hjd
Blijft Fit!
ZATERDAG 29 FEBRUARI 1936
HAARDE M'S D A G B E A D
VERTELLING
1
Waar Holland zich
al niet roert.
V
Ieder gezond normaal kind groeit uit zijn
kleeren. De een groeit wat sneller, de ander
wat langzamer maar op den duur worden de
kleeren tekort, te nauw. te krap en dan krij
gen zij behoefte aan iets dat ruimer en wij
der en grooter is tot zij volwassen zijn en de
kleeren van volwassenen dragen.
Ieder gezond normaal kind gevoelt bewust
of onbewust zijn opvoeding zoolang deze nog
niet voltooid is min of meer als een dwang
buis d.w.z. als een belemmering van zijn
spontane persoonlijke wenschen en daden
drang.
Ook geestelijk groeit het eene kind sneller
dan het andere maar voor allen zonder on
derscheid komt het oogenblik dat zij behoefte
krijgen aan hetgeen wij maar zullen noemen:
een grootere maat van dwangbuis. De meeste
moeders hebben zoo haar eigen ideeën over
en haar eigen toepassing van het begrip op
voeden en aan dat begrip houden zij door de
ja*en he envast met een taaie vasthoudend
heid wars van alle soepelheid.
leven is vallen en opstaan sterven en
opnieuw geboren worden en opvoeden is niet
anders.
De ware opvoeding is een vernieuwing we
derzijds een constante groei niet alleen
van het kind maar evenzeer van de opvoeders
die met ruimen levensblik ver over de gren
zen van de gezinsbesiotenheid heen oog heb
ben voor de belangen der maatschappij en
die hun kind niet enkel en alleen zien als een
onderdeel van het eigen gezin maar tevens
daarbij en daarenboven als toekomstig
«taatsburger.
Er zijn ambacht- en vakscholen voor de
vervaardiging van schier ieder gebruiks
voorwerp. Geen sterveling zal eraan denken,
zoo al niet uit gemeenschapsbelang, dan toch
uit welbegrepen eigenbelang, een halfvol-
tooid minderwaardig product ter markt te
brengen.
Maar duizenden wagen het half voltooid,
minderwaardig menschenmateriaal op de
maatschappij los te laten en het komt geen
oogenblik bij hen op, dat zij hierdoor mede
schuldig zijn aan de verwording van de ge
meenschap waarvan zij zoo graag hoofd
schuddend meepraten.
De groote menschelijke paedagoog Jan
Ligthart, heeft gezegd: De opvoeders moeten
beginnen bij zichzelf; en dit is wat zoo heel
veel ouders en opvoeders over het hoofd zien,
omdat hun gansche aandacht is geconcen
treerd op het kind: niet alleen het kind moet
verschillende stadia doorloopen, ook de op
voeding, d.w.z. de opvoeder moet boven zijn
aanvangssysteem uitgroeien en zich geleide
lijk aanpassen aan de nieuwe behoeften van
elke volgende phase.
Opvoeden is méér dan de veelomvattende
taak van klaarmaken voor de maatschappij
opvoeden is de alles omvattende taak van
klaarmaken voor het leven. Een flink staats
burger zijn is goed, een goed mensch zijn is
beten
Dat het onderscheid hiertusschen veel te
weinig wordt aangevoeld, blijkt uit de vol
gende definities door moderne huisvrouwen
alle moeders van twee of meer kinderen
van 1025 jaar gegeven:
Opvoeden is leiding geven bij de groei.
Opvoeden is: de kinderen klaar maken
voor hun plaats in de maatschappij.
Opvoeden is: weerbaar maken en zelfstan
dig.
Opvoeden is: kinderen bij alles was het
leven biedt, terzijde staan, steunen en on
derwijzen, opdat ze, eenmaal volwassen,
door deze voorbereiding gegroeid zullen zijn
tot zelfstandige mensehen, in staat hun eigen
leven te leven.
Opvoeden is: geduld hebben, desillusies te
boven komen en vol moed weer opnieuw be
ginnen; zichzelf wegcijferen; zelfstandigheid
aankweeken ook al streelt grootere aan- en
afhankelijkheid onze ijdelheid en onze moe
dertrots.
Het bezield zijn van goeden wil zonder meer
is niet voldoende.
Daar komt o.m. nog het besef bij dat, na
hetgeen men gewoonlijk de opvoeding pleegt
te noemen, nog een tweede phase aanbreekt,
die de vervolg opvoeding omvat.
Onder die vervolg opvoeding verstaan wij
het klaarmaken van het jonge individu voor
het moeilijkste ambt van alles: het ambt van
mensch zijn in de hoogste en volste beteeke-
ïiis.
Neen het is niet waar, dat dit reeds in
'de prille jeugdjaren is geschied: hoogstens
kunnen wij in die eerste en vroege periode den
grond bereiden door prophylactisch te werk te
gaan.
Prophylactisch is voor-komend: voorkomen
is beter dan genezen en waar de opvoedkunde
vroeger voornamelijk gericht was oP het straf,
fen van het bedreven kwaad als afschrikwek
kend voorbeeld, daar streeft de nieuwe peada-
gogie naar het voorkomen van de straf of
laakbare handeling. De hierdoor verkregen
resultaten hoewel uiteindelijk veelal uiter
lijk gelijk staan oneindig hooger, omdat
zij het kwaad aantasten van binnen uit en
niet van buiten af.
De opvoeding van de achttien of negentien
jarigen heet voltooid, al ontbreekt er nog
veel aan zijn kennis.
Verbeeld je., dat ik die groote jongens
nu nog zou moeten opvoeden! Menig moeder
lacht bij het idee alleen al.
Als ze op hun negentiende of twintig
ste jaar nog niet opgevoed zijn zullen ze het
wel nooit wordenmeent een ander.
Je kunt niet aan het opvoeden blij
ven.... als ze van school af zijn is het wel
letjes.
.Als ze van school zijn, dan kan hun op
voeding toch zeker voltooid heetenbe
weert een derde.
De ouders die zoo spreken zijn volkomen
onkundig van de behoefte van hun kind aan
de grootere maat van het dwangbuisje.
Wat.Op twintig jaar nog belemering?
Op twintig jaar nog de inperkende begrenzing
van opvoeding? Wanneer zullen zij dan einde-
jSjk op eigen beenen kunnen staan?
Zij, die zoo spreken, geven het bewijs dat
voor hen opvoeden van schier volwassenen
synoniem is met opvoeden van kinderen.
Voor hen bestaat er maar één soort op
voeden: verbieden, terechtwijzen en aanspo
ren en ieder die met de rijpere jeugd in voort
durend en nauw contact is geweest gedurende
langeren tijd. weet uit ervaring, hoe juist dit
verbieden, dit terechtwijzen en aansporen als
een wig werkt op het gezinsverband hoe de
jonge menschen geprikkeld geïrriteerd, ver
ongelijkt zich afwenden.
Misduidend de goedbedoelde inmenging voor
hun welzijn afkeerig van de toenadering
pogingen der ouders, die niet bgrijpen waarom
hun opvoedingssysteem dat steeds zoo glad en
feilloos werkte, plotseling faalt.
Voedt de ouders op. zeide Jan Ligthart en
hij wist heel goed wat hij zeide.
Opvoeding beteekent zoo heel veel meer dan
nette-tafelmanieren en niet-vloekenOpvoe
den in den ruimsten zin beteekent: klaar ma
ken voor het leven, paraat maken en weer
baar. Dus: opbouwend werk verrichten aan de
toekomstige generatie. En dit opbouwen, is
dit niet een soort hemelsche gaven, die tege
lijk met onzen goeden wil en met ons jeugdig
enthousiasme in ons liefdevol hart omhoog
schiet, zoodra wij ons ouders mogen noemen?
Als je ervoor staat dan gaat het van
zelf, sprak de jonge onervaren huisvrouw met
beminnelijk optimisme en zij liet de eene
helft van het diner aanbranden en de andere
helft kwam ongaar op tafel, alleen het fruit
was goed want daaraan had zij niets kunnen
bederven. Met opvoeden gaat het precies zóó:
onvoorbereide pogingen die niet berusten op
degelijke en ernstige studie, hebben gewoon
lijk een „ongenietbaar" resultaat ten gevolge^,
terwijl datgene wat aan onze welwillende
doch verkeerde bemoeiingen ontsnapte, vaak
het eenige resultaat blijkt te zijn!
Wanneer wij ouders ons het hoofd breken
over „opvoeden", dan gaan onze gedachten
als vanzelf naar zwaarwichtige en ernstige
problemen, naar onopgeloste, moeilijkheden
en diepzinnige vraagstukken.
Wij zoeken het te ver.
Hiermede wordt geenszins bedoeld, dat de
ernstige en ingewikkelde problemen nooit aan
de beurt moeten komen komen.
Maar de gewone, de heel gewone dage-
lijksche dingen, hechten wij daaraan wel ge
noeg belang? Het leven wordt gevormd door
een onafzienbare aaneenschakeling van
schijnbare futiliteiten en elk van deze futili
teiten kan het beginpunt zijn van een nieuwe
reeks.
Aan ons ouders de beslissing (tenminste
voor een groot gedeelte) in welke richting deze
nieuwe dadenreeks zal leiden.
Het' begrip opvoeden heeft zich in den
loop der jaren gewijzigd; het is als het ware
meegegroeid met den vorm van het gezins
leven, dat op andere leest is geschoeid dan
een kwarteeuw geleden.
Deze nieuwe vorm van gezinsleven is nog
geen feit, het is nog slechts een embryonaal
groeiend toekomstbeeld, waarvan de invloed
echter al duidelijker merkbaar is.
Het verschil tusschen het oude en het
nieuwe gezinsleven ligt voornamelijk in de
andere verhouding van het hedendaagsehe
gezin" tot de gemeenteschap.
In het ouderwetsche gezin, waar een onbe
krompen gedachtenwisseling tot de onmoge
lijkheden behoorde, kon geen algeheele inner
lijke eenheid heerschen. omdat men zich niet
verbonden voelde in gelijken geestesgroei; van
geestelijke saamhoorigheid kon geen sprake
zijn.
Men zag toen (wij spreken van 1860 tot
1900) in het kind een hulpeloos wezen, voor
wiens slechts plichten, doch geen rechten
waren weggelegd.
Toen ontdekte men het recht van den
jeugdigen mensch op een eigen persoonlijk
heid en ziedaar: de Eeuw van het kind was
geboren ende schaal sloeg over naar
de andere zijde en men begon naar hartelust
te dweepen en te overdrijven.
Die dwaze periode zijn we nu gelukkig weer
te boven en we mogen de gegronde hoop
koesteren, dat de hedendaagsehe paedagogen
WÊHËÊggggm
Het vreemde beest.
Het was in de hondsdagen dat de heer
Hondius het te pakken kreeg. In den tijd
dat de mussehen zich er op toelegden van
de daken te vallen en de menschen rond
liepen met zonnehoeden en zonnesteken, lag
hij onder drie dekens te rillen en voelde zich
zoo ziek als een hond.
Kranke lieden hebben tijd en lust tot zelf
beklag en zoo draaiden ook de gedachten van
den heer Hondius voortdurend om het cen
trum van zijdierbaar Ik.
Eigenlijk, zeide hij, terwijl hij met zijn
koortsoogen uit het raam naar buiten staar
de. waar de wereld stond als een bloeiende
vrouw, eigenlijk heb ik een hondenleven.
Nu was het waar dat het aandeel van den
heer Hondius in den opbouw onzer maat
schappij bestond in het copieeren van eviant
vervelende staten en het controleeren van
eindelooze cijferreeksen, maar het ware de
licht geweest van hem, die de zestig al be
gon te benaderen, te bedenken dat wie over
den hond komt ook over den staart pleegt
te komen. Echter, het lustte hem thans
slechts de schaduwzijde van zijn bestaan te
zoeken, zooals iedereen buiten dat ook deed,
Mevrouw Hondius trad op dat oogenblik
het vertrek binnen met een schoteltje zoete
Wij kunnen de hedendaagsehe ouders, die
het ernstig met hun ouderplicht meenen, in
drie categorieën verdeelen: zij. die-niets-van
dien-modernen-onzin-moeten hebben en hun
kinderen het recht zichzelf te zijn blijven ont
zeggen; zij, die het moderne in beginsel aan
vaarden, maar feitelijk niet weten, hoe zij
ermee aanmoeten en zij. die meenend in den
modernen geest te handelen, de tucht verslap
pen en het uiterlijk gezag verminderen, zon
der er iets voor in de plaats te stellen.
En dit is o.i. de kern van het probleem: wij
houden vrij plotseling op met opvoeden en wij
geven er niets voor in de plaats.
Het kleedingstuk dat te klein werd, wordt
terzijde gelegd, maar wij hebben niet gezorgd
dat er een nieuw en grooter klaar ligt.
En onze groote jongens en meisjes met hun
zelfverzekerd air, met hun branie-achtige
zelfstandigheid en hun luidruchtige onver
schilligheid, zij hebben onzen steun en onze
hulp nog zoo noodig.
Zij zijn o zoo knap in wiskunde, in sport,
literatuur en politiek maar tegenover de
practische toepassing van al het vele, dat zij
weten of meenen te weten, staan zij vrijwel
machteloos.
Hun opvoeding stuurde aan op zooveel mo
gelijk parate kennis, jarenlang hebben zij ge
blokt, om zooveel mogelijk feitenmateriaal te
verzamelen, maar niemand leerde hen om
mensch te zijn, een volwaardig, evenwichtig
mensch, zich bewust van zijn verantwoorde
lijkheid als individu tegenover de massa.
Daarvoor was geen tijd daarvoor was
geen gelegenheid en toen het jonge individu,
klaargestoomd, gereed voor den strijd om het
bestaan, met een zekerheid, die hij allerminst
voelde en een onvershcilligheid, die zijn angst
om emotie te toonen moest verbergen, einde
lijk op eigen beenen stond toen dacht nie
mand eraan dat er hier nog iets zou zijn op te
voeden.
Als de elementaire eigenlijke opvoeding, de
opleiding voor een toekomstig beroep, voltooid
is, begint die andere opvoeding, die zooveel
moeilijker, zooveel ingrijpender en zooveel
subtieler is, omdat zij te maken heeft met de
werkelijke doelstelling van het leven, de gees
telijke en zedelijke groei die voert tot de in
nerlijke tevredenheid, die de sleutel is tot alle
geluk.
Pestalozzi heeft het al gezegd: eerst beleven;
dan benoemen; eerst handelen; dan reflectie,
eerst gewenning en leven daarna eerst, leer
en abstractie.
De drie stadia, die de ware opvoeding, wel
ke geestesontwikkeling en niet parate kennis
zonder meer als uiteindelijk doel stelt, door
loopt zijn: onbewust gevoel klare kennis
zuivere moraliteit.
In alle drie phasen heeft.het kind onze hulp
en. leiding noodig.
De klare kennis koopen wij van bevoegde
leerkrachten en wanneer die terugtreden uit
het leven van ons kind, dan zijn wij ouders en
opvoeders wederom aan de beurt om het bouw
werk te voltooien.
Dan wacht ons een mooie en verheven taak,
als de fundamenten zijn gelegd, een taak
waarvoor wij ons hebben kunnen bekwamen
en toerusten gedurende de lange jaren van de
tweede periode.
Helaas hoeveel ouders en opvoeders ko
men nooit aan den afbouw van de opvoeding
hunner kinderen toe?
Het kind heeft al zooveel moeten leeren. Nu
is het genoeg, zeggen zij en zij verwarren on
bewust het. verwerven van beroepsvaardigheid
met het veroveren van een zielsinhoud.
Woorden zonder inhoud kennis zonder
vaardigheden, een leer en een weten, die bui
ten het leven staan, dat is zooals Pestalozzi
zegt misschien het vreeselijkste geschenk, dat
een vijandelijke geest aan het tijdperk dat hij
beleeft heeft gebracht.
Welk een ver-vooruitzienden blik bezat Jan
Ligthart toen hij zeide: voedt de ouders op!
AMY GROSKAMP—TEN HAVE.
Over handschoenen. Reeds in de grijze
oudheid kende men de handschoenen, doch
men gebruikte ze alleen om de handen te
beschermen b.v. bij het snoeien van door
nenheggen of zoo iets. Eerst in de 13e eeuw
kwamen ze in gebruik als weeldeartikel. Al
spoedig werd het gewoonte om buiten hand
schoenen te dragen, terwijl het in de 15e eeuw
zelfs voorkwam, dat men 's nachts handschoe
nen droeg en overdag soms 2 paar over el
kaar. Wilde men in dien tijd iemand voor het
brengen van goed nieuws beloonen, dan gaf
men hem een paar handschoenen.
spijs. Al ware het overdreven te beweren
dat de echtelieden leefden als hond en kat.
de verhouding tusschen haar en hem werd
toch ten naaste bij gekenschetst door het
feit dat meneer eens. toen hij zonder voor
afgegane kennisgeving een half uur te iaat
aan de disch verschenen was. den hond in
den pot had gevonden.
Neem dat maar weer mee, zei de heer
Hondius, met afgrijzen de,-gestoofde pruimen
beschouwende die mevrouw uitlokkend on
der zijn snor hield: alles smaakt me toch
als hondenbrood. Neem mee! herhaalde hij
op luiden toon. toen mevrouw voortging zijn
reukorgaan op te winden.
Zij, wetend dat blaffende honden niet bij
ten. plaatste de verguisde lekkernij op het
nachtkastje, kruiste de armen onder den
borst en keek meewarig op haar tweede le
ven neer, dat zich tot een bobbel had saam-
getrokken onder de dekens.
Straks komt de dokter, zei ze troostend.
Het hondsvot, zei de bobbel.
Hier is hij al, zei de medicus binnen
tredend.
Men weet wat volgt: de arts maakt een
grapje over het uitgezochte jaargetijde om
ziek te zijn. doet een paar vragen om het
juiste spoor te vinden en gaat dan tot den
aanval over.
Maak maar eens los, zei hij op de buik
zijde van den zieke wijzend. Mevrouw wend
de zich om.
Terwijl de heer Hondius aan zijn pyjama
peuterde, deed de medicus een plotselingen
aanval op zijn ooren. Hij drukte stevig op
een plekje achter de forsche schelpen en
lachte voldaan, toen de zieke: au! zei. Toen
bekeek hij van een veiligen afstand het ont-
bloote front, dat plaatselijke zwellingen ver-
Holland in Azurië.
Wij Hollanders zijn een merkwaardig volk
we plegen geregeld op Holland en Hollanders
af te geven, maar geen Hollander, dien men
er op den man af naar vraagt, weet ooit een
behoorlijk antwoord te geven op de vraag,
welke nationaliteit hij nu eigenlijk boven de
Hollandsche zou prefereeren als hij het op
een oogenblik voor het kiezen kreeg. Stel u
den bewusten Hollander voor: het hoofd even
schuin opzij, terwijl voor zijn uitermate cri-
tisch want Hollandsch geestesoog alle
mogelijke nationaliteiten de revue passeeren.
Engelsch? Ach nee. de Engelschen zijn zoo
Vult u zelf maar in. De Fransche? Ajakkes
nee. die Franschen met hunDe Duitsche?
Groote hemel, ik zou nog lieverDe Turk-
sche? Lieve mensch, heb je wel eens....?
De Hollander, met al zijn critiek op Holland,
Hollanders en al wat Hollandsch is, zou tien
tegen één zijn landaard voor geen geld voor
een andere willen ruilen, want in zijn hart
weet hij drommels goed, dat dat Hollander
schap een hecie reeks dingen met zich mee
brengt, die hij voor geen geld zou willen mis
sen. De K.L.M., die dan toch maar een Hol
landsche instelling is. de inpoldering van de
Zuiderzee, die toch maar een uniek stukje
werk van onze ingenieurs is. Amsterdam Zuid,
waarvoor laatst zelfs een groep architecten
uit Amerika overkwam.
Holland-in-den-vreemde is bovendien altijd
een extra bron van trots voor elk rechtge
aard Nederlander. Van onze koloniën, tien,
twintig maal zoo groot als het eigen land, wil
ik nog niet eens spreken ik ken een Hol
lander, die me wel'eens met beschaamde ka
ken opgebiecht heeft, dat alleen het aan
schouwen van een zoo miniatuur-kolonie als
het Hollandhuis in Brussel of het Nederland-
sche studentenhuis op de Cité Universitaire in
Parijs in staat is een brok in zijn keel en een
paar verholen tranen in zijn oogen te doen
schieten. En waarlijk! er is iets ontroerends
in die vreedzame, zonder bloedvergieten tot
stand gebrachte veroveringen van Holland op
vreemden bodem en elke nieuwe aanwinst
op dat gebied doet het Hollandsche hart goed
Zoo zal het Holland ongetwijfeld interessee
ren, dat pas geleden een zooveelste kleine ko
lonie zich voegde bij de tamelijk indrukwek
kende reeks, waarop Nederland in dat opzicht
al bogen kan.
Dat wil zeggen: de kolonie zelve bestond al
lang. Maar zoolang een kolonie bestaat uit een
her en der verspreid groepje menschen, zon
der veel 'samenhang en zonder eenig noemens
waard verband, mag zij den naam van kolonie
eigenlijk niet hebben. En Hollanders, die wel
eens aan de Riviera waren, weten, dat er zich
in die sprookjesachtige strook land tusschen
de Alpes Maritimes en de blauwe Middelland-
sche Zee een tamelijk groot contingent Hol
landers, meerendeels oud-Indischgasten, vast
gevestigd had, maar zij weten ook, dat al die
Hollanders om de één of andere duistere reden
zoo goed als geen voeling met elkaar onder
hielden. Al lang vroeg men zich af, waarom
men aan de Riviera, in Nice of Monte Carlo
bij voorkeur, nog niet gekomen was tot min
stens één van die dingen, die gewoonlijk het
kenmerk plegen te zijn van het gezellig sa
menleven van een groep menschen, die om de
één of andere reden dezelfde belangen en sym
pathieën hebben. Er is vooral dikwijls gepraat
over de oprichting van die merkwaardige ver
wezenlijking van het mannelijk gezelligheids-
ideaal: een sociëteit het is echter bij pra
ten gebleven en een Hollandsche sociëteit of
Hollandsche club aan de Cöte d'Azur behoort
nog steeds tot de utopieën. Men heeft het
er nooit verder gebracht dan tot een vrij ge
regelde wekelijksche bijeenkomst in een café
of tearoom sommigen weten zich nog te
herinneren hoe op die bijeenkomsten steeds
trouw een zeventigjarige grijsaard verscheen,
die niemand anders was dan de „kleine Max"
uit Multatuli's Max Havelaar en in den te-
genwoordigen tijd heeft bovendien de overal
en dus ook ginds heerschende bridgerage aan
leiding gegeven tot het vormen van een paal
vaste Hollandsche bridgeclubj es, waarin elke
nieuweling, mits hij of zij althans iets van het
edele bridgespel afweet, hartelijk welkom is.
Voor de rest plegen de leden van het groote
Hollandsche Rivieragezin nog één 'steevaste
maandelijksche of driemaa'ndelijksche ont
moeting te hebben: in de wachtkamers name
lijk der Hollandsche consulaten, waar aan hen
toonde, roode heuvels op een wit fond.
Maak maar dicht.
Mevrouw kwam weer nader.
Het geval lijkt me vrij eenvoudig, zei
de arts, zich op den bezoekstoel zettend: en
zich tot mevrouw wendend, alsof die de
hoofdrol vervulde
Uw man heeft roode hond.
Maar dat is toch een hondenziekte.
U denkt waarschijnlijk aan hondsdol
heid, maar dat is het niet. Op uw uiterlijk
afgaande, mijnheer Hondius. zou men kun
nen zeggen, dat u nu bekend staat als de
bonte hond.
Intusschen voel ik me Hondsberoerd.
Tja. 't is een hondenbaantje met dit
weer in bed te moeten liggen Als het nu
hondenweer was, zou u zich gemakkelijker
kunnen schikken. Want het consigne is:
voorloopig in bed blijvene tot de koorts over
is. Ik wil geen slapende honden wakker ma
ken, maar de mogelijkheid van complicaties
is niet heelemaa! uitgesloten.
De medicus ging heen.
Toen mevrouw in de ziekenkamer terug
kwam. zag zij iets in de oogen van haar
man, dat haar verbaasde.
Ik voel me al veel beter, zei hij. nu die
kerel de deur uit is. Roode hond, wat een
ziekte.
Je moet aanstonds de loudspeaker hier
zetten: er is straks een uitzending van de
Italiaansche opera onder Cavaliere De Hondt
en vanmiddag zingt mevrouw Dresden-
Dhondt. En ik heb bedacht, als ik weer be
ter ben. moesten we samen een weekie uit
gaan. Waar heb zin in? Naar den Honds
rug of naar de Hondsbossche zeewering?
P. H. S.
hun verblijfspermissie uitgereikt wördt, zon
der welke geen vreemdeling in Frankrijk ver
toeven mag.
Maar sinds enkele weken nu is de eerste
steen gelegd voor e?n nauwere samenhang
onder onze Zuid-Fransche landgenooten. En
waar één schaap over den dam is volgen er
meer, zoodat wellicht de verschijning van de
eerste Hollandsche krant aan de Cöte d'Azur
aanleiding zal geven tot Joost mag weten wel
ke verbeteringen in de saamhoorigheid onder
de leden van de Hollandsche kolonie daar
ginds. Het woord krant mag dan nog een
beetje grootscheeps zijn voor het overigens
alleraardigste rubriekje „Holland in Azurië",
dat tegenwoordig geregeld verschijnt in het
Rïvierablaadje „Cóte d'Azur", maar het is toch
maar een geweldige vooruitgang en het lijdt
geen twijfel of nu zal het wel niet bij dezen
eersten steen blijven.
Een Hollandsche club aan de Riviera bij
voorbeeld wat zou ze niet in een leemte
voorzien! Ieder, die er wel eens verblijf heeft
gehouden of er kennissen of vrienden heeft
zitten, weet bij ondervinding of van hooren
zeggen, hoe zeer de Hollanders bijvoorbeeld
de"Engelschen. dat allersociaalste volk ter we
reld, hun knusse, gezellig? clubs in Nice en
Monte Carlo, Cannes en Menton benijden, en
met welk een gejuich de oprichting van al was
het maar ééiTzoo'n instelling voor Hollanders
begroet zou worden!
Maar aan de Riviera is men er thans zeker
van overtuigd dat men met de instelling van
„Holland in Azurië" op den goeden weg is.
Geestdriftig ingeleid door de drie Holland
sche consuls is het begin December voor het
eerst verschenen, en in één van de daaropvol
gende afleveringen is al meteen de oude vraag
over de bestaansmogelijkheid van e«?n Hol
landsche sociëteit weer opgeworpen. Een nieu
we Hollandsche kolonie roert zich. ditmaal
onder de wuivende palmen en geurige bougain
villea's van den eeuwigen zomer aan de Ri
viera. En wij Hollanders zouden geen Hol
landers zijn, als we bij dit feit niet even stil
stonden en beseften dat het toch zoo zijn
charmes heeft, om Hollander te zijn
WILLY VAN DER TAK
Oefening 189, waar we deze week mee begin
nen, kan op twee manieren uitgevoerd wor
den. Het eenvoudigste is: uit „ligsteun" (zie
teekening) één been hoog optillen en zijwaarts
neerzetten. Weer terug en daarna het andere
been. Moeilijker: een been zijwaarts, andere
been ook zijwaarts, en met een sprongetje bei
de beenen tegelijk weer terug. De allermoei
lijkste vorm: beide beenen tegelijk met een
sprong uit elkaar, en met een sprong weer
sluiten. De knieën blijven bij deze oefeningen
gestrekt, maar welken vorm van oefening U
ook kiest., het is in ieder geval een goede steun-
oefening voor de armen.
Oefening 190 bestaat uit twee onderdeelen,
die we eerst even afzonderlijk zullen bespre
ken. Dus eerst 190 a. Liggend op de knieën
met de armen groote kringen maken in de
richting van de pijlen op de teekening. Denkt
U er voor aan. de heupen ver naar voren
te houden, dus niet op de hielen gaan zitten.
Bij 190 b brengen we de handen ver naar vo
ren (de dijen loodrecht!) en maken met ge
strekte armen licht veerende bewegingen in
de schouders. En nu deze beide onderdeelen
samengevoegd tot één prachtige lenigmakende
oefening voor de schouders: vier maal kringen
maken, gevolgd door vier maal veeren, en dit
zeker wel een keer of twaalf.
En nu weer een oefening (191) voor twee
personen. De man, die ligt, heft beide beenen
keurig gestrekt op. Nu probeert de tweede man
voeten uit elkaar te duwen, waarbij de
eerste zoo krachtig mogelijk weerstand biedt.
Het kan ook andersom. Eerst de beenen ge
spreid, waarna ze onder weerstand gesloten
moeten worden. Toch zijn dit oefeningen,
waarbij de helper niet- te ruw moet optreden,
maar geleidelijk en zéér rustig zijn krachten
moet regelen naar den ander.
Tenslotte dansen we de Krakowiak! Gaat U
eens hurken zooals de teekening aangeeft, dus
met één been gestrekt en de armen voor. Nu
met een klein sprongetje wisselen, dus andere
been vooruitsteken en tegelijkertijd het an
dere buigen. Dit in een vlot tempo eenigen
tijd volhouden, dan hebt U een geweldige knie
oefening gehad!
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M. Q,