hjd Blijft Fit! ZATERDAG 29 FEBRUARI 1936 HAARDE M'S D A G B E A D VERTELLING 1 Waar Holland zich al niet roert. V Ieder gezond normaal kind groeit uit zijn kleeren. De een groeit wat sneller, de ander wat langzamer maar op den duur worden de kleeren tekort, te nauw. te krap en dan krij gen zij behoefte aan iets dat ruimer en wij der en grooter is tot zij volwassen zijn en de kleeren van volwassenen dragen. Ieder gezond normaal kind gevoelt bewust of onbewust zijn opvoeding zoolang deze nog niet voltooid is min of meer als een dwang buis d.w.z. als een belemmering van zijn spontane persoonlijke wenschen en daden drang. Ook geestelijk groeit het eene kind sneller dan het andere maar voor allen zonder on derscheid komt het oogenblik dat zij behoefte krijgen aan hetgeen wij maar zullen noemen: een grootere maat van dwangbuis. De meeste moeders hebben zoo haar eigen ideeën over en haar eigen toepassing van het begrip op voeden en aan dat begrip houden zij door de ja*en he envast met een taaie vasthoudend heid wars van alle soepelheid. leven is vallen en opstaan sterven en opnieuw geboren worden en opvoeden is niet anders. De ware opvoeding is een vernieuwing we derzijds een constante groei niet alleen van het kind maar evenzeer van de opvoeders die met ruimen levensblik ver over de gren zen van de gezinsbesiotenheid heen oog heb ben voor de belangen der maatschappij en die hun kind niet enkel en alleen zien als een onderdeel van het eigen gezin maar tevens daarbij en daarenboven als toekomstig «taatsburger. Er zijn ambacht- en vakscholen voor de vervaardiging van schier ieder gebruiks voorwerp. Geen sterveling zal eraan denken, zoo al niet uit gemeenschapsbelang, dan toch uit welbegrepen eigenbelang, een halfvol- tooid minderwaardig product ter markt te brengen. Maar duizenden wagen het half voltooid, minderwaardig menschenmateriaal op de maatschappij los te laten en het komt geen oogenblik bij hen op, dat zij hierdoor mede schuldig zijn aan de verwording van de ge meenschap waarvan zij zoo graag hoofd schuddend meepraten. De groote menschelijke paedagoog Jan Ligthart, heeft gezegd: De opvoeders moeten beginnen bij zichzelf; en dit is wat zoo heel veel ouders en opvoeders over het hoofd zien, omdat hun gansche aandacht is geconcen treerd op het kind: niet alleen het kind moet verschillende stadia doorloopen, ook de op voeding, d.w.z. de opvoeder moet boven zijn aanvangssysteem uitgroeien en zich geleide lijk aanpassen aan de nieuwe behoeften van elke volgende phase. Opvoeden is méér dan de veelomvattende taak van klaarmaken voor de maatschappij opvoeden is de alles omvattende taak van klaarmaken voor het leven. Een flink staats burger zijn is goed, een goed mensch zijn is beten Dat het onderscheid hiertusschen veel te weinig wordt aangevoeld, blijkt uit de vol gende definities door moderne huisvrouwen alle moeders van twee of meer kinderen van 1025 jaar gegeven: Opvoeden is leiding geven bij de groei. Opvoeden is: de kinderen klaar maken voor hun plaats in de maatschappij. Opvoeden is: weerbaar maken en zelfstan dig. Opvoeden is: kinderen bij alles was het leven biedt, terzijde staan, steunen en on derwijzen, opdat ze, eenmaal volwassen, door deze voorbereiding gegroeid zullen zijn tot zelfstandige mensehen, in staat hun eigen leven te leven. Opvoeden is: geduld hebben, desillusies te boven komen en vol moed weer opnieuw be ginnen; zichzelf wegcijferen; zelfstandigheid aankweeken ook al streelt grootere aan- en afhankelijkheid onze ijdelheid en onze moe dertrots. Het bezield zijn van goeden wil zonder meer is niet voldoende. Daar komt o.m. nog het besef bij dat, na hetgeen men gewoonlijk de opvoeding pleegt te noemen, nog een tweede phase aanbreekt, die de vervolg opvoeding omvat. Onder die vervolg opvoeding verstaan wij het klaarmaken van het jonge individu voor het moeilijkste ambt van alles: het ambt van mensch zijn in de hoogste en volste beteeke- ïiis. Neen het is niet waar, dat dit reeds in 'de prille jeugdjaren is geschied: hoogstens kunnen wij in die eerste en vroege periode den grond bereiden door prophylactisch te werk te gaan. Prophylactisch is voor-komend: voorkomen is beter dan genezen en waar de opvoedkunde vroeger voornamelijk gericht was oP het straf, fen van het bedreven kwaad als afschrikwek kend voorbeeld, daar streeft de nieuwe peada- gogie naar het voorkomen van de straf of laakbare handeling. De hierdoor verkregen resultaten hoewel uiteindelijk veelal uiter lijk gelijk staan oneindig hooger, omdat zij het kwaad aantasten van binnen uit en niet van buiten af. De opvoeding van de achttien of negentien jarigen heet voltooid, al ontbreekt er nog veel aan zijn kennis. Verbeeld je., dat ik die groote jongens nu nog zou moeten opvoeden! Menig moeder lacht bij het idee alleen al. Als ze op hun negentiende of twintig ste jaar nog niet opgevoed zijn zullen ze het wel nooit wordenmeent een ander. Je kunt niet aan het opvoeden blij ven.... als ze van school af zijn is het wel letjes. .Als ze van school zijn, dan kan hun op voeding toch zeker voltooid heetenbe weert een derde. De ouders die zoo spreken zijn volkomen onkundig van de behoefte van hun kind aan de grootere maat van het dwangbuisje. Wat.Op twintig jaar nog belemering? Op twintig jaar nog de inperkende begrenzing van opvoeding? Wanneer zullen zij dan einde- jSjk op eigen beenen kunnen staan? Zij, die zoo spreken, geven het bewijs dat voor hen opvoeden van schier volwassenen synoniem is met opvoeden van kinderen. Voor hen bestaat er maar één soort op voeden: verbieden, terechtwijzen en aanspo ren en ieder die met de rijpere jeugd in voort durend en nauw contact is geweest gedurende langeren tijd. weet uit ervaring, hoe juist dit verbieden, dit terechtwijzen en aansporen als een wig werkt op het gezinsverband hoe de jonge menschen geprikkeld geïrriteerd, ver ongelijkt zich afwenden. Misduidend de goedbedoelde inmenging voor hun welzijn afkeerig van de toenadering pogingen der ouders, die niet bgrijpen waarom hun opvoedingssysteem dat steeds zoo glad en feilloos werkte, plotseling faalt. Voedt de ouders op. zeide Jan Ligthart en hij wist heel goed wat hij zeide. Opvoeding beteekent zoo heel veel meer dan nette-tafelmanieren en niet-vloekenOpvoe den in den ruimsten zin beteekent: klaar ma ken voor het leven, paraat maken en weer baar. Dus: opbouwend werk verrichten aan de toekomstige generatie. En dit opbouwen, is dit niet een soort hemelsche gaven, die tege lijk met onzen goeden wil en met ons jeugdig enthousiasme in ons liefdevol hart omhoog schiet, zoodra wij ons ouders mogen noemen? Als je ervoor staat dan gaat het van zelf, sprak de jonge onervaren huisvrouw met beminnelijk optimisme en zij liet de eene helft van het diner aanbranden en de andere helft kwam ongaar op tafel, alleen het fruit was goed want daaraan had zij niets kunnen bederven. Met opvoeden gaat het precies zóó: onvoorbereide pogingen die niet berusten op degelijke en ernstige studie, hebben gewoon lijk een „ongenietbaar" resultaat ten gevolge^, terwijl datgene wat aan onze welwillende doch verkeerde bemoeiingen ontsnapte, vaak het eenige resultaat blijkt te zijn! Wanneer wij ouders ons het hoofd breken over „opvoeden", dan gaan onze gedachten als vanzelf naar zwaarwichtige en ernstige problemen, naar onopgeloste, moeilijkheden en diepzinnige vraagstukken. Wij zoeken het te ver. Hiermede wordt geenszins bedoeld, dat de ernstige en ingewikkelde problemen nooit aan de beurt moeten komen komen. Maar de gewone, de heel gewone dage- lijksche dingen, hechten wij daaraan wel ge noeg belang? Het leven wordt gevormd door een onafzienbare aaneenschakeling van schijnbare futiliteiten en elk van deze futili teiten kan het beginpunt zijn van een nieuwe reeks. Aan ons ouders de beslissing (tenminste voor een groot gedeelte) in welke richting deze nieuwe dadenreeks zal leiden. Het' begrip opvoeden heeft zich in den loop der jaren gewijzigd; het is als het ware meegegroeid met den vorm van het gezins leven, dat op andere leest is geschoeid dan een kwarteeuw geleden. Deze nieuwe vorm van gezinsleven is nog geen feit, het is nog slechts een embryonaal groeiend toekomstbeeld, waarvan de invloed echter al duidelijker merkbaar is. Het verschil tusschen het oude en het nieuwe gezinsleven ligt voornamelijk in de andere verhouding van het hedendaagsehe gezin" tot de gemeenteschap. In het ouderwetsche gezin, waar een onbe krompen gedachtenwisseling tot de onmoge lijkheden behoorde, kon geen algeheele inner lijke eenheid heerschen. omdat men zich niet verbonden voelde in gelijken geestesgroei; van geestelijke saamhoorigheid kon geen sprake zijn. Men zag toen (wij spreken van 1860 tot 1900) in het kind een hulpeloos wezen, voor wiens slechts plichten, doch geen rechten waren weggelegd. Toen ontdekte men het recht van den jeugdigen mensch op een eigen persoonlijk heid en ziedaar: de Eeuw van het kind was geboren ende schaal sloeg over naar de andere zijde en men begon naar hartelust te dweepen en te overdrijven. Die dwaze periode zijn we nu gelukkig weer te boven en we mogen de gegronde hoop koesteren, dat de hedendaagsehe paedagogen WÊHËÊggggm Het vreemde beest. Het was in de hondsdagen dat de heer Hondius het te pakken kreeg. In den tijd dat de mussehen zich er op toelegden van de daken te vallen en de menschen rond liepen met zonnehoeden en zonnesteken, lag hij onder drie dekens te rillen en voelde zich zoo ziek als een hond. Kranke lieden hebben tijd en lust tot zelf beklag en zoo draaiden ook de gedachten van den heer Hondius voortdurend om het cen trum van zijdierbaar Ik. Eigenlijk, zeide hij, terwijl hij met zijn koortsoogen uit het raam naar buiten staar de. waar de wereld stond als een bloeiende vrouw, eigenlijk heb ik een hondenleven. Nu was het waar dat het aandeel van den heer Hondius in den opbouw onzer maat schappij bestond in het copieeren van eviant vervelende staten en het controleeren van eindelooze cijferreeksen, maar het ware de licht geweest van hem, die de zestig al be gon te benaderen, te bedenken dat wie over den hond komt ook over den staart pleegt te komen. Echter, het lustte hem thans slechts de schaduwzijde van zijn bestaan te zoeken, zooals iedereen buiten dat ook deed, Mevrouw Hondius trad op dat oogenblik het vertrek binnen met een schoteltje zoete Wij kunnen de hedendaagsehe ouders, die het ernstig met hun ouderplicht meenen, in drie categorieën verdeelen: zij. die-niets-van dien-modernen-onzin-moeten hebben en hun kinderen het recht zichzelf te zijn blijven ont zeggen; zij, die het moderne in beginsel aan vaarden, maar feitelijk niet weten, hoe zij ermee aanmoeten en zij. die meenend in den modernen geest te handelen, de tucht verslap pen en het uiterlijk gezag verminderen, zon der er iets voor in de plaats te stellen. En dit is o.i. de kern van het probleem: wij houden vrij plotseling op met opvoeden en wij geven er niets voor in de plaats. Het kleedingstuk dat te klein werd, wordt terzijde gelegd, maar wij hebben niet gezorgd dat er een nieuw en grooter klaar ligt. En onze groote jongens en meisjes met hun zelfverzekerd air, met hun branie-achtige zelfstandigheid en hun luidruchtige onver schilligheid, zij hebben onzen steun en onze hulp nog zoo noodig. Zij zijn o zoo knap in wiskunde, in sport, literatuur en politiek maar tegenover de practische toepassing van al het vele, dat zij weten of meenen te weten, staan zij vrijwel machteloos. Hun opvoeding stuurde aan op zooveel mo gelijk parate kennis, jarenlang hebben zij ge blokt, om zooveel mogelijk feitenmateriaal te verzamelen, maar niemand leerde hen om mensch te zijn, een volwaardig, evenwichtig mensch, zich bewust van zijn verantwoorde lijkheid als individu tegenover de massa. Daarvoor was geen tijd daarvoor was geen gelegenheid en toen het jonge individu, klaargestoomd, gereed voor den strijd om het bestaan, met een zekerheid, die hij allerminst voelde en een onvershcilligheid, die zijn angst om emotie te toonen moest verbergen, einde lijk op eigen beenen stond toen dacht nie mand eraan dat er hier nog iets zou zijn op te voeden. Als de elementaire eigenlijke opvoeding, de opleiding voor een toekomstig beroep, voltooid is, begint die andere opvoeding, die zooveel moeilijker, zooveel ingrijpender en zooveel subtieler is, omdat zij te maken heeft met de werkelijke doelstelling van het leven, de gees telijke en zedelijke groei die voert tot de in nerlijke tevredenheid, die de sleutel is tot alle geluk. Pestalozzi heeft het al gezegd: eerst beleven; dan benoemen; eerst handelen; dan reflectie, eerst gewenning en leven daarna eerst, leer en abstractie. De drie stadia, die de ware opvoeding, wel ke geestesontwikkeling en niet parate kennis zonder meer als uiteindelijk doel stelt, door loopt zijn: onbewust gevoel klare kennis zuivere moraliteit. In alle drie phasen heeft.het kind onze hulp en. leiding noodig. De klare kennis koopen wij van bevoegde leerkrachten en wanneer die terugtreden uit het leven van ons kind, dan zijn wij ouders en opvoeders wederom aan de beurt om het bouw werk te voltooien. Dan wacht ons een mooie en verheven taak, als de fundamenten zijn gelegd, een taak waarvoor wij ons hebben kunnen bekwamen en toerusten gedurende de lange jaren van de tweede periode. Helaas hoeveel ouders en opvoeders ko men nooit aan den afbouw van de opvoeding hunner kinderen toe? Het kind heeft al zooveel moeten leeren. Nu is het genoeg, zeggen zij en zij verwarren on bewust het. verwerven van beroepsvaardigheid met het veroveren van een zielsinhoud. Woorden zonder inhoud kennis zonder vaardigheden, een leer en een weten, die bui ten het leven staan, dat is zooals Pestalozzi zegt misschien het vreeselijkste geschenk, dat een vijandelijke geest aan het tijdperk dat hij beleeft heeft gebracht. Welk een ver-vooruitzienden blik bezat Jan Ligthart toen hij zeide: voedt de ouders op! AMY GROSKAMP—TEN HAVE. Over handschoenen. Reeds in de grijze oudheid kende men de handschoenen, doch men gebruikte ze alleen om de handen te beschermen b.v. bij het snoeien van door nenheggen of zoo iets. Eerst in de 13e eeuw kwamen ze in gebruik als weeldeartikel. Al spoedig werd het gewoonte om buiten hand schoenen te dragen, terwijl het in de 15e eeuw zelfs voorkwam, dat men 's nachts handschoe nen droeg en overdag soms 2 paar over el kaar. Wilde men in dien tijd iemand voor het brengen van goed nieuws beloonen, dan gaf men hem een paar handschoenen. spijs. Al ware het overdreven te beweren dat de echtelieden leefden als hond en kat. de verhouding tusschen haar en hem werd toch ten naaste bij gekenschetst door het feit dat meneer eens. toen hij zonder voor afgegane kennisgeving een half uur te iaat aan de disch verschenen was. den hond in den pot had gevonden. Neem dat maar weer mee, zei de heer Hondius, met afgrijzen de,-gestoofde pruimen beschouwende die mevrouw uitlokkend on der zijn snor hield: alles smaakt me toch als hondenbrood. Neem mee! herhaalde hij op luiden toon. toen mevrouw voortging zijn reukorgaan op te winden. Zij, wetend dat blaffende honden niet bij ten. plaatste de verguisde lekkernij op het nachtkastje, kruiste de armen onder den borst en keek meewarig op haar tweede le ven neer, dat zich tot een bobbel had saam- getrokken onder de dekens. Straks komt de dokter, zei ze troostend. Het hondsvot, zei de bobbel. Hier is hij al, zei de medicus binnen tredend. Men weet wat volgt: de arts maakt een grapje over het uitgezochte jaargetijde om ziek te zijn. doet een paar vragen om het juiste spoor te vinden en gaat dan tot den aanval over. Maak maar eens los, zei hij op de buik zijde van den zieke wijzend. Mevrouw wend de zich om. Terwijl de heer Hondius aan zijn pyjama peuterde, deed de medicus een plotselingen aanval op zijn ooren. Hij drukte stevig op een plekje achter de forsche schelpen en lachte voldaan, toen de zieke: au! zei. Toen bekeek hij van een veiligen afstand het ont- bloote front, dat plaatselijke zwellingen ver- Holland in Azurië. Wij Hollanders zijn een merkwaardig volk we plegen geregeld op Holland en Hollanders af te geven, maar geen Hollander, dien men er op den man af naar vraagt, weet ooit een behoorlijk antwoord te geven op de vraag, welke nationaliteit hij nu eigenlijk boven de Hollandsche zou prefereeren als hij het op een oogenblik voor het kiezen kreeg. Stel u den bewusten Hollander voor: het hoofd even schuin opzij, terwijl voor zijn uitermate cri- tisch want Hollandsch geestesoog alle mogelijke nationaliteiten de revue passeeren. Engelsch? Ach nee. de Engelschen zijn zoo Vult u zelf maar in. De Fransche? Ajakkes nee. die Franschen met hunDe Duitsche? Groote hemel, ik zou nog lieverDe Turk- sche? Lieve mensch, heb je wel eens....? De Hollander, met al zijn critiek op Holland, Hollanders en al wat Hollandsch is, zou tien tegen één zijn landaard voor geen geld voor een andere willen ruilen, want in zijn hart weet hij drommels goed, dat dat Hollander schap een hecie reeks dingen met zich mee brengt, die hij voor geen geld zou willen mis sen. De K.L.M., die dan toch maar een Hol landsche instelling is. de inpoldering van de Zuiderzee, die toch maar een uniek stukje werk van onze ingenieurs is. Amsterdam Zuid, waarvoor laatst zelfs een groep architecten uit Amerika overkwam. Holland-in-den-vreemde is bovendien altijd een extra bron van trots voor elk rechtge aard Nederlander. Van onze koloniën, tien, twintig maal zoo groot als het eigen land, wil ik nog niet eens spreken ik ken een Hol lander, die me wel'eens met beschaamde ka ken opgebiecht heeft, dat alleen het aan schouwen van een zoo miniatuur-kolonie als het Hollandhuis in Brussel of het Nederland- sche studentenhuis op de Cité Universitaire in Parijs in staat is een brok in zijn keel en een paar verholen tranen in zijn oogen te doen schieten. En waarlijk! er is iets ontroerends in die vreedzame, zonder bloedvergieten tot stand gebrachte veroveringen van Holland op vreemden bodem en elke nieuwe aanwinst op dat gebied doet het Hollandsche hart goed Zoo zal het Holland ongetwijfeld interessee ren, dat pas geleden een zooveelste kleine ko lonie zich voegde bij de tamelijk indrukwek kende reeks, waarop Nederland in dat opzicht al bogen kan. Dat wil zeggen: de kolonie zelve bestond al lang. Maar zoolang een kolonie bestaat uit een her en der verspreid groepje menschen, zon der veel 'samenhang en zonder eenig noemens waard verband, mag zij den naam van kolonie eigenlijk niet hebben. En Hollanders, die wel eens aan de Riviera waren, weten, dat er zich in die sprookjesachtige strook land tusschen de Alpes Maritimes en de blauwe Middelland- sche Zee een tamelijk groot contingent Hol landers, meerendeels oud-Indischgasten, vast gevestigd had, maar zij weten ook, dat al die Hollanders om de één of andere duistere reden zoo goed als geen voeling met elkaar onder hielden. Al lang vroeg men zich af, waarom men aan de Riviera, in Nice of Monte Carlo bij voorkeur, nog niet gekomen was tot min stens één van die dingen, die gewoonlijk het kenmerk plegen te zijn van het gezellig sa menleven van een groep menschen, die om de één of andere reden dezelfde belangen en sym pathieën hebben. Er is vooral dikwijls gepraat over de oprichting van die merkwaardige ver wezenlijking van het mannelijk gezelligheids- ideaal: een sociëteit het is echter bij pra ten gebleven en een Hollandsche sociëteit of Hollandsche club aan de Cöte d'Azur behoort nog steeds tot de utopieën. Men heeft het er nooit verder gebracht dan tot een vrij ge regelde wekelijksche bijeenkomst in een café of tearoom sommigen weten zich nog te herinneren hoe op die bijeenkomsten steeds trouw een zeventigjarige grijsaard verscheen, die niemand anders was dan de „kleine Max" uit Multatuli's Max Havelaar en in den te- genwoordigen tijd heeft bovendien de overal en dus ook ginds heerschende bridgerage aan leiding gegeven tot het vormen van een paal vaste Hollandsche bridgeclubj es, waarin elke nieuweling, mits hij of zij althans iets van het edele bridgespel afweet, hartelijk welkom is. Voor de rest plegen de leden van het groote Hollandsche Rivieragezin nog één 'steevaste maandelijksche of driemaa'ndelijksche ont moeting te hebben: in de wachtkamers name lijk der Hollandsche consulaten, waar aan hen toonde, roode heuvels op een wit fond. Maak maar dicht. Mevrouw kwam weer nader. Het geval lijkt me vrij eenvoudig, zei de arts, zich op den bezoekstoel zettend: en zich tot mevrouw wendend, alsof die de hoofdrol vervulde Uw man heeft roode hond. Maar dat is toch een hondenziekte. U denkt waarschijnlijk aan hondsdol heid, maar dat is het niet. Op uw uiterlijk afgaande, mijnheer Hondius. zou men kun nen zeggen, dat u nu bekend staat als de bonte hond. Intusschen voel ik me Hondsberoerd. Tja. 't is een hondenbaantje met dit weer in bed te moeten liggen Als het nu hondenweer was, zou u zich gemakkelijker kunnen schikken. Want het consigne is: voorloopig in bed blijvene tot de koorts over is. Ik wil geen slapende honden wakker ma ken, maar de mogelijkheid van complicaties is niet heelemaa! uitgesloten. De medicus ging heen. Toen mevrouw in de ziekenkamer terug kwam. zag zij iets in de oogen van haar man, dat haar verbaasde. Ik voel me al veel beter, zei hij. nu die kerel de deur uit is. Roode hond, wat een ziekte. Je moet aanstonds de loudspeaker hier zetten: er is straks een uitzending van de Italiaansche opera onder Cavaliere De Hondt en vanmiddag zingt mevrouw Dresden- Dhondt. En ik heb bedacht, als ik weer be ter ben. moesten we samen een weekie uit gaan. Waar heb zin in? Naar den Honds rug of naar de Hondsbossche zeewering? P. H. S. hun verblijfspermissie uitgereikt wördt, zon der welke geen vreemdeling in Frankrijk ver toeven mag. Maar sinds enkele weken nu is de eerste steen gelegd voor e?n nauwere samenhang onder onze Zuid-Fransche landgenooten. En waar één schaap over den dam is volgen er meer, zoodat wellicht de verschijning van de eerste Hollandsche krant aan de Cöte d'Azur aanleiding zal geven tot Joost mag weten wel ke verbeteringen in de saamhoorigheid onder de leden van de Hollandsche kolonie daar ginds. Het woord krant mag dan nog een beetje grootscheeps zijn voor het overigens alleraardigste rubriekje „Holland in Azurië", dat tegenwoordig geregeld verschijnt in het Rïvierablaadje „Cóte d'Azur", maar het is toch maar een geweldige vooruitgang en het lijdt geen twijfel of nu zal het wel niet bij dezen eersten steen blijven. Een Hollandsche club aan de Riviera bij voorbeeld wat zou ze niet in een leemte voorzien! Ieder, die er wel eens verblijf heeft gehouden of er kennissen of vrienden heeft zitten, weet bij ondervinding of van hooren zeggen, hoe zeer de Hollanders bijvoorbeeld de"Engelschen. dat allersociaalste volk ter we reld, hun knusse, gezellig? clubs in Nice en Monte Carlo, Cannes en Menton benijden, en met welk een gejuich de oprichting van al was het maar ééiTzoo'n instelling voor Hollanders begroet zou worden! Maar aan de Riviera is men er thans zeker van overtuigd dat men met de instelling van „Holland in Azurië" op den goeden weg is. Geestdriftig ingeleid door de drie Holland sche consuls is het begin December voor het eerst verschenen, en in één van de daaropvol gende afleveringen is al meteen de oude vraag over de bestaansmogelijkheid van e«?n Hol landsche sociëteit weer opgeworpen. Een nieu we Hollandsche kolonie roert zich. ditmaal onder de wuivende palmen en geurige bougain villea's van den eeuwigen zomer aan de Ri viera. En wij Hollanders zouden geen Hol landers zijn, als we bij dit feit niet even stil stonden en beseften dat het toch zoo zijn charmes heeft, om Hollander te zijn WILLY VAN DER TAK Oefening 189, waar we deze week mee begin nen, kan op twee manieren uitgevoerd wor den. Het eenvoudigste is: uit „ligsteun" (zie teekening) één been hoog optillen en zijwaarts neerzetten. Weer terug en daarna het andere been. Moeilijker: een been zijwaarts, andere been ook zijwaarts, en met een sprongetje bei de beenen tegelijk weer terug. De allermoei lijkste vorm: beide beenen tegelijk met een sprong uit elkaar, en met een sprong weer sluiten. De knieën blijven bij deze oefeningen gestrekt, maar welken vorm van oefening U ook kiest., het is in ieder geval een goede steun- oefening voor de armen. Oefening 190 bestaat uit twee onderdeelen, die we eerst even afzonderlijk zullen bespre ken. Dus eerst 190 a. Liggend op de knieën met de armen groote kringen maken in de richting van de pijlen op de teekening. Denkt U er voor aan. de heupen ver naar voren te houden, dus niet op de hielen gaan zitten. Bij 190 b brengen we de handen ver naar vo ren (de dijen loodrecht!) en maken met ge strekte armen licht veerende bewegingen in de schouders. En nu deze beide onderdeelen samengevoegd tot één prachtige lenigmakende oefening voor de schouders: vier maal kringen maken, gevolgd door vier maal veeren, en dit zeker wel een keer of twaalf. En nu weer een oefening (191) voor twee personen. De man, die ligt, heft beide beenen keurig gestrekt op. Nu probeert de tweede man voeten uit elkaar te duwen, waarbij de eerste zoo krachtig mogelijk weerstand biedt. Het kan ook andersom. Eerst de beenen ge spreid, waarna ze onder weerstand gesloten moeten worden. Toch zijn dit oefeningen, waarbij de helper niet- te ruw moet optreden, maar geleidelijk en zéér rustig zijn krachten moet regelen naar den ander. Tenslotte dansen we de Krakowiak! Gaat U eens hurken zooals de teekening aangeeft, dus met één been gestrekt en de armen voor. Nu met een klein sprongetje wisselen, dus andere been vooruitsteken en tegelijkertijd het an dere buigen. Dit in een vlot tempo eenigen tijd volhouden, dan hebt U een geweldige knie oefening gehad! JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M. Q,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13