IVOROL %eh> mdwaiqoedb De Avonturen van Dr. Mol. WOENSDAG 1 A'PRTL' 1936 H A A" RL'E M'S DAGE E A D 3 Erfenissen van Nederlanders in hef buitenland belast. Oud-Wetsontwerp weer ingediend. Enkele wijzigingen aangebracht. Minister Oud heeft onlangs in de Eerste Kamer een wetsontwerp aan gekondigd tot heffing van belasting van nalatenschappen van Nederlan ders, die het rijk metterwoon hebben verlaten en van door zoodanige Ne derlanders gedane schenkingen. Dit ontwerp is thans bij de Tweede Ka mer ingediend. Het betreft in de eerste plaats een maatregel tegen belastingbesparing door z.g. belastingvluchtelingen. De minister acht het niet nooddg, de heffing uit te strekken tot de nala tenschappen van hen, die in de laat ste twintig jaar in Nederland hebben gewoond, zooals in het ontwerp-De Geer het geval was. Een tijd van tien jaar schijnt hem voldoende. Het is den minister naar hij in de Me morie van Toelichting zegt, bekend, dat te gen zoodanige belasting bezwaren bestaan. Bij de behandeling van het ontwerp van zijn ambtsvoorganger, dat tenslotte in de Eerste Kamer is verworpen, zijn zij in den breede uiteengezet. Daartegenover is toen eveneens uitvoerig betoogd, dat die bezwaren overdre ven waren en dat ook op theoretische gronden deze belasting verdedigbaar was. De minister wil thans daarop niet terugkomen. Hij meent zijn voorstel in hoofdzaak te mogen verdedigen als maatregel tegen het ontgaan van belasting. Immers het komt voor, dat vermogende personen, die op jaren gekomen zijn en aan hun erfgenamen den last van het betalen van de vrij hooge Neder- landsche successie rechten willen besparen, zich vestigen in landen, waar de successie rechten lager zijn, of wel, door zich nergens te vestigen de betaling van successierechten geheel en al trachten te voorkomen. Voor zoover deze personen Nederlander zijn. acht de minister het niet onredelijk, deze wijze van belastingibesparing tegen te gaan. Dat onder de regeling van het ontwerp ook zullen vallen de nalatenschappen van personen, die het rijk om andere redenen dan belastingbesparing hebben verlaten, acht de minister geen bezwaar. Voor hen toch. die en Nederlander zijn én het rijk nog niet lang ge leden hebben verlaten, bestaat nog een zoo danige band met het vaderland, dat de be lastingheffing ook hier gerechtvaardigd is. z Dertien auto's door jongelui gestolen. In anderhalve maand tijd. Voor de Haagsche rechtbank hebben twee jongelui terecht gestaan, die kans hadden rrezien in anderhalve maand tijd dertien auto's te stelen, vier te Rotterdam, een te Amsterdam en acht in Den Haag. Tegen de jongelui werd resp. tien en zes maanden ge~ vangenisstraf geëischt. De man aan wien zij de gestolen auto's hadden verkocht en die de jongens tot hun daad had aangezet, is voortvluchtig. VIJFJARIG KNAAPJE IN DE MAAS VERDRONKEN. In de Maas onder het gehucht Maasband, gemeente Stein is het vijfjarig zoontje van de familie Bertrams verdronken. Het knaapje was met een tweetal vrienden in een roei bootje op de Maas, welke ter plaatse vrij diep is, aan het spelevaren. Hierbij is hij overboord gevallen en verdronken. Ondanks herhaaldelijk dreggen is men er niet in ge slaagd het lijkje op te halen. Weinig toezicht te Megen geoefend? Langer diensttijd bij de zee macht in Indië? Maximum van 18 maanden. Regeling misschien reeds met Juli in werking. Door de Ned.-Indische regeering is aan den Volksraad met verzoek om advies aan geboden het ontwerp-Koninklijk Besluit, be helzende eenige belangrijke wijzigingen in het dienstplichtbesluit voor Ned.-Indië, waar bij ondermeer de duur van de eerste oefe ning voor dienstplichtigen bij de Zeemacht- van ten hoogste 5y2, 9 en 12 maanden, voor allen gebracht wordt op ten hoogste 18 maan den. Het ligt in het voornemen om zoodanige maatregelen te treffen dat bij vaststelling het besluit, conform het thans ingediende ontwerp, het gewijzigde dienstplichtbesluit reeds op de Juliploeg 1936 der Zeemacht van toepassing zal zijn. In dat geval zal dus. aan vangende met genoemde ploeg, welke 2 Juli onder de wapenen moet komen, de hierboven aangegeven verlengde tijdsduur der eerste oefening bij de Zeemacht (welke op de volle 18 maanden zal worden gesteld) worden in gevoerd. In aansluiting op dit Aneta-bericht meldt het I-ïbld. nog: In de bezuinigingswet is een soortgelijke voorziening voor de zeemacht hier te lande getroffen als thans in een ontwerp aan den Volksraad in Ned.-Indië is voorgelegd. Krach tens de bezuinigingswet is de dienstplicht wet namelijk zoodanig gewijzigd, dat voor dienstplichtigen bij de zeemacht de eerste oefentijd negen maanden zal bedragen, in dien de betrokkenen aanstonds uitslui tend voor de kustwacht bestemd zijn. Voor de overige dienstplichtigen, die bij de zee macht worden ingedeeld, is voorzien in een eersten oefentijd van 15 maanden, welke periode voor de voor onderofficier bestem den nog weer met drie maanden wordt ver lengd, en dus op anderhalf jaar wordt ge bracht. Door deze verlenging van den eersten oefe ningstij d wordt een bezuiniging beoogd. Men wil namelijk verschillende werkzaamheden welke tot nu toe door beroepspersoneel wer den verricht, ten deele door de dienstplich tigen doen verrichten. Daardoor mishandelingen niet eerder gemerkt. Vereeniging-voogdes behoudt haar bevoegdheid. Minister van Schaik heeft in een nader antwoord op de schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid van der Heide nog eenige mededeelingen gedaan over de mishan delingen van eenige voogdijkinderen door een vrouw te Megen, door wie deze kinderen werden verpleegd. De kinderen waren bij de vrouw te Megen uitbesteed door een vereeniging. namelijk de ..Algemeene Commissie voor Kinderverple ging en Kinderbescherming van den H. Vin- centius van Paulo, gevestigd te 's Graven- hage". De vergoeding bedroeg 35 cents per dag en per kind. terwijl de kosten van klee ding en schoeisel bovendien voor rekening der vereeniging-voogdes kwamen. Die uitbe steding was ingegaan 5 September 1935. Het bestuur van de vereeniging heeft de vrouw als „pleegmoeder" aangewezen. Naar haar per soon is te voren geen speciaal onderzoek in gesteld, omdat het bestuur op grond van voorafgaande uitbestedingen bij deze vrouw zich een gunstig oordeel over haar had ge vormd. Controle op de verpleging der kinderen had na 5 September 1935 nog niet plaats gevonden. Gedurende den tijd. dat andere kinderen bij de vrouw waren uitbesteed, nl. van 10 No vember 1930 tot 5 September 1935, is het ge zin viermaal door bestuursleden van de ver eeniging-voogdes en eenige keeren door een beambte van die vereeniging bezocht. Acht maal is van overheidswege inspectie gehou den. Bij geen dezer bezoeken is van een slechte behandeling der kinderen gebleken. Bij een inspectie vanwege het departement in Juni j.l. zijn door den daarmede belasten ambtenaar alle gezinnen te Megen, waarin voogdijkinderen werden verpleegd, ook met den burgemeester ter plaatse besproken. Bij deze bespreking werd omtrent bedoelde vrouw niets ongunstigs vernomen. Wel werd bij die inspectie de indruk ver kregen, dat de pleegmoeder minder geschikt was, om de toen aldaar verpleegd wordende twee elf-jarige jongens voldoende leiding te geven De aandacht van de vereeniging- voogdes werd hierop gevestigd ,met het ge volg, dat deze jongens naar elders werden overgeplaatst en werden vervangen door de twee meisjes van 8 en 5 jaren, welke laatste nadat verdenking van mishandeling tegen de pleegmoeder is gerezen, onverwijld uit dit gezin zijn verwijderd. De verplichting van de vereeniging-voog des tot geregelde en deugdelijke controle op de gezinnen, waarin door haar kinderen zijn uitbesteed, vloeit voort uit een algemeenen maatregel van bestuur van 15 Juni 1905. Ter men voor een maatregel van zoo ver gaande strekking, dat de vereeniging-voogdes niet langer als zoodanig zal kunnen optreden, acht de minister niet aanwezig. Zoowel de gezinnen, waarin voogdijkinde ren worden verpleegd, als de maatregelen van controle op bedoelde gezinnen beantwoorden in het algemeen aan de eischen, die men re delijkerwijze mag stellen. Hiermede wil de minister niet zeggen, dat ter zake niets te wenschen zou overblijven. Hij zal er dan ook met kracht naar blijven streven, de controle over gezinnen, waarin voogdijkinderen zijn uitbesteed, zoo doeltreffend mogelijk te doen zijn. poets dus Uw tanden met fie NederlandscheTandpasta Tube 6O en 40ct. (Adv. lngez. MedJ Zoetwatervisscherij wordt gesteund. In de vergadering van de af deeling „Zoet watervisscherij" der Ned. Heide Maatschap pij heeft de heer A. P. Brouwer, hoofd der afd. Visscherijen van het ministerie van Landbouw en Visscherij meegedeeld, dat voor de zalmzegenvisschers en de drijfnetvis- schers steunmaatregelen in vergevorderden staat van uitvoering zijn, waardoor zij weer met nieuw materiaal het bedrijf kun nen opnemen. Voor de gewone zoetwatervisscherij is het zeer moeilijk maatregelen te vinden. Maat regelen zijn in voorbereiding om althans dat gene aan de visschers te verstrekken, waar door men het bedrijf weer zal kunnen uit oefenen. Het Landbouwcrisisfonds is bereid om steun te verleenen aan bepaalde takken van visscherij. wanneer men zelf een potje heeft gevormd, waaruit gesteund wordt. BELEEDIGING VAN H. M. DE KONINGIN. De Rotterdamsehe rechtbank heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen den 48-ja- rigen I. A. L., gedetineerd, tegen wien één jaar gevangenisstraf is geëischt wegens schriftelijke beleedlging van de Koningin. Verdachte had in een to Middelharnis ge poste briefkaart ons staatshoofd verwijten gemaakt. De rechtbank heeft L. thans veroordeeld wegens poging tot opzettelijke beleediging tot negen maanden gevangenisstraf met af trek, van welke straf zes maanden voorwaar delijk zijn opgelegd. Een Scheveningsch Strand, door Ph. Sadée, in Teyler. Ph. Sadée was in den bloeitijd der Haagsche School een naam waarmee men te voorschijn kon komen, een goed schilder van het tweede plan, serieus en beschaafd, aangenaam van kleur, correct van teekening, met alle goede hoedanigheden tenslotte waarmee men zon der geniaal te zijn een reputatie opbouwt. Dertig, veertig jaar geleden was het werk zeer gewild, al stond het niet zoo hoog aan geschreven als de strandgezichten van Israëls en Blommers, onze Engelsche en Amerikaan- sche liefhebbers kochten het gaarne en ook in den Haagschen kring vond men er tallooze liefhebbers voor. Het werk van Sadée voldeed met zijn solide qualiteiten aan de eischen, die men toen al gemeen stelde: een zuivere factuur en een wel;~gecomponeerde voorstelling. Het met figuratie verlevendigd zeestrand heeft altijd in de schilderkunst een druk beoefend genre gevormd, zich wijzigend naar tijd en land, maar steeds met welwillende oogen door de kunstliefhebbers beschouwd. De gelegenheid mooie atmospherische werking te brengen in schier eindelooze ruimten tusschen water, grond en lucht liet geen impressionistisch schilder zich gaarne ontgaan en een Jaap Maris, zelfs een Mauze hebben prachtige stranden geschilderd, daarbij op hun wijze groote zeventiende-eeuwers (en ook kleinere meesters als Beelt. zie Frans Halsmuseum) volgend. Maar de Hagenaars brachten er wel een nieuw element in door aan de figuratie een belangrijke en actieve rol toe te bedeelen waardoor die activiteit vaak gewichtiger be doeld schijnt dan het zuiver picturale schoon van de natuurvertolking. Misschien kan de oude Jozef Israëls met zijn eerste Zandvoort- sche, van het academisme bevrijde prestaties, als wegbereider gelden. Het bekende „Langs moeders Graf" vertoont vrij Juist den over gang van een te gebonden romantiek naar een vrijer en natuurlijker uitingswijze, Lang zamerhand verkrijgt bij Israëls de atmosphe rische schildering de overhand, komen de fi guren veel echter in het buitenlicht te staan en worden daarin als het ware geheel opge nomen. Zijn met scheepjes spelende kinderen, zijn zittend meisje met de garnalenmand, zijn visschers rondom een thuisgekomen bom schuithet zijn even zoovele onderwerpen die hij herhaaldelijk en vaak prachtig-zuiver behandelde. Een sohilder die hem daarin zeer na stond was de oude Artz. wiens werk men zelden meer tegenkomt en wiens beste dingen trouwens in Amerika zitten. Een echt artist betoonde zich in die richting ook B. J. Blom mers, die meer dan de beide anderen een charmeur was en niet dan in het gouden zonlicht zijn in het water plassende kinderen in beeld bracht. Een schilder als Sadee staat tusschen Israëls en Blommers in en dan het dichtst nog bij den eersten. Van ons kleine plaatje zelfs valt af te lezen dat hij een bekwaam compo siteur was. Die eerste, groote groep visschers- vrouwen, met den jongen die een net draagt aan den kant is plastisch heel mooi in el kaar gezet; de bewegelijkheid der figuren in het verschiet, is machtig gesuggereerd. Het zonlicht trilt door de voorstelling, die een „verhaal" bevat. Een fantasierijk litterator kan over die thuiskomende familie een fraai feuilleton schrijvendat echter met de schilderkunst van Sadée niets te maken heeft. Die schilderkunst was, als reeds gezegd, een voudig, goed, eerlijk en betrouwbaar, zooals die van den Franschman Emile Breton, met wien hij vaak eenige overeenkomst vertoont. Sadée's leven hij was Hagenaar, geboren in 1837 en gestorven in 1901 biedt weinig bijzonders ter vermelding. Ook hij was een leerling der Academie onder Van den Berg, dat zou de belangrijkste mededeeling wezen, die gedaan zou kunnen worden. Voor den lezer is het daarom allicht interes santer iets over de menschen te vernemen die den roem der Sadée's, Blommers'en etc. buiten onze grenzen gemaakt hebben, zooals zij dat ook met dien van Jacob Maris, Mauve en de andere grooten gedaan hebben. Dat waren in hoofdzaak Engelsche kunstkoopers, die in de Haagsche School een voortzetting van die van Barbizon zagen met een eigen Hollandsoh cachet. Zij dorsten van het werk dier Haagsche heeren groote quanta te koopen en het goed te honoreeren, zoodat de I Een halve eeuw geleden Door KO DONCKER. vn. Mol dacht: ,,'k Zal maar naar huis toe gaan Ze woont hier tevreden aan de kust Zoo zei de meeuw ('k heb 't goed verstaan). „Da's een pak van m'n hart en ik ben gerust. 'k Zal dien drank toch eens probeeren, k Zal op kikkers reageeren. Doet 't geen goed, 't doet ook geen kwaad'." „Dokter luister toch naar raad." Mol die brandde van verlangen, Dokter Mol is kikkers gaan vangen, Aan 't Brouwers kolkje zat het vol. Daar ging de dokter op de jacht, Hij heeft er zes vetten thuis gebracht, Met puilende oogen en buiken bol. Hij zocht er de diksten en vetsten uit En spoot zijn wonderdrank onder de huid. Mol stond te wachten en te kijken, 't Beest liet niets bizonders blijken. Hij nam een tweede en spoot hem in, 't Deerde dezen evenmin. Hij nam er vier hij nam er vijf, Spoot den wonderdrank in hun lijf- Maar hoe hij keek en keek en keek Ze zaten wezenloos te staren, De kikkers veranderden geen steek. Maar bleven zooals ze altijd waren. Mol werd boos en dacht: „Wat drommel 't Is toch gek dat die drank niet werkt, 'k Heb geen verandering nog bemerkt. Is het misschien dan, werkelijk rommel?" Lange, lange, lange uren Zat i te staren, zat i te turen. Eindelijk is i het wachten moe, Neemt de kikkers naai- 't Kolkje toe. Hij smeet ze midden in den plas, Omdat i zoo vreeselijk nijdig was. Mol was razend, Mol was dol, Hij kroop voor achten al onder de wol, Hij lag zich in bed te versacherineeren, Bleef zich om en omme keeren, Hij trok zich de haren uit zijn hoofd, „Had ik nu maar die kreeft geloofd. Dan had ik tenminste dat boekje toch" Dokter zuchtte, „wee en och". Hij hoord' 't drie uur, vier uur slaan. Maar had geen oog nog toegedaan. Uit wanhoop is hij opgestaan. Net trok hij zijn sokken aan Toen hoord' i een verward gedruisch, 't Kwam dichter en dichter bij zijn huis. „Wat was er in 's hemels naam aan de hand?' „Was er een vechtpartij, was er brand?" vaderlandsche marktwaarde spoedig omhoog liep. Zelfs toen het pond nog zijn volle gouds waarde had beteekende voor den Engelschen kunstliefhebber honderd pond veel minder dan twaalf honderd gulden voor ons. Dat moet men nooit over het hoofd zien als men zich over de toenmalige geldswaarde dei- Hagenaars verbaast. Het waren wel typische schrandere koppen, die Engelsche handelaren die twee maal per jaar het Kanaal overstaken om hier in- koopen te doen. Zij waren met veel schilders bevriend en waar dat niet het geval was, be dienden zij zich van Hollandsche hande laren als tusschenpersonen. De moderne kunsthandel had in die jaren iets van een bankbedrijf, terwijl hij nu. zelfs in de groote steden, meer op het bedrijf van een kamer- verhuurster is gaan gelijken. Een der aardigste typen was de oude heer Peacock, een der firmanten van het Lon- densche huis Wallis and Son, die met al onze groote artisten op goeden voet stond, weken lang in Holland logeerde en dan maar weer met den nieuwen voorraad naar hun filiaal in Canada afreisde om in den herfst weer vlug en monter terug te komen. Later kwam met hem de jonge Harry Wallis mee en na Paecock's dood kwam Harry alleen, maar dat boterde lang niet zoo goed met de artisten, als 't met den slimmen maar toch zoo har- telijken grijskop Peacock ging. En de tijd was ook al aan het veranderen kort voor den oorlog al. Dan had men den in Londen wonenden Manus Koekkoek, daar lid der firma Koek koek en Lefevre, die zich uiteraard veel met Hollandsche kunst bezig hield en den Duitsch-Amerikaan Kraushaar die geen jaar oversloeg om in Den Haag en Amsterdam zijn Kraushaar Galleries van nieuwe kost bare „stuff" te voorzien. Of het midzomer of hartje winter was, Kraushaar transpireerde altijd hevig van agitatie bij de onderhandelingen, maar hij bleef tot zijn dood een trouw verdediger der Hollandsche kunst in New York. Die oude garde is verdwenen. Hun zaken bestaan nog, onder andere leiding en vaak met andere aspiraties. Het bleef niet bij dit drietal. Ik heb er wel een paar dozijn ge kend. die, ieder op zijn wijs voor de Hol landsche kunst op de bres gestaan hebben tot beiderzijds genoegen en voordeel: Misschien maken wij vandaag of morgen daar nog eens een paar relaasjes over. Ook anecdotisch zit daar stof genoeg in en al is de tijd der bonzen in die activiteit voorbij, die tijd was amusanter dan de onze. J. H. DE BOES. Uil Haarlem's Dagblad van 1886. 1 April: Uit den Raad der Gemeente Haarlem: Een som van 800.-, door B. en W. voorgesteld beschikbaar te stellen tot het illumineeren van een deel van den Hout, ter gelegenheid van de in Juli a.s. te houden algemeene vergadering en congres der Ned. Maatschappij tot be vordering van Nijverheid, werd door een amendement van den heer Berkhout teruggebracht op ƒ300.-. De heer Krelage gaf in overweging om de illuminatie wegens den zwakken gas- toevoer door vetpotjes te doen plaats hebben. Omtrent de verzoekschriften tot af schaffing der kermis, uitgaande van eenige vereenigingen te dezer stede, merkte de voorzitter op. dat met alle eerbied voor het gevoelen der adressan ten, er geen reden bestaat om de kermis af te schaffen. De lieer 't Hooft beschouwde de zaak uit een tweeledig oogpunt, ten eerste als een belang voor de gemeentekas, maar ten tweede, als men zich op het stand punt der gezondheidsleer plaatst, dan is er gevaar voor besmettelijke ziekten en voorts de bezwaren van zedelijken aard, waarop adressanten wijzen. De afLahoffJSt' ?a! men de kermis ineens afschaffen of langzamerhand van ka rakter doen veranderen? Dat men over de zaak rijp berade! Ten sltote stelde hij voor dit punt tot na de kermis van dit jaar te verschuiven. De heer Macaré vroeg den heer Hes- huysen. of er nog plan bestaat tot het planten van eenige hoornen op het Wil- sonsplein. De heer Heshuysen deelde hierop mede dat de commissie voor de plantsoenen, nu de Raad besloten heeft dat het een plein zal blijven, geen ver dere beplanting raadzaam acht. Mol heeft zich haastig aangekleed. Op zijn laarzen na is i gereed. 'r Wordt hevig aan de bel getrokken, Op de deur geslagen met stokken, Mol naar beneden op zijn sokken En met ongekamde lokken Vraagt: „wat dat lawaai toch beduidt." „Dokter! Dokter! kom er uit!" Roepen allen door elkaar, „Bloemendaal is in gevaar, We worden allemaal levend verscheurd!" „Maar goeie menschen wat is er gebeurd?" Heere bewaar me, wat is er geschied?" Maar men hoorde den dokter niet. Men haald' een ieder uit zijn huis; Slager, groenteboer, koster in kluis, Dominé, kleermaker, schilder, bakker Alles liep mee nog maar half wakker. Joelend, schreeuwend liep het volk Regelrecht naar de Brouwerskolk. Slaperig, soezerig, geeuwend en gapend Liepen ze naar de Kolk henen. Doch allen waren terdege gewapend. Gewapend waren z' van top tot teenen. Met zeisen, harken en verroeste geweren Om het onheil te bezweren. „Maar. wat is er toch gebeurd?" Vroeg dokter (en hij zuchtte diep) Aan veldwachter Spaan, die naast hem liep. „Heb i da nog nie geheurd? Heb i die kikkers nie gezien? Die nege kikkers née 't zijn der tien." Mol vroeg verbaasd, wat of i bedoelde. Terwijl i het zweet op zijn slapen voelde. „Die groote kikkers", antwoordde Spaan. Het hart begon Mol in de keel te slaan Het hart begon Mol in de keel te bonzen, 't begon hem in de ooren te gonzen; „Dokter luister toch naar raad, 't Brengt u anders niet dan kwaad." „Van deuze morgen was Tijs Meije Fluitelof voor zijn knène gaan snijé, Toe zijn die lèlike béste gekome, Die hebbe hem effe te graze genome. Zijn arm is gebroke, en 'et been steekt er door. En hij leit voor merakel bij den pastoor." (Wordt vervolgd.) Duitsche vliegmachine boven Venlo. Later op Schiphol aangekomen. Dezer dagen heeft een Duitsch vliegtuig, gemerkt D. E. J. E. F„ over Venlo gevlogen. Men veronderstelde met een militair toestel te doen te hebben, van waaruit foto's van de kazerne te Venlo werden gemaakt. Thans blijkt het A.N.P.. dat dit vliegtuig een sportvliegtuig is, dat bestuurd werd door den Duitschen vlieger Oscar Dimpfel. Hij is Zondagmiddag nog met dit vliegtuig op Schiphol aangekomen, waar zijn papieren in orde zijn bevonden. Van deze aankomst was verder geen notitie genomen, doch naar aan leiding van het bovenbedoelde bericht heeft de heer Dimpfel. die eeriigen tijd in ons land zal blijven en daarna naar Londen zal vliegen zijn aankomst te Amsterdam bekend gemaakt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 5