De tentoonstelling van
de Royal Academy.
ZATERDAG 9 MEI 1936
HAAEL'E M'S DA'GBEAD
14
door L. S.
i „Ik ga zoover met je mee", zei Bert tegen
z'n zwager. Hij bn'kte zich om zijn driejari
gen neef te knuffelen, riep een groet naar
zijn zuster die boven was, en volgde den an
der naar buiten. In het voortuintje bleven
ze beiden even staan. ,,Wat een heerlijk
weer!" De zon straalde uit een diepblauwen
hemel. In één nacht waren alle knoppen
opengesprongen en alle heesters met fijne
lichtgroene blaadjes bedekt. De tulpen wie
gelden op slanke stengels in het morgen
licht. In den bloesemenden meidoorn floot
een merel.
„Lente!" zei Bert, zijn longen volzuigend
met voorjaarslucht. „Eigenlijk jammer dat
ik straks weer in de garage moet duiken
Olie en benzine, terwijl het buiten voorjaar
is!"
„Zie een klant te vinden, die een proefrit
wil maken", stelde zijn zwager voor. „Nogal
een tijd om auto's te verkoopen", zei Bert.
„ik ben al blij dat ik het zaakje drijvende
houd met reparaties en wat rijlessen. Daar
komt je tram zegof loop je?" Maar zijn
zwager was al weggehold en zwaaide van
het achterbalcon af een groet naar Bert, die
fluitend een zijweg in ging.
Werkelijk, het was voorjaar. Onmisken
baar, met al die bloeiende boomen en in
ieder voortuintje de kleurige kussens van
rotsplanten en tulpen die hun satijnig-glan-
zende bloemen openden voor de zon.
Bert haalde diep adem. De zoele wind
streek langs zijn gezicht, en hij bedacht hoe
heerlijk het zou zijn, nu alles achter te laten
en in zijn oude auto langs de geurende mei
doornheggen van Zuid-Limburg te rijden.
Uitgesloten, zoo'n uitspatting. Er wachtte
hem werk genoeg, in de kleine garage die hij
2 jaar geleden had overgenomen en langza
merhand opwerkte met één enkele hulp
kracht.
Jonge menschen gingen voorbij twee
aan twee. Jongelui op de fiets, blootshoofds
als Bert. zonder jas, met meisjes in fleurige
jurken en wapperende haren. Op het trot
toir wandelden moedertjes met hun kleuters,
een enkel oud echtpaar genoot, behoedzaam
voortschuifelend, van het warme zonnetje.
Een voorbijslingerende slagersjongen wuifde
teeen 'n dienstmeisje dat kussens klopte op
een balconVoorjaar. Bert voelde zich als
een eenzame tusschen deze menschen. de
jeugd die aan het begin van een blijde toe
komst stond, de ouderen die samen genoten
van hun zooveelste voorjaar, na wie weet
hoe 'n moeilijk leven, maar dat toch met
z'n tweeën beter te dragen was geweest.
Bert dacht aan zijn zuster en zwager, waar
hij nu twee jaar bij inwoonde. De drie aar
dige kinderen. De steun die de ouders aan
elkander hadden. De animo waarmee zijn
zwager voor het gezin werkte de belang
stelling van zijn zuster voor het werk van
haar man, en haar opbeuring als liet eens
minder goed ging. Zóó zou hij ook wel ge
trouwd willen zijn, Hoeveel harder zou hij
dan niet nog werken, als het was voor zijn
gezin. Wat zou hij al niet kunnen presteeren
als er een vrouw was, die hem aanspoorde en
oobeurde. meeleefde in zijn ups and downs.
Maar waar vond hij zoo iemand? Hij was ten
slotte niets, een arme garagehouder, al
mocht hij dan ,Jr voor ziin naam schrij
ven, en niet gewend om zich met dames te
bemoeien.
Een vliegmachine snorde voorbij, zilver-
blinkend tegen de blauwe lucht. Bert volgde
het ding automatisch met z'n oogen en zei
tegen zichzelf: ..onzin, zie eerst dat je je
zaak opwerkt. En zet het voorjaar uit ie
hoofdToen zag hij, dat hij al voor ziin
garage was beland.
Binnen was het koel en donker. Er stonden
een paar particuliere wagens, en Berts oude
oner. kar. Een motorfiets had juist getankt
en schoot knallend weg. In het kleine kan
toortje brandde licht en daar stond Puck. de
vrouwelijke monteur en manus-van-alles,
iets in het kasboek te noteeren. Haar sluike
bruine haar piekte in een gezicht van zwarte
vegen. Haar vlekkerige blauwe overall rook
naar olie en smeer. Met den rug van haar
vuile hand streek ze een lok uit haar oogen
en knikte Bert toe: ..Je bent laatvoor
jaar in 't hoofd?" „Min of meer" lachte hij,
nam zijn overall van een haak en verdween
in het berghok achter de afgeschoten twee
vierkante meters, die ze plechtig „het kan
toor" noemden.
Toen hij in de garage terug kwam. was
de lamp op het kantoor uit en van onder
een auto uit staken Pucks lange blauwka-
toenen beenen. ..Heb je de crick ergens?"
riep ze. toen ze Beert hoorde komen. Toen
hamerde en floot ze weer door.
Bert sleepte de crick aan en sloeg toen de
motorkap op van een auto, die gisteren
avond was binnengesleept. Maar zijn aan
dacht was niet volledig bij zijn werk. Door
de open deuren zag hij een stuk blauwe lucht
en een plas zonlicht viel op den vuilen vloer
vol olievlekken en proppen papier. Ergens
diep in hem was het verlangen, alles in den
steek te laten hij had ook in twee jaar
geen vacantie gehad, al niet meer sinds hij
van Delft kwam. De oude wagen bracht hem
nog wel tot Valkenburg. Mooi zou het. daar
nu zijn. Zou hij de zaak een dag sluiten en
Puck meenemen? Hij keek eens naar haar
Ze was bijna heelemaal onder den wagen
gekropen en hamerde uit alle macht, intus-
schen zoo schel fluitend als een straatjon
gen. Wonderlijk wezentje. Meisje met wis-
kunde-hersens, geen geld gehad om haar
Ingenieursstudie af te maken, en nu al an
derhalf jaar in ziin garage, waar ze opge
wekt en vol toewijding het vuilste werk deed.
En daarbij zoo totaal onverschillig voor wat
andere meisjes interesseerdeNee, als je
dacht aan voorjaar, aan jeugd en het meisje
van je droomen, dan kwam Puck niet direct
in ie gedachten
„Zeg Puck. hoe kwam je toch bij dit werk?
Ze zaten ieder op de treeplank van een wa
gen hun koffie te drinken. Puck had haar
ellebogen op haar knieën gezet, ze hield met
twee handen de koffiekom vast, en blies on
gegeneerd in het heete vocht. Nu keek ze
hem wat verbaasd aan met haar glanzende
zwarte oogen in dat verhitte, vuile gezicht.
„Wel. eerst twee jaar Delft, je weet het toch.
en toen Ambachtsschool en...."
„Nou ja. natuurlijk, maar ik bedoel: dit is
toch eigenlijk geen werk voor een meisje?"
Puck ging rechtop zitten en zette haar
koffiekom naast zich. Haar gezicht werd
doodernstig, wat komiek stond bij die zwar
te vegen. ..Ben je ontevreden over m'n werk?
Moet. ik weg?" Het klonk heftig. Puck was
heftig. „Heel tevreden ben ik", zei Bert haas
tig. ..én ik denk er niet over, je te ontslaan,
maareh.het is toch eigenlijk een on
vrouwelijk beroep, zie je". Heel overtuigd
klonk ziin stem niet, hij voelde dat het nogal
raar van hem was. met zooiets bij Puck aan
t.e komen. Ze viel direct uit. ..O. dat heb je
zeker vanmorgen loonen uitbroeden. Mooi
weer. aardiee jongedames die gaan tennis
sen of bloemetjes plukken, en dan vergelijk
je die met Puck, die toevallig technisch aan
gelegd is. Conclusie: onvrouwelijk. Zet JU
1 eens een filmster aan het werk in een ga
rage zeg, en kijk wat er van d'r charmes
overschiet!" Ze goot in één teug haar kof
fie naar binnen en verdween onder de auto.
..Trouwens", klonk haar stem toen uit de
diepte, „ik heb lak aan charmes, en als ik
m'n werk goed doe houd alles op, vind je
niet?" „Natuurlijk", beaamde Bert. zich weer
over den motor buigend. Puck kon direct
zoo uitvallen! Hij begreep haar angst, ont
slagen te worden. Ze moest voor zichzelf
zorgen, en wie nam een vrouwelijke mon
teur In dienst? Er was geen sprake van an
ders, dat hij haar weg zou doen. Ze werkte
puik, en interesseerde zich evenzeer voor de
zaak als hij. Een goede- kameraad was ze,
altijd klaar om te helpen en zoo eerlijk als
goud. Nou ja, ze liep er ook buiten liaar
werk bij als een vogelverschrikker maar
tenslotte ging dat hem niets aan.
Aan het begin van dien middag werd er
opgebeld door een zekere juffrouw Hansen.
Ze had altijd een Fransche auto met recht-
sche besturing gehad en kon niet wennen
aan haar nieuwen wagen, waarbij het stuur
links zat. Ze was wat huiverig, er alleen in
uit te gaan. Kon iemand vanmiddag mee
gaan?"
„Ga jij maar", zei Puck, die de bood
schap aannam. „Ik heb nog genoeg te doen
aan dit karweitje en jij hebt toch het voor
jaar in je hoofd. Misschien is juffrouw Han
sen wel heel bekoorlijk", voegde ze er met
een ondeugend gezicht bij.
Juffrouw Hansen was bekoorlijk. Golvend
blond haar omgaf een onberispelijk verzorgd
gezichtje. Haar mantel, haar hoed en haar
tasch waren uit een dure zaak afkomstig en
kleurden uitstekend bij haar two-seater. Ze
babbelde honderduit met Bert terwijl hij den
wagen handig door het stadsverkeer voerde.
Buiten nam zij het stuur over. Ze was vlug
en elegant in al haar bewegingen, en Bert
die gewend was aan Pucks jongensachtige
■manieren en naar zijn eigen zuster, die zich
ook zoo gemakkelijk bewoog, natuurlijk nooit
had gekeken vond Suzy Hansen het top
punt van vrouwelijkheid. Eer er een uur
voorbij was, benijdde hij den man die deze
vrouw trouwen zou. Na anderhalf uur bleek,
dat hij met een neef van Suzy had gestu
deerd en daardoor werd het gesprek al di
rect vertrouwelijker. Bert kon zich niet heu
gen, ooit zoo'n aardige stem gehoord te heb
ben en Suzy kon ook zoo leuk blozen, als hij
iets tegen haar zei.
Aan het einde van den.middag zeiden ze
..Bert" en „Suzy" tegen elkander en spraken
af, den volgenden middag weer te gaan rij
den.
Toen Bert tegen zessen nog even terug
kwam in de garage, vond Puck hem opval
lend stil. Hij was verstrooid, ze moest hem
een paar dingen twee keer vragen eer hij
het hoorde. Puck, die van haar drie broers de
verlovingen had meegemaakt, herkende de
symptomen. „Verliefd" dacht ze, en voor het
eerst in die anderhalf jaar voelde ze zich
niet opgeruimd.
Den volgenden middag was Bert met Suzy
Hansen uit. en nog vele middagen daarna.
Als hij terug keerde, was hij meestal stil en
afwezig, ook wel eens jongensachtig uitbun
dig. Over Suzy sprak hij nooit. Eén keer,
toén Puck op het punt stond weg te gaan,
had hij haar van het hoofd tot de voeten op
genomen (haar te wijde rok. haar kreukelige
óverhemdsblouse, een verschoten baretje op
slordige lokken) en had toen peinzend ge
zegd: ..Juffrouw Hansen had vanmiddag iets
aan met bloemen een lap zóó" hij
wees om zijn schouders "stond heel erg
goed. Zooiets moest jii ook eens aantrekken
zeg". .Dank ie", had Puck koel geantwoord,
„ik ben juffrouw Hansen niet ik ben een
monteur" en haar stem had scherper ge
klonken dan ze bedoeld had. Sindsdien had
Bert nooit meer over Suzy gesproken.
En het werd zomer. Al verder kroop 's mor
gens de zon over den garage-vloer. Puck
bleef haar boterham om twaalf uur niet
meer in de garage opeten, maar verdween
tusschen den middag en ging naar het park.
Ze vond het niet prettig meer om met
Bert koffie te drinken. Iets was er, dat
haar niet aanstond. Dat Bert den een of
anderen dag een meisje zou kiezen, dat sprak
van zelf. Mar dit meisje Puck kende haar
niet. maar het leek haar niet het ware voor
Bert. Wat zag zoo'r. rijke erfdochter in hem?
Hij was knap om te zien dat zou het wel
zijn. Geld had hij niet, wél een goed karak
ter, maar Puck was er zeker van dat Suzy
hem niet kende zooals hij was zooals zij.
Puck, hem kende. Het Hansen-geld kon Bert
te pas komen in zijn zaak. Maar dat zou hij
zeker niet willen. Hij was iemand, die van
zijn werk leven wilde. Maar zou een verwend
rijk meisje tevreden zijn met het eenvoudige
bestaan dat Bert haar te geven had? Zou
Suzy hem werkelijk willen trouwen? Of was
het voor haar een aardige zomersche afwis
seling?
Allemaal vragen waar Puck zich het hoofd
over brak. Ze liad nu meer te doen dan vroe
ger. Bert was zoo vaak 's middags weg. Puck
hield de boeken bij, ontving handelsreizigers,
bediende de klanten. Als Bert terug kwam
van een toer met Suzy. gluurde ze naar zijn
gezicht. Niet altijd scheen het pais en vree
te zijn tusschen die twee. Er waren dagen
dat Bert niet uit de garage wegging en zwij
gend, met een rimpel in zijn voorhoofd, aan
het werk was om naar het kantoor te hol
len, zoodra de telefoon rinkelde. Het was
voor Puck. die met hem te doen had, dan een
opluchting wanneer Suzy werkelijk opbelde.
Bert sloot dan de deur van het kantoortje,
sprak met een blij gezicht in de telefoon, en
verdween dan haastig naar het Hansen-huis,
na een korten groet voor Puck.
Op een stralenden morgen in Juli stopte
een glanzende two-seater voor de garage.
Een jongedame zat achter het stuur. Puck
dacht dat ze benzine noodig had en kwam
naar buiten. Maar het meisje in de auto be
antwoordde haar groet niet. maar bleef
strak naar binnen kijken, al toeterend. Puck
begreep dat dit Suzy was! In een oogenblik
was ze weer binnen, riep Bert en werkte zich
in al haar lengte onder een auto, alsof ze
zich verstoppen wilde. Dus dit was Suzy
een hard, zelfzuchtig poppengezlcht. dacht
ze bitter. Echt iets voor een man. Of over
dreef ze? Neen. aardig, vriendelijk was Suzy
niet. Geen knikje had ze voor Puck over ge-
bad, en toch had die haar beleefd gegroet.
En de uitdrukking in haar gezicht stond
Puck ook niet aan Koud. Niets voor Bert.
O, ze gunde Bert heusch van harte zijn ge
luk maar dit zou nooit goed gaan. en dat
speet haar voor hem. Bert verdiende beter.
Ze hoorde hem voorbij rennen, het meisje
begroeten met een klank in zijn stem die ze
niet van hem kende. Samen kwamen ze de
garage binnen. Bert excuseerde zich: hii zag
er slordig uit. had hii kunnen weten dat zij
zou komen, dan had hij haar beter ontvan
gen. Er was een soort anest in ziin stem.
alsof hij bang was dat Suzy teleurgesteld
zou zijn nu ze rijn zaak zag, zijn garage waar
hij zooveel van hield. Maar ze scheen dat
niet te merken. Puck hoorde haar zeggen:
,.o. ik vond het juist grappig om je eens aan
het werk te zien!" Dat is niet de vrouw, die
zich voor zijn werk interesseert, dacht ze.
„Grappig" is geen woord voor Bert. „Ga je
nu mee, het ruikt hier zoo vies", ging de
hooge beschaafde stem voort. En Puck. die
wist dat Bert het druk had, tóch al te weinig
tijd aan zijn zaak besteedde, hoorde hem tot
haar verbazing antwoorden: „ja, natuurlijk,
ik kom direct. Laat ik je even mijn assisten
te voorstellenJuck, kom eens voor den
dag". Puck voelde, hoe weinig het Suzy sche
len kon. met haar kennis te maken. Ze was
„personeel", 'n onderdeel van de garage, en
dat alles was voor Suzy van geen belang.
Maar terwille van Bert krabbelde ze onder
den wagen vandaan en stond voor Suzy Han
sen vies, warm, onverschilliger dan ooit
en met iets vijandigs in de mooie zwarte
oogen. Daar stond Bert, met een bijna ang
stige afwachting m zijn gezicht: wat zou
Puck van het meisje zeggen? En Suzy. heel
koel en frisch in een luchtige voile japon vol
bloemen, met een grooten flatteuzen model-
hoed waaronder haar grijze oogen even koel
en vijandig naar Puck keken als Puck het
deed naar haar.
Een knikje van Suzy Pucks uitgestoken
hand negeerde ze. Toen: „Ik wacht in den
wagen op je, Bert" en weg tripte ze, over
dreven behoedzaam om een paar plassen op
den vloer heen.
Toen de auto was weggezoefd. ging Puck
op een treeplank zitten in haar geliefkoosde
denkhouding ellebogen op de knieën. Dit
was dus Suzv. Nog erger dan ze zich had
voorgesteld. Het was te hopen, eigenlijk, dat
het haar geen ernst was Wat zou Bert moe
ten met zoo'n vrouw? Zou Suzy op het bo
venhuis willen wonen? En midden in den
nacht opstaan om de benzinepomp te bedie
nen? Puck schoot in den lach bij het idee.
Toen dacht ze aan Bert. dien goeierd, die
toch beter verdiende. Waarom zóó'n meisje
waarom zij zelf niet? En in de verlaten
garage snikte ze het opeens uit.
Bert was na anderhalf uur teruggekomen,
opgewonden. ..En? Heb ik teveel gezegd van
Suzy?" begon hij enthousiast. Puck keek op
van de boeken, die ze zat by te werken. „Wil
je werkelijk m'n oordeel Bert?"
Hij stond daar zoo innig gelukkig te kijken,
m'n hemel, deed ze niet beter met te zwij
gen? „Natuurlijk, jij bent altijd eerlijk".
„Dan zeg ik: wees voorzichtig. Die pop wil
je inpalmen en jij bent daar te goed voor".
Een seconde keek Bert haar aan. Hard wa
ren z'n oogen. Toen keerde hij zich om en
liep de garage in. Later, toen Puck terug
ging naar haar werk, zeide hu': „Je kunt niet
ooi'deelen. je zag haar éénmaal en ik zie
haar dagelijks". Puck antwoordde alleen:
„Vrouwelijke intuïtie Bert. die heb ik zelfs"
en had den verderen middag geen woord
meer over de zaak gesproken.
Als Bert de volgende weken niet zoo vol
komen in beslag was genomen door Suzy,
dan zou hij wel een verandering bij Puck
hebben opgemerkt. Ze maakte zich veel min
der vuil onder het werk. Geregeld werden
haar nieuwe blauwe overalls gewasschen.
Niet langer arriveerde ze in het onverslij t-
bare grijsbruine mantelpak, maar ze droeg
fleurige katoentjes en zelfs wel eens een voile
jurk met bloemen net als Suzy. Haar
bruin haar was keurig gepermanent en des
avonds als ze weg ging zette ze voor het spie
geltje van 't kantoor zorgvuldig een flatteus
zomerhoedje op. Als Bert zijn oogen niet in
z'n zak had gehad, dan was het hem op
gevallen dat Puck er heel aardig uitzag te
genwoordig. Dan zou hij ook wel gemerkt
hebben dat ze stiller was dan vroeger, en
hem vaak van terzij aankeek met een be
zorgden blik in haar oogen. Maar Bert had
daar geen oog voor.
Op een Zaterdagmorgen midden Augustus
vroeg Bert: „ga je mee morgen naar Brus
sel? Die auto van Jéróme moet terug, en nu
ik nog last heb van m'n verstuikte pols. ga
ik liever niet alleen". Puck was op het punt,
te weigeren. Al dien tijd had Bert haar Zon
dags thuis gelaten. Nooit meer gingen ze.
als vroeger, eens een wagen inrijden of een
tocht maken in Bert's oude auto. En nu
kon ze meegaan, omdat hij het niet alleen
aandurfde met zijn pijnlijke pols. „Kan juf
frouw Hansen niet met je mee?" 't Was er
uit eer ze het wist. „Neen", zei Bert heel be
daard, „die is naar Luik morgen. Doe 't alsje
blieft. de man had zijn wagen graag op
tijd". Tenslotte is het voor de zaak, dacht
Puck. dus ze stemde toe.
Ze reden 's Zondags opgewekt weg. Puck
za? er keurig uit. Bert was dat zelfs opge
vallen, hij had het haar gezegd ook. en al
wist ze hoe weinig waarde zoo'n compliment
had. ze was er inwendig blij om geweest. O.
als Suzy niet voortdurend achter al haar
doen en denken had gezeten, hoe zou ze dan
genoten hebben van dien tocht door de war
me. aromatisch geurende dennebosschen van
de Kempen, over de verlaten hei, met een
enkel torentje aan den horizon.
Ze lunchten in een klein dorp. Bert was
spraakzaam, attent het was alles haast
even genoegelijk als vroeger. Maar geen
oogenblik kon Puck de gedachte aan Suzy
van zich af zetten. Wat gaf het eigeniyk dat
ze hier een mooien tocht maakte met Bert,
vrooiy'k praatte en lachte, terwijl ze wist dat
het enkel een beroepsbezigheid was waarvoor
ze was meegenomen! Als Suzy niet naar Luik
was gegaan, zou Puck nu thuis zitten.
Ze schrok toen Bert over Suzy begon. Hij
hield van haar, en hoopte binnen afzienba-
ren tijd te trouwen. Heel zuinig zoupien ze
moeten doen. Maar dat gaf niet. Hij 'zou de
zaak wel opwerken! „Voelt zy er iets voor,
om gauw te trouwen?" vroeg Puck. „Nu wel
eerst was ik wel eens even bang-gemeen
van me, om zooiets te denken dat ze het
expres maar op de lange baan schoof. Maar
ze is zoo goed, dat weet je niet half. Ze wil
nu wel, heeft ze van de week gezegd ze
durft het best aan, om voorloopig wat zui
nig te leven. Zoodra ik denk dat 't kan, trou
wen we. Nu, je begrijpt, dat is zoo gauw mo
gelijkhij zweeg. Zijn oogen keken in de
verte en vaag glimlachte hij even, de lach
van een gelukkig mensch. „Daarom is ze
vandaag naar Luik gegaan, om met haar
voogd te overleggen. Suzy is meerderjarig,
maar ze wilde toch graag eerst eens met den
ouden heer praten".
Puck had niets gezegd. Ook later niet
meer, toen ze weer in den wagen zaten. De
open lucht maakte haar slaperig. Langza
merhand gleden haar verdrietige gedachten
weg in een zaligen dommel, en terwijl Bert
zachtjes neuriënd achter het stuur zat, soes
de Puck in.
Ze schrok wakker doordat Bert nogal plot
seling vaart minderde. Direct zat ze rechtop
en keek. O, 'n auto aan den kant, één wiel
afgenomen, een jongmensch dat bezig was
met den reserve-band. Bert stopte.
„Kan ik helpen?" Tegelijk was hij al uit
den wagen en hurkte naast den man neer.
Toen zag Puck dat er een meisje uit het
bosch naar de auto toekwam ze had een
reisbekertje vol water in de hand. Heel
blond was ze. knap, met grijze oogen en een
beeldige gebloemde jurk aan een grooten
stroohoed aan het lint aan haar arm. Een
plaatje! En op eens herkende Puck het
meisje, ze wilde iets roepen, bedacht zich,
uitte een gesmoorde kreet toen keek de
jongeman naast Bert op en zei „hallo Suzy,
heb je water gevonden?"
Bert sprong op. Suzy liet het bekertje uit
haar hand vallen. Puck zag hoe Berts knok
kels wit werden, zoo stijf kneep hij zijn
vuisten dicht. De jonge man kwam ook over
eind en keek verbaasd van de een naar den
ander. Eenige oogenblikken 't leek een
eeuwigheid bleef het stil. Alleen het suizen
van den wind door de boomtoppen was er.
en ergens een dwaze vogel die onbekommerd
zong. Puck was uit den wagen gesprongen
en stond tegen het portier geleund. Niemand
lette op haar.
Stiltede wind. de fluitende vogel
toen de stem van het jongmensch: „maar
lieveling, watEn direct daarop Bert,
heel hard. streng zooals Puck hem nog nooit
hoorde: „Zoodit is dus de conferentie
met je voogd!" Hij wilde nog meer zeggen,
maar Puck pakte hem bij een arm. duwde
hem ln den wagen en ging zelf achter het
stuur zitten. Terwijl ze debrayeerde zag ze
Suzy een stap voorwaarts doen, met een
gezicht dat ze weer volkomen in bedwang
had. Een glimlach lag om haar mond, toen
ze het jongmensch by zyn arm pakte
Meer zag Puck niet. De wagen schoot voor
uit. en de eerste tien minuten raasden ze
zwijgend over den weg, in een wolk van stof.
Wég wilde Puck van die plek waar Berts ge
luk in stukken was gegaan. Haar eigen ge
dachten dwarrelden zoo verward door haar
hoofd, dat ze veel frisschen wind noodig had
om weer normaal te kunnen denken. Een
soort onbewuste blijdschap voelde ze, wat
leedvermaak en wat triomf, maar dat alles
verdween bij haar groote medelijden met
Bert. Hij zat doodstil naast haar. zijn hoofd
in de handen.- Niets merkte hij van hun
snelle tempo, van het meisje achter het
stuur. Misschien dacht hij nog wel dat hij
in dien greppel aan den boschkant zat, waar
hij Suzy had gevonden met dien ander.
Puck minderde vaart. Ze kwam tot rust
niets dan een groot medelijden en een groo
te opluchting waren er overgebleven. De
boomen links en rechts flitsten minder snel
voorby, het getikkel van steentjes tegen de
spatborden hield op. Kijk, daar was de hei
weer, verguld door de laagstaande zon. Hoe
vredig was dit land. Ze keek opzij naar Bert.
Hij lichtte zijn hoofd op. en probeerde te
glimlachen onder haar blik, die vol meege
voel was. Toen klopte hij even op haar hand.
die zoo zeker het stuur vasthield. „Je intuï
tie had gelijk, kindwat een idioot ben ik
geweest".
„Stil", zei ze. met een prop in haar keel.
..zeg maar niets". En even later: „Haal
eens diep adem ruik je de bosschen?" Hij
doet het. Ze hoort hem ademen naast zich.
De prikkelende harsgeur van de dennen
dringt in zyn longen. Hij strijkt zich eens
over het voorhoofd. Weg, die nachtmerrie
van zooeven.
Puck denkt: nu wordt alles weer als vroe
ger Bert en ik, en de zaak. En wie zal zeg
gen wat de toekomst brengt? Ze spreekt
haar gedachten niet uit. Ze zegt alleen: „We
moeten alles eens nazien Bert. volgende week
komt de accountant". Een doodgewoon zin
netje, dat de weeke stemming verdrijft. Dat
moet ook: ze gaan immers een auto afleve
ren in Brussel. En ze naderen al het bosoh
is opgehouden en villa's rijen zich langs den
weg. Er is veel verkeer.
Bert kijkt even opzij naar Puck. Een paar
bruine krullen springen onder haar hoed-
rand vandaan. De buitenlucht heeft haar
kleur gegeven. Haar donkere oogen schitte
ren. Ze fronst telkens even bij een verkeers
obstakel, maar toch ligt er een glimlach om
haar mond. Bert pakt even haar elleboog
beet. Hy zou heel veel willen zeggen, maar
hij doet het evenmin als Puck. Net als zy,
kiest hij een banaal zinnetje: „Jij zorgde
beter voor de zaak dan ik! Maar ik beloof
beterschap.... Voortaan doen we het weer
samen". Dan laat hij haar los.
Samendenkt Puck gelukkig. Even
kykt- ze hem aan. Hy knikt tegen haar, zoo
ernstig alsof het een belofte geldt.
Dan rijden ze Brussel binnen.
Tot de passagiers aan de jongste Oceaanvlucht van de „Hindenburg" behoorde
ook de bekende Poolonderzoeker Sir Hubert Wilkins, die voor het vertrek eenige
woorden voor de microfoon sprak.
ENGELSCHE SCHILDERKUNST
(Van onzen Londenschen correspondent)
Minder dan ooit geven de wanden vol ver-
sche verf van Burlington House dit jaar een
weerspiegeling van den strijd met nieuwe
picturale vormen, waarin zooveel jonge schil
ders in Engeland zich met geestdrift hebben
gestort. En zelfs die onconventioneele kunste
naars, Stanley Spencer, Sickert, Augustus
John, die de Royal Academy in haar kring
heeft weten te lokken, hebben het dit jaar niet
noodig gevonden zich met hun belangwekken
de doeken t,e doen vertegenwoordigen. Van
Stanley Spereer mocht men het verwachten.
Deze merkwaardigste figuur in de cnodeme
schilderkunst van zijn land heeft zich verle-
den jaar van de Royal Academy afgewend
omdat deze bezwaar had gemaakt tegen eeni
ge doeken, o.a. een voorstelling van een naar
het oordeel van het R. A.-bestuur te water-
zuchtigen H. Franciscus met de vogels. Stan
ley Spencer heeft de inflatie in de schilder
kunst binnengeleid; hij ziet het menschdom
als één afschuwwekkenden waterzuehtigen
stam. Maar deze visie verhoedt hem niet wer
ken van voorbeeldig evenwicht en treffend
decoratief effect te scheppen, al zijn ze dan
ook niet vloeiend voor de menschensoort, Wij
missen hem zeer op de nieuwe jaarlijksche
tentoonstelling, zooals wij ook de portretten
van Sickert en van Augustus John missen.
Geen enkele inzender heeft het gemis ver
goed, zoodat de meest behoudende kunstmin
naar veilig langs de wanden kan gaan zonder
zijn goed humeur te verliezen.
De Koninklijke familie is ditmaal in het in
gezonden werk schaars vertegenwoordigd. Er
is een groot doek van den Hertog en de Her
togin van York met hun kinderen, dat alleen
aandacht verdient om de sprekende gelijke
nissen. En er is een beter doek van den Hertog
van York alleen, gekleed in een Schotsch ccs-
tuum, met de lucht van de Hooglanden als
achter-„grond". Het verraadt in de behande
ling een vlot en energiek penseel. Het tooneel
in St. Paul's Kathedraal van den dienst op 6
Mei 1935 ter gelegenheid van het jubileum
van Koning George, door Frank O. Salisbury
vervaardigd en nu eigendom van Koningin
Mary, mist alle kunstwaarde. Als archiefstuk
heeft het doek waarde genoeg Het geeft on
getwijfeld een natuurgetrouw beeld van de
gedenkwaardige gebeurtenis. Hetzelfde kan
worden gezegd van Beresford's voorstelling
van Westminster Hall, toen de Prinsen er de
wacht hielden bij de statie-baar van het
stoffelijk overschot van hun vader. Dit doek
heeft meer artistieke beteekenis dan het
eerstgenoemde; in den schemer en het vage
licht van het reusachtig interieur heeft de
schilder de weemoedige stemming en de his
torische onverbiddellijkheid van het oogen
blik goed gevat. Frederick Elwell heeft in
kleiner formaat het zelfde tooneel geschil
derd, maar zijn voorstelling is bijna salonach
tig en geen interieur in de wereld is misschien
verder verwijderd van een salon dan de West
minster Hall. Tenslotte geven de wanden een
levendige herinnering aan Koning George in
een stuk van Whiting; het stelt ZM. voor
paardrijdend in Hyde Park.
De tentoonstelling schijnt te bevestigen,
dat het publiek hier beu wordt van de naak- -
te wanden die moderne binnenhuiskunste
naars de laatste jaren hebben verlangd. De
menschen willen weer schilderijen hebben, bij
voorkeur kleine, omdat de muren in flats zoo
weinig oppervlakte geven. Zulk een verande
ring der mode komt gauw ter kennis van de
schilders. En de tentoonstelling bewijst, dat
zij er aan tegemoet zijn gekomen. Bijna alle3
is op kleine schaal. Maar zulk een expansieve
artieste als Dame Laura Knight kan er zich
niet zoo gemakkelijk in schikken. Haar aan
trekkelijkste werk, „The Show is on", verlangt
een zaal voor zijn tehuis. Het is een doek van
grootsch gebaar en meesterlijk geschilderd,
een scène voor een circustent met paarden
met pluimen, clowns, acrobaten en een kunst-
rijderes op een schimmel. Adriaan Hill heeft
een schilderij gemaakt van een ernstig spoor
wegongeluk; het tooneel is wel vertrouwd van
de foto's die dagbladen van spoorwegongeluk
ken geven, De schilder heeft bittere ironie ge
legd in den titel: De Pleziertrein. De Caledo
nian Market in Londen is algemeen bekend
als een Vrijdagsche markt, waar men van alles
en nog wat kan oppikken, spijkers en Perzi
sche tapijten, drinkglazen en piano's, antiek
en modern, maar alles tweedshands of verder
terug. Het is een rommelige en trieste markt,
hetgeen echter niet te zien is op een levendig
doek in prachtige tinten, d'at Harry Morley
er van gemaakt heeft.
Iedereen moet de bekoring ondergaan van
een inzending van George Belcher, den
P u n c li-teekenaar. Het stuk heet: Ik droom
de dat ik verkeerde in marmeren zalen, de
eerste woorden van een vermaard muziek
stuk. Men ziet een dikken hoornblazer, zit
tend! in zijn overhemd aan een tafel met bier,
brood, vïschresten op een bord en een pakje
met enkele cigaretten er in. De man blaast
uit alle macht op zijn instrument. Zijn ge
zicht is rood van inspanning en de uitpui
lende oogen kijken scherp op de verfomfaaide
muziekblaaajes die op den hoorn zyn ge
klemd
Nederland is vertegenwoordigd met een
Maris-achtig gezicht op een Rotterdamsche
kade van een binnenhaven; de Nederlandsche
driekleur is uit een torenraam gestoken. Het
weer is stormachtig Alexander Jamieson is
de schilder. Bedaagd en bedaard Holland ziet
men in een fijn geteekend stuk van een Volen-
damschen visscher door Sir Victor Wellesley.
Er zijn als steeds weer heel wat portretten,
de meeste in den verbeeldingloozen kleurigen
trant die blijkbaar de meeste Engelsche sma
ken het best blijft bevredigen. Alleen de ver
maarde schrijfster G. B .Stern bewijst dat zij
niets geeft, om wat de menschen van haar
uiterlijk denken. Zij ligt breed en omvangrijk
in een witte jas in een leunstoel van licht
blauwe kleur met een koffietafelt-je met Rijn
wijn en cigaretten binnen haar bereik. Er
zijn portretten van Mrs. Fairbanks (Lady
Ashley), Elizabeth Bergner, minister Hore-
B'elisha, Yvonne Arnaud, de Fransch-Engel
sche actrice, den Indiaan Grey Owl die zoo
gevoelig over bevers schrijft, en van andere
menschen „in the public eye".
Het raadselachtigste doek is wellicht dat
van Otto Schoen. Men zcekt altijd naar het
raadselachtige doek. Dit heet „Liefdesarbeid"
en het is een verwarrend decoratief tooneel
van een schildersvrouw, die blijkbaar beproeft
in her atelier van haar man, vol cactussen
en wanordelijk verspreid schildermateriaal,
de lieflijke Engelsche roos in het leven te hou
den.
De zaal der architectuur geeft een denkbeeld
van hoe Whitehall er uit zal zien, wanneer de
ontworpen departementsgebouwen er zijn ver
rezen. En het centrum van de afdeeling beeld
houwwerk wordt gevormd door een groot
beeld van Lord Willingdon. door Reid Dick,
dat in New Delhi komt te staan.
A. K. VAN K.