Prinses Juliana maakt een fietstocht,
DE GOUDEN BRUG.
De eerste foto der redding van Ellsworth en
Kenyon aan de Zuidpool. Het expeditieschip
.Discovery II" in het ijs
H. K. H. Prinses Juliana in gezelschap van een harer Hofdames tijdens een
fietstocht, die zij in de omgeving van de residentie maakte
De installatie der staatscom
missie van onderzoek naar
paragraaf 12 van het onder-
wijsbezuinigingsontwerp
De afbraak van de Waterloo-brug te Londen,
voorbereidende werkzaamheden voor het
wijderen der fundeering onder water
De Koninklijke Nederlandsche Jachtvereeniging hield Woensdag een slip-
jacht in de omgeving van Zeist. Een snapshot bij het vertrek
Mej. K. Eilers, dochter van den bekenden kunstfotograaf, trad
Woensdag te Amsterdam in het huwelijk met dr. H. J. N. Dekkers,
geneesheer aan het O. L. Vrouwe gasthuis in de hoofdstad
Flandin en de Vasconcellos in ernstig
gesprek tijdens een pauze van de
bijeenkomst der commissie van achttien
te Genève
Een warm kopje thee tijdens de Bad-
minton-kampioenschappen in Royal
Horticultural Hall te Londen
FEUILLETON
ROMAN VAN HANNO PLESSEN.
(Nadruk verboden)
8)
Dan klapt hij de oude piano open, die in een
hoek staat en slaat een paar accoorden aan.
Het instrument is gruwelijk valsch. In komische
ontzetting houdt Johanna haar handen voor
de ooren.
„Als meneer en de juffer muziek willen
hebben, dan heb ik wel een gramofoon", haast
de binnentredende herbergier zich zijn gasten
een genoegen te doen- IJverig begint hij in
een stapel gramofoonplaten te grabbelen,
welke op een wankelen standaard liggen. „Ik
heb nog pas een paar weken geleden de nieuw
ste schlager van Innsbruck meegebracht".
„Om 's hemelswil!" laat Johanna zich ont
vallen, terwijl Sylvester den man lachend voor
zijn aanbod dankt, zich daarbij verontschul
digend, dat zij niet veel om gramofoonmuzïek
geven.
„Maar wat zou u zeggen van een stukje
op den citer?" vraagt hij en de waard laat zich
dat geen twee maal verzoeken, want als een
echte Tiroler ligt dit instrument hem het
naast aan het hart.
En zoo krijgen Johanna en Sylvester dan
al heel spoedig de, door citerspel begeleide
verzekering te hooren, dat „geen vuur en geen
hel kan branden zoo heet, als heimelijke
liefde, waarvan niemand iets weet!"
Johanna's wangen gloeien van de warmte,
de thee en de innerlijke blijdschap. Haar
oogen stralen en overgelukkig kijkt zij den
man tegenover haar aan, die haar blik even
warm beantwoordt. Hier in de herberg „Zur
Traube" behoeven zij niet zoo voorzichtig te
adjn als in Iglerhof.
Op den terugweg voeren zij een zeer ver
standig gesprek. Sylvester Vonberg wil niet
meer naar Miinchen terugkeeren, hoewel hij
daar in Februari een betrekking moet aan
vaarden als dirigent van het Salonorkest. Dat
zou allemaal mooi en goed zijn geweest, als
Johanna niet in zijn leven was gekomen. Nu
ze echter de beste scheppende krachten in
hem gewekt en tot volle ontwikkeling heeft
gebracht, verzet alles in hem zich tegen den
dwang van een vast emplooi met alle daar
aan verbonden discipline. Vrij moet hij zijn
om vrij te kunnen scheppen. Dan zal hij iets
groots kunnen presteeren. En daarvoor is het
noodig, dat hij naar Berlijn gaat, waar de
kansen voor het grijpen liggen en reeds zoo-
veelen het tot iets hebben gebracht.
Hij spreekt ook nu weer met suggestieven
aandrang, vervuld van het besef van zijn
kunnen en gedragen door het gouden opti
misme van den kunstenaar. Het spreekt van
zelf, dat bij de vrouw, die hem liefheeft, die in
hem gelooft, deze woorden op vruchtbaren
bodem vallen. Als hij met een zekere souvereine
eigengerechtigdheid decreteert: en jij
begint ook niet meer opnieuw met die lessen
bij Schumacher, maar je gaat bij Krell in
Berlijn studeeren!" dan knikt Johanna ge
hoorzaam. Zij, de trotsche, eigenzinnige, doel
bewuste barones von Geitier denkt aan geen
tegenspraak.
Steeds verder ontwikkelt Sylvester Vonberg
zijn plannen voor een gemeenschappelijke
artistieke arbeid in Duitschland's hoofdstad,
als centrum van gepotentieerd leven. Hij
raakt in geestdrift door zijn eigen woorden en
in een roes van bedwelmende gelukzaligheid
ontwerpt hij een toekomstbeeld, vol schitte
rende kleurenEn Johanna, meegesleept
door zijn enthousiast betoog, dat in laatste in
stantie een huldiging van haar persoon in
houdt. assisteert hem ijverig bij de volmaking
van dit beeld: zij vergroot en verdiept het
en omlijst het met stralend goud.
En toch is er iets, wat aan dezen toekomst
droom van beiden ontbreekt. Men zou bij een
oppervlakkige beschouwing geneigd zijn het
voor een onbelangrijke bijzaak te houden,
doch bij nader inzicht ontpopt zich dit „iets"
als het belangrijkste voor de vervulling en
de verwezenlijking van hun droom. Want het
luchtkasteel, met zooveel blijmoedig optimisme
gebouwd, ontbreekt elk fundament. Geen
woord als huwelijk, trouwen of iets dergelijks
wordt genoemd, niet is er wat hun gemeen-
schappelijken toekomst eenig houvast geeft.
Het is het onbewust-instinctief vermijden
van een klip, die een ernstig beletsel zou kun
nen vormen voor de verwezenlijking van hun
ideaal. Hoe verschillende Johanna's en Syl
vester's beweegredenen daarvoor ook mogen
zijn, tenslotte vinden zij elkaar toch in een
en hetzelfde zelfbedrog. Zij bedenken niet, dat
het werkelijke leven andere eischen stelt en
in de eerste plaats zeker wel die van een open
oog voor de realiteit, waarbij voor struisvogel
politiek geen plaats is.
Zoo oud als het menschelijk geslacht zelf,
is zijn verlangen naar het licht. Onafscheide
lijk van het licht echter is de schaduw. En wie
meent het eene voor zich te kunnen op-
eischen zonder het andere op den koop toe
te nemen, die moet onvoorwaardelijk schip
breuk lijden
Het viertal in Innsbruck heeft zich bij zijn
inkoopen uitstekend geamuseerd.
Nadat zij in Hotel „Maria Theresia" weer
wat op krachten zijn gekomen, wordt in de
beste stemming de terugtocht met de slede
aanvaard.
Niemand hunner bemerkt den bezorgden
blik, waarmee Gustl Stettner beurtelings het
windgat in het gebergte en zijn steeds onrus
tiger wordende paarden gadeslaat, want als
stedelingen hebben zij geen begrip van de
voorteekenen, welke een elementair natuur
verschijnsel vooraf plegen te gaan.
Eerst een plotselinge windvlaag doet hen
verschikt opkijken.
„Wat is dat aan? Het begint toch niet op-
gezellig te worden?" vraagt dr. Frank, terwijl
hij de kraag van zijn pels opzet.
„Ik geloof, dat we sneeuw krijgen", ver
onderstelt Barones Geitier, terwijl zij onder
zoekend de lucht opsnuift, die plotseling zeld
zaam drukkend en vochtig is geworden.
Een dichte nevelsluier legt zich over het
landschap. Met verbazingwekkende snelheid
worden huizen, boomen en menschen aan het
gezicht onttrokken; zelfs de lichten langs den
weg zijn al spoedig niet meer te zien.
Zoo zelden deze mistbanken in de Alpen zijn,
zoo verraderlijk zijn ze ook. Niet alleen bij een
eenzame skitocht in het hooggebergte, zelfs
bij een eenvoudigen tocht per slede, wanneer
men, zooals het in Hotel Iglerhof thuis be-
hoorende gezelschap, slechts een derde ge
deelte van den weg tusschen Innsbruck en
Igls heeft afgelegd, kan een dergelijk natuur
verschijnsel, op zijn zachtst uitgedrukt, zeer
onaangenaam zijn.
Szartossy, die de ernst van den toestand on
middellijk inziet, wisselt een paar woorden
met den koetsier, wiens brommend antwoord
weliswaar ten doel heeft hen gerust te stellen,
maar toch tevens, onmiskenbaar een zekere
onbehaaglijkheid verraadt.
Steeds weer blijven de paarden staan, zicht
baar onrustig door den dikken, ondoordring-
baren muur. die elk uitzicht belemmert en
waartegen zij zich instinctief verzetten. De
koetsier en Szartossy loopen nu aan weers
zijden naast de dieren en trachten hen met
vriendelijke woorden te kalmeeren. Steeds
langzamer en moeilijker echter komen zij
vooruit.
„Op die manier kan het tot morgen vroeg
duren voor we in het hotel zijn", zegt de
barones, die nu werkelijk ongerust begint te
worden.
„Als we «r dan tenminste zijn!" geeft ar.
Falk laconiek ten antwoord.
Miss Spencer duidt hem zijn pessimisme
hoogst kwalijk, maar ook zij bekijkt den, aan
vankelijk als een haar bekend verschijnsel
begroeten nevel, die de weerloos aan hem
overgeleverde slachtoffers steeds meer om
hult, nu met geheel andere oogen.
Bepaald naargeestig klinkt het roepen van
de onzichtbare menschen, die uit verschil
lende richtingen komen zich trachten voor
elkaar verstaanbaar te maken; de schellen op
het tuig van de paarden, anders zoo'n vroolijk
geluid in het wintersche landschap, zijn waar
schuwingssignalen geworden en daarbij neemt
het gevaar met iets of Iemand in botsing te
komen, voortdurend toe.
„Als de paarden maar niet wild worden!"
zucht Szartossy, wanneer de dieren telkens bij
het ontwaren van hun tegemoet komende
voertuigen of voetgangers, plotseling opschrik-
ken.
„Als we er maar voor zorgen den goeden
weg te houden!" voegt hij er aan toe. zich
ditmaal speciaal tot den koetsier richtend.
„Daar behoeft u niet bang voor te zijn",
antwoord Gustl, maar bijster overtuigend j
klinkt het niet.
Dan heerscht weer minutenlang zwijgen.
Het vooruitkomen wordt steeds moeilijker en
gevaarlijker.
Maar plotseling klinkt in de onmiddellijke
nabijheid het geblaf van een hond. Angstig
grijpt de barones den arm van dr. Falk. Op
hetzelfde oogenblik flitst het licht van een
zaklantaarn aan en een vrouwestem com
mandeert:
„Hier, Bella!"
„Bella?" herhaalt de koetsier verheugd en
„Therese??" voegt hij er nog verheugder aan
toe. Want de koetsier van Iglerhof en het
meisje voor alles uit de „Lantaarn" zijn neef
en nicht.
(Wordt vervolgd).