Indie's toestand te somber ingezien?
Haarlem's Kunstbezit.
Onze AmsterdamscheT|
zorgen.
W N S D A G 26 FEBRUSRI 1936
HAAREESI'S DAGBESD
3
TWEEDE KAMER
Dr. Colijn ziet eenige schemering
van hoop".
Imperiale zelfvoorziening
mogelijk geacht.
niet
j. j. a v
i DUk
DEN HAAG Dinsdag.
Eerst een comité-generaal over uitbreiding
van personeel der Kamergriffie. Daarna een
reeks heele of driekwart hamerstukken, waar
onder de conclusie van de commissie der
Rijksuitgaven uit het Rekenkamerverslag over
1934. Dit gaf den heer Amelink (a.r.) aanlei
ding tot hulde aan de activiteit van genoemd
college en tot critiek over de z.i. te slappe
afkeuring der Kamercommissie t.o.v. gemis
aan zuinigheid van sommige crisisinstellin
gen. Mi'. Vervoorn (plattel.) tapte uit hetzelfde
vaatje, waarop de heer v. Dijk (a.r.) er op'
wees, dat de commissie geen voorstellen kan
doen, doch alleen 'n oordeel uitspreken.
Dezelfde spreker kwam
vervolgens aan 't woord
bij het Indische be-
grootingsdebat. Hij
stipte aan, dat Indië
als exportland bij uit
nemendheid wel zeer
moet lijden onder den
slechten internationa
len economischen toe
stand.
Deze afgevaardigde
nam de Regeering in
bescherming tegen de
critici, welke z.i. ten
onrechte over het een
zijdig aanpassingsbeleid hadden geklaagd. Wel
degelijk had de Regeering tevens getracht het.
volks-weerstandsvermogen te vergrooten.
Niettemin moest erkend, dat middelen tot
opheffing der bevolking en verbetering van
de volkswelvaart niet mogen ontbreken in ge
bieden. die er behoefte aan hebben: er zijn ge
bieden met groote armoede. Niet als gevolg
der Regeeringspoiitïek, want wie dat zeggen
verwarren oorzaak en gevolg. Bovendien moest
men nu ook weer niet al te pessimistisch zijn.
Als het absoluut noodzakelijk is. Indië direc
te financieele hulp te bieden, dan zou over
neming door het moederland der maritieme
defensiekosten het eerst in aanmerking ko
men. Spr. brengt hulde aan 't beleid van dgn
G.G. en vindt de kritiek op diens houding
tegenover de N.S.B. overdreven, al is waak
zaamheid tegenover die beweging ook in Indië
geboden, ofschoon ze daar '11 minder gevaarlijk
karakter heeft dan hier. Mr. Vervoorn (plat
tel.) verzette zich hierna tegen verhooging van
de in te voeren hoeveelheid Java-suiker, wat
immers ten koste van de moederlandsche bie
tenverbouwers zou gaan, terwijl tot besluit
van de sprekers-rij de heer Wijnkoop (com-
mun.) speciaal over dë in Indië gevoerde rijst-
politiek den staf brak.
De financieele toestand is, zoo begon Dr.
Colijn z'n rede, inderdaad nog geenszins be
vredigend. Ondanks aller inspanning is nog
geen. werkelijk sluitend budget verkregen. Hoe
komt dat? Vermoedelijk in hoofdzaak doordat
men aldus de Minister in de achter ons
liggende jaren de draagkracht van 't land al
te zeer heeft overschat, door te veronacht
zamen, d>at de groei in eenige jaren een vol
komen 1' jinatuurlijk karakter had gehad. Op
de abnormale welvaart van 'n korten tijd, had
men z'n budget gebaseerd en daarmee op zand
gebouwd.
Door de geweldige daling der uitvoerwaar
den, zakte meteen in zeer sterke mate het be
drag van 's lands inkomsten. Bij gelijke hoog
te der uitvoerwaarden in 1911/12 en in 1934/35,
bedroeg het budget van 's lands uitgaven des
tijds 170 millioen en nu 350 millioen. de jaar
lij ksche dienst van de schuld 4.2 millioen te
gen thans 78 millioen. In 't licht van deze
en nog andere cijfers zal men moeten erken
nen, dat een Regeering, die nu eenmaal geen
wonderen kan verrichten, waarlijk niet voor
een gemakkelijke taak staat-, 'wil zij probee-
ren eindelijk de tering naar de nering te doen
zetten. Aldus, kort saamgevat 's Ministers
schets van de situatie. Wil men schuldtoene
ming voor de toekomst tegengaan, dan is z.i.
voorziening in een te kort van 20 millioen op
den gewonen dienst noodig.
Kan dat nu wel? Dat weet ik niet, en afge
wacht moet worden met welke voorstellen
voor de begrooting 1937 Indië voor den dag zal
komen. Men zal moeten doen wat mogelijk is,
wat in zich sluit, dat voorstellen, die Indië's
belang niet dienen, niet aanvaardbaar zullen
wezen. Met klachten dat er te veel bezuinigd
of te zwaar belast is, komt men er niet, tenzij
men niet opziet tegen belangrijke toeneming
van de Indische schuld, met alle daaruit voor
de Indische begrooting voort-spruitende lasten.
De Minister erkent, dat er in de huidige
begrooting nog verschillende zwakke plekken
zitten en "dat 't wenschelijk is sommige be
lastingen te verlagen. Hiermee is men trou
wens, naar hij met enkele voorbeelden aan
geeft (o.m. aanzienlijke ontheffing bij de land
rente), al begonnen. Doch de stelling, dat er
thans nog 120 millioen gevonden moet wor
den, eer een budget op gezonde basis te be
reiken zal zijn, overtreft in somberheid de
allersomberste opvattingen van den Minister.
Hij is overtuigd, dat 'n financieele basis, waar
op geen schuldtoeneming .zou plaats vinden,
een voldoende grondslag is voor financieel
herstel. Met schuldverwerping valt niets te
bereiken, want dat is dan in wezen verwerping
van Nederlandsche schuld; hetzelfde geldt
voor renteverlaging. Met één slag zou aldus
het Nederlandsche crediet worden vernietigd.
Als men klaagt dat het moederland te wei
nig voor Indië heeft gedaan, moge bedacht
worden dat van de 1494 mill. Indische schuld
Nederland er 1350 mill, garandeert, wat '11 be
sparing van 30 millioen voor 't Indische bud
get opleverde. Voorts betaalt Nederland tegen
woordig 12 millioen voor de Indische defensie,
wat straks nog wel zal stijgen. Aan de moge
lijkheid om alle Indische defensiekosten uit
de Nederlandsche schatkist te bestrijden, twij
felt Dr. Colijn ten zeerste; dit zou 66 millioen
per jaar meer op de Nederlandsche begroo
ting beteekenen.
Voor een speciale petroleumbelasting voelt
de Minister niet, gezien de daaraan verbonden
ernstige bezwaren.
Als er behoefte is aan meer geld zou men
het moeten zoeken in 'n algemeene verhoo
ging van de winstbelasting doch dan geldend
voor alle bedrijven.
Alles te zamen genomen, is er geen andere
weg da.n de Regeering volgt. Het is 'n weg met
verschillende etappen. Eerste: geen toeneming
van de schuld. Tweede: wegwerken van de
zwakke plekken uit de begrooting. Vervolgens
verlichting van al te drukkende lasten, daar
op schuldaflossing en tenslotte de hoog noo-
dige versnelde schuldaflossing. Die politiek
handhaaft de Regeering, ondanks alle kritiek.
Zou Nederland eenmaal meer kunnen doen
dan 't nu doet, dan natuurlijk zou overne
ming van een deel der schuld eventueel op
haar plaats kunnen zijn.
En nu de economische politiek. De
hierover in 't debat aangenomen toon heeft
Dr. Colijn werkelijk eenigermate varrast. Nu
hij ditmaal eenige schemering van hoop ziet,
hij, wien men anders altijd te groot pessimis
me pleegt te verwijten, liet de Kamer klanken
in mineur hooren. Toegegeven zij, dat in som
mige streken van Indië, met name op Java,
de situatie voor de bevolking verre van roos
kleurig is, als gevolg der bestaande economi
sche structuur.
Er is echter nu weer meer suikeraanplant
en voorts eenige stijging van den suikerprijs.
Zoo komt 't moment, waarop de bedroevend
lage loonen omhoog kunnen gaan.
Voedselschaarschte in bepaalde gebieden
kan de Regeering voorkomen en dit doet ze
dan ook. Vol verontwaardiging roept de Mi
nister uit, dat het schande is te 'beweren,
w .t sommige afgevaardigden hadden ge
daan, dat de ambtenaren een onjuiste, te
rooskleurige schildering van den voedings
toestand zouden hebben gegeven. Waar
nood is, worden groote bedragen
ter voorziening hierin, ter beschikking ge
steld: kortom men doet wat gedaan kan
en moet worden.
Dit neemt niet weg, dat men de gevol
gen van den algemeenen voedingstoestand,
als resultaat van de malaise, met overheids
hulp niet weg kan nemen. Wie dat vraagt,
verlangt het strikt onmogelijke.
Na eenige beschouwingen over de toegeno
men criminaliteit kwam de Minister tot de
kwestie van de arbeidsinspectie, die nu ook
op Java inspectie-bevoegdheid krijgt: met 't
oog daarop zal dan 't corps vermoedelijk uit-
breiding ondergaan.
Reden tot juichen moge er nog niet zijn.
maar wel om voorzichtig te zijn met het
streven om de algemeene economische situa
tie in Indië slechter af te schilderen dan zij
is. zoo concludeerde de Minister.
Hierna kwam de Minister aan de rede en
de imperiale zelfvoorzienings-stelling van
den heer v. Poll. welken afgevaardigde hij
eerst een pluim op den hoed stak. wegens
diens wijze van debatteeren.
Nederland moet uitvoeren, maar die uit
voer ondervindt hoe langer hoe meer belem
mering op de vroegere markt. Zoek dus
nieuw afzetgebied en dan wel in Indië, ter
wijl ge zelf alles wat ge aan koloniale pro
ducten noodig hebt uit Indië moet betrek
ken. Aldus schetste Dr. Colijn ongeveer het
door den heer v. Poll aanbevolen systeem.
Hiertegen ware eventueel geen principieel
bezwaarals 't maar practisch uitvoer-
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllll
Een Raadskamer van Stroebei
(in Teyler's verzameling)
Wij willen deze week den leermeester van
Jacob Maris eeren door zijn Raadskamer in
onze reeks plaatjes op te nemen. Toen wij
o-ver Waldorp schreven werd Stroebel's naam
reeds genoemd onder de leerlingen van de
beide Van Hove's. Evenals Huib van Hove
maakte Stroebei zijn specialiteit van zooge
naamde doorzichtjes en beiden zullen zij wel
terdege hun voorgangers in dat genre, als
Pie ter dc Hooch en soms Vermeer, bestudeerd
hebben. Het varieerende in den lichtval in een
vertrek, waar een openstaande deur of een
vrije doorgang, naar een andere ruimte voert
waar het licht van tegengestelde zijde bin
nenkomt, geeft een levendigheid in de kleur
waarden, welke die schilders steeds interes
seerden en ze tot studieuse ontleding aan
spoorden. Zoo klaar en transparant dat bij
De Hooch wordt opgelost, wordt het bij
Stroebei niet. Deze heeft vaak door een
zwaarder, vetter wijze van schilderen heel even
iets strooperigs maar verantwoord is het altijd
tot in de geringste details.Kundig is het zeer
zeker en -het is niet te verwonderen dat de
jonge Jaap veel van hem heeft opgestoken.
Die doorzichtjes onzer zeventiende eeuwers
behielden meestal een zeer huiselijk karakter.
Ze waren trouwens voor het grijpen in de
Hollandsche hoven en huizen van dien tijd.
En gecompliceerd genoeg zoodat men soms
uit een keuken, waar de meid met de groente
bezig is. óver een binnenplaats, dóór een an
der vertrek heen. weer door de open straat
deur het buitenlicht van de gracht gewaar
wordt. Wie scherp toeziet of dat verschil in
üchtkracht wel overal op logische wijze ver
antwoord is, komt vaak tot zonderlinge ont
dekkingen.
De niet getrainde kijker merkt vaak niet
dat hem een volslagen onmogelijkheid wordt
voorgezet en de schilder er maar wat van
gemaakt heeft. Terwijl ook door de minder
goed verzorgde kleurreproducties van onzen
tijd vaak juist de fijnste nuances in den toon
wreed verscheurd worden.
Schilders als Stroebei zijn ook in dat op
zicht volkomen accuraat en betrouwbaar.
Maar zij zijn geen zeve-ntiende-eeuwers
meer en worden dus historici, die gaan
reconstruèeren. Wat voor De Hooch c.s. voor
het grijpen lag. moet anno 1850 en scène ge
zet worden. Men zoekt de nog overgebleven
oude gebouwen, gangen, portieken en raads
zalen op en bevolkt ze met modellen in antiek
gewaad Het is de tijd van den Hollandschen
historischen roman van een Bosboom Tous-
saint, een Van Lennep en men vindt een
daarmee overeenkomstige uiting in het pic
turale bij schilders als Stroebei, Van Trigt,
enz.
Zookan ook het tafereel dat ons Teyler-
schilderij vertoont een directe illustratie zijn
eener episode uit een roman van dien tij d. De
bezigheid en de aandacht der drie mannen die
daar rondom de tafel in de raadskamer ge
zeten zijn. vragen zeker evenveel belangstel
ling van den beschouwer, als de zuiver opge
loste belichtingsproblemen in en buiten het
vertrek. Voor den leek is dat illustratieve, dat
wat een verhaal suggereert, eer van belang
dan de picturale verdienste van het andere.
Dat verklaart waarom de leek eerder zulk 'n
schilderij van Stroebei waardeert dan een
magistrale aquarel van Bosboom waarin niets
dan ruimte en licht gegeven worden en de fi
guratie, het verhaal, ontbreekt. Toch is er in
de negentiende eeuw niemand dan juist Bos
boom die van zulke a^* zalen met hun
steeds wisse1 end licht zulke prachtlg-zuivere
eenvoudig-sterke dingen gemaakt heeft,
dingen die licht zijn als een veer, waarnaast
baar zou blijken te zijn. Vullen nu de twee
ge'oiedsdeelen elkaar voldoende aan om
elkaar te voorzien? Kan Indië opnemen wat
Nederland moet uitvoeren en omgekeerd?
Volstrekt ontkennend moet ai onmiddellijk
die laatste vraag worden beantwoord- Ne
derland kan van de Indische koloniale stapel
producten nooit meer dan hoogstens 20 pet.
verorberen, zoodat Indië dan nog altijd 80
pet. zijner productie elders moet loozen. En
hoe ware dat mogelijk, indien Indië op zijn
beurt zou weigeren iets van andere landen
af te nemen?
Nu meent de heer v. Poll. dat Indië door
ontwikkeling van eigen industrie zelf meer
van de eigen producten zou kunnen gaan
gebruiken. Doch. aldus Dr. Colijn, t.a.v. een
aantal hiervan zal altiid een groot overschot
blijven, dat men per sé zou moeten uitvoeren.
Maar als de industrialisatie in Indië slaagt,
hoe kan dan meteen de afzet van Neder
landsche producten in Indië toenemen?
Nederland en Nederlandsch-Indië vullen
elkaar dus niet voldoende aan om er een
stelsel van imperiale zelfvoorziening op te
kunnen baseeren. Aldus de slotsom van 's Mi
nisters beschouwingen over deze kwestie, die
nog geheel onbesproken liet. of de Indische
bevolking in afzienbaren tijd voldoende
koopkracht zou verkrijgen om de veel duur
dere Westersche pi-oducten te kunnen afne
men.
De heer v. Poll had een aantal punten op
gesomd, waaruit viel op te maken, dat de
Regeering toch zelf hier en daar in zijn 11e-
velingsrichting werkzaam was geweest. Doch
de Minister vond dit te veel eer en meende,
dat men in de -door dien spreker bedoelde
maatregelen in werkelijkheid niets kon zien
van een systeem van imperiale zelfvoorzie
ning. Zij waren louter getroffen ten be
hoeve van verbetering van de welvaart der
Indische bevolking
De heer v. Poll had gaarne een commissie
ter bestudeering van de imperiale zelfvoor
ziening gewenscht. De Minister wordt lang
zamerhand beu van commissies. Maar boven
dien. met betrekking tot de vraagstukken i.z.
economische samenwerking tusschen Neder
land en Indië vindt al interdepartementaal
overleg plaats. Tenslotte is Dr. Colijn echter
wel bereid hieraan uitbreiding te geven en
er 'n commissie van te maken, waarin 't be
drijfsleven zal worden eerepresenteerd. Maar
dan moeten ook Kamerleden bereid zijn in
zulk 'n commissie zitting te nemen. In tus
schen gaf de Minister te kennen zelf niet te
gelooven. dat door een dergelijke commisso
riale studie de vruchten van nauwere econo
mische samenwerking sneller te bereiken
zullen zijn. Morgen voortzetting der Colinis-
tische rede.
E. v. R.
Dreves Uitterdijk 70 jaar.
Grondlegger der Espcrantistische beweging
in ons land.
Dinsdag herdacht de heer Dreves Uitterdijk
grondlegger van de Esperantistische beweging
in Nederland, zijn 70sten verjaardag. De heer
Uitterdijk, die ook thans nog een bekende
figuur in de esperanto-wereld is, vierde dit
feest in zijn villa ..Esperanto Domo" aan de
Hyacintenlaan te Hilversum. Velen kwamen
in den loop van den dag den jarige geluk-
wenschen, terwijl tallooze brieven en tele
grammen uit alle werelddeelen den heer Uit
terdijk bereikten. Ook waren vele bloemstuk
ken gezonden.
In liet jaar 1901 gaf de heer Uitterdijk als
pionier het eerste Nederlandsche leerboek in
esperanto uit. Een jaar later stichtte hij het
eerste Nederlandsche esperanto-tijdschrift
„La Holanda Pioniro". In 1905 werd hij ge
kozen als vertegenwoordiger van het Neder
landsche taalgebied in het Internationaal
Taaicomité, waarvan de jubilaris thans nog
lid is.
In verband met zijn leeftijd beperkt de
heer Uitterdijk zich de laatste jaren in zijn
arbeid slechts tot eenig litterair esperantis-
tisch werk
een schilderij van Stroebei de zwaarte van
een volbracht stuk arbeid verkrijgt. Daarin
zie men nu weer geen kleineering van Stroe-
'oel: beider bedoeling was anders en naast
de genialiteit van een Bosboom-teekening
moet men de harmonieuse oplossing eener
dubbele opgaaf: historieschilderij èn inte
rieurbeeld, bij een Stroebei kunnen waardee-
ren.
Voor zoover dat op onze kleine reproductie te
volgen is, kan men zich van de gecompli
ceerde belichting der voorstelling rekenschap
geven. De scherpe tegenstelling tusschen de
donkere en de lichte vloertegels op den voor
grond is op het origineel minder hard. Het
van boven invallend licht omvat één der drie
koppen geheel, de kop van den rechts zitten-
den man staat in half-toon, de kop van den
staanden man, is, onder den breedgeranden
hoed. geheel in toon geschilderd. Rechts ver
mengt zich het licht met het veel sterkere dat
in hef neven-vertrek heerscht. Het is een aar
dige opgaaf voor den kijker, eens uit te ma
ken op welk uur van den dag de schilder zich
zijn voorstelling gedacht heeft, maar dan zal
hij toch liever voor het origineel moeten gaan
staan, omdat de reproductie onwillekeurig
bepaalde verhoudingen wijzigt.
Dat iemand, als Stroebei veel aan den jon
gen van vijftien, zestien jaar die Jacob
Het Rokin, het versche
kadetje en de kunst.
Deinst niet af. gij lezer die nu wel eens niet
over zorgen lezen wilt, want de Amsterdam-
sche waarover ik u schrijven wil, zijn kinder
spel vergeleken bij die, waarvan ge nu reeds
ruim uw bekomst hebt. Ze zijn bijna een op
luchting, vergeleken bij de echte, groote,men-
schelijke zorgelijkheden waaronder mensch en
wereld gebukt gaan.
Want is de demping van het Rokin eigenlijk
wel de moeite waard in vergelijking met. de
ongedempte putten waarin onze goede guldens
verdwijnen, op den voet gevolgd door onze
lieve illusies?
Onze gemeenteraad heeft tot die demping
besloten en nu hangen er vlaggen haifstoks
langs die gezellige oude straat, die een gracht
is, maar toch niet een echte Amsterdamsche
gracht, want die heeft boomen. Maar er han
gen ook vroolijke vlaggen en dit spel-van-de-
driekleur is een zuivere weerspiegeling: er zijn
menschen die het heerlijk vinden dat 't Rokin
nu heelemaal gedempt wordt, nadat dit al met
het eerste gedeelte geschied was en er zijn
menschen die het naar vinden.
De eersten zijn de practici: die spreken van
„stink-gracht", die zeggen: dat wordt een
pracht van een parkeerterrein.
De anderen, dit zijn de romantici; die zeg
gen: wéér een stuk stedenschoon weg.
En wanneer ik zoo onbescheiden mag zijn
mijn bescheiden meening op gedempten toon
te berde te brengen, dan zeg ik: de waarheid
ligt in het midden van het Rokin.
Want die onaangename reuk, nu jaook
onze prachtige Singel, onze Heeren-, Prinsen
en Keizersgrachten apelleeren aan onze reuk
organen, maar zou er één vandaal te vinden
zijn. die op die onbescheidenheid een voorstel
tot demping zou durven baseeren?
En die parkeerterreinen
Wethouder de Miranda, een tegenstander
van demping, heeft gezegd, dat die daar niet
op hun plaats zouden zijn, omdat ze het ver
keer van links en rechts danig zouden be
lemmeren.
En zijn de schoonheidsaanbidders eigenlijk,
misschien zonder dat zij zich er zelf van be
wust zijn, niet veeleer conservatieve lieden, die
denken: ,.ik heb 't Rokin altijd gekend met
water in 't midden enjnijn vader en groot
vader óók. dus moet Hét zoo blijven, dus mag
het niet gedempt worden, dus is het mooi"?
Ik ben altijd weer verrukt van het Amster
damsche stedenschoon en, eerlijk gezegd, zou
ik het gansche verkeer liever óm de stad lei
den dan daaraan te tornen, maar aan dat
Rokïnwater heb ik nooit veel moois kunnen
bewonderen. Het Rokin i s al bedorven, door
de huizen erlangs, waarvan het massale bouw
werk dat Nederlandsche Bank heet, een der
meest stijllooze en leelijkste is.
Wanneer alle zorgen zóó zorgeloos waren als
die over het Rokin, wél ik zou een vroolijk
deuntje fluiten.
Ik heb het vermoeden dat heel wat half-
stokkers, wanneer de demping eenmaal ge
schied zal zijn. in hun hart op hun meening
zullen terugkomen en die, dan geboren,
breede straat misschien eigenlijk wel mooier
zullen vinden dan hun oude Rokin, dat zij óók
vergeten zullen, zooals men véél vergeet dat
men onvergetelijk waande.
Dat is één van onze weinig zorgelijke zor
gen.
Een andere is het versche kadetje. Ge zult
zeggen: „dit is geen specifiek Amsterdamsche
zorg"; maar dan moet ik u toch antwoorden
dat hier, in de hoofdstad des rijks, de strijd
om dit broodje het felst, het vurigst en het
heldhaftigst gestreden wordt. Hier is het
brandpunt en hier wonen de ridders zonder
vrees of blaam, die pro- of anti-versch-
kadetje hun blazoen en hun ruchtige wel
sprekendheid voor dat weeke genotsartikel
in de arena werpen.
Er zitten, als ik dat zoo zeggen mag, vele
'F i- v
Maris was, leeren kon, spreekt vanzelf. En
Jaap was goedleersch genoeg. Men vind
op de Maristentoonstelling eenig zeer vroeg
werk van hem waaruit Stroebei gemakkelijk
te herkennen valt. Doch Stroebei richtte hem
niet ar in zijn eigen werkmethoden; hij liet
hem veel naar de natuur teekenen. huizen,
gevels, straten, pleinen en dat alles is den
la teren fantastischen stedebouwer zeker te
stade gekomen. Wij herinneren hier aan het
bekende verhaal hoe hij Jaap dagen lang op
het bordes van het Haagsche Stadhuis liet
zitten teekenen, den toren de Groenmarkt.de
omgeving enz. Broertje Thijs, toen pas der
tien en al als jongmaatje op het atelier van
Louis Meyer, den zeegezichtschilder bezig,
teekende braaf mee. Toen kwam. vertelt juf
frouw Marius. de oude heer Weimar, een
kunsthandelaar uit die dagen, voorbij en ging
eens kijken wat de knaapjes daar uitspookten.
Hij stond paf over de vaardigheid der beide
jongens, en inviteerde Jaap bij hem aan de
zaak te komen om kleine aquarellen voor hem
te maken naar de schilderijen uit zijn col
lectie. Dat was de eerste betaalde opdracht
aan Jacob Maris die zich den ouden Weimar
later gaarne herinnerde, en welke hij per
slot aan het wijze inzicht van Stroebei te dan
ken had.
J II. DE BOIS.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1886.
26 Februari:
In de drukkerij van Bradford te Phila
delphia had eens een ongelukkige ver
gissing plaats. Bij het zetten van een
kalender kwam dc weervoorspelling voor
12 December op 12 Augustus terecht en
het abuis werd niet opgemerkt. Men be
speurde de vergissing eerst, toen een
kwart millioen exemplaren verzonden
waren.
De ongelukkige zetter die voor twaalf
Augustus sneeuw had voorspeld, werd
weggejaagd en de meesterknecht kreeg
een uitbrander.
Iets zeer zonderlings gebeurde echter:
het hagelde den twaalfden Augustus ge
weldig en op de hagelbui volgde een
weinig sneeuw. De zonderlinge voorspel_
ling werd algemeen bekend en iedereen
moest Bradford's kalender hebben, die
zeer beroemd werd. Het salaris van den
meesterknecht werd verdubbeld en de
arme zetter kreeg zijn betrekking terug.
kanten aan dat warme broodje: sociale, van
den bakkersnachtarbeid; hygiënische, van
de gezondheid (de dokters zeggen: oudbak
ken brood is gezonder); genotrijke (de lek
kerbekken watertanden: versch brood is
smakelijker) en nog een paar kanten meer.
En het eenige wat ik zou willen zeggen, is:
hebt u werkelijk geen andere zorgen? De
wereld staat in brand, oude beginselen wan
kelen op kreunende grondvesten, er is véél
smart in de wereld, er wordt véél leed ge
leden, hoe is het in 's hemels naam mogelijk
dat ge er lust toe hebt u zóó druk te maken
om zóó'n broodje!
Ei- is één meneer geweest en die heeft in
een der Amsterdamsche bladen een wijs
woord naar mijn hart gesproken, of liever:
geschreven. Hij sprak en zeide: mijne vrien
den maakt u toch niet zoo druk om het
versche kadetje, geeft gij. bakkers, u liever
moeite voor het lekkere kadetje, want het
buitenlandse he brood is véél smakelijker dan
die weeë dingen die wij hier op onze tafel
krügen.
En ook bij deze Amsterdamsche zorg be
vind ik mij op den koninklijken midden
weg. vlak naast dien schalkschen doch ver-
standigen meneer van het stukje in de
krant.
Wat prettig om in dezen tijd zóó flauw te
kunnen zijn. dat je je druk maakt om het
versche kadetje.
Benijdenswaardige Amsterdammers, met
benijdenswaardige zorgen!
En tenslotte om bij het ..driemaal is
scheepsrecht" te blijven is daar de véél
dieper gaande, véél gefundeerder. véél res
pectabeler zorg om het tooneel en zijn lot.
Ik heb daar al eens meer over geschreven,
maar het tooneel gaat ook mij ter harte en
daarom mag ik er nog een enkel woordje
over schrijven. Amsterdam was en is nóg,
verhoudingsgewijze, het kunst-centrum van
het land. Zijn musea en zijn orkest zijn we
reldvermaard en zijn tooneel is dat ook....
geweest. Maar de naam Bouwmeester en de
naam Royaards zijn nog slechts naam en
the rest is silence. Het Amsterdamsche too
neel heeft zooals het New-Yorksche. het
Parijsche, het Londensche geen eigen sfeer
en 'klank en beteekenis meer. Op tooneelge-
bied. gelegenheid om naar den schouwburg
te gaan. zijn de provincieplaatsen in geen
enkel opzicht minder bedeeld dan de hoofd
stad des rijks. En voor de tooneelleiders zijn
die plaatsen zelfs no°- de bronnen, waaraan
zij hun. heusch niet gulzige dorst lesschen.
Het Amsterdamsche tooneelleven is zoo dood
als een pier. De schouwburgen, de spelers en
de muzen verkommeren hier. De menschen
komen niet meer kijken. Gaan hun lust-tot-
afleiding botvieren bü Ar> almaar aangroeien
de hoeveelheid revues en Lachhoeken en
Blokkendoozeu. Het volgend jaar zullen weer
enkele gezelschappen gesneuveld ziin. Een
man als Louis de Vries berijdt, grotesk en
wanhopig tafercel. steeds maar dezelfde ma
gere stokpaardjes: Jan Musch heeft het
tooneel verlaten, is nu aan het declameeren
en zal binnenkort met Louis Davids en Dora
Gerson een cabaret je vormen, dat. naar ik
hoor. van den zomer het Scheveningsche
Kurhauscabaref gaat bespelen,
Tientallen bekwame tooneelspelers loopen
door onze straten te verkommeren.
Tientallen schilders, beeldhouwers, musici
óók.
Maar nu ben ik aangeland bij de échte
zorgen van Amsterdam en ik heb u beloofd,
daarover niet te zullen schrijven.
Maar het is ellendi°. .vanneer als harts
tochtelijk Amsterdammer, verliefd op deze
groote stad met haar groote schoonheid,
haar prachtige cultuur, haar brandende
echt.-grootsteedsche leven, gedwongen zijt te
zeseen dat de schoonheid nog onverminderd
bekoorlijk is, maar dat het cultureele leven....
Nu ja, het zal gewis wel weer eens anders
en beter worden.
En die zekerheid verlicht de zorgen. Al
benijd ik die versche-kadetjes-heroën toch
wel héél warm.
F. A. KAMPERS.
SURSEANCE N.V. CENTRALE CREDIET-
BANK VOOR DE KOFFIEHUIS-,
RESTAURANTHOUDERS EN SLLTTERS.
AMSTERDAM, 25 «Februari. Door de
Amsterdamsche rechtbank ls voorloopig sur
séance van betaling verleend aan de N.V.
Centrale Credietbank voor Koffiehuis- Restau
ranthouders en Slijters, te Amsterdam.
Tot bewindvoerder is benoemd mr. D. den
Hollander.
Tegelijk met de aanvraag tot surséance
is door mr. B. Arnoldi en mr. H. la Croix
namens de N.V. een accoord van 80 pet. aan
geboden.
De voor de nakoming van dit accoord be-
noodigde gelden worden gewaarborgd door
de N.V. Nederlandsche Middenstandsbank te
Amsterdam.
AMY MOLLISON HEEFT WEER RECORD
VLUCHTPLANNEN.
Reuter meldt uit Sydney. 25 Febr.: Bij zijn
onverwachte aankomst te Monterey voor een
korte vacantic, verklaarde de bekende vlieger
James Mollison, dat hij vermoedde, dat zijn
vrouw. Amy, binnenkort weer een solo-record
vlucht zou gaan maken van Engeland naar
Australië.
Indien mevrouw Mollison hierin slaagt, zul
len zij samen terugvliegen. Moliison ze'.f denkt
deel te nemen aan de komende Parijs-Saigon-
raec.