Dr. van Schelven in Nederland terug Dessie thans door de Italianen bezet? 53e Jaargang No. 16199 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen Woensdag 15 April 1938 HAARLEM S DAGBLAD Directie: P. VV. PEEREBOOM en ROBERT PEEREBOOM. UITGAVE LOURENS COSTER MAATSCHAPPIJ VOOR COURANT-UITGAVEN EN ALGEMEENS DRUKKERIJ N.V. Hoofdredacteur: ROBERT PEEREBOOM. ABONNEMENTENper week f 0.25, per maand 1.10, per 3 maanden f 3.25, franco per post ƒ3.55, losse nrs. ƒ0.06. Geïllustreerd Zondagsblad: per week 0.05, p. maand 0.22, p. 3 mnd. 0.65, franco p. post 0.7254. Bureaux: Groote Houtstraat 93 Drukkery: Zuider Buitenspaarne 12 Telefoon Nos-: Directie 13082 Hoofdredactie 15054 Redactie 10600 Drukkerij: 10122, 12713 Administratie: 10724, 14825 Postgiro 38810 Bijkantoor: Soendaplein 37, Haarlem-Noord, Telefoon 12230. AD VERTEN TlëN 15 regels f 1.75, elke regel meer f 0.35 Reclames ƒ0.60 per regeL Tarieven regelabonnementen op aanvraag. Vraag en aanbod 14 regels f 0.60. elke regel meer ƒ0.15. Onze Groentjes zie hoofd rubriek. Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid f 600.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Duim ƒ250.-, Wijsvinger 150.-, Elke andere vinger 50.-, Arm-of Beenbreuk f 30.— Idem voor Abonnés op het Geïllustreerd Zondagsblad: Levenslange ongeschiktheid ƒ2000.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Verlies Duim ƒ75.-. Verlies Wijsvinger ƒ75.-. Verlies andere vinger ƒ30.-. Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden. DIT NUMMER BESTAAT UIT TIEN BLADZIJDEN. HAARLEM, 15 April. Viruly en de Welpen De K. L. M.-vlieger en biograaf-van-de- luchtvaart Viruly behoort tot diegenen tot wier innerlijk besef het waanzinnige van den oorlog is doorgedrongen. Er zijn, meen ik, naar verhouding meer zulke menschen onder de mannen van de civiele luchtvaart dan in eenige andere groep van de samenleving. Dat is begrijpelijk. Hun snelle reizen over vele lan den hebben hun den wijden blik gegeven, die over de eeuwige verdeeldheid in landjes en volkjes met grensjes en ruzietjes heenkijkt en alleen een grootere menschelijkheid aanvaar den kan. Europa moet hun wel als een droevig versnipperd _n verpieterd geheel, dat voort durend bezig is zijn eigen kansen in de wereld te bederven door eindelooze „binnenlandsche" verdeeldheden, voorkomen. Zij zijn gelukkig niet de eenigen die het zoo zien, maar zij zijn zeker diegenen wier beroep hen het meest sterkt om het zoo te blijven zien. In het jongste nummer van De Groene Am sterdammer vertelt Viruly een ervaring, die hem erg pessimistisch gestemd heeft over de kansen der vredespropaganda. Ik citeer zijn verhaal, tevens betoog, hier: „Op een avond sprak ik voor padvinders en welpen. Het ging over de internationale ge dachte, zooals die voor mij beteekenis was gaan krijgen door de praktijk van het werk in de burgerluchtvaart. Ik had verteld over den valschen schijn van ridderlijkheid in moderne krijgvoering, over het luchtbombardement, dat op sluipmoord •lijkt en over de weinige eer, die er, naar men- schelijke begrippen, te behalen kon zijn met het toebrengen van leed of het dooden van betrekkelijk weerloozen, die persoonlijk geen schuld hadden. Ik had gezegd, dat de afschei ding tusschen de volkeren in mijn oogen door honderden vluchten over grenzen heen waren geworden tot bepalingen van steeds verder ineen schrompelende waarheden, welke met de jaren kleiner en kleiner waren geworden tegenover de veel grootere waarheid: dat het een laagheid is om menschen te dooden of te willen dooden. Dat doodsverachting maar zel den een mannelijke deugd is, doch triestig vaak een vorm van levensverachting in hen, die van de kostbaarheid en de heiligheid van het leven onvoldoende besef hebben, omdat hun leven niet genoeg inhoud heeft. Daar waren vierhonderd padvinders bij el kaar, maar in de drukke ge dachten wisseling, die volgde, sprak ieder, die wat te zeggen of te vragen had, al gauw zonder schroom en zoo kon het gebeuren, dat er een kleine welp mid den uit de kring ineens recht overeind ging staan en met stralende oogen vroeg: „En, me neer, waar zit u nu liever in, in een jager of in een bommenwerper?" Die welp had drie kwartier gespannen ge luisterd, maar alle pacifisme was volkomen langs hem heen gewaaid, omdat zijn heele jongenshart uitging naar die vreeselijk interes sante vliegtechniek, welke er mee vervlochten geweest was. Er waren nog een paar van die vragen: waarom een bom niet ontplofte, als hij op z'n kant viel? hoe zoo'n mitrailleur werkte, die tusschen de schroefbladen door schoot? De spreker werd er wijzer van dan de vragenstellers. Hij leerde weer eens, dat die genen, die natuurlijk ook wel tegen het dooden van menschen zijn maar nog meer tegen wat anders (schending van de staatssouvereinï- teit, van hun idee van eer van de vlag, van de nationale bezitrechten of wat dan ook) en die dus de bereidheid tot oorlogvoering van de na tie sterk willen houden, zich niet zoo erg ongerust behoeven te maken over de ethisch georiënteerde vredespropaganda, omdat er al tijd welpen zullen blijven, die te jong zijn om te kunnen beseffen, wat het leven waard is, maar oud genoeg, om er mee te willen spelen. Omdat de wereld altijd vol zal blijven loopen met jongens van alle leeftijden, tot wie wel sterk de vierhonderd kilometers uursnelheid van het jachtvliegtuig zullen spreken maar niet de zedeloosheid van de jacht; die in hun primitieve bewondering voor het .mitrailleur- mechanisme zullen blijven steken omdat ze te ongevormd zijn, om de waarde van het daar door bedreigde leven te kunnen peilen en die dus naar het kruisdradencentrum van den bommenrichtkijker nooit meer dan een „ob ject" zullen zien aanschuiven. Er steekt een noodlottige naïeveteit in het optimisme, waar mee vele bezielden vredespropaganda voeren: zij denken, dat die jongen door dien kijker menschen ziet en dat het pleit dus gewonnen zal zijn, als hij nu maar even tot doordenken gebracht kan worden. Maar die jongen ziet heelemaal geen menschen, hij speelt nog al tijd zijn opwindend spel met de onbezielde tinnen soldaatjes en van de roemvolle oor logen van zijn Vaderlandsche Geschiedenis:, hij speelt het geboeide spel van een jongen heiden, voor wien evangeliewoorden klanken uit een onverstaanbare taal zijn, die hem niets zeggen en waar hij dus niet eens naar luiste ren zal. Menschenliefde, vijanden liefhebben, Gij zult niet dooden? Wat zegt dat oen jongen van twaalf, van twintig of van vijftig als de vlaggen omhoog gaan en de machtige jacht- escadrille daverend staat proef te draaien? Niets; want het spel, de sport, de technische volmaaktheid, vechten, wraak en overwinning zijn tienmaal sprekender realiteiten voor den onvolwassen mensch. De welp wil en ziet alleen: het soort spel, waarvoor de leeuw in Europa achter de tralies pleegt te worden gehouden. Zijn eergevoel be treft nog gemakkelijk alleen het heidensche soort eer, dat van het vloeien van bloed af hangt. Daarom is vredespropaganda, die alleen met bezieling van menschenliefde spreekt, niet zeer gevaarlijk voor haar tegenstanders. Die behoeven zich niet te zeer verontrust te ge voelen. En nu mijn meening, ik geloof dat Viruly's ervaring er een is die wij allemaal met kin deren opdoen. En als het kinderen betreft is het heusch niet erg. Zij zijn, zooals Viruly zelf zegt, te jong om te kunnen beseffen wat het leven waard is. Zij zijn onrijp, onge vormd in hun eigen gedachten en wenschen, en ten aanzien van het oorlogsvraagstuk geldt voor hen zeker de waarheid van het Fransche spreekwoord„Cet age est sans pitié"die leeftijd kent geen medelijden. Maar het zijn niet de kinderen, het is niet de veelbeschreven en veelbesproken Jeugd die in de wereld aan de beslissende touwtjes trekt en over oorlog of vrede beslist. In de toekomst zal zij het moeten doenals zij de Jeugd niet meer is, anders is gaan denken en oordeel des ondersc'heids heeft verworven. Maar Viruly heeft het niet alleen over de jeugd. Hij heeft het ook over „jongens van alle leeftijden", die even ongevormd en pri mitief denken als de welpen op zijn padvin dersvergadering. En hij oneent dat die er altijd zullen zijn. Nu, ik erken hun aanwezigheid ten volle, maar ik geloof niet „dat zij er altijd zullen zijn", in dien zin: dat zij altijd de doorslag gevende factor zullen blijven, die ten voor- deele van oorlog beslist. Ik geloof dat hun aantal en hun invloed nu al veel minder overheerschend zijn dan vroeger, dat het aantal diergenen die denken zooals Viruly en schrijver dezes zeer sterk is toegenomen en 'hun invloed naar rato, en dat wij daarom vooral vol moeten houden en ons niet laten ontmoedigen bij de vervulling van een taak, die onmetelijk groot en bij momenten wan hopig schijnt. Degenen die wèl beseffen hebben reeds een tegenstand in de wereld ontketend, een strooming doen ontstaan, die nimmer rust en zich steeds doet gelden. Wij zien in de huidige wereld een voortdurende botsing tusschen. de krachten van de vernie tiging en de krachten van den opbouw, die vóór 1914 eenvoudig niet bestond. Heeft Vi ruly wel eens opgemerkt hoe velen er zijn die van houding tegenover het oorlogsvraag stuk veranderen zoodra zij de ouderlijke ver antwoordelijkheid bereikt hebben? En is dat verschijnsel, gegroeid op den voedingsbodem van een nieuwen tijd die tenslotte veel meer nadenkt over en worstelt met dit probleem dan het verleden, niet volkomen begrijpelijk? Is het niet logisch dat de jonge vader en moeder van een nieuw klein menschje plot seling het leven en zijn doel, en daarmee hun eigen taak daarin, anders en veel rui mer gaan zien, en zich de logische vraag stellen: „Hebben wij dit kind nu in de we reld gebracht, en gaan wij het groot brengen en opvoeden, zullen wij het veel laten leeren en begrijpen en tot een goed mensch pro- beeren te maken met geen ander doel dan dat het, voor het zelf iets in de wereld tot stand brengen kan, domweg en toruutweg wordt vermoord?" Dit bese-f groeit overal in de wereld zeer sterk, meneer Viruly. en op dien groei, dien u niet In statistieken vindt maar die er is en die u ook in andere landen kunt gaan waarnemen, moeten wij onze hoop blijven vestigen. Er is zeker veel vredespropaganda die rnief en dilettantisch gevoerd wordt. Maai er is ook een ander soort, dat direct tot het gezonde verstand spreekt en dat wel degelijk diepen indruk maakt. Voortdurend wint het aanhangers. Menschen als u, ibehooren tot degenen di*" dit zaad, dat wèl wortel schiet, kunnen zaaien en het al vaak hebben ge daan. Geloof daarin evenals ik het doe. Er zijn geen dingen en ook geen menschen die „altijd zoo zullen blijven". Alles verandert, voortdurend. Het tempo van verandering is in dezen tijd versneld. Wij heibben een beter kans dan eenige generatie voor onsen misschien wel de beslissende. Misschien zal onze generatie het zijn, die de volgende uit barsting van collectieven waanzin in Europa nog helpt voorkomen. Als wij volhouden. R. P. ZENDELING AAN ZIJN ONTVOERDERS ONTSNAPT. De Zwitsersche zendeling Bosshardt. die se dert October 1934 de gevangene van Chinee- sche bandieten was. is er in geslaagd, te ont snappen. Hij is te Joennanfoe aangekomen. Zijn relaas van den bloedigen roofoverval. Naar men weet was dr, van Schelven met de „Christiaan Huygens" uit Port Said ver trokken om, na de emoties in Abessynië in eigen land herstel te zoeken van zijn verwon dingen. Zijn toestand was van dien aard, dat een rustkuur noodzakelijk was en daarom was het aanvankelijke plan om aan boord te blijven tot Amsterdam. De bootreis heeft hem echter zoo goed gedaan, dat dr. Van Schelven zich krachtig genoeg gevoelde om in Genua van boord te gaan en met den boottrein van de Maatschappij Nederland naar Arnhem te vertrekken, waar hij hedenochtend is aange komen. Een redacteur van het A.N.P. is dr. van Schelventot Dusseldorf tegemoet gereisd en heeft in den trein een onderhoud met hem gehad en van hem, na de min of meer frag mentarische berichtgeving over zijn lotgeval len, een aaneengeschakeld relaas gehoord, van hetgeen hem is overkomen. Dr. van Schelven zelf voelde er eerst niet veel voor. Zijn toestand was bevredigend, zei- de hij. Wel voelde hij zich nog wat slap, doch dit zou. naar hij hoopte, spoedig beter wor den. Voor het overige was er, naar hij op merkte, weinig nieuws. Toen kwam mevrouw van Schelven, die in gezelschap van haar zestienjarigen zoon, haar man tot Port Said was tegemoet gereisd, den journalist te hulp en tezamen wisten zij dr. van Shelven aan het praten te krijgen en hem verschillende bijzonderheden te laten vertellen. „Wij konden niet werken", aldus dr. van Schelven, als wij bij elkaar bleven. De ambu lance moest zich splitsen. Dat was onze over tuiging en hoewel wij de gevaren daaraan verbonden, niet onderschatten, hebben wij zulks gedaan. Het hoofdbestuur van het Roo- de Kruis was er nooit vóór geweest. Steeds had men in Den Haag gezegd: bij elkaar blij ver. en, achteraf gezien, is gebleken, dat het splitsen in eenheden inderdaad buitengewoon groote risico's met zich bracht. Moorddadig gevecht tusschen het escorte en rebellen. Wij meenden echter, dat het belang van onzen arbeid het vorderde. De eenheid, waar ik toe behoorde, ontmoette een aantal rebel len. Nu moet men zich van rebellen in Abes synië geen verkeerde voorstelling maken. Dit .■zijn eenvoudig wilden, die in benden van de bergen komen, geheel naakt zijn en rooven en plunderen waar zij maar kunnen. Wanneer een Abessynisch escorte dergelijke rebellen ontmoet, wordt er zonder meer op hen ge schoten. Ons escorte viel dan ook dadelijk de rebellen aan en bij deze vechtpartij vielen verschillende dooden. Wij trachtten den strijd te doen eindigen en toen onze begeleiders twee gevangen rebellen ook wilden dooden, hebben wij dit belet. Dit ging zelfs niet zon der dat, wij de menschen op de meest krach tige manier dwongen met de moordpartij op te houden. Waarschijnlijk heeft dit optreden mij het leven gered, want de rebellen namen wraak. Wij zagen ze om ons heen sluipen en inder daad werd onze eenheid, korten tijd later overvallen. Wij verdedigden ons zoo goed wij konden. Echter was de overmacht te groot. Onze gids zag ik naast mij neervallen en daarna werd mij alles zwart voor de oogen en zakte ik ineen. Ik was door twee kogels in de borstkas getroffen. Hoe lang ik daar be wusteloos gelegen heb, weet ik niet. Toen ik echter bijkwam, stond een Abessynisch roover voor mij met de punt van zijn speer op mijn buik. Ik dacht toen, dat het met- mij afgeloo- pen was en iedere seconde verwachtte ik, dat de wilde toe zou steken. Hij deed dit even wel niet- en ik bemerkte, dat hij bijzondere aandacht had voor mijn horlogeketting. Ik maakte die los en gaf hem deze. Daarna maakte ik een beweging alsof ik schieten wou hoewel ik mijn revolver kwijt was en daarop retireerde de roover langzaam. De haat der rebellen ging in de eerste plaats tegen de Abessyniërs zelf. Voor hen kenden zij geen genade. De blanken waren nog zoo kwaad niet, zoo dachten zij blijkbaar. Hyena's. Nooit zal ik vergeten hoe ik twee dagen daar gelegen heb in de woestijn, bij tijden het bewustzijn verliezende, gekweld door pijn en dorst, met een aantal lijken om mij heen en de sluipende hyena's in de onmiddellijke na bijheid. Ik had geen kracht om op te staan. Adem kon ik nauwelijks halen. Met een riem tracht te ik mijn wonden af te binden en uitgeput door het hevig bloedverlies bleef ik uur na uur liggen. De dorst, welke ik leed, was het ergste. Ik voelde in mijn zakken en vond een medicijn, welke ik gretig slikte. Langzamerhand drong het tot mij door, dat ik uit deze hel moest wegkomen, omdat het anders onherroepelijk met mij gedaan zou zijn. Ik sleepte mij voort en na een niet te vertellen lijden bereikte ik een dorp. Hier be duidde ik, dat ik water moest hebben. Het duurde echter uren voor ik het kreeg. Het geheele dorp liep eerst uit om mij te zien en toen begonnen alle inwoners te d'elibereeren wat zij met mij zouden doen en of ze mij water zouden geven. Eindelijk kreeg ik het lang be geerde drinken. Toen werd ik het dorp uitge jaagd en kroop meer dan ik lien naar het vol gende dorp- Het was een waanzinnige toestand. Alle dorpen werden bewoond door rooverbenden, die elkaar bevochten en die bang voor elkan der waren. Hoe ik eindelijk in Kworam geko men ben weet ik nog niet. Mevrouw van Schelven viel haar man in de rede en wees op zijn handen, welke vol ker ven en sneden waren. „Zoo is hij over de rot sen gekropen^ voegde zij hieraan toe. „Eigenlijk hebben de brieven van mijn vrouw mij het leven gered", zoo ging dr. van Schelven verder, want ik had een pak brieven in mijn binnenzak en daardoor werd de ko gel iets gestuit. Had deze een millimeter ver der gegaan, dan zou ik u naar alle waar schijnlijkheid nu niets meer kunnen vertel len. In Kworam kwam ik in een hemel vergele ken met v/at ik had moeten doorstaan. Ik was er de gast van den negus en werd twee dagen in den keizerlijken schuilkelder verpleegd. Ik zou toen per vliegtuig naar Dessie gaan, maar deze toezegging van den negus is hem duur te staan gekomen, want beide vliegtuigen, welke hij voor mij bestemd had, werden ver nield. Op het veld stond de machine voor mijn vertrek al gereed, toen Italiaansche bommen werpers er bommen op wierpen. Toen zou ik des namiddags met een tweede vliegtuig ver trekken. Ik stond al gereed om in de cabine te stappen, toen wederom de Italianen na derden en bommen lieten vallen. Ik maakte dat ik uit de buurt kwam en de Italianen mis ten aanvankelijk met hun bommenwerpen. Daarna vlogen zij zeer laag over het terrein en vernielden met mitrailleurs de machine. De negus besloot toen, dat ik per auto naar Dessie zou gaan. Daartoe stelde hij zijn eigen muilezel te mijner beschikking. Drie uur moest ik op dit dier rijden om bij het begin van den autoweg naar Dessie te komen. Met de kei zerlijke auto ging het toen verder. Echter wa ren wij nog niet aan het eind van onze el lende, want bij het oversteken van een rivier geraakte de benzinetank lek en vulde deze zich met water. Wij moesten toen wachten tot- er een vrachtauto met gewonden kwam en daarbij konden wij nog een plaatsje krijgen. Zoo kwamen wij in Dessie. dat mij na alle doorgestane ontberingen en verschrikkingen werkelijk een paradijs leek. Italiaansch protectoraat Vervolgens vroeg de journalist dr. van Schel ven wat zijn indruk was van het Abessynische volk. van hun beschaving en cultuur. ..Het is een vrijgevochten, tuchtlooze be volking. Italiaansch protectoraat zal zonder twijfel zegenrijk zijn voor dit volk, maar aan den anderen kant gun ik niemand, dat hij zijn vrijheid verliest. Het land is eigenlijk te groot. De Abessy niërs bewonen nauwelijks drie provincies. De overige hangen er maar zoo wat aan. Zij zijn nu eens voor den negus, dan weer tegen den negus. Er is geen saamhoorigheidsgevoel en men kan dan ook van een Abessynische natie niet spreken. Wat wij meegemaakt hebben bewijst wel duidelijk hoe primitief en geciviliseerd de toe standen daar zijn en hoe er inderdaad nog de eerste grondslagen voor een geordende sa menleving gelegd moeten worden. Mevrouw van Schelven las 's Maandags in de krant, dat haar man gewond was. Zij kon niet lijdelijk wachten op nadere berichten, maar besloot dadelijk handelend'op te tre den. Met haar 16-jarigen zoon vertrok zij denzelfden avond naar Rome en dank zij de bemiddeling van onzen gezant aldaar, kreeg zij toegang tot de hoogste militaire autori teiten. Deze stelden alles in het werk om haar een plaats in het vliegtuig van Rome naar Asmara te geven. Wanneer zij dan in As mara aangekomen zou zijn, zou zij op eigen gelegenheid en eigen risico over het gevechts terrein moeten gaan om dan de Abessynische troepen en de daarachter gelegen Roode Kruiscolonnes te bereiken. Mevrouw van Schelven greep deze gelegen heid aan, maar kort voor haar vertrek ont ving zij een telegram van haar man, van den volgenden inhoud: „Packet of your letters saved my life. Kworam now". Zij besloot nu een anderen weg te volgen en ging van Rome naar Marseille en vandaar met een Fransch schip naar Djiboeti. In Suez heeft zij toen haar man ontmoet en is met hem via Port Said teruggereisd. Dr. van Scheiven was vol lof over de hulp, welke hij van tal van autoriteiten heeft on dervonden. Dr. Lampe van de Nederlandsche ambulance heeft als een vader voor hem ge zorgd in de eerste dagen na zijn verwondin gen. Ook de heer Boddard, de Fransche ge zant in Addis Abeba, heeft gedaan wat hij kon. Tenslotte was de maatschappij „Neder land" zoo vriendelijk om ons van Port Said naar Den Haag gratis terug te brengen. Dit medeleven en deze hartelijke gastvrijheid heeft ons zeer getroffen. „Ik heb", zoo besloot dr. van Schelven, „van den negus voor mijn vertrek nog een onderscheiding gekregen. Ik ben namelijk be noemd tot officier in de orde van de H. Drieëenheid". Resultaat van het ambulance-werk niet groot. De Nederlandsche ambulance is eigenlijk de eenige. welke nog niet gebombardeerd is, zoo vertelde dr. van Schelven, nog onder zijn an dere reisavonturen door. Daarom is de stem ming in Dessie in het Nederlandsche kamp zoo goed. Zij, die op de vooruitgeschoven posten zijn, worden door de voortdurende bombardementen wel down. Wij hebben wel iets bereikt, doch naar verhouding van het geld. de moeite en inspanning, is dit toch eigenlijk bitter weinig. Wel hebben wij zeer veel informatief werk gedaan en dat kan later van groote waarde zijn voor het Roode Kruis. In elk geval hebben wij geleerd, dat men niet moet beginnen met den bovenbouw van een ambulance, maar dat, vooral in on geciviliseerde streken, de onderbouw het be langrijkste is. „Ik ben een avontuur rijker", zoo zeide dr. van Schelven bij het afscheid, „maar bij alles wat ik mee heb gemaakt in Oost en West, zal ik mijn lotgevallen in Abessynië nooit verge ten". Het woord is aan.... Emanuel Werlheimer: Voor den pessimist is niets zoo waardeloos als het leven uitgezonderd het zijne. Raad voor de Scheepvaart (Bij de behandeling van een sleepbootongeval, dat twee slacht offers eischte, heeft het bij den Raad voor de Scheepvaart weder verwondering gewekt, dat ook in dit geval schippers de zwemkunst niet machtig waren.) De Raad voor de Scheepvaart stond weder versteld. Dat schippers het zwemmen niet leeren, Hoezeer dan ook dubbei gevaar voor hen geldt, Zij schijnen zich nooit te bekeeren. Het ging hier alweer om een droevig geval, Dat niet had behoeven gebeuren. Een haven, een botsing, vlak onder den wal, Twee dooden zijn weer te betreuren. Een schipper is boven het water een kraan. Erin is hij daadlijk een stakker. Tenzij 't zoo ondiep is, dat hij er kan staan. Wanneer wordt de schipper toch wakker. Geschipper gaat goed op een wiebelend dek. Dat biedt nog houvast aan de voeten. Maar kun jewniet zwemmen en krijg je een lek. Dan moet je er leelijk voor boeten. Daar helpt geen kompas en geen stuurmanskunst bij, Al ben je die nog zoo goed machtig. Dan baat je geen wetenschap van het getij. AI weet je dat weetje ook prachtig. Hier ligt de conclusie wel zeer in de lijn, Van 't koor der vermanende stemmen, De Raad voor de Scheepvaart moet altijd weer zijn: Leert zwemmen, wat drommel, leert zwemmen! P. GASUS. Radiodistributie Haarlem. De Betaling van de kosten Voor den aanleg en zoo voort, Regelt U met de Centrale, Waar Uw woning onder hoort. NIEUWE GRACHT 5 TELEFOON 10010, (Adv. Ingez. Med.) ROME, 15 April (Reuter-A.N.P.) De Italiaansche troepen hebben Dessie bezet. WANDGEDIERTE en alle LASTIGE INSECTEN ver delgen wij onder schriftelijke garantie en strikte geheimhouding. ZUIVERINGSONDERNEMING „RADICAAL" GEN. CRONJéSTRAAT 135. HAARLEM-N. TELEFOON 11657. (Adv. Ingez. Med.) tut ifetiïftftjjfuftt De arrestatie van eenige vooraanstaande fi guren in Mandsjoekwo heeft te Tokio en Hsinking onrust gewekt. pag. 4 Henry Chéron, oud-minister van financiën in Frankrijk, is overleden. pag. 4 De oorlog in Abessynië: Ononderbroken op- marsch aan het noordelijke front. pag. 4 Te Leiden is Dinsdagavond een 22-jarig meisje vermoord. pag. 3 Er wordt overleg met België gepleegd over een nieuwe handelsregeling. pag. 3 De Centrale Suiker Maatschappij heeft over 1935 winst gemaakt. pag. 3 Dr. van Schelven over zijn avonturen in Abessynië. pag. 1 Dessie zou in het bezit der Italianen zijn. pag. 1 B. en W. van Haarlem hebben besloten tot verlaging der loonen. pag. 5 ARTIKELEN, ENZ. R. P.: Viruly en de Welpen. pag. 1 Van onzen correspondent tc Genève: De oorlog die vier weken vergeten was pag, 1 Van onzen Parijschen correspondent: Voor de Fransche verkiezingen. pag. 2 J. H. de Bois: Haarlem's Kunstbezit. pag. 3 Langs de Straat: Ls,: Uitkijken. pag. 3 De burgerlijke stand van Haarlem is opge nomen op pag, Tj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 1