Dr. van Schelven in Nederland terug
Dessie thans door de
Italianen bezet?
53e Jaargang No. 16199
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen
Woensdag 15 April 1938
HAARLEM S DAGBLAD
Directie: P. VV. PEEREBOOM
en ROBERT PEEREBOOM.
UITGAVE LOURENS COSTER MAATSCHAPPIJ VOOR
COURANT-UITGAVEN EN ALGEMEENS DRUKKERIJ N.V.
Hoofdredacteur: ROBERT PEEREBOOM.
ABONNEMENTENper week f 0.25, per maand 1.10, per 3 maanden
f 3.25, franco per post ƒ3.55, losse nrs. ƒ0.06. Geïllustreerd Zondagsblad:
per week 0.05, p. maand 0.22, p. 3 mnd. 0.65, franco p. post 0.7254.
Bureaux: Groote Houtstraat 93 Drukkery: Zuider Buitenspaarne 12
Telefoon Nos-: Directie 13082 Hoofdredactie 15054 Redactie 10600
Drukkerij: 10122, 12713 Administratie: 10724, 14825 Postgiro 38810
Bijkantoor: Soendaplein 37, Haarlem-Noord, Telefoon 12230.
AD VERTEN TlëN 15 regels f 1.75, elke regel meer f 0.35 Reclames
ƒ0.60 per regeL Tarieven regelabonnementen op aanvraag. Vraag en
aanbod 14 regels f 0.60. elke regel meer ƒ0.15. Onze Groentjes zie
hoofd rubriek.
Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid f 600.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Duim ƒ250.-, Wijsvinger 150.-, Elke andere vinger 50.-, Arm-of Beenbreuk f 30.—
Idem voor Abonnés op het Geïllustreerd Zondagsblad: Levenslange ongeschiktheid ƒ2000.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Verlies Duim ƒ75.-. Verlies Wijsvinger ƒ75.-. Verlies andere vinger ƒ30.-.
Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TIEN BLADZIJDEN.
HAARLEM, 15 April.
Viruly en de Welpen
De K. L. M.-vlieger en biograaf-van-de-
luchtvaart Viruly behoort tot diegenen tot
wier innerlijk besef het waanzinnige van den
oorlog is doorgedrongen. Er zijn, meen ik, naar
verhouding meer zulke menschen onder de
mannen van de civiele luchtvaart dan in
eenige andere groep van de samenleving. Dat
is begrijpelijk. Hun snelle reizen over vele lan
den hebben hun den wijden blik gegeven, die
over de eeuwige verdeeldheid in landjes en
volkjes met grensjes en ruzietjes heenkijkt en
alleen een grootere menschelijkheid aanvaar
den kan. Europa moet hun wel als een droevig
versnipperd _n verpieterd geheel, dat voort
durend bezig is zijn eigen kansen in de wereld
te bederven door eindelooze „binnenlandsche"
verdeeldheden, voorkomen. Zij zijn gelukkig
niet de eenigen die het zoo zien, maar zij zijn
zeker diegenen wier beroep hen het meest
sterkt om het zoo te blijven zien.
In het jongste nummer van De Groene Am
sterdammer vertelt Viruly een ervaring, die
hem erg pessimistisch gestemd heeft over de
kansen der vredespropaganda. Ik citeer zijn
verhaal, tevens betoog, hier:
„Op een avond sprak ik voor padvinders en
welpen. Het ging over de internationale ge
dachte, zooals die voor mij beteekenis was
gaan krijgen door de praktijk van het werk in
de burgerluchtvaart.
Ik had verteld over den valschen schijn van
ridderlijkheid in moderne krijgvoering, over
het luchtbombardement, dat op sluipmoord
•lijkt en over de weinige eer, die er, naar men-
schelijke begrippen, te behalen kon zijn met
het toebrengen van leed of het dooden van
betrekkelijk weerloozen, die persoonlijk geen
schuld hadden. Ik had gezegd, dat de afschei
ding tusschen de volkeren in mijn oogen door
honderden vluchten over grenzen heen waren
geworden tot bepalingen van steeds verder
ineen schrompelende waarheden, welke met
de jaren kleiner en kleiner waren geworden
tegenover de veel grootere waarheid: dat het
een laagheid is om menschen te dooden of te
willen dooden. Dat doodsverachting maar zel
den een mannelijke deugd is, doch triestig
vaak een vorm van levensverachting in hen,
die van de kostbaarheid en de heiligheid van
het leven onvoldoende besef hebben, omdat
hun leven niet genoeg inhoud heeft.
Daar waren vierhonderd padvinders bij el
kaar, maar in de drukke ge dachten wisseling,
die volgde, sprak ieder, die wat te zeggen of te
vragen had, al gauw zonder schroom en zoo
kon het gebeuren, dat er een kleine welp mid
den uit de kring ineens recht overeind ging
staan en met stralende oogen vroeg: „En, me
neer, waar zit u nu liever in, in een jager of
in een bommenwerper?"
Die welp had drie kwartier gespannen ge
luisterd, maar alle pacifisme was volkomen
langs hem heen gewaaid, omdat zijn heele
jongenshart uitging naar die vreeselijk interes
sante vliegtechniek, welke er mee vervlochten
geweest was. Er waren nog een paar van die
vragen: waarom een bom niet ontplofte, als
hij op z'n kant viel? hoe zoo'n mitrailleur
werkte, die tusschen de schroefbladen door
schoot? De spreker werd er wijzer van dan de
vragenstellers. Hij leerde weer eens, dat die
genen, die natuurlijk ook wel tegen het dooden
van menschen zijn maar nog meer tegen wat
anders (schending van de staatssouvereinï-
teit, van hun idee van eer van de vlag, van de
nationale bezitrechten of wat dan ook) en die
dus de bereidheid tot oorlogvoering van de na
tie sterk willen houden, zich niet zoo erg
ongerust behoeven te maken over de ethisch
georiënteerde vredespropaganda, omdat er al
tijd welpen zullen blijven, die te jong zijn om
te kunnen beseffen, wat het leven waard is,
maar oud genoeg, om er mee te willen spelen.
Omdat de wereld altijd vol zal blijven loopen
met jongens van alle leeftijden, tot wie wel
sterk de vierhonderd kilometers uursnelheid
van het jachtvliegtuig zullen spreken maar
niet de zedeloosheid van de jacht; die in hun
primitieve bewondering voor het .mitrailleur-
mechanisme zullen blijven steken omdat ze te
ongevormd zijn, om de waarde van het daar
door bedreigde leven te kunnen peilen en die
dus naar het kruisdradencentrum van den
bommenrichtkijker nooit meer dan een „ob
ject" zullen zien aanschuiven. Er steekt een
noodlottige naïeveteit in het optimisme, waar
mee vele bezielden vredespropaganda voeren:
zij denken, dat die jongen door dien kijker
menschen ziet en dat het pleit dus gewonnen
zal zijn, als hij nu maar even tot doordenken
gebracht kan worden. Maar die jongen ziet
heelemaal geen menschen, hij speelt nog al
tijd zijn opwindend spel met de onbezielde
tinnen soldaatjes en van de roemvolle oor
logen van zijn Vaderlandsche Geschiedenis:,
hij speelt het geboeide spel van een jongen
heiden, voor wien evangeliewoorden klanken
uit een onverstaanbare taal zijn, die hem niets
zeggen en waar hij dus niet eens naar luiste
ren zal. Menschenliefde, vijanden liefhebben,
Gij zult niet dooden? Wat zegt dat oen jongen
van twaalf, van twintig of van vijftig als de
vlaggen omhoog gaan en de machtige jacht-
escadrille daverend staat proef te draaien?
Niets; want het spel, de sport, de technische
volmaaktheid, vechten, wraak en overwinning
zijn tienmaal sprekender realiteiten voor den
onvolwassen mensch.
De welp wil en ziet alleen: het soort spel,
waarvoor de leeuw in Europa achter de tralies
pleegt te worden gehouden. Zijn eergevoel be
treft nog gemakkelijk alleen het heidensche
soort eer, dat van het vloeien van bloed af
hangt. Daarom is vredespropaganda, die alleen
met bezieling van menschenliefde spreekt, niet
zeer gevaarlijk voor haar tegenstanders. Die
behoeven zich niet te zeer verontrust te ge
voelen.
En nu mijn meening, ik geloof dat Viruly's
ervaring er een is die wij allemaal met kin
deren opdoen. En als het kinderen betreft is
het heusch niet erg. Zij zijn, zooals Viruly
zelf zegt, te jong om te kunnen beseffen wat
het leven waard is. Zij zijn onrijp, onge
vormd in hun eigen gedachten en wenschen,
en ten aanzien van het oorlogsvraagstuk
geldt voor hen zeker de waarheid van het
Fransche spreekwoord„Cet age est sans
pitié"die leeftijd kent geen medelijden.
Maar het zijn niet de kinderen, het is niet
de veelbeschreven en veelbesproken Jeugd
die in de wereld aan de beslissende touwtjes
trekt en over oorlog of vrede beslist. In de
toekomst zal zij het moeten doenals zij
de Jeugd niet meer is, anders is gaan denken
en oordeel des ondersc'heids heeft verworven.
Maar Viruly heeft het niet alleen over de
jeugd. Hij heeft het ook over „jongens van
alle leeftijden", die even ongevormd en pri
mitief denken als de welpen op zijn padvin
dersvergadering. En hij oneent dat die er
altijd zullen zijn.
Nu, ik erken hun aanwezigheid ten volle,
maar ik geloof niet „dat zij er altijd zullen
zijn", in dien zin: dat zij altijd de doorslag
gevende factor zullen blijven, die ten voor-
deele van oorlog beslist. Ik geloof dat hun
aantal en hun invloed nu al veel minder
overheerschend zijn dan vroeger, dat het
aantal diergenen die denken zooals Viruly en
schrijver dezes zeer sterk is toegenomen en
'hun invloed naar rato, en dat wij daarom
vooral vol moeten houden en ons niet laten
ontmoedigen bij de vervulling van een taak,
die onmetelijk groot en bij momenten wan
hopig schijnt. Degenen die wèl beseffen
hebben reeds een tegenstand in de wereld
ontketend, een strooming doen ontstaan, die
nimmer rust en zich steeds doet gelden. Wij
zien in de huidige wereld een voortdurende
botsing tusschen. de krachten van de vernie
tiging en de krachten van den opbouw, die
vóór 1914 eenvoudig niet bestond. Heeft Vi
ruly wel eens opgemerkt hoe velen er zijn
die van houding tegenover het oorlogsvraag
stuk veranderen zoodra zij de ouderlijke ver
antwoordelijkheid bereikt hebben? En is dat
verschijnsel, gegroeid op den voedingsbodem
van een nieuwen tijd die tenslotte veel meer
nadenkt over en worstelt met dit probleem
dan het verleden, niet volkomen begrijpelijk?
Is het niet logisch dat de jonge vader en
moeder van een nieuw klein menschje plot
seling het leven en zijn doel, en daarmee
hun eigen taak daarin, anders en veel rui
mer gaan zien, en zich de logische vraag
stellen: „Hebben wij dit kind nu in de we
reld gebracht, en gaan wij het groot brengen
en opvoeden, zullen wij het veel laten leeren
en begrijpen en tot een goed mensch pro-
beeren te maken met geen ander doel dan
dat het, voor het zelf iets in de wereld tot
stand brengen kan, domweg en toruutweg
wordt vermoord?"
Dit bese-f groeit overal in de wereld zeer
sterk, meneer Viruly. en op dien groei, dien
u niet In statistieken vindt maar die er is
en die u ook in andere landen kunt gaan
waarnemen, moeten wij onze hoop blijven
vestigen. Er is zeker veel vredespropaganda
die rnief en dilettantisch gevoerd wordt. Maai
er is ook een ander soort, dat direct tot het
gezonde verstand spreekt en dat wel degelijk
diepen indruk maakt. Voortdurend wint het
aanhangers. Menschen als u, ibehooren tot
degenen di*" dit zaad, dat wèl wortel schiet,
kunnen zaaien en het al vaak hebben ge
daan. Geloof daarin evenals ik het doe. Er
zijn geen dingen en ook geen menschen die
„altijd zoo zullen blijven". Alles verandert,
voortdurend. Het tempo van verandering is
in dezen tijd versneld. Wij heibben een beter
kans dan eenige generatie voor onsen
misschien wel de beslissende. Misschien zal
onze generatie het zijn, die de volgende uit
barsting van collectieven waanzin in Europa
nog helpt voorkomen.
Als wij volhouden.
R. P.
ZENDELING AAN ZIJN ONTVOERDERS
ONTSNAPT.
De Zwitsersche zendeling Bosshardt. die se
dert October 1934 de gevangene van Chinee-
sche bandieten was. is er in geslaagd, te ont
snappen. Hij is te Joennanfoe aangekomen.
Zijn relaas van den bloedigen roofoverval.
Naar men weet was dr, van Schelven met
de „Christiaan Huygens" uit Port Said ver
trokken om, na de emoties in Abessynië in
eigen land herstel te zoeken van zijn verwon
dingen.
Zijn toestand was van dien aard, dat een
rustkuur noodzakelijk was en daarom was het
aanvankelijke plan om aan boord te blijven
tot Amsterdam. De bootreis heeft hem echter
zoo goed gedaan, dat dr. Van Schelven zich
krachtig genoeg gevoelde om in Genua van
boord te gaan en met den boottrein van de
Maatschappij Nederland naar Arnhem te
vertrekken, waar hij hedenochtend is aange
komen.
Een redacteur van het A.N.P. is dr. van
Schelventot Dusseldorf tegemoet gereisd en
heeft in den trein een onderhoud met hem
gehad en van hem, na de min of meer frag
mentarische berichtgeving over zijn lotgeval
len, een aaneengeschakeld relaas gehoord,
van hetgeen hem is overkomen.
Dr. van Schelven zelf voelde er eerst niet
veel voor. Zijn toestand was bevredigend, zei-
de hij. Wel voelde hij zich nog wat slap, doch
dit zou. naar hij hoopte, spoedig beter wor
den. Voor het overige was er, naar hij op
merkte, weinig nieuws.
Toen kwam mevrouw van Schelven, die in
gezelschap van haar zestienjarigen zoon,
haar man tot Port Said was tegemoet gereisd,
den journalist te hulp en tezamen wisten zij
dr. van Shelven aan het praten te krijgen en
hem verschillende bijzonderheden te laten
vertellen.
„Wij konden niet werken", aldus dr. van
Schelven, als wij bij elkaar bleven. De ambu
lance moest zich splitsen. Dat was onze over
tuiging en hoewel wij de gevaren daaraan
verbonden, niet onderschatten, hebben wij
zulks gedaan. Het hoofdbestuur van het Roo-
de Kruis was er nooit vóór geweest. Steeds
had men in Den Haag gezegd: bij elkaar blij
ver. en, achteraf gezien, is gebleken, dat het
splitsen in eenheden inderdaad buitengewoon
groote risico's met zich bracht.
Moorddadig gevecht tusschen
het escorte en rebellen.
Wij meenden echter, dat het belang van
onzen arbeid het vorderde. De eenheid, waar
ik toe behoorde, ontmoette een aantal rebel
len. Nu moet men zich van rebellen in Abes
synië geen verkeerde voorstelling maken. Dit
.■zijn eenvoudig wilden, die in benden van de
bergen komen, geheel naakt zijn en rooven en
plunderen waar zij maar kunnen. Wanneer
een Abessynisch escorte dergelijke rebellen
ontmoet, wordt er zonder meer op hen ge
schoten. Ons escorte viel dan ook dadelijk de
rebellen aan en bij deze vechtpartij vielen
verschillende dooden. Wij trachtten den strijd
te doen eindigen en toen onze begeleiders
twee gevangen rebellen ook wilden dooden,
hebben wij dit belet. Dit ging zelfs niet zon
der dat, wij de menschen op de meest krach
tige manier dwongen met de moordpartij op
te houden.
Waarschijnlijk heeft dit optreden mij het
leven gered, want de rebellen namen wraak.
Wij zagen ze om ons heen sluipen en inder
daad werd onze eenheid, korten tijd later
overvallen. Wij verdedigden ons zoo goed wij
konden. Echter was de overmacht te groot.
Onze gids zag ik naast mij neervallen en
daarna werd mij alles zwart voor de oogen
en zakte ik ineen. Ik was door twee kogels in
de borstkas getroffen. Hoe lang ik daar be
wusteloos gelegen heb, weet ik niet. Toen ik
echter bijkwam, stond een Abessynisch roover
voor mij met de punt van zijn speer op mijn
buik. Ik dacht toen, dat het met- mij afgeloo-
pen was en iedere seconde verwachtte ik, dat
de wilde toe zou steken. Hij deed dit even
wel niet- en ik bemerkte, dat hij bijzondere
aandacht had voor mijn horlogeketting. Ik
maakte die los en gaf hem deze. Daarna
maakte ik een beweging alsof ik schieten
wou hoewel ik mijn revolver kwijt was
en daarop retireerde de roover langzaam.
De haat der rebellen ging in de eerste
plaats tegen de Abessyniërs zelf. Voor hen
kenden zij geen genade. De blanken waren
nog zoo kwaad niet, zoo dachten zij blijkbaar.
Hyena's.
Nooit zal ik vergeten hoe ik twee dagen
daar gelegen heb in de woestijn, bij tijden het
bewustzijn verliezende, gekweld door pijn en
dorst, met een aantal lijken om mij heen en
de sluipende hyena's in de onmiddellijke na
bijheid.
Ik had geen kracht om op te staan. Adem
kon ik nauwelijks halen. Met een riem tracht
te ik mijn wonden af te binden en uitgeput
door het hevig bloedverlies bleef ik uur na
uur liggen. De dorst, welke ik leed, was het
ergste. Ik voelde in mijn zakken en vond een
medicijn, welke ik gretig slikte.
Langzamerhand drong het tot mij door, dat
ik uit deze hel moest wegkomen, omdat
het anders onherroepelijk met mij gedaan zou
zijn. Ik sleepte mij voort en na een niet te
vertellen lijden bereikte ik een dorp. Hier be
duidde ik, dat ik water moest hebben. Het
duurde echter uren voor ik het kreeg. Het
geheele dorp liep eerst uit om mij te zien en
toen begonnen alle inwoners te d'elibereeren
wat zij met mij zouden doen en of ze mij water
zouden geven. Eindelijk kreeg ik het lang be
geerde drinken. Toen werd ik het dorp uitge
jaagd en kroop meer dan ik lien naar het vol
gende dorp-
Het was een waanzinnige toestand. Alle
dorpen werden bewoond door rooverbenden,
die elkaar bevochten en die bang voor elkan
der waren. Hoe ik eindelijk in Kworam geko
men ben weet ik nog niet.
Mevrouw van Schelven viel haar man in de
rede en wees op zijn handen, welke vol ker
ven en sneden waren. „Zoo is hij over de rot
sen gekropen^ voegde zij hieraan toe.
„Eigenlijk hebben de brieven van mijn
vrouw mij het leven gered", zoo ging dr. van
Schelven verder, want ik had een pak brieven
in mijn binnenzak en daardoor werd de ko
gel iets gestuit. Had deze een millimeter ver
der gegaan, dan zou ik u naar alle waar
schijnlijkheid nu niets meer kunnen vertel
len.
In Kworam kwam ik in een hemel vergele
ken met v/at ik had moeten doorstaan. Ik was
er de gast van den negus en werd twee dagen
in den keizerlijken schuilkelder verpleegd. Ik
zou toen per vliegtuig naar Dessie gaan, maar
deze toezegging van den negus is hem duur
te staan gekomen, want beide vliegtuigen,
welke hij voor mij bestemd had, werden ver
nield. Op het veld stond de machine voor mijn
vertrek al gereed, toen Italiaansche bommen
werpers er bommen op wierpen. Toen zou ik
des namiddags met een tweede vliegtuig ver
trekken. Ik stond al gereed om in de cabine
te stappen, toen wederom de Italianen na
derden en bommen lieten vallen. Ik maakte
dat ik uit de buurt kwam en de Italianen mis
ten aanvankelijk met hun bommenwerpen.
Daarna vlogen zij zeer laag over het terrein
en vernielden met mitrailleurs de machine.
De negus besloot toen, dat ik per auto naar
Dessie zou gaan. Daartoe stelde hij zijn eigen
muilezel te mijner beschikking. Drie uur moest
ik op dit dier rijden om bij het begin van den
autoweg naar Dessie te komen. Met de kei
zerlijke auto ging het toen verder. Echter wa
ren wij nog niet aan het eind van onze el
lende, want bij het oversteken van een rivier
geraakte de benzinetank lek en vulde deze
zich met water. Wij moesten toen wachten tot-
er een vrachtauto met gewonden kwam en
daarbij konden wij nog een plaatsje krijgen.
Zoo kwamen wij in Dessie. dat mij na alle
doorgestane ontberingen en verschrikkingen
werkelijk een paradijs leek.
Italiaansch protectoraat
Vervolgens vroeg de journalist dr. van Schel
ven wat zijn indruk was van het Abessynische
volk. van hun beschaving en cultuur.
..Het is een vrijgevochten, tuchtlooze be
volking. Italiaansch protectoraat zal zonder
twijfel zegenrijk zijn voor dit volk, maar aan
den anderen kant gun ik niemand, dat hij
zijn vrijheid verliest.
Het land is eigenlijk te groot. De Abessy
niërs bewonen nauwelijks drie provincies. De
overige hangen er maar zoo wat aan. Zij zijn
nu eens voor den negus, dan weer tegen den
negus. Er is geen saamhoorigheidsgevoel en
men kan dan ook van een Abessynische natie
niet spreken.
Wat wij meegemaakt hebben bewijst wel
duidelijk hoe primitief en geciviliseerd de toe
standen daar zijn en hoe er inderdaad nog
de eerste grondslagen voor een geordende sa
menleving gelegd moeten worden.
Mevrouw van Schelven las 's Maandags in
de krant, dat haar man gewond was. Zij kon
niet lijdelijk wachten op nadere berichten,
maar besloot dadelijk handelend'op te tre
den. Met haar 16-jarigen zoon vertrok zij
denzelfden avond naar Rome en dank zij de
bemiddeling van onzen gezant aldaar, kreeg
zij toegang tot de hoogste militaire autori
teiten. Deze stelden alles in het werk om haar
een plaats in het vliegtuig van Rome naar
Asmara te geven. Wanneer zij dan in As
mara aangekomen zou zijn, zou zij op eigen
gelegenheid en eigen risico over het gevechts
terrein moeten gaan om dan de Abessynische
troepen en de daarachter gelegen Roode
Kruiscolonnes te bereiken.
Mevrouw van Schelven greep deze gelegen
heid aan, maar kort voor haar vertrek ont
ving zij een telegram van haar man, van den
volgenden inhoud: „Packet of your letters
saved my life. Kworam now".
Zij besloot nu een anderen weg te volgen
en ging van Rome naar Marseille en vandaar
met een Fransch schip naar Djiboeti. In Suez
heeft zij toen haar man ontmoet en is met
hem via Port Said teruggereisd.
Dr. van Scheiven was vol lof over de hulp,
welke hij van tal van autoriteiten heeft on
dervonden. Dr. Lampe van de Nederlandsche
ambulance heeft als een vader voor hem ge
zorgd in de eerste dagen na zijn verwondin
gen. Ook de heer Boddard, de Fransche ge
zant in Addis Abeba, heeft gedaan wat hij
kon. Tenslotte was de maatschappij „Neder
land" zoo vriendelijk om ons van Port Said
naar Den Haag gratis terug te brengen. Dit
medeleven en deze hartelijke gastvrijheid
heeft ons zeer getroffen.
„Ik heb", zoo besloot dr. van Schelven,
„van den negus voor mijn vertrek nog een
onderscheiding gekregen. Ik ben namelijk be
noemd tot officier in de orde van de H.
Drieëenheid".
Resultaat van het ambulance-werk
niet groot.
De Nederlandsche ambulance is eigenlijk de
eenige. welke nog niet gebombardeerd is, zoo
vertelde dr. van Schelven, nog onder zijn an
dere reisavonturen door. Daarom is de stem
ming in Dessie in het Nederlandsche kamp
zoo goed. Zij, die op de vooruitgeschoven
posten zijn, worden door de voortdurende
bombardementen wel down. Wij hebben wel
iets bereikt, doch naar verhouding van het
geld. de moeite en inspanning, is dit toch
eigenlijk bitter weinig. Wel hebben wij zeer
veel informatief werk gedaan en dat kan
later van groote waarde zijn voor het Roode
Kruis. In elk geval hebben wij geleerd, dat
men niet moet beginnen met den bovenbouw
van een ambulance, maar dat, vooral in on
geciviliseerde streken, de onderbouw het be
langrijkste is.
„Ik ben een avontuur rijker", zoo zeide dr.
van Schelven bij het afscheid, „maar bij alles
wat ik mee heb gemaakt in Oost en West, zal
ik mijn lotgevallen in Abessynië nooit verge
ten".
Het
woord is aan....
Emanuel Werlheimer:
Voor den pessimist is niets
zoo waardeloos als het leven
uitgezonderd het zijne.
Raad voor de Scheepvaart
(Bij de behandeling van een
sleepbootongeval, dat twee slacht
offers eischte, heeft het bij den
Raad voor de Scheepvaart weder
verwondering gewekt, dat ook in
dit geval schippers de zwemkunst
niet machtig waren.)
De Raad voor de Scheepvaart stond weder
versteld.
Dat schippers het zwemmen niet leeren,
Hoezeer dan ook dubbei gevaar voor hen
geldt,
Zij schijnen zich nooit te bekeeren.
Het ging hier alweer om een droevig geval,
Dat niet had behoeven gebeuren.
Een haven, een botsing, vlak onder den wal,
Twee dooden zijn weer te betreuren.
Een schipper is boven het water een kraan.
Erin is hij daadlijk een stakker.
Tenzij 't zoo ondiep is, dat hij er kan staan.
Wanneer wordt de schipper toch wakker.
Geschipper gaat goed op een wiebelend dek.
Dat biedt nog houvast aan de voeten.
Maar kun jewniet zwemmen en krijg je
een lek.
Dan moet je er leelijk voor boeten.
Daar helpt geen kompas en geen
stuurmanskunst bij,
Al ben je die nog zoo goed machtig.
Dan baat je geen wetenschap van het getij.
AI weet je dat weetje ook prachtig.
Hier ligt de conclusie wel zeer in de lijn,
Van 't koor der vermanende stemmen,
De Raad voor de Scheepvaart moet
altijd weer zijn:
Leert zwemmen, wat drommel, leert
zwemmen!
P. GASUS.
Radiodistributie Haarlem.
De Betaling van de kosten
Voor den aanleg en zoo voort,
Regelt U met de Centrale,
Waar Uw woning onder hoort.
NIEUWE GRACHT 5 TELEFOON 10010,
(Adv. Ingez. Med.)
ROME, 15 April (Reuter-A.N.P.) De
Italiaansche troepen hebben Dessie
bezet.
WANDGEDIERTE
en alle LASTIGE INSECTEN ver
delgen wij onder schriftelijke
garantie en strikte geheimhouding.
ZUIVERINGSONDERNEMING
„RADICAAL"
GEN. CRONJéSTRAAT 135. HAARLEM-N.
TELEFOON 11657.
(Adv. Ingez. Med.)
tut ifetiïftftjjfuftt
De arrestatie van eenige vooraanstaande fi
guren in Mandsjoekwo heeft te Tokio en
Hsinking onrust gewekt.
pag. 4
Henry Chéron, oud-minister van financiën
in Frankrijk, is overleden.
pag. 4
De oorlog in Abessynië: Ononderbroken op-
marsch aan het noordelijke front.
pag. 4
Te Leiden is Dinsdagavond een 22-jarig
meisje vermoord.
pag. 3
Er wordt overleg met België gepleegd over
een nieuwe handelsregeling.
pag. 3
De Centrale Suiker Maatschappij heeft over
1935 winst gemaakt.
pag. 3
Dr. van Schelven over zijn avonturen in
Abessynië.
pag. 1
Dessie zou in het bezit der Italianen zijn.
pag. 1
B. en W. van Haarlem hebben besloten tot
verlaging der loonen.
pag. 5
ARTIKELEN, ENZ.
R. P.: Viruly en de Welpen.
pag. 1
Van onzen correspondent tc Genève: De
oorlog die vier weken vergeten was
pag, 1
Van onzen Parijschen correspondent: Voor de
Fransche verkiezingen.
pag. 2
J. H. de Bois: Haarlem's Kunstbezit.
pag. 3
Langs de Straat: Ls,: Uitkijken.
pag. 3
De burgerlijke stand van Haarlem is opge
nomen op pag, Tj