,V R IJ D X G 24 APRIE 1936
HAARLE M'S dagbeab
7
BIJVOEGSEL
AAN ALLEN!
Misschien hebben jullie er al van gehoord,
dat in Augustus van dit jaar te Berlijn de
Olympische Spelen zullen gehouden worden.
De grootste sportbeoefenaars der wereld zul
len daar samen komen. Om de 4 jaar wordt
een plaats aangewezen. In 1932 was het Los
Angelos in N. Amerika. Voor den llden keer
zullen deze Olympische Spelen plaats vin
den. In 1923 werd de Olympiade in ons land
gehouden en wel in Amsterdam. Er heerscht
nu al groote bedrijvigheid te Berlijn. Voor de
deelnemers bouwt men een Olympisch dorp.
Ook de Hollandsche sportlui zullen daar
worden geherbergd. Men rekent op ongeveer
3000 deelnemers. Voor de dames wordt een
afzonderlijk dorp gebouwd, waar 140 wonin
gen zullen verrijzen. In beide dorpen komen
verschillende winkels, een postkantoor en een
bankinstelling. Dan komt er een groot cen
traal gebouw, waarin verschillende diensten
een onderdak krijgen, zooals geneeskundige
dienst, telefoon, brandweer, gemeente-be
stuur enz. 't Zal meteen als hotel dienst doen,
daar er ruimte is voor 40 keukens en 40 eet
zalen. Voor de training wordt'een sportveld
in orde gemaakt, dat precies dezelfde grootte
heeft als 't sportveld van het Olympische
stadion. Een afzonderlijk zwembassin en een
turnlokaal zal ook voor de deelnemers gere
serveerd worden. 150 Berlijnsche jongens
volgen nu reeds cursussen in verschillende
talen om straks hun diensten in een of an
dere branche te kunnen verrichten. Buiten de
3000 deelnemers, verwacht men 150 duizend
vreemdelingen zoowel uit binnen- als buiten
land.
Weten jullie wel waar de naam Olympische
Spelen vandaan komt? Van het dorp Olympia.
Het ligt in 't Zuiden van Griekenland, dicht
bij de «Tonische Zee. In onzen tijd heeft 't
weinig beteekenis meer. Toch ligt in dit ver
geten plaatsje de oorsprong van de sport.
De hoogste top is de Kronosberg. Eertijds
keek men van af dien berg op prachtige
bouwwerken. Er was ook een stadion en een
baan voor wagenrennen.
Eens in de 4 jaar werden er wedstrijden ge
houden, de Olympishce spelen Aanvankelijk
namen alleen de Grieken eraan deel. maal
later ook de bewoners van de verschillende
eilanden.
In het begin vond in het Stadion alleen de
zoogenaamde Stadionloop plaats, dien wij nu
sprintwedstrijd zouden noemen. Later duur
den de diverse spelen 5 dagen. Ze bestonden
uit: Hardloopen, speerwerpen, discuswerpen,
vuistvechten, vèrspringen, paardrijden en
wagenrennen. Duizenden toeschouwers heb
ben deze Olympische Spelen meegemaakt. De
Stadionloop moet vooral veel menschen ge
trokken hebben. De .sprintloopers waren
blootsvoets. Met behulp van zand was de baan
effen gemaakt. Op het signaal van een trom
pet, of door het wegtrekken van een lat,
waardoor de baan vrijkwam, nam het
spel een aanvang. Men sprak niet van jury
leden. maar van kampgerecht. De uitspraak
van dit gerecht, dat uit 3 leden bestond, was
onaantastbaar. Wanneer een mededinger
eerder van start ging, dan geoorloofd was,
dan werd hij met zweepslagen tot de orde
geroepen.
Een Olympisch overwinnaar ontving een
krans van olijftakken. Hij werd door de kamp
rechters gekleed in een feestgewaad met
goud en zilver doorweven. Groote feesten
werden te zijner eer gegeven en met geschen
ken werd hij overladen.
Alleen rijke Grieken konden aan de wagen
rennen deelnemen, omdat de kosten van het
vervoer zoo buitengewoon groot waren. Kei
zer Nero verscheen eens met een tienspan
paarden in de arena. Niemand durfde zich
als deelnemer aan te melden, doch de race
ging toch door en de gevreesde Nero werd als
overwinnaar uitgeroepen. Ten slotte zijn de
spelen in verval geraakt en 400 jaar na
Christus werden ze door keizer Theodosius
verboden.
De Grieksche regeering heeft een halve
eeuw geleden opgravingen gedaan in Olym
pia en heeft daar toen resten van schoone
bouwwerken onder stof en asch vandaan ge
haald, zoodat de hedendaagsche sportlui ken
nis hebben kunnen nemen van de sportbe
oefening lang voor onze jaartelling.
W. B.—Z.
Een Hollandsche Robinson Crusoe. Dat
was de Walcherensche Alexander Aezmilin,
geb. iii 1640, die in 1665 na een schipbreuk in
zijn eentje terecht kwam op een onbewoond
eiland der Antillen, en wel op het Schildpad-
deneiland, waar hij een jaar een leven leidde
zooals ruim 40 jaar later de Schotsche zee
man Alexander Selkirk, de eigenlijke Robin
son Crusoe op het eveneens onbewoonde
eiland Juan Fernandez.
De St. Pieterskerk te Rome. Men heeft
uitgerekend dat de bouw der Sint-Pieterskerk
te Rome, die meer dan 200 jaar geduurd heeft
minstens 75 millioen gulden in ons geld ge
kost heeft.
De bijenmarkt te Venendaal. Men zegt, dat
reeds in 't jaar 1400 hier een bijenmarkt werd
gehouden, waar Geldersche en Brabantsche
jjmkers hun bijen elkaar trachtten te ver-
koopen.
Wist je dat? De verlichting van het
Vrijheidsbeeld voor den ingang van de haven
van New-York kost jaarlijks 8000 dollar.
Het Canal-Grande. In t Canal Grande
te Venetië mogen geen booten varen, die
door motoren voortbewogen worden.
Hoe komen we aan ons woord „rubber''?
Dit woord is afkomstig van het Engelsche
werkwoord „to rub" dat wrijven beteekent, en
het werd zoo genoemd door de Bngelschman
Priestly, die in de 13e eeuw tot de ontdek
king 'kwam, dat de stof, die wij nu rubber
noemen, zoo uitstekend geschikt was om
potlood uit te wrijven.
Had je dat gedacht. Men zegt, dat een
inensch per jaar 200 ongeveer 12.000.000
^porden spreekt.
Op de beide illu;tiaties van dit artikel zien
we een paar veel voorkomende details van
deze stijl.
Probeer die maar netjes na te teekenen.
Eerst kun je ze nateekenen van het voor
beeld; maar later uit je hoofd hoor!
OP DE VISCHVANGST.
„Vandaag vangen we een paar reuzen-
schildpadden met mijn pachtvisschen", zei
mijn gastheer, een tabaksplanter op het
eiland Pinos bij Cuba. Het was juist 1 April.
„Dan roept U zeker „apport"' antwoordde
ik, „en dan gaat de visch de schildpad voor
U halen!"
„Afwachten maar" meende de tabaksplan
ter en hij wenkte mij om naar beneden te
komen.' Aan het strand verbeidden ons een
aantal Pagapegos-Indianen, die een kano-
flotille bewaakten. In ieder vaartuigje zat
behalve een paddler een man bij de boeg,
zijn hand aan een lijn, die overboord hing.
Door het helderblauwe water van de zee kon
ik duidelijk zien. dat het uiteinde van de lijn
met een keurige knoop aan de staart van
een visch was vastgemaakt, die een beetje op
een snoek leek, ongeveer driekwart meter
lang was en zich met het voorste gedeelte van
zijn kop aan de kiel van de boot had gehecht
De planter en ik stapten in een der kano's
en paddelden langzaam zeewaarts in de rich
ting van een troep zeeschildpadden, die in
de zon lagen te dommelen. Wij omsingelden
ze en daarna maakte in iedere kano een
hand de vastgezogen visch los en wierp ze
in de richting der schildpadden. Men moet
daarin handig zijn want deze zuigvisschen
zijn lui, ze hechten zich vast aan het eerste
het beste voorwerp, dat in hun nabijheid is.
De schildpadden schrokken uit hun dut
op en trachtten er met krampachtige roei
bewegingen van door te gaan. Maar de zuig
visschen zijn sneller en kleven zich vast aan
de buikzijde van de schildpadden. Zoo lang
nu zoo'n half gevangen dier in de richting
van de kust gaat, stuurt men de kano
achter hem aan. Maar zwemt de schildpad
zeewaarts, dan maakt men de lijn in het
vaartuig vast en roeit zelf naar de kust. Aan
het strand worden de zuigvisschen van de
schildpadden losgemaakt dat is een gerep
en daarna worden die laatste op hun rug
gelegd, dan kunnen ze niet meer vluchten.
De visschen krijgen van hun bezitters vrien
delijke woorden te hooren en worden weer
aan de kiel van de kano gekleefd.
Hansje koppig; maar zijn standpunt gaf hij
niet op.
Op een dag, toen hij uit school kwam,
sprong Fidel niet zooals gewoonlijk tegen
hem op. Haastig zegde hij moeder goedendag
liep toen door naar de keuken, naar Marie.
.Marie Marie, waar Is Fidel?"
„Op zolder," bromde Marie. ,.Ik heb hem
een paar flinke klappen gegeven en hem daar
opgesloten; want hij had weer iets gestolen!"
Hansje trok een verdrietig gezicht. „Je
mag hem niet slaan," zei hij toen, „dat is
geen kunst; hij kan je niets terug doen!"
„Ja, maar, weet je wat Fidel tegen me zei:
„Dan moet Hans me maar afleeren, dat ik
niet snoepen mag! Hij heeft me nog nooit
zooiets gezegd, dus dan kan ik dat niet we
ten
Na die woorden keerde Marie zich om, ging
weer aan haar werk en keek niet meer
naar Hans. Die had met open mond geluis
terd. Toen was hij heel rood geworden en
plotseling was hij in snikken uitgebarsten.
Verschrikt liep Marie, die al weer spijt had
van haar woorden naar hem toe:
„Wat is er, mijn jongetje?"
Tusschen twee snikken door, klonk het:
„Ennu heeft.... Fidel.... Iets ge
zegden.*..... ikwas er niet....
eens bij!"
Dat was mijn eerste belevenis met jacht-
visschen. Nadien zag ik hun gebruik in ver
schillende werelddeelen: in Australië, in de
Zuidzee, in Singapore, in Zanzibar, bij Florida
en aan de kusten van Middel- en Zuid-Ame-
rika. Niet alleen op schildpadden jaagde
men. maar ook op haaien en reusachtige
roggen.
De naam zuigvisch is afkomstig van de
Grieken, die geschreven hebben over zeemon
sters, welke zich aan schepen vastzogen en
deze aldus tegen hielden. In de Middelland-
sche Zee leeft weliswaar een zuigvisch, maar
die is zelfs niet in staat een kinderscheepje
tegen te houden; hij is vijfentwintig centi
meter lang.
De Spaansche diplomaat Martyn vertelde
in de zestiende eeuw ook over geweldige zuig
visschen. die Columbus en zijn mannen in
West-Indië ontmoetten en die eveneens
schepen tegenhielden.
Zuigvisschen hebben aan den kop een
hoornachtige uitwas, waarmee ze zich kun
nen hechten aan een willekeurig voorwerp,
op dezelfde manier als men een zuiger
aan ruiten bevestigd. Dit uitgroeisel bestaat
uit beentjes en stukjes huid en ziet er uit als
een geribde gummizooi. Als de zuigvisch zich
wil vastzuigen, legt hij de beentjes vlak en
perst het aldus ontstane schild tegen het
voorwerp. Daardoor ontstaan tusschen de
beenderengedeelten luchtledige ruimten,
die door de rand van het geheel tegen het
water zijn afgesloten. De visch kan pas weer
los komen, als men de afsluitgewrichten te-
rugknikt. Dat is een kunst, die visschers ver
staan moeten.
De zuigvisch is een reiziger en een zeer luie.
Hij klemt zich vast aan den een of anderen
waterbewoner en laat zich voortsleepen, tot
hij in een streek komt, waar de voedselvoor-
waarden beter zijn. Eerder laat hij vrijwillig
niet los Het liefst volgt hij de grootste en
vraatzuchtigste waterroofdieren, omdat hij
weet, dat er dan het spoedigst iets voor hem
te eten valt.
Fijngevoelige weegschalen. Men heeft
tegenwoordig in de industrie weegschalen in
gebruik, die zoo gevoelig zijn, dat zelfs aan
gegeven wordt dat de schaal 1 800 centimeter
dat is 2 3 van de dikte van een hoofdhaar
doorslaat. Zonder hulp van een wijzer zou
dit niet te zien zijn; de wijzer die dit aangeeft
slaat in dit geval anderhalven meter uit.
Werd deze schaal door'11 gewicht van 212 cen
timeter naar omlaag gedrukt, dan zou de wij
zer een reis van 800 meter maken.
Wist je dat? In 1609 werd door de In
dianen het eiland waarop thans de stad
New-York ligt aan de Hollanders verkocht
voor 10 hemden, 30 paar kousen, 10 geweren,
30 pond kruit, 30 kogels, 30 bijlen, 30 ketels en
een koperen braadpan
Op Cuba. Het is op dit eiland den man
nen verboden zich blootshoofds en zonder jas
op straat te begeven.
Een voordeelige kip. Een Italiaansche
boer raapte var. een zijner kippen een ei,
dat 3 eieren bevatte, terwijl één dezer eieren
4 dooiers had.
Een leger van nakomelingen. Dat wordt
gevormd door alle rubberboomen op de plan
tages op Ceylon. Malakka. Indo China en
onze Oost-Indische eilanden; het zijn de af
stammelingen van 1200 rubberboomen die
gekweekt zijn in de kassen van Kew-Garden
te Londen.
DIE KLAAS!
Weet je, wat er is gebeurd?
'k Heb zoo waar mijn broek gescheurd,
'k Wou gaan ballen bij buur Piet,
Maar ik zag dien spijker niet.
En ik zit nog altijd vast
Jongens, wat is dat een last.
Die spijker lijkt heusch wel een kram.
'k Wou dat er maar iemand kwam.
Met een mes of met een schaar,
Want mijn broek scheurt van elkaar.
„Moeder, zus, kom toch eens gauw,
Want ik zit zoo erg in 't nauw!"
Niemand hoort me, daar komt Piet,
Maar 'k geloof niet, dat hij me ziet.
„Klaas, wat doe je nu toch hier?
En wat is dat voor getier?
O. zit jij hier vast getimmerd.
Nou zeg, jij bent ook een slimmerd.
Wacht, ik zal je los gaan maken,
Ja, daar zitten flinke haken.
Wou je dan een baal gaan trappen?
Klaasje, kerel maak geen grappen.
Laat je broekje eerst maar maken,
Dan verwijder ik de haken.
lllllHIlllllBllinHlllliyilllllHUIHIIIinilllllltilHIllllllllllHllllllllllllHlllUllllllliailHlllllllllllliillllllllillllillliaillllllHIIIIHIlIB
Hansje, een klein ventje van ongeveer 6
jaar, heeft voor zijn laatsten verjaardag een
'hondje gekregen, een klein, wollig mollig
diertje, dat den kleinen jongen overal ach
terna holt op zijn korte dikke pootjes. Toen
het hondje kwam en Hansje er verrukt naar
stond te kijken, zei moeder:
„Nu moet je het hondje een naam geven,
Hans!"
Een naam, dat was een heel probleem voor
onzen kleinen baas.
„Zal ik hem Jantje noemen mams, net
zooals mijn buurjongetje op school?"
„Jantje is geen hondennaam, Hans!" zei
moeder lachend.
„Geen hondennaam? Wat is dan wel een
hondennaam?"
Moeder noemde op:
„Pluto, Fik, Meta, Hector, Flok, Fidel,
KeesDat zijn zoo ongeveer alle namen,
die ik weet."
Hansje dacht een poosje na.
„Dan noem ik hem Fidel. Mag dat, mam?"
Natuurlijk mocht dat en zoo werd het
hondje Fidel gedoopt. Vanaf den eersten dag
werden Hans en Fidel onafscheidelijke vrien
den. Als je Fidel zag, dan kon je er zeker van
zijn, dat ook Hans 111 de buurt was en als je
Hans zag, dan was ook Fidel niet ver!
Over het algemeen! gedroeg Fid.el zich net-
UIT DE NATUUR.
EEN MALSCHE BUI.
We verheugen ons eiken dag, dat de zon
schijnt en mooi weer verveelt niet gauw,
maar toch is het noodig, dat er eens wat wa
ter valt, want ook dat is voor den opbouw van
planten hard noodig.
Bij warmte verdampt het vocht snel en dan
bemerken we ook bij onze kamerplanten, dat
er soms meer gegoten moet worden. Ook
moeten op geregelde tijden de bladeren afge-
spoten of gesponst worden om de poriën niet
te laten verstoppen door stof en vuil.
Valt er nu zoo'n fijne voorjaarsregen dan
haast menigeen zich de planten uit de ka
mers naar buiten te brengen. Niet alleen
worden dan de planten weer frisch en schoon,
maar met het regenwater krijgt de plant
ook extra voedsel, omdat er zich verschillen
de stoffen in bevinden, die de plant noodig
heeft voor beteren groei. Dit klinkt alles een
voudig genoeg, maar laten we eens een ta
baksplant nemen als voorbeeld. Dan dient
een flinke bui niet alleen om de planten te
verfrisschen en den grond te bevochtigen, het
regenwater heeft ook grooten invloed op de
kwaliteit van het blad. Voor de tabakver-
bouwende bevolking in Indië hangt er veel
van af hoe de regenbuien zijn. Een langdurige
droogte kan de geheele oogst doen mislukken,
want dan blijven de bladeren te dik en kle
verig en het is juist van het grootste belang
een goed product te krijgen, dat ze soepel
zijn.
Alle planten zijn er ook op ingesteld om
nuttige stoffen voort te brengen, b.v. suiker
om de insecten te lokken, vet. als reserve-
voedsel in lindebast b.v., hars. enz. Hiervoor
zijn slechts eenvoudige bestanddeelen noodig,
suiker wordt opgebouwd uit water en kool
zuurgas. De opgebouwde stoffen worden niet
afgegeven, maar wel verschillende zouten,
zooals kalk, fosfor en magnesium, die dooi
de wortelharen werden opgezogen. Toch heb
ben ze hun dienst gedaan om het vocht in de
cellen te versterken en komen na volbrach
ten arbeid aan de oppervlakte en de stoffen
die de plant dan niet meer noodig heeft wor
den door de regenbuien afgespoeld. Niet al
leen bij tabaksplanten, ook bij alle andere
gewassen treffen we dit aan. Denk maar aan
de jonge groenten, spinazie, sla, andijvie,
waarin zich weer allerlei stoffen of vitami
nen bevinden, die de inensch weer noodig
heeft voor zijn organisme en juist na de
zware winter kostjes is het een genot de jonge
sla en spinazie weer op tafel te zien ver
schijnen.
Wat ziet alles er ook weer heerlijk frisch
uit en schiet extra de hoogte in als na een
flinke bui het zonnetje weer gaat schijnen.
S.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
DE ROMAANSCHE STIJL.
De Romaansche stijl werd ln vroeger tijden
veel gebruikt voorkerken en andere gebouwen.
Ook zuilen komen voor bij de Romaansche
stijl.
Een voornaam kenmerk van de Romaansche
stijl zijn de koepels en poortjes.
EEN PRACTISCH SLABBETJE.
Louki is aan het spelen met haar poppe-
kinderen. Ze zet ze alle netjes om de tafel
op een stoel en schenkt dan de kopjes van
haar theeserviesje vol met chocolade.
„En nu, kinderen, niet morsen op je mooie
jurkjes. Pop Tony heeft me gevraagd, om
voor haar verjaardag jullie op chocolade- te
tracteeren. En natuurlijk doe ik dat. Dus kin
deren, nu zullen we allemaal onze kopjes
leegdrinken op de gezondheid van Tony!"
En als een ijverig klein gastvrouwtje loopt
Louki om de tafel endrinkt alle kopjes
zelf leeg.
„Foei, Tony, moet jij, jarige Job, nu op
je mooie jurk morsen?" Louki trekt haar ge
zicht in een booze rimpel. „Dat had ik van
zoo'n groote pop niet gedacht. Ik moet je,
geloof ik, werkelijk nog een slabbetje voor
doen!"
Op dat oogenblik komt Tante Tine binnen.
Ze hoort nog net het laatste gedeelte van
Louki's vermaning.
„Heeft pop Tony egmorst Louki?"
„Ja, en nu wilde ik haar meteen een slab
betje maken. Wilt u me misschien helpen?"
„Ik zal eens zien; heb je een lapje linnen
of katoen?" Na eenige zoeken heeft Louki
inderdaad in de lappenmand van moeder
een stukje linnen gevonden, dat groot genoeg
is en triomfantelijk brengt ze het aan tante
Tine.
„Wat zou je er van zeggen, als we een slab
betje maakten, dat op den rug dicht ge
strikt wordt? Dat is wel gemakkelijk, dan
kan Tony het niet aftrekken, In den hals wordt
het met een knoopje en een lusje gesloten.
De zijkantjes worden netjes omgefestonneerd
en om het niet te kaal te maken, kun je er
aan den voorkant nog een paar gaatjes in
borduren. Ook de bandjes, waar je het van
achter mee dicht strikt, worden omgefeston
neerd. met zijde in- een afstekende kleur. Fel
rood Of fel blauw bijvoorbeeld." „Ik heb nog
gele zij." valt Louki haar tante in de rede.
„Gele zijde is natuurlijk ook goed. Maar
je hebt nu wel begrepen, hoe het gemaakt
wordt, hè?"
Louki knikt en even later is ze druk aan
het werk. Hoe het slabbetje voor pop Tony
geworden is, laat de teekening jullie zien!
„Hans", zei Marie, „als je je hondje die
snoeplust niet afleert, krijgt hij den een of
anderen keer flink klappen van me!"
„Je mag geen dieren slaan," zei Hans dan
'streng. Maar Marie gaf zich niet gewonnen.
„Wel als hij ondeugend is en de dingen bij
mij uit de keuken weghaalt." Dan zweeg
HANS EN FIDEL.
Den eersten keer, toen er een worst van de
tafel verdwenen was, had niemand aan Fi
del als de schuldige gedacht. Maar toen Ma
rie in zijn mandje een velletje vond en Fidel,
met een dik rond buikje vast in slaap, was
het haar niet moeilijk de ware dief te ont
dekken.
Sindsdien mocht Fidel niet meer in de
keuken komen. Als hij het toch waagde zijn
neusje om den hoek van de keukendeur te
steken, deed Marie een vervaarlijke stap in
zijn richting en meestal koos het hondje dan
de wijste partij en waagde zich niet verder.
jes; maar alleen met Marie, het oude keu
kenmeisje kon hij niet erg goed opschiedten.
Maar dat was ook wel een beetje zijn eigen
schuld; want als hij de kans zag en er lag
iets lekkers in de keukendan snoepte
Fidel er stilletjes van.