VOLKENBONDSVERHUIZINC
Nederlander maakt een film van
de Wiener Sangerknaben.
UtcULs die nieiuiïe HONIG'S KALFSSOEP
ZATERDAG 29 FEBRUARI 1936
H A A R E E H'S DAGBCAD
Loudon, Briand's plan voor een Europeesche
Unie, Colijn's conventies voor de opruiminu
der belemmeringen van den internationalen
handel. Zullen al deze plannen voor altijd hier
begraven liggen of zal het nieuwe Volken
bondspaleis de herleving ervan mogen aan
schouwen?
Aan arbeidsgelegenheid voor het welzijn
der menschheid zal 't in de nieuwe Volken
bondspaleizen niet ontbreken! De drie palei
zen (1. Volkenbondsvergadering, 2. Volken
bondssecretariaat met Volkenbondsraad, 3.
Vclkenbondsbibliotheek), die in elkanders on
middellijke nabijheid staan, hebben een
grondoppervlakte van 18.000 vierkante meters.
Zij bevatten tezamen niet minder dan 900 vel
schillende vertrekken; zij hebben 1700 deu
ren en bijna evenveel (1650) vensters. Er
zijn 19C0 radiateuren voor de centrale ver
warming, die, indien men ze naast elkander
plaatste, een lengte van 2y2 kilometer zouden
hebben! De gebouwen bevatten 950 telefoon
toestellen en zullen jaarlijks naar schatting
320.000 kilowatt electriciteit voor de verlich
ting verslinden! De groote vergaderzaal biedt
beneden plaats voor 800 gedelegeerden met
hun hulpkrachten, terwijl op de tribunes 1200
toehoorders kunnen plaats nemen. Verschil
lende andere vergaderzalen bieden elk ruim
te voor 600 personen.
Het zal dus aan plaatsruimte niet ontbre
ken. Wanneer grootsche plannen ook een
grootsche omgeving noodig hebben, om ver
wezenlijkt te kunnen worden, dan is aan deze
voorwaarde voldaan. Zullen wij echter in de
nieuwe Volkenbondspaleizen ook de geeste
lijke bouwmeesters aantreffen, mannen die
in staat zullen zijn de grootsche plannen
voor den opbouw der internationale rechts
organisatie te verwezenlijken, waarvan in het
cude Hotel National mannen als Balfour.
Bourgeois. Briand. Cecil, Loudon. Stresemann
en zoo vele anderen de grondslagen hebben
gelegd?
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
Dreigbrief met revolver
patroon!
De heer Speelman, te Maassluis, bij wien
eenigen tijd geleden een inbraak is gepleegd
waarvan de gebroeders W. uit Hillegersberg
als daders werden verdacht en terecht
stonden, heeft vandaag een dreigbrief ont
vangen. waarin gemeld werd, dat hij. wan
neer op 10 Maart a.s. een veroordeeling zou
worden uitgesproken, moet oppassen voor zijn
leven.
De brief, die niet onderteekend was, bevatte
ais sinister voorteeken een revolverpatroon.
Afscheid van het oude „Hotel National". Weemoedige
herinneringen aan stemmen, die in het nieuwe Volkenbonds
paleis niet meer gehoord zullen worden. Het reusachtige
gebouwencomplex voor de toekomst.
Genève, 26 Februari 1936. werp-ont\va.peningsconventie der commissie-
Het Volkenbondssecretariaat is de vorigi
week verhuisd. Zeshonderd ambtenaren heb
ben met al hun dossiers en verdere bureau-
benoodigdheden het oude „Hotel National",
waar het Volkenbondssecretariaat sinds 1920
gevestigd was en dat daardoor tijdelijk den
naam ..Palais des Nations" (..Volkenpaleis")
verkregen had, voor goed verlaten. In één
week is deze groote verhuizing voltooid. Alle
Volkenbondsambtenaren, die in den loop dei-
jaren over verschillende gebouwen verdeeld
waren, daar het hotel National tengevolge van
de uitbreiding der Volkenbondswerkzaam
heden veel te klein geworden was, zijn thans
weder bijeengebracht. Zij arbeiden thans
allen weder onder één groot dak, dat van het
nieuwe Volkenbondspaleis, dat weliswaar nog
lang niet geheel gereed is, doch waarvan
de inrichting thans toch zoover is opgescho
ten, dat de voor het Volkenbondssecretariaai
bestemde vleugel in gebruik kon worden ge-
romen. Met de groote vergaderzaal voor de
algemeene Volkenbondsvergadering, met de
zalen voor de bijeenkomsten van den Volken
bondsraad en van de technische en politieke
Volkenbondscommissies, met de Bibliotheek
staan de zaken nog heel anders. Het zal nog
wel anderhalf jaar duren voordat het geheele
reusachtige voor den Volkenbond bestemde
gebouwencomplex in gebruik zal kunnen wor
den genomen.
Intusschen is thans reeds het gevolg de;
verhuizing, dat de honderden vensters van
het Hotel National en van de aangrenzende
gebouwen, die vijftien jaren lang in de eerste
avonduren door hun belichting steeds ge
tuigenis aflegden van het ook in de ergste
crisistijden niet onderbroken dagelijksche
werk van honderden, tot 50 verschillende
staten behoorende ambtenaren aan den op
bouw der organisatie der internationale sa
menleving, thans akelig donker aan het „Sic'
transit gloria mundi" (Zoo vergaat de we-
reldsche roem) herinneren. Misschien zal in
latere jaren, wanneer wij het einde der we
reldcrisis nog beleven mogen en een univer-
seele Volkenbond Genève waarlijk tot de
hoofdstad van de wereld zal maken, het ..Ho
tel National", dat vóór 1920 het weelderigste
hotel van Genève was, tot ouden roem her
leven en bij groote internationale feesten een
licht uitstralen van ongekenden glans. Voor
het oogenblik blijft dit Volkenbondspaleis
ongebruikt en onbewoond. De Zwitsersche
staat, die volgens afspraak met den Volken
bond het oude Hotel National voor 4 mil-
lioen franken van den Volkenbond heeft moe
ten terugkoopen, weet niet. wat hij in dezen
crisistijd, waarin alle hotels half leeg zijn en
zeker geen behoefte aan een nieuw hotel be
staat. met zijn nieuwe bezit zal moeten aan
vangen!
Natuurlijk hebben velen onzer de vorige
week, toen zaal na zaal in het oude Volken
bondsgebouw ontruimd werd, nog eens een
bedevaart door het oude gebouw gemaakt,
waaraan zooveel historische herinneringen
verbonden zijn. Reeds vijf jaren geleden, toen
de „Salie de la Reformation", waar gedurende
de eerste tien jaren de algemeene Volken-
bondsvergadering werd gehouden, werd af
gedankt en voor het overgangstijdperk, in af
wachting van het gereed komen van de groote
nieuwe vergaderzaal, een ander Geneefsch
gebouw in gebruik werd genomen, dachten
de oud-gedienden met weemoed terug aan
zoo menig belangrijke gebeurtenis, die zich
daar had afgespeeld. De ontruiming van het
oude „Hotel National" was voor hien, die
gaarne nog aan den „goeden ouden tijd" te
rugdenken, niet minder smartelijk.
Nog éénmaal betraden wij de eertijds zoo
beroemde ..zaal C", de „blauwe zaal", waar de
Volkenbondsraad in den allereersten tijd, toen
nog slechts weinig journalisten en andere be
langstellenden de Raadszittingen bijwoonden,
placht te vergaderen. Nog herinner ik mij, als
ware dit eerst gisteren gebeurd, die spannen
de wo'oragevechten in deze zaal tusschen
Hongarije's „grand old Ma" graaf Apponyi en
den even welbespraakten Roemeenschen
woordvoerder Titulesco over vragen van min
derhedenbescherming; nog herinner ik mij
levendig, hoe de Amerikaan Norman Davis,
die ook op de Ontwapeningsconferentie zijn
welwillendheid jegens den Volkenbond nim
mer verloochende, onder een in Raadzittin
gen gansch ongewoon applaus den Volken
bond gelukwenschte met de gelukkige rege
ling van de Memel-kwestie, waaraan Nor
man Davis zelf had medegewerkt. Nog herin
ner ik mij dat vaderlijk-goedige complimen
tje van den grijzen Léon Bourgeois, toen hij
den jeugdigen Eduard Benes gelukwenschte.
omdat hij de zitting van den Volkenbonds
raad zoo goed gepresideerd had. Het zouden-
de laatste woorden van den ouden Fran-
schen Volkenbondskampk en te Genève wor
den
Doch wij dwaalden vooral door de nóg be
roemder zoogenaamde „glazen zaal" die veel
grooter dan de blauwe, voor de Raadszit
tingen gebruikt werd. toen de openbare be
langstelling een verhuizing noodzakelijk
maakte. Hier was het Lord Robert Cecil, die
ais vertegenwoordiger van Engeland bij de
behandeling van het Korfoe-geschil tusschen
Italië en Griekenland, dat Mussolini niet aan
het oordeel van den Volkenbond wilde onder
werpen, dood-rustig aan een vertaler vroeg
met luide stem het artikel van het Volken
bondsverdrag voor te lezen, waarbij alle Vol
kenbondsstaten zich verplichten geen oorlog'
te voeren dan nadat zij eerst het oordeel
van den Volkenbond zullen hebben ingewon
nen. Hier was het ook, dat de oude Lord Bal
four den Oostenrijkschen Bondskanselier
Seipel gelukwenschte, dat hij den moreelen
moed had gehad in het belang van een ge
zondmaking van Oostenrijk's financiën het
Volkenbondstoezicht te aanvaarden. Hier ook
was het. dat Stresemann en Zaleski zoo me-
nigen strijd over de behandeling der Duit-
sche minderheid in Polen voerden en dat, in
reeds veel latere tijden, de Japanners hun on
verzettelijkheid inzake Mandsjoerije ten
toon spreidden. De laatste herinneringen aan
de ..glazen zaal" behooren niet tot de aange
naamste!
Hier ook was het, dat Jhr. dr. J. Loudon zes
jaren lang zijn ondankbare taak voor de
voorbereiding der Ontwapeningsconferentie
voortzette. Hier ook was het. dat Aristide
Briand de gedelegeerden der andere Euro
peesche staten voor zijn plan der te vormen
..Europeesche Unie" tevergeefs trachtte te
winnen. De „Glazen Zaal" (aldus genoemd,
omdat drie harer wanden geheel van glas
waren) heeft heel wat edele plannen zien
geboren worden, die daarna in de archieven
van het Volkenbondssecretariaat een voor-
loopige bewaarplaats gekregen hebben: het
Geneefsche Vredesprotocol van 1924. Stre-
semann's voorsteilen voor een betere bejege
ning der nationale minderheden, het ont-
MET EEN BEEN IN DE DORSCHMAGHINE
GERAAKT.
Doodelijk ongeval.
Toen de arbeider Haanskorf, wonende te
Zevenbergsche Hoek, bij den landbouwer
Romme, wonende te Terheyden, Vrijdag be
zig was met het dorschen van graan, geraakte
hij met een der beenen in de dorschmachine,
Het been werd den man afgekneld. Nadat
geestelijke en geneeskundige hulp was ver
leend, is hij naar het St. Ignatius ziekenhuis
te Breda vervoerd, waar hij een uur na aan
komst overleed.
VAN HEES' WITKALK
maakt na
éénmaal witten het vuilste plafond en
den zwartsten muur SNEEUWWIT.
FIRMA KLINKSPOOR
Apotheker-assistent
Kampersingel hoek Kamperstraat,
TELEFOON 10074
(Adv. Ingèz. Med.)
Vergadering R.-K. Partijraad.
Staatkundig program wordt behandeld.
Vrijdagmiddag is in het Casino te 's Her
togenbosch de zestiende vergadering van den
Partijraad der R.K. Staatspartij begonnen.
De partijvoorzitter, Mr. C. Goseling sprak
de openingsrede uit, waarin hij op de be
langrijkheid der vergadering wees. die het
ontwerp Staatkundig Program zal behande
len.
De begrooting van het dienstjar 1936 werd
daarna vastgesteld en een begrootingscom-
missie benoemd.
Na het kasverslag door de verificatiecom
missie werd den penningmeester décharge
verleend en een nieuwe kascommissie be
noemd.
De vergadering behandelde een voorstel van
'het Kringbestuur Haarlem tot wijziging van
art. 19 van het Kiesreglement ter vereen
voudiging van het stembiljet, voor de aan
wijzing van candidaten voor de Tweede Ka
mer. Het Partijbestuur stelde voor de grond
gedachte van dit voorstel over te nemen,
evenwel niet met het invoeren van twee
stembiljetten. De Kring Haarlem trok zijn
voorstel in ten behoeve van dat van het
partijbestuur, dat door de vergadering werd
aangenomen.
Hierna werden nog verschillende moties be
handeld.
In de avondvergadering hield de voorzit
ter der R.K. Tweede Kamer-fractie, prof. mr.
P. J. M. Aalberse een beschouwing over de
algemeene staatkundige toestanden en het
parlementaire werk.
Na zijn in October j.l. te Amsterdam ge
houden rede. achtte hij het momenteel nuttig
te spreken over dat gedeelte van het begin
selprogram der R.K. Staatspartij, dat den
staatsvorm behandelt. Dit onderwerp is
actueel, omdat men le. spreekt over de critiek
van het parlementaire stelsel: 2e. omdat de
strijd van de N.S.B. voornamelijk daartegen
gericht is; 3e omdat het onderwerp de ge
legenheid geeft die misvatting recht te z-:l-
ten en de politieke situatie te verhelderen.
Over het bekende conflict van Juli 1935
bij de Vorming van een nieuw Kabinet-Colijn.
weidde spr. in den breede uit, en hij consta
teerde dat na het nagenoeg ongewijzigd aan
blijven van het eerst afgetreden kabinet, nu
een voor de toekomst gevaarlijke situatie is
ontstaan, immers in het parlement is thans
een meerderheid diet niet met het econo
misch regeeringsbeleid accoord. gaat doch uit
die meerderheid kan niet een nieuw parle
mentair kabinet worden gevormd. Dit is on
mogelijk, omdat de katholieken weigeren met
de sociaal-democraten samen te werken,
aangezien zij de uiterste noodzakelijkheid
daartoe niet aanwezig achten.
Van uiterste noodzakelijkheid zal eerst
sprake zijn, als een politiek die de katholieken
in het belang van het land noodzakelijk
achten, slechts dan kan worden gevoerd, uit
sluitend in samenwerking met de S.D.A.P.,
terwijl bovendien de zekerheid moet bestaan
dat daardoor ook anderen grooteren landsbe
langen, als defensie, handhaving der orde en
openbare orde en zedelijkheid geen afbreuk
wordt gedaan. Voorts achtte de fractie een
aantal van 50 zetels te klein om samengaan te
bewerkstelligen.
Over 17de eeuwsche schilders.
Een tijdgenoot beschrijft hun leven.
Ik pikte uit 'n voorraad tweedehandschboe-
ken aan een boekenstalletje in Charing Cross
Road een oud Hollandsch boek op van een
statig oud-Hollandsch voorkomen. Het was
degelijk in leer gebonden, het papier was hand
gesneden en onvergeeld, de letters waren
handgesneden en goed gedrukt. Het bleek de
levensbeschrijving van Noord- en Zuid Hol-
landsche schilders, geboren tusschen 1640 en
170 te bevatten. Jacob Campo We ver
man, een schilder-tijdgenoot verhaalt er het
leven van niet minder dan 177 schilders in,
in levendige en niet altijd zachtzinnige be>
woordingen, zooals de gewoonte in die dagen
was. Uit zijn relaas zou men bovendien aflei
den. dat er in die dagen in Nederland slechts
twee categorieën menschen leefden: de eene
maakte schilderijen, de andere kocht ze. In
dien gulden tijd was het beroep van schilder
blijkbaar minder een roeping, dan een besluit,
dat men nam om de volgende redenen: Of do
vader was een schilder van naam en de zoon
blaakte van vuur en geestdrift om dien naam
voort te zetten: óf men koos het beroep als
één der best betalende in dien tijd. óf men was
ij del en werd aangetrokken door de represen
tatieve kwaliteiten aan het beroep verbonden.
Dat was o.a. het geval met den Leidschen
schilder Jacob Torenvliet, die vanaf
zijn prille jeugd aan zijn vader vroeg: „Vader,
als ik nu een braaf Meester zal zijn. zal ik dan
ook een mooy kleed krygen, en een degen op
zy. en een pluym op mijn hoed dragen?"
Desondanks waren er natuurlijk schilders,
die schilderden omdat het verven en portret
teeren hen in het. bloed zat. die urenlang met
een penseel en wat kleur konden zitten wer
ken tot zij de natuur hadden overwonnen cn
een roos. een vrouwengewaad, een paard tot
in uiterste perfectie en gelijkenis hadden vast
gelegd op het dcek. Daar was bijvoorbeeld <le
schilder N P i e te rs„ die „een heerlijk breede
manier in hoi plooyen van zijn draperyen'
had. en P i te r van Slingelant, die
een Konststukje heeft gemaakt, „waarop een
jongetje dat met een vogeltje speelde stond
afgebeelt, in wiens blaauwe kousjes men de
maazen van de breynaald kon tellen.Want 'n
preciese weergave van de feiten en nauwge
zette toewijding stonden in die dagen in zoo
hoog aanzien, dat Jacob Weyerman niet an
ders dan verachting over heeft voor de zoons
van den Antwérpschen schilder K a s t e e 1 s.
groot in het schilderen van veldslagen, die
als hun vader aan de zoldertrap riep, dat het
etenstijd was antwoordden, dat ze in een oog
wenk zouden komen: „Nog even tweehonderd
speren teekenen", zei de een en de ander
riep, dat hij David en de Reus nog even moest
afwerken. Voor kunstenaars als de dieren-
schilder N. Steenwinkel heeft hij ech
ter niets dan lof: die had een paard geschil
derd „zo natuurlyk, dat een leevent paard er
bvgebragt zyndè aanstonds tégens het ge-
schildert paard begon te brieschen". Dat werd
aan Koning Kristiaan de vierde van Dene
marken overgebracht, die hem daarop tot
hofschilder benoemde.
Als het den heeren Konstschilders g
ging, leidden zij een vroolijk bestaan. Ze klom
men te paard en reden via Frankrijk, waar zij
hoofsehe manieren leerden, naar Rome om te
leeren van het copieeren van groote meesters.
Als ze een naam hadden gemaakt, reden ze
terug naar Amsterdam en verkochten hun
schilderijen aan de rijke koopmansfamilies.
Ging dat goed, dan zochten ze het nog hooger
en zeilden naar Londen, dat ook in die dagen
reeds bevolkt was met vele Lords en Ladies,
bereid om groote sommen voor hun portretten
te betalen, Enkelen brachten het zoover, dat
zij een aantal jonge en bekwame schilders in
hun dienst namen om hun schilderijen te
,stoffeeren", zooals de term luidde, d.w.z. de
portretten van landschappen of andere ach-
(Adv. Ingez. Med.)
Een verhaal metnaamlooze artisten.
(Van onzen Weenschen correspondent).
In de Elite-Kino aan de Wollzeile, een van
de voornaamste bioscopen van de Weensche
binnenstad, is een bijzondere opvoering ge
weest van de nieuwe film „Singende Jugend",
welke een product is van de „Meteor-Film",
achter welke en aan het hoofd waarvan
onze landgenoot C. A. Bruyn staat, die een
bekende figuur in de internationale film
wereld is. Deze bijzondere voorstelling werd
biigewoond door een groot aantal vertegen
woordigers van de geheele groote interna
tionale pers en door tal van vooraanstaande
personen uit film- en bioscoopkringen.
De voornaamste rol wordt in dit filmwerk
door de ook in ons land in den laatsten tijd
bekend geworden Wiener Sangerknaben ge
speeld. die er van het begin tot het eind in
optreden, zoodat men gerust kan zeggen, dat
deze nieuwe film geheel een Wiener Sanger-
knaben-film is, en wel de eerste groote San-
gerknabenfilm. die totdusver opgenomen
werd. Men krijgt hier een blik op en in het
intieme én interne ieven van deze jeugdige
Weensche zangertjes, die sedert eenigen tijd
hun intrek genomen liebben in het prachti
ge witte lustslot Wilhelminenberg, dat tegen
de helling van een lagen 'berg in een van de
Weensche buitenwijken gelegen is en dat
vroeger tot woonstede gediend heeft van
een van de Oostenrijksche aartshertogen met
hun gezin. Het is een in alle opzichten ty
pisch Weensche en typisch Oostenrijksche
film eeworden, waarvan het draaiboek van
een Weenschen tooneelschrijver. Hermann
Heinz Ortner, stamt, van wien reeds eenige
stukken in het vermaarde Weensche Burg
theater werden opgevoerd. De regie was in
handen van Max Neufeld. die een goede film
gemaakt heeft.
De eerste Weensche acteurs en actrices
werken aan de film mede. Wij zien Julia
Janssen van het Burgtheater in de rol van
Zuster Maria, die aan het hoofd van de
huishouding van de tachtig Sangerknaben
staat, de rol van den waardigen rector van
het convent der Sangerknaben wordt door
Ferdinand Maierhofer, eveneens van het
Burgtheater, gespeeld, en Hans Older, van
het Deuteches Voikstte-^ier is scbi'ta in
zijn creatie van een Weenschen straatmuzi
kant. die zich het lot van een twaalfjarig
jongetje. „Toni" geheeten. aantrekt, dat
geen vader en moeder meer heeft.
„Toni", wiens werkelijke naam in de lijst
der spelers niet genoemd wordt, is een van
de Weensche Sangerknaben. Deze blijven in
de film allen anoniem, nergens wordt de
naam van één hunner genoemd, vermoede
lijk om geen gevoelens van ijdelheid op te
wekken. In dezen anoniemen knaap schuilt
een groot tooneelspelerstalent. geen wonder
dan ook. dat verschillende volwassenen, die
de voorstelling hadden bijgewoond en die
„Toni", toen het licht opging, achter in de
zaal herkend hadden, spontaan naar hem
toegingen om hem de hand te drukken en
hem met zijn succes geluk te wenschen. Dit
zal wel „Toni's" allereerste groote internatio
nale succes zijn. Want er waren Amerikaan-
sche en Engelsche, Nederlandsche en Hon-
gaarsche handdrukken bij.
De geschiedenis van ..Toni" in het film
verhaal is eenvoudig, maar ontroerend, De
jongen is bij een schoenlapper in de leer,
waar hij het erg slecht heeft en vaak gesla
gen wordt. Hij heeft een flesch wijn voor zijn
baas moeten halen, maar heeft die bij het
spelen op straat met twee andere jongens
laten vallen. Zijn meester -jaagt hem weg.
een straatmuzikant met een gevoelig hart
neemt den jongen nu in zijn armelijk krotje
vlak bij de Reichsbrücke te Weenen aan den
Donau op. De man merkt al gauw. dat „Toni"
een bijzonder mooie stem en een goed ge
hoor heeft, hij gaat nu met hem samen op
straat zingen en verdient nu veel meer dan
vroeger. Maar hij ziet. dat er meer in den
jongen steekt en hij brengt hem naar het
fraaie witte slot. waarin de Sangerknaben
wonen. Daar wordt hij nu door den rector
als oen hunner aangenomen. Hij blijft in het
slot. hij krijgt net als de andere jongens een
keurig matrozenpakje en moet nu afscheid
nemen van dsn straatmuzikant Blüml, die
zich als een tweede vader van den jongen
was gaan voelen.
„Toni" voelt zich al spoedig tusschen de
andere jongens geheel op zijn gemak. Alleen
wordt hij erg treuri^ gestemd, wanneer en
kele kameraadjes vlak voor het gemeen
schappelijke vertrek naar een dorpje in het
gaber?.te bezoek van hun moeder kriigen.
.Tori" heeft seen hu be^ft
zijn moeder nooit gekend. Zuster Maria
troost- hem.
Nu komen tal van prachtige natuuropna
men, men vervolgt gedeeltelijk de reis van
de jongens, wier autobus men te midden van
indrukwekkende bergen over de beroemde
Grossglocknerstrasse ziet stijgen.
De knapen zijn buiten in hun berghotel-
letje dol-gelukkig. Het blijkt, dat de straat
muzikant Blüml ..Toni" nagereisd is. Hij
heeft van den rector van het knapenhuïs
een betrekking als knecht en schoenpoetser
gekregen. Nu gebeurt er wat ongelukkigs:
er is een bankbiljet van duizend schillingen
uit de kas van zuster Maria verdwenen. De
verdenking valt op „Toni", omdat hij op den
bewusten avond heimelijk in Zuster Maria's
kamer is geweest. Een van de andere jon
gens had hem door het raam naar buiten
zien komen. Hij had de zuster edelweiss ge
bracht. hij ontkent ten heftigste geld gesto
len te hebben, maar wanneer hij ziet. dat
men nu zou moeten aannemen, dat zuster
Maria, van wie hij zooveel houdt, het geld
verduisterd heeft, zegt hij. dat hij het~ge-
daan heeft. Zuster Maria kan het. niet ge-
looven. maar de rector stuurt hem weg. Hij
is niet meer waardig het uniformpakje van
een Sangerknabe te dragen en in zijn oude
gelapte plunje van vroeger verlaat, hij het
huis. Blüml loopt hem achterna. „Toni" kan
niet zeggen, dat hij gelogen heeft om zuster
Maria te redden, hü vlucht en zakt door een
wrak, smal bruggetje in het wild bruisende
water van een bergbeek. De stroom sleurt
hem mee, doch het gelukt Blüml hem te red
den.
Hij wordt naar 't hotelletje teruggebracht,
daar blijkt intusschen ook, dat de duizend
schillingen niet. gestolen zijn. ze waren per
ongeluk tusschen de bladen van de partituur
van een compositie van den kapelmeester
der jongens terecht gekomen.
„Toni" is ernstig ziek. maar al spoedig kan
de dokter zeggen, dat de crisis voorbij is en
het gevaar geweken. En weldra kan hij met
de andere jongens od reis gaan om via Ham
burg naar Amerika te reizen, waai- de Wiener
Sangerknaben eén tournée gaan maken.
De film is van het begin tot het eind span
nend. met veel afwisseling, nu eens een lach
en dan weer een traan. Behalve de vele
fraaie natuuropnamen, om welke de film op
zichzelf al de moeite waard zou zijn gezien te
worden, korp<'n er ook verschillende opna
men van ardige oude Tiroolsche kleeder-
d'-achten in voor en ^folderachtige opnamen
van een Tiroolsch volksfeest en van 'n plech-
tigen kerkdienst in de open lucht in de
bergen.
Men hoort in het filmwerk verscheidene
aardige melodieën en af en toe indrukwek
kend orgelspel en kerkconcerten. Behalve de
Wiener Sangerknaben heeft ook het beroem
de koor van de Wiener Mannergesangverein
aan het muzikale gedeelte medegewerkt.
Over een dag of veertien zal de film der
Sangerknaben, zoo^is de heer Bruyn vertel
de, voor het eerst in Nederland vertoond
worden.
W. M. BEKAAR.
tergronden te voorzien. De Lubecker schilder
G ode fried Knel Ier. leerling van Rem
brandt. bracht het In die were:dstad zelfs
zoover, dat hij zijn schilderijen door anderen
iiet copieeren. om die dan zelf ecnigszins te
retoucheeren en voor origineelen te verkoo-
pen. Hij werd hofschilder aan het Engelsche
hof van Karei de Tweede, een beroep, dat niet
zonder wisselvalligheden was. daar ae grillen
van den spilzieken Karei de Tweede niet al
tijd aangename gevolgen voor hofschilders
hadden. Dat ondervond bijvoorbeeld de Gel-
dersche schilder Johannes Vostermans,
die een schoorsteenstuk in een kamer van
Whitehall schilderde, dat Karei de Tweede zoo
wel beviel, dat de schilder grootsche schatten
verwachtte te ontvangen en zich groot
scheeps installeerde en van alle gemakken
voorzag. Betaling bleef echter uit en de Gel-
dersche edelman durfde de vorst niet lastig
te vallen; hetgeen een Londensch brouwer
zich niet ontzag te doen: die denzelfden Ko
ning „op de brug van Londen aanhield we
gens geleverde bieren, en aanstonds betaalt
wiert". Het eind van het lied was. dat- de hos
pita van den Oefenaar hem wegens wanbe
taling liet arresteren. Smeekschriften aan
den Koning richtten niets uit, de schilder
bleef gevangen, totdat eenige vrienden de
helft van de schuld aan de hospita betaalden,
waarna hij op vrije voeten werd gesteld.
Liefde voor den drank en hoogmoed be
hoorden tot de struikelblokken van groote en
kleine schilders in die dagen, en de gepolijste
Engelsche dames namen maar al te vaak aan
stoot aan de manieren van snoevende Hol-
landsche schilders. Zoo schilderde de Dordt-
sche schilder Schalken een Engelsche
jonge dame, „dewelke zo hovaardig was op
haare sneeuwitte handen, aLs een jong Offi
cier glorieus is op zijn eerste kommissie; en
die min verlangde om haare door de kinder
pok jes vry wat geschonde tronie opgemaakt
te zien. dan om haare lelieblanke ongeschon-
de pootjes in schildery te beschouwen". Hij
protetteerde het gezicht echter nauwkeurig en
liet de handen onafgewerkt. De jongedame
was teleurgesteld, waarop de schilder haar
kortweg antwoordde, dat hij zich om handen
nooit bekommerde: „Ik schilder doorgaans
alle handen na de handen van m.vn Knegt".
En die knecht „voerde een paar handen zo
breed als een koppel schaapénbouten", ver
meldt het verhaal.
Jacob Weyerman houdt niet van de onge
manierdheden en uitspattingen: hij houdt
niet van menschen. die uit het gareel gaan
loopen. Hij heeft evenveel verachting voor den
dichter-schilder Jan Luiken, die zijn be
zittingen opgaf om in armoede te leven, als
voor de brassende branie-schilders, al kan hij
niet laten de grollen en grappen van die laat
sten met heimelijk plezier te verhalen. Hij
blaakt echter van zelfvoldaanheid als hij aan
zoo'n historie toe kan voegen, dat de ondeugd
is gestraft, dat de bewuste schilder niet lan
ger bij fatsoenlijke menschen hoeft aan te ko
men en zijn werken nu door een „leelyk oud
visch-wijf moet laten venten", of de Ant-
werpsche Vrijdagmarkt met zijn stukken moet
afloopen.
Hijzelf ls- echter een hoffelijk man. want
hoewel hij woorden te kort komt om de wan
daden dier vrouwen te beschrijven, die toen
tertijd blijkbaar alleen leefden om een eer
zaam schilder in het verderf te storten, laat
hij zich daardoor niet, beïnvloeden bij de be
schrijving van het werk en het leven van drie
schilderessen uit dien tijd Johanna Koerten,
Maria Merian en Juffrouw Vereist. Wat hij
over hen vertelt is zoo aardig, dat het hier
niet in enkele woorden aan toe kan worden
gevoegd.
VR. S.
Naar regeling van het
personenvervoer.
Regeling voor auto's, bussen
Landelijk snorverbod.
De Centrale Commissie van Advies en
Bijstand voor het Verkeersfonds (de z.g.
commissie-Dc Vries) zal volgens de Tel. bin
nenkort haar ontwerp van een wet regelende
het vervoer van personen met motorrijtuigen
op de wegen, aan den minister ter hand stel
len. Zij heeft een voorontwerp aan Ged. Staten
en enkele andere instanties gezonden, dat be
houdens enkele wijzigingen, in het nieuwe ont
werp is overgegaan.
Dit gaat van de grondgedachte uit, dat het
vervoer met autobussen steeds aan een con
cessie of aan een vergunning verbonden zal
zijn. Een concessie wordt vereischt voor het
uitoefenen van een autobusdienst op de wegen.
Een vergunning wordt vereischt voor:
a. het uitvoeren van écn of meer toerwagen-
ritten op de wegen;
b. het bewerkstelligen van eigen vervoer op
de wegen. (Indien een fabrikant b.v. zijn per
soneel laat vervoeren):
c. het exploiteeren van één of meer taxi's op
de wegen;
d. het exploiteeren van één of meer huur
auto's op de wegen.
Elk vervoer, behalve dat van eigen personen
auto's, moet dus door concessie of vergun
ning gedekt zijn. Andere motorrijtuigen <b.v.
vrachtauto's) mogen geen personen vervoeren,
tenzij noodig voor de lading of andere werk
zaamheden.
Art. 4 bepaalt, dat de ondernemer of exploi
tant van een autobusdienst, van een toer-
wagenrlt, van taxi's of huurauto's, verantwoor
delijk is voor de schade door de vervoerende
personen tijdens den rit geleden, behalve als
deze buiten zijn schuld is ontstaan.
Artikei 5; 10 behandelen de autobusdiensten.
Art. 5 voert voor deze diensten een exploi
tatie- en vervocrplicht in.
Art. 6 heft de verieening van concessies door
Ged. Staten op, daar het bepaalt: „Op aan
vragen om concessie voor het uitoefenen van
een autobusdienst in meer dan één gemeente
wordt beschikt door een te Den Haag geves
tigde commissie van ten hoogste vijf door ons
te benoemen leden.
Het ontwerp kent een inspecteur-generaal
van het verkeer, met onder hem staande
districtsinspecteurs. De voorbereiding van be
handeling van een concessie zal door den in
specteur-generaal geschieden.
Tenzij de rijksinspecteur met een korter
termijn genoegen neemt, moet drie dagen
voor den dag waarop de rit zal plaats hebben
vergunning worden aangevraagd. Een vergun
ning geldt slechts voor één tourwagenrit. Van
elke verleende vergunning wordt aan den
ondernemer voor elke te bezigen autobus een
vergunningsbewijs afgegeven.
Het ontwerp maakt verder een onderscheid
'usschen taxi's en huurauto's. Taxi's nemen
een vaste standplaats in, hetzij op straat het
zij in een stalling en mogen menschen on
derweg opnemen. Het aantal taxivergunnin
gen wordt door het gemeentebestuur bepaald.
Huurauto's mogen alleen uit een stalling wor
den verhuurd. Zij mogen geen personen on
derweg opnemen. Snorren is verboden. Elke
aanvraag voor een huur-auto-vergunn:ng
moet worden ingewilligd.