't Rokin altijd gekend met water in 't midden enjnijn vader en groot vader óók. dus moet Hét zoo blijven, dus mag het niet gedempt worden, dus is het mooi"? Ik ben altijd weer verrukt van het Amster damsche stedenschoon en, eerlijk gezegd, zou ik het gansche verkeer liever óm de stad lei den dan daaraan te tornen, maar aan dat Rokïnwater heb ik nooit veel moois kunnen bewonderen. Het Rokin i s al bedorven, door de huizen erlangs, waarvan het massale bouw werk dat Nederlandsche Bank heet, een der meest stijllooze en leelijkste is. Wanneer alle zorgen zóó zorgeloos waren als die over het Rokin, wél ik zou een vroolijk deuntje fluiten. Ik heb het vermoeden dat heel wat half- stokkers, wanneer de demping eenmaal ge schied zal zijn. in hun hart op hun meening zullen terugkomen en die, dan geboren, breede straat misschien eigenlijk wel mooier zullen vinden dan hun oude Rokin, dat zij óók vergeten zullen, zooals men véél vergeet dat men onvergetelijk waande. Dat is één van onze weinig zorgelijke zor gen. Een andere is het versche kadetje. Ge zult zeggen: „dit is geen specifiek Amsterdamsche zorg"; maar dan moet ik u toch antwoorden dat hier, in de hoofdstad des rijks, de strijd om dit broodje het felst, het vurigst en het heldhaftigst gestreden wordt. Hier is het brandpunt en hier wonen de ridders zonder vrees of blaam, die pro- of anti-versch- kadetje hun blazoen en hun ruchtige wel sprekendheid voor dat weeke genotsartikel in de arena werpen. Er zitten, als ik dat zoo zeggen mag, vele 'F i- v Maris was, leeren kon, spreekt vanzelf. En Jaap was goedleersch genoeg. Men vind op de Maristentoonstelling eenig zeer vroeg werk van hem waaruit Stroebei gemakkelijk te herkennen valt. Doch Stroebei richtte hem niet ar in zijn eigen werkmethoden; hij liet hem veel naar de natuur teekenen. huizen, gevels, straten, pleinen en dat alles is den la teren fantastischen stedebouwer zeker te stade gekomen. Wij herinneren hier aan het bekende verhaal hoe hij Jaap dagen lang op het bordes van het Haagsche Stadhuis liet zitten teekenen, den toren de Groenmarkt.de omgeving enz. Broertje Thijs, toen pas der tien en al als jongmaatje op het atelier van Louis Meyer, den zeegezichtschilder bezig, teekende braaf mee. Toen kwam. vertelt juf frouw Marius. de oude heer Weimar, een kunsthandelaar uit die dagen, voorbij en ging eens kijken wat de knaapjes daar uitspookten. Hij stond paf over de vaardigheid der beide jongens, en inviteerde Jaap bij hem aan de zaak te komen om kleine aquarellen voor hem te maken naar de schilderijen uit zijn col lectie. Dat was de eerste betaalde opdracht aan Jacob Maris die zich den ouden Weimar later gaarne herinnerde, en welke hij per slot aan het wijze inzicht van Stroebei te dan ken had. J II. DE BOIS. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1886. 26 Februari: In de drukkerij van Bradford te Phila delphia had eens een ongelukkige ver gissing plaats. Bij het zetten van een kalender kwam dc weervoorspelling voor 12 December op 12 Augustus terecht en het abuis werd niet opgemerkt. Men be speurde de vergissing eerst, toen een kwart millioen exemplaren verzonden waren. De ongelukkige zetter die voor twaalf Augustus sneeuw had voorspeld, werd weggejaagd en de meesterknecht kreeg een uitbrander. Iets zeer zonderlings gebeurde echter: het hagelde den twaalfden Augustus ge weldig en op de hagelbui volgde een weinig sneeuw. De zonderlinge voorspel_ ling werd algemeen bekend en iedereen moest Bradford's kalender hebben, die zeer beroemd werd. Het salaris van den meesterknecht werd verdubbeld en de arme zetter kreeg zijn betrekking terug. kanten aan dat warme broodje: sociale, van den bakkersnachtarbeid; hygiënische, van de gezondheid (de dokters zeggen: oudbak ken brood is gezonder); genotrijke (de lek kerbekken watertanden: versch brood is smakelijker) en nog een paar kanten meer. En het eenige wat ik zou willen zeggen, is: hebt u werkelijk geen andere zorgen? De wereld staat in brand, oude beginselen wan kelen op kreunende grondvesten, er is véél smart in de wereld, er wordt véél leed ge leden, hoe is het in 's hemels naam mogelijk dat ge er lust toe hebt u zóó druk te maken om zóó'n broodje! Ei- is één meneer geweest en die heeft in een der Amsterdamsche bladen een wijs woord naar mijn hart gesproken, of liever: geschreven. Hij sprak en zeide: mijne vrien den maakt u toch niet zoo druk om het versche kadetje, geeft gij. bakkers, u liever moeite voor het lekkere kadetje, want het buitenlandse he brood is véél smakelijker dan die weeë dingen die wij hier op onze tafel krügen. En ook bij deze Amsterdamsche zorg be vind ik mij op den koninklijken midden weg. vlak naast dien schalkschen doch ver- standigen meneer van het stukje in de krant. Wat prettig om in dezen tijd zóó flauw te kunnen zijn. dat je je druk maakt om het versche kadetje. Benijdenswaardige Amsterdammers, met benijdenswaardige zorgen! En tenslotte om bij het ..driemaal is scheepsrecht" te blijven is daar de véél dieper gaande, véél gefundeerder. véél res pectabeler zorg om het tooneel en zijn lot. Ik heb daar al eens meer over geschreven, maar het tooneel gaat ook mij ter harte en daarom mag ik er nog een enkel woordje over schrijven. Amsterdam was en is nóg, verhoudingsgewijze, het kunst-centrum van het land. Zijn musea en zijn orkest zijn we reldvermaard en zijn tooneel is dat ook.... geweest. Maar de naam Bouwmeester en de naam Royaards zijn nog slechts naam en the rest is silence. Het Amsterdamsche too neel heeft zooals het New-Yorksche. het Parijsche, het Londensche geen eigen sfeer en 'klank en beteekenis meer. Op tooneelge- bied. gelegenheid om naar den schouwburg te gaan. zijn de provincieplaatsen in geen enkel opzicht minder bedeeld dan de hoofd stad des rijks. En voor de tooneelleiders zijn die plaatsen zelfs no°- de bronnen, waaraan zij hun. heusch niet gulzige dorst lesschen. Het Amsterdamsche tooneelleven is zoo dood als een pier. De schouwburgen, de spelers en de muzen verkommeren hier. De menschen komen niet meer kijken. Gaan hun lust-tot- afleiding botvieren bü Ar> almaar aangroeien de hoeveelheid revues en Lachhoeken en Blokkendoozeu. Het volgend jaar zullen weer enkele gezelschappen gesneuveld ziin. Een man als Louis de Vries berijdt, grotesk en wanhopig tafercel. steeds maar dezelfde ma gere stokpaardjes: Jan Musch heeft het tooneel verlaten, is nu aan het declameeren en zal binnenkort met Louis Davids en Dora Gerson een cabaret je vormen, dat. naar ik hoor. van den zomer het Scheveningsche Kurhauscabaref gaat bespelen, Tientallen bekwame tooneelspelers loopen door onze straten te verkommeren. Tientallen schilders, beeldhouwers, musici óók. Maar nu ben ik aangeland bij de échte zorgen van Amsterdam en ik heb u beloofd, daarover niet te zullen schrijven. Maar het is ellendi°. .vanneer als harts tochtelijk Amsterdammer, verliefd op deze groote stad met haar groote schoonheid, haar prachtige cultuur, haar brandende echt.-grootsteedsche leven, gedwongen zijt te zeseen dat de schoonheid nog onverminderd bekoorlijk is, maar dat het cultureele leven.... Nu ja, het zal gewis wel weer eens anders en beter worden. En die zekerheid verlicht de zorgen. Al benijd ik die versche-kadetjes-heroën toch wel héél warm. F. A. KAMPERS. SURSEANCE N.V. CENTRALE CREDIET- BANK VOOR DE KOFFIEHUIS-, RESTAURANTHOUDERS EN SLLTTERS. AMSTERDAM, 25 «Februari. Door de Amsterdamsche rechtbank ls voorloopig sur séance van betaling verleend aan de N.V. Centrale Credietbank voor Koffiehuis- Restau ranthouders en Slijters, te Amsterdam. Tot bewindvoerder is benoemd mr. D. den Hollander. Tegelijk met de aanvraag tot surséance is door mr. B. Arnoldi en mr. H. la Croix namens de N.V. een accoord van 80 pet. aan geboden. De voor de nakoming van dit accoord be- noodigde gelden worden gewaarborgd door de N.V. Nederlandsche Middenstandsbank te Amsterdam. AMY MOLLISON HEEFT WEER RECORD VLUCHTPLANNEN. Reuter meldt uit Sydney. 25 Febr.: Bij zijn onverwachte aankomst te Monterey voor een korte vacantic, verklaarde de bekende vlieger James Mollison, dat hij vermoedde, dat zijn vrouw. Amy, binnenkort weer een solo-record vlucht zou gaan maken van Engeland naar Australië. Indien mevrouw Mollison hierin slaagt, zul len zij samen terugvliegen. Moliison ze'.f denkt deel te nemen aan de komende Parijs-Saigon- raec.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 5