De tentoonstelling van de Royal Academy. ZATERDAG 9 MEI 1936 HAAEL'E M'S DA'GBEAD 14 door L. S. i „Ik ga zoover met je mee", zei Bert tegen z'n zwager. Hij bn'kte zich om zijn driejari gen neef te knuffelen, riep een groet naar zijn zuster die boven was, en volgde den an der naar buiten. In het voortuintje bleven ze beiden even staan. ,,Wat een heerlijk weer!" De zon straalde uit een diepblauwen hemel. In één nacht waren alle knoppen opengesprongen en alle heesters met fijne lichtgroene blaadjes bedekt. De tulpen wie gelden op slanke stengels in het morgen licht. In den bloesemenden meidoorn floot een merel. „Lente!" zei Bert, zijn longen volzuigend met voorjaarslucht. „Eigenlijk jammer dat ik straks weer in de garage moet duiken Olie en benzine, terwijl het buiten voorjaar is!" „Zie een klant te vinden, die een proefrit wil maken", stelde zijn zwager voor. „Nogal een tijd om auto's te verkoopen", zei Bert. „ik ben al blij dat ik het zaakje drijvende houd met reparaties en wat rijlessen. Daar komt je tram zegof loop je?" Maar zijn zwager was al weggehold en zwaaide van het achterbalcon af een groet naar Bert, die fluitend een zijweg in ging. Werkelijk, het was voorjaar. Onmisken baar, met al die bloeiende boomen en in ieder voortuintje de kleurige kussens van rotsplanten en tulpen die hun satijnig-glan- zende bloemen openden voor de zon. Bert haalde diep adem. De zoele wind streek langs zijn gezicht, en hij bedacht hoe heerlijk het zou zijn, nu alles achter te laten en in zijn oude auto langs de geurende mei doornheggen van Zuid-Limburg te rijden. Uitgesloten, zoo'n uitspatting. Er wachtte hem werk genoeg, in de kleine garage die hij 2 jaar geleden had overgenomen en langza merhand opwerkte met één enkele hulp kracht. Jonge menschen gingen voorbij twee aan twee. Jongelui op de fiets, blootshoofds als Bert. zonder jas, met meisjes in fleurige jurken en wapperende haren. Op het trot toir wandelden moedertjes met hun kleuters, een enkel oud echtpaar genoot, behoedzaam voortschuifelend, van het warme zonnetje. Een voorbijslingerende slagersjongen wuifde teeen 'n dienstmeisje dat kussens klopte op een balconVoorjaar. Bert voelde zich als een eenzame tusschen deze menschen. de jeugd die aan het begin van een blijde toe komst stond, de ouderen die samen genoten van hun zooveelste voorjaar, na wie weet hoe 'n moeilijk leven, maar dat toch met z'n tweeën beter te dragen was geweest. Bert dacht aan zijn zuster en zwager, waar hij nu twee jaar bij inwoonde. De drie aar dige kinderen. De steun die de ouders aan elkander hadden. De animo waarmee zijn zwager voor het gezin werkte de belang stelling van zijn zuster voor het werk van haar man, en haar opbeuring als liet eens minder goed ging. Zóó zou hij ook wel ge trouwd willen zijn, Hoeveel harder zou hij dan niet nog werken, als het was voor zijn gezin. Wat zou hij al niet kunnen presteeren als er een vrouw was, die hem aanspoorde en oobeurde. meeleefde in zijn ups and downs. Maar waar vond hij zoo iemand? Hij was ten slotte niets, een arme garagehouder, al mocht hij dan ,Jr voor ziin naam schrij ven, en niet gewend om zich met dames te bemoeien. Een vliegmachine snorde voorbij, zilver- blinkend tegen de blauwe lucht. Bert volgde het ding automatisch met z'n oogen en zei tegen zichzelf: ..onzin, zie eerst dat je je zaak opwerkt. En zet het voorjaar uit ie hoofdToen zag hij, dat hij al voor ziin garage was beland. Binnen was het koel en donker. Er stonden een paar particuliere wagens, en Berts oude oner. kar. Een motorfiets had juist getankt en schoot knallend weg. In het kleine kan toortje brandde licht en daar stond Puck. de vrouwelijke monteur en manus-van-alles, iets in het kasboek te noteeren. Haar sluike bruine haar piekte in een gezicht van zwarte vegen. Haar vlekkerige blauwe overall rook naar olie en smeer. Met den rug van haar vuile hand streek ze een lok uit haar oogen en knikte Bert toe: ..Je bent laatvoor jaar in 't hoofd?" „Min of meer" lachte hij, nam zijn overall van een haak en verdween in het berghok achter de afgeschoten twee vierkante meters, die ze plechtig „het kan toor" noemden. Toen hij in de garage terug kwam. was de lamp op het kantoor uit en van onder een auto uit staken Pucks lange blauwka- toenen beenen. ..Heb je de crick ergens?" riep ze. toen ze Beert hoorde komen. Toen hamerde en floot ze weer door. Bert sleepte de crick aan en sloeg toen de motorkap op van een auto, die gisteren avond was binnengesleept. Maar zijn aan dacht was niet volledig bij zijn werk. Door de open deuren zag hij een stuk blauwe lucht en een plas zonlicht viel op den vuilen vloer vol olievlekken en proppen papier. Ergens diep in hem was het verlangen, alles in den steek te laten hij had ook in twee jaar geen vacantie gehad, al niet meer sinds hij van Delft kwam. De oude wagen bracht hem nog wel tot Valkenburg. Mooi zou het. daar nu zijn. Zou hij de zaak een dag sluiten en Puck meenemen? Hij keek eens naar haar Ze was bijna heelemaal onder den wagen gekropen en hamerde uit alle macht, intus- schen zoo schel fluitend als een straatjon gen. Wonderlijk wezentje. Meisje met wis- kunde-hersens, geen geld gehad om haar Ingenieursstudie af te maken, en nu al an derhalf jaar in ziin garage, waar ze opge wekt en vol toewijding het vuilste werk deed. En daarbij zoo totaal onverschillig voor wat andere meisjes interesseerdeNee, als je dacht aan voorjaar, aan jeugd en het meisje van je droomen, dan kwam Puck niet direct in ie gedachten „Zeg Puck. hoe kwam je toch bij dit werk? Ze zaten ieder op de treeplank van een wa gen hun koffie te drinken. Puck had haar ellebogen op haar knieën gezet, ze hield met twee handen de koffiekom vast, en blies on gegeneerd in het heete vocht. Nu keek ze hem wat verbaasd aan met haar glanzende zwarte oogen in dat verhitte, vuile gezicht. „Wel. eerst twee jaar Delft, je weet het toch. en toen Ambachtsschool en...." „Nou ja. natuurlijk, maar ik bedoel: dit is toch eigenlijk geen werk voor een meisje?" Puck ging rechtop zitten en zette haar koffiekom naast zich. Haar gezicht werd doodernstig, wat komiek stond bij die zwar te vegen. ..Ben je ontevreden over m'n werk? Moet. ik weg?" Het klonk heftig. Puck was heftig. „Heel tevreden ben ik", zei Bert haas tig. ..én ik denk er niet over, je te ontslaan, maareh.het is toch eigenlijk een on vrouwelijk beroep, zie je". Heel overtuigd klonk ziin stem niet, hij voelde dat het nogal raar van hem was. met zooiets bij Puck aan t.e komen. Ze viel direct uit. ..O. dat heb je zeker vanmorgen loonen uitbroeden. Mooi weer. aardiee jongedames die gaan tennis sen of bloemetjes plukken, en dan vergelijk je die met Puck, die toevallig technisch aan gelegd is. Conclusie: onvrouwelijk. Zet JU 1 eens een filmster aan het werk in een ga rage zeg, en kijk wat er van d'r charmes overschiet!" Ze goot in één teug haar kof fie naar binnen en verdween onder de auto. ..Trouwens", klonk haar stem toen uit de diepte, „ik heb lak aan charmes, en als ik m'n werk goed doe houd alles op, vind je niet?" „Natuurlijk", beaamde Bert. zich weer over den motor buigend. Puck kon direct zoo uitvallen! Hij begreep haar angst, ont slagen te worden. Ze moest voor zichzelf zorgen, en wie nam een vrouwelijke mon teur In dienst? Er was geen sprake van an ders, dat hij haar weg zou doen. Ze werkte puik, en interesseerde zich evenzeer voor de zaak als hij. Een goede- kameraad was ze, altijd klaar om te helpen en zoo eerlijk als goud. Nou ja, ze liep er ook buiten liaar werk bij als een vogelverschrikker maar tenslotte ging dat hem niets aan. Aan het begin van dien middag werd er opgebeld door een zekere juffrouw Hansen. Ze had altijd een Fransche auto met recht- sche besturing gehad en kon niet wennen aan haar nieuwen wagen, waarbij het stuur links zat. Ze was wat huiverig, er alleen in uit te gaan. Kon iemand vanmiddag mee gaan?" „Ga jij maar", zei Puck, die de bood schap aannam. „Ik heb nog genoeg te doen aan dit karweitje en jij hebt toch het voor jaar in je hoofd. Misschien is juffrouw Han sen wel heel bekoorlijk", voegde ze er met een ondeugend gezicht bij. Juffrouw Hansen was bekoorlijk. Golvend blond haar omgaf een onberispelijk verzorgd gezichtje. Haar mantel, haar hoed en haar tasch waren uit een dure zaak afkomstig en kleurden uitstekend bij haar two-seater. Ze babbelde honderduit met Bert terwijl hij den wagen handig door het stadsverkeer voerde. Buiten nam zij het stuur over. Ze was vlug en elegant in al haar bewegingen, en Bert die gewend was aan Pucks jongensachtige ■manieren en naar zijn eigen zuster, die zich ook zoo gemakkelijk bewoog, natuurlijk nooit had gekeken vond Suzy Hansen het top punt van vrouwelijkheid. Eer er een uur voorbij was, benijdde hij den man die deze vrouw trouwen zou. Na anderhalf uur bleek, dat hij met een neef van Suzy had gestu deerd en daardoor werd het gesprek al di rect vertrouwelijker. Bert kon zich niet heu gen, ooit zoo'n aardige stem gehoord te heb ben en Suzy kon ook zoo leuk blozen, als hij iets tegen haar zei. Aan het einde van den.middag zeiden ze ..Bert" en „Suzy" tegen elkander en spraken af, den volgenden middag weer te gaan rij den. Toen Bert tegen zessen nog even terug kwam in de garage, vond Puck hem opval lend stil. Hij was verstrooid, ze moest hem een paar dingen twee keer vragen eer hij het hoorde. Puck, die van haar drie broers de verlovingen had meegemaakt, herkende de symptomen. „Verliefd" dacht ze, en voor het eerst in die anderhalf jaar voelde ze zich niet opgeruimd. Den volgenden middag was Bert met Suzy Hansen uit. en nog vele middagen daarna. Als hij terug keerde, was hij meestal stil en afwezig, ook wel eens jongensachtig uitbun dig. Over Suzy sprak hij nooit. Eén keer, toén Puck op het punt stond weg te gaan, had hij haar van het hoofd tot de voeten op genomen (haar te wijde rok. haar kreukelige óverhemdsblouse, een verschoten baretje op slordige lokken) en had toen peinzend ge zegd: ..Juffrouw Hansen had vanmiddag iets aan met bloemen een lap zóó" hij wees om zijn schouders "stond heel erg goed. Zooiets moest jii ook eens aantrekken zeg". .Dank ie", had Puck koel geantwoord, „ik ben juffrouw Hansen niet ik ben een monteur" en haar stem had scherper ge klonken dan ze bedoeld had. Sindsdien had Bert nooit meer over Suzy gesproken. En het werd zomer. Al verder kroop 's mor gens de zon over den garage-vloer. Puck bleef haar boterham om twaalf uur niet meer in de garage opeten, maar verdween tusschen den middag en ging naar het park. Ze vond het niet prettig meer om met Bert koffie te drinken. Iets was er, dat haar niet aanstond. Dat Bert den een of anderen dag een meisje zou kiezen, dat sprak van zelf. Mar dit meisje Puck kende haar niet. maar het leek haar niet het ware voor Bert. Wat zag zoo'r. rijke erfdochter in hem? Hij was knap om te zien dat zou het wel zijn. Geld had hij niet, wél een goed karak ter, maar Puck was er zeker van dat Suzy hem niet kende zooals hij was zooals zij. Puck, hem kende. Het Hansen-geld kon Bert te pas komen in zijn zaak. Maar dat zou hij zeker niet willen. Hij was iemand, die van zijn werk leven wilde. Maar zou een verwend rijk meisje tevreden zijn met het eenvoudige bestaan dat Bert haar te geven had? Zou Suzy hem werkelijk willen trouwen? Of was het voor haar een aardige zomersche afwis seling? Allemaal vragen waar Puck zich het hoofd over brak. Ze liad nu meer te doen dan vroe ger. Bert was zoo vaak 's middags weg. Puck hield de boeken bij, ontving handelsreizigers, bediende de klanten. Als Bert terug kwam van een toer met Suzy. gluurde ze naar zijn gezicht. Niet altijd scheen het pais en vree te zijn tusschen die twee. Er waren dagen dat Bert niet uit de garage wegging en zwij gend, met een rimpel in zijn voorhoofd, aan het werk was om naar het kantoor te hol len, zoodra de telefoon rinkelde. Het was voor Puck. die met hem te doen had, dan een opluchting wanneer Suzy werkelijk opbelde. Bert sloot dan de deur van het kantoortje, sprak met een blij gezicht in de telefoon, en verdween dan haastig naar het Hansen-huis, na een korten groet voor Puck. Op een stralenden morgen in Juli stopte een glanzende two-seater voor de garage. Een jongedame zat achter het stuur. Puck dacht dat ze benzine noodig had en kwam naar buiten. Maar het meisje in de auto be antwoordde haar groet niet. maar bleef strak naar binnen kijken, al toeterend. Puck begreep dat dit Suzy was! In een oogenblik was ze weer binnen, riep Bert en werkte zich in al haar lengte onder een auto, alsof ze zich verstoppen wilde. Dus dit was Suzy een hard, zelfzuchtig poppengezlcht. dacht ze bitter. Echt iets voor een man. Of over dreef ze? Neen. aardig, vriendelijk was Suzy niet. Geen knikje had ze voor Puck over ge- bad, en toch had die haar beleefd gegroet. En de uitdrukking in haar gezicht stond Puck ook niet aan Koud. Niets voor Bert. O, ze gunde Bert heusch van harte zijn ge luk maar dit zou nooit goed gaan. en dat speet haar voor hem. Bert verdiende beter. Ze hoorde hem voorbij rennen, het meisje begroeten met een klank in zijn stem die ze niet van hem kende. Samen kwamen ze de garage binnen. Bert excuseerde zich: hii zag er slordig uit. had hii kunnen weten dat zij zou komen, dan had hij haar beter ontvan gen. Er was een soort anest in ziin stem. alsof hij bang was dat Suzy teleurgesteld zou zijn nu ze rijn zaak zag, zijn garage waar hij zooveel van hield. Maar ze scheen dat niet te merken. Puck hoorde haar zeggen: ,.o. ik vond het juist grappig om je eens aan het werk te zien!" Dat is niet de vrouw, die zich voor zijn werk interesseert, dacht ze. „Grappig" is geen woord voor Bert. „Ga je nu mee, het ruikt hier zoo vies", ging de hooge beschaafde stem voort. En Puck. die wist dat Bert het druk had, tóch al te weinig tijd aan zijn zaak besteedde, hoorde hem tot haar verbazing antwoorden: „ja, natuurlijk, ik kom direct. Laat ik je even mijn assisten te voorstellenJuck, kom eens voor den dag". Puck voelde, hoe weinig het Suzy sche len kon. met haar kennis te maken. Ze was „personeel", 'n onderdeel van de garage, en dat alles was voor Suzy van geen belang. Maar terwille van Bert krabbelde ze onder den wagen vandaan en stond voor Suzy Han sen vies, warm, onverschilliger dan ooit en met iets vijandigs in de mooie zwarte oogen. Daar stond Bert, met een bijna ang stige afwachting m zijn gezicht: wat zou Puck van het meisje zeggen? En Suzy. heel koel en frisch in een luchtige voile japon vol bloemen, met een grooten flatteuzen model- hoed waaronder haar grijze oogen even koel en vijandig naar Puck keken als Puck het deed naar haar. Een knikje van Suzy Pucks uitgestoken hand negeerde ze. Toen: „Ik wacht in den wagen op je, Bert" en weg tripte ze, over dreven behoedzaam om een paar plassen op den vloer heen. Toen de auto was weggezoefd. ging Puck op een treeplank zitten in haar geliefkoosde denkhouding ellebogen op de knieën. Dit was dus Suzv. Nog erger dan ze zich had voorgesteld. Het was te hopen, eigenlijk, dat het haar geen ernst was Wat zou Bert moe ten met zoo'n vrouw? Zou Suzy op het bo venhuis willen wonen? En midden in den nacht opstaan om de benzinepomp te bedie nen? Puck schoot in den lach bij het idee. Toen dacht ze aan Bert. dien goeierd, die toch beter verdiende. Waarom zóó'n meisje waarom zij zelf niet? En in de verlaten garage snikte ze het opeens uit. Bert was na anderhalf uur teruggekomen, opgewonden. ..En? Heb ik teveel gezegd van Suzy?" begon hij enthousiast. Puck keek op van de boeken, die ze zat by te werken. „Wil je werkelijk m'n oordeel Bert?" Hij stond daar zoo innig gelukkig te kijken, m'n hemel, deed ze niet beter met te zwij gen? „Natuurlijk, jij bent altijd eerlijk". „Dan zeg ik: wees voorzichtig. Die pop wil je inpalmen en jij bent daar te goed voor". Een seconde keek Bert haar aan. Hard wa ren z'n oogen. Toen keerde hij zich om en liep de garage in. Later, toen Puck terug ging naar haar werk, zeide hu': „Je kunt niet ooi'deelen. je zag haar éénmaal en ik zie haar dagelijks". Puck antwoordde alleen: „Vrouwelijke intuïtie Bert. die heb ik zelfs" en had den verderen middag geen woord meer over de zaak gesproken. Als Bert de volgende weken niet zoo vol komen in beslag was genomen door Suzy, dan zou hij wel een verandering bij Puck hebben opgemerkt. Ze maakte zich veel min der vuil onder het werk. Geregeld werden haar nieuwe blauwe overalls gewasschen. Niet langer arriveerde ze in het onverslij t- bare grijsbruine mantelpak, maar ze droeg fleurige katoentjes en zelfs wel eens een voile jurk met bloemen net als Suzy. Haar bruin haar was keurig gepermanent en des avonds als ze weg ging zette ze voor het spie geltje van 't kantoor zorgvuldig een flatteus zomerhoedje op. Als Bert zijn oogen niet in z'n zak had gehad, dan was het hem op gevallen dat Puck er heel aardig uitzag te genwoordig. Dan zou hij ook wel gemerkt hebben dat ze stiller was dan vroeger, en hem vaak van terzij aankeek met een be zorgden blik in haar oogen. Maar Bert had daar geen oog voor. Op een Zaterdagmorgen midden Augustus vroeg Bert: „ga je mee morgen naar Brus sel? Die auto van Jéróme moet terug, en nu ik nog last heb van m'n verstuikte pols. ga ik liever niet alleen". Puck was op het punt, te weigeren. Al dien tijd had Bert haar Zon dags thuis gelaten. Nooit meer gingen ze. als vroeger, eens een wagen inrijden of een tocht maken in Bert's oude auto. En nu kon ze meegaan, omdat hij het niet alleen aandurfde met zijn pijnlijke pols. „Kan juf frouw Hansen niet met je mee?" 't Was er uit eer ze het wist. „Neen", zei Bert heel be daard, „die is naar Luik morgen. Doe 't alsje blieft. de man had zijn wagen graag op tijd". Tenslotte is het voor de zaak, dacht Puck. dus ze stemde toe. Ze reden 's Zondags opgewekt weg. Puck za? er keurig uit. Bert was dat zelfs opge vallen, hij had het haar gezegd ook. en al wist ze hoe weinig waarde zoo'n compliment had. ze was er inwendig blij om geweest. O. als Suzy niet voortdurend achter al haar doen en denken had gezeten, hoe zou ze dan genoten hebben van dien tocht door de war me. aromatisch geurende dennebosschen van de Kempen, over de verlaten hei, met een enkel torentje aan den horizon. Ze lunchten in een klein dorp. Bert was spraakzaam, attent het was alles haast even genoegelijk als vroeger. Maar geen oogenblik kon Puck de gedachte aan Suzy van zich af zetten. Wat gaf het eigeniyk dat ze hier een mooien tocht maakte met Bert, vrooiy'k praatte en lachte, terwijl ze wist dat het enkel een beroepsbezigheid was waarvoor ze was meegenomen! Als Suzy niet naar Luik was gegaan, zou Puck nu thuis zitten. Ze schrok toen Bert over Suzy begon. Hij hield van haar, en hoopte binnen afzienba- ren tijd te trouwen. Heel zuinig zoupien ze moeten doen. Maar dat gaf niet. Hij 'zou de zaak wel opwerken! „Voelt zy er iets voor, om gauw te trouwen?" vroeg Puck. „Nu wel eerst was ik wel eens even bang-gemeen van me, om zooiets te denken dat ze het expres maar op de lange baan schoof. Maar ze is zoo goed, dat weet je niet half. Ze wil nu wel, heeft ze van de week gezegd ze durft het best aan, om voorloopig wat zui nig te leven. Zoodra ik denk dat 't kan, trou wen we. Nu, je begrijpt, dat is zoo gauw mo gelijkhij zweeg. Zijn oogen keken in de verte en vaag glimlachte hij even, de lach van een gelukkig mensch. „Daarom is ze vandaag naar Luik gegaan, om met haar voogd te overleggen. Suzy is meerderjarig, maar ze wilde toch graag eerst eens met den ouden heer praten". Puck had niets gezegd. Ook later niet meer, toen ze weer in den wagen zaten. De open lucht maakte haar slaperig. Langza merhand gleden haar verdrietige gedachten weg in een zaligen dommel, en terwijl Bert zachtjes neuriënd achter het stuur zat, soes de Puck in. Ze schrok wakker doordat Bert nogal plot seling vaart minderde. Direct zat ze rechtop en keek. O, 'n auto aan den kant, één wiel afgenomen, een jongmensch dat bezig was met den reserve-band. Bert stopte. „Kan ik helpen?" Tegelijk was hij al uit den wagen en hurkte naast den man neer. Toen zag Puck dat er een meisje uit het bosch naar de auto toekwam ze had een reisbekertje vol water in de hand. Heel blond was ze. knap, met grijze oogen en een beeldige gebloemde jurk aan een grooten stroohoed aan het lint aan haar arm. Een plaatje! En op eens herkende Puck het meisje, ze wilde iets roepen, bedacht zich, uitte een gesmoorde kreet toen keek de jongeman naast Bert op en zei „hallo Suzy, heb je water gevonden?" Bert sprong op. Suzy liet het bekertje uit haar hand vallen. Puck zag hoe Berts knok kels wit werden, zoo stijf kneep hij zijn vuisten dicht. De jonge man kwam ook over eind en keek verbaasd van de een naar den ander. Eenige oogenblikken 't leek een eeuwigheid bleef het stil. Alleen het suizen van den wind door de boomtoppen was er. en ergens een dwaze vogel die onbekommerd zong. Puck was uit den wagen gesprongen en stond tegen het portier geleund. Niemand lette op haar. Stiltede wind. de fluitende vogel toen de stem van het jongmensch: „maar lieveling, watEn direct daarop Bert, heel hard. streng zooals Puck hem nog nooit hoorde: „Zoodit is dus de conferentie met je voogd!" Hij wilde nog meer zeggen, maar Puck pakte hem bij een arm. duwde hem ln den wagen en ging zelf achter het stuur zitten. Terwijl ze debrayeerde zag ze Suzy een stap voorwaarts doen, met een gezicht dat ze weer volkomen in bedwang had. Een glimlach lag om haar mond, toen ze het jongmensch by zyn arm pakte Meer zag Puck niet. De wagen schoot voor uit. en de eerste tien minuten raasden ze zwijgend over den weg, in een wolk van stof. Wég wilde Puck van die plek waar Berts ge luk in stukken was gegaan. Haar eigen ge dachten dwarrelden zoo verward door haar hoofd, dat ze veel frisschen wind noodig had om weer normaal te kunnen denken. Een soort onbewuste blijdschap voelde ze, wat leedvermaak en wat triomf, maar dat alles verdween bij haar groote medelijden met Bert. Hij zat doodstil naast haar. zijn hoofd in de handen.- Niets merkte hij van hun snelle tempo, van het meisje achter het stuur. Misschien dacht hij nog wel dat hij in dien greppel aan den boschkant zat, waar hij Suzy had gevonden met dien ander. Puck minderde vaart. Ze kwam tot rust niets dan een groot medelijden en een groo te opluchting waren er overgebleven. De boomen links en rechts flitsten minder snel voorby, het getikkel van steentjes tegen de spatborden hield op. Kijk, daar was de hei weer, verguld door de laagstaande zon. Hoe vredig was dit land. Ze keek opzij naar Bert. Hij lichtte zijn hoofd op. en probeerde te glimlachen onder haar blik, die vol meege voel was. Toen klopte hij even op haar hand. die zoo zeker het stuur vasthield. „Je intuï tie had gelijk, kindwat een idioot ben ik geweest". „Stil", zei ze. met een prop in haar keel. ..zeg maar niets". En even later: „Haal eens diep adem ruik je de bosschen?" Hij doet het. Ze hoort hem ademen naast zich. De prikkelende harsgeur van de dennen dringt in zyn longen. Hij strijkt zich eens over het voorhoofd. Weg, die nachtmerrie van zooeven. Puck denkt: nu wordt alles weer als vroe ger Bert en ik, en de zaak. En wie zal zeg gen wat de toekomst brengt? Ze spreekt haar gedachten niet uit. Ze zegt alleen: „We moeten alles eens nazien Bert. volgende week komt de accountant". Een doodgewoon zin netje, dat de weeke stemming verdrijft. Dat moet ook: ze gaan immers een auto afleve ren in Brussel. En ze naderen al het bosoh is opgehouden en villa's rijen zich langs den weg. Er is veel verkeer. Bert kijkt even opzij naar Puck. Een paar bruine krullen springen onder haar hoed- rand vandaan. De buitenlucht heeft haar kleur gegeven. Haar donkere oogen schitte ren. Ze fronst telkens even bij een verkeers obstakel, maar toch ligt er een glimlach om haar mond. Bert pakt even haar elleboog beet. Hy zou heel veel willen zeggen, maar hij doet het evenmin als Puck. Net als zy, kiest hij een banaal zinnetje: „Jij zorgde beter voor de zaak dan ik! Maar ik beloof beterschap.... Voortaan doen we het weer samen". Dan laat hij haar los. Samendenkt Puck gelukkig. Even kykt- ze hem aan. Hy knikt tegen haar, zoo ernstig alsof het een belofte geldt. Dan rijden ze Brussel binnen. Tot de passagiers aan de jongste Oceaanvlucht van de „Hindenburg" behoorde ook de bekende Poolonderzoeker Sir Hubert Wilkins, die voor het vertrek eenige woorden voor de microfoon sprak. ENGELSCHE SCHILDERKUNST (Van onzen Londenschen correspondent) Minder dan ooit geven de wanden vol ver- sche verf van Burlington House dit jaar een weerspiegeling van den strijd met nieuwe picturale vormen, waarin zooveel jonge schil ders in Engeland zich met geestdrift hebben gestort. En zelfs die onconventioneele kunste naars, Stanley Spencer, Sickert, Augustus John, die de Royal Academy in haar kring heeft weten te lokken, hebben het dit jaar niet noodig gevonden zich met hun belangwekken de doeken t,e doen vertegenwoordigen. Van Stanley Spereer mocht men het verwachten. Deze merkwaardigste figuur in de cnodeme schilderkunst van zijn land heeft zich verle- den jaar van de Royal Academy afgewend omdat deze bezwaar had gemaakt tegen eeni ge doeken, o.a. een voorstelling van een naar het oordeel van het R. A.-bestuur te water- zuchtigen H. Franciscus met de vogels. Stan ley Spencer heeft de inflatie in de schilder kunst binnengeleid; hij ziet het menschdom als één afschuwwekkenden waterzuehtigen stam. Maar deze visie verhoedt hem niet wer ken van voorbeeldig evenwicht en treffend decoratief effect te scheppen, al zijn ze dan ook niet vloeiend voor de menschensoort, Wij missen hem zeer op de nieuwe jaarlijksche tentoonstelling, zooals wij ook de portretten van Sickert en van Augustus John missen. Geen enkele inzender heeft het gemis ver goed, zoodat de meest behoudende kunstmin naar veilig langs de wanden kan gaan zonder zijn goed humeur te verliezen. De Koninklijke familie is ditmaal in het in gezonden werk schaars vertegenwoordigd. Er is een groot doek van den Hertog en de Her togin van York met hun kinderen, dat alleen aandacht verdient om de sprekende gelijke nissen. En er is een beter doek van den Hertog van York alleen, gekleed in een Schotsch ccs- tuum, met de lucht van de Hooglanden als achter-„grond". Het verraadt in de behande ling een vlot en energiek penseel. Het tooneel in St. Paul's Kathedraal van den dienst op 6 Mei 1935 ter gelegenheid van het jubileum van Koning George, door Frank O. Salisbury vervaardigd en nu eigendom van Koningin Mary, mist alle kunstwaarde. Als archiefstuk heeft het doek waarde genoeg Het geeft on getwijfeld een natuurgetrouw beeld van de gedenkwaardige gebeurtenis. Hetzelfde kan worden gezegd van Beresford's voorstelling van Westminster Hall, toen de Prinsen er de wacht hielden bij de statie-baar van het stoffelijk overschot van hun vader. Dit doek heeft meer artistieke beteekenis dan het eerstgenoemde; in den schemer en het vage licht van het reusachtig interieur heeft de schilder de weemoedige stemming en de his torische onverbiddellijkheid van het oogen blik goed gevat. Frederick Elwell heeft in kleiner formaat het zelfde tooneel geschil derd, maar zijn voorstelling is bijna salonach tig en geen interieur in de wereld is misschien verder verwijderd van een salon dan de West minster Hall. Tenslotte geven de wanden een levendige herinnering aan Koning George in een stuk van Whiting; het stelt ZM. voor paardrijdend in Hyde Park. De tentoonstelling schijnt te bevestigen, dat het publiek hier beu wordt van de naak- - te wanden die moderne binnenhuiskunste naars de laatste jaren hebben verlangd. De menschen willen weer schilderijen hebben, bij voorkeur kleine, omdat de muren in flats zoo weinig oppervlakte geven. Zulk een verande ring der mode komt gauw ter kennis van de schilders. En de tentoonstelling bewijst, dat zij er aan tegemoet zijn gekomen. Bijna alle3 is op kleine schaal. Maar zulk een expansieve artieste als Dame Laura Knight kan er zich niet zoo gemakkelijk in schikken. Haar aan trekkelijkste werk, „The Show is on", verlangt een zaal voor zijn tehuis. Het is een doek van grootsch gebaar en meesterlijk geschilderd, een scène voor een circustent met paarden met pluimen, clowns, acrobaten en een kunst- rijderes op een schimmel. Adriaan Hill heeft een schilderij gemaakt van een ernstig spoor wegongeluk; het tooneel is wel vertrouwd van de foto's die dagbladen van spoorwegongeluk ken geven, De schilder heeft bittere ironie ge legd in den titel: De Pleziertrein. De Caledo nian Market in Londen is algemeen bekend als een Vrijdagsche markt, waar men van alles en nog wat kan oppikken, spijkers en Perzi sche tapijten, drinkglazen en piano's, antiek en modern, maar alles tweedshands of verder terug. Het is een rommelige en trieste markt, hetgeen echter niet te zien is op een levendig doek in prachtige tinten, d'at Harry Morley er van gemaakt heeft. Iedereen moet de bekoring ondergaan van een inzending van George Belcher, den P u n c li-teekenaar. Het stuk heet: Ik droom de dat ik verkeerde in marmeren zalen, de eerste woorden van een vermaard muziek stuk. Men ziet een dikken hoornblazer, zit tend! in zijn overhemd aan een tafel met bier, brood, vïschresten op een bord en een pakje met enkele cigaretten er in. De man blaast uit alle macht op zijn instrument. Zijn ge zicht is rood van inspanning en de uitpui lende oogen kijken scherp op de verfomfaaide muziekblaaajes die op den hoorn zyn ge klemd Nederland is vertegenwoordigd met een Maris-achtig gezicht op een Rotterdamsche kade van een binnenhaven; de Nederlandsche driekleur is uit een torenraam gestoken. Het weer is stormachtig Alexander Jamieson is de schilder. Bedaagd en bedaard Holland ziet men in een fijn geteekend stuk van een Volen- damschen visscher door Sir Victor Wellesley. Er zijn als steeds weer heel wat portretten, de meeste in den verbeeldingloozen kleurigen trant die blijkbaar de meeste Engelsche sma ken het best blijft bevredigen. Alleen de ver maarde schrijfster G. B .Stern bewijst dat zij niets geeft, om wat de menschen van haar uiterlijk denken. Zij ligt breed en omvangrijk in een witte jas in een leunstoel van licht blauwe kleur met een koffietafelt-je met Rijn wijn en cigaretten binnen haar bereik. Er zijn portretten van Mrs. Fairbanks (Lady Ashley), Elizabeth Bergner, minister Hore- B'elisha, Yvonne Arnaud, de Fransch-Engel sche actrice, den Indiaan Grey Owl die zoo gevoelig over bevers schrijft, en van andere menschen „in the public eye". Het raadselachtigste doek is wellicht dat van Otto Schoen. Men zcekt altijd naar het raadselachtige doek. Dit heet „Liefdesarbeid" en het is een verwarrend decoratief tooneel van een schildersvrouw, die blijkbaar beproeft in her atelier van haar man, vol cactussen en wanordelijk verspreid schildermateriaal, de lieflijke Engelsche roos in het leven te hou den. De zaal der architectuur geeft een denkbeeld van hoe Whitehall er uit zal zien, wanneer de ontworpen departementsgebouwen er zijn ver rezen. En het centrum van de afdeeling beeld houwwerk wordt gevormd door een groot beeld van Lord Willingdon. door Reid Dick, dat in New Delhi komt te staan. A. K. VAN K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 16