Tjap Gomeh, het Carnaval der Chineezen in Batavia. ZATERDAG 16 MEI 1936 HAAREEM'S DAGBEAC 13 Sinterklaas als verdrijver van booze geesten. Het is tjap gomeh geweest. Letterlijk ver taald beteekenen deze woorden „vijftiende dag", met welken dag dan weer bedoeld wordt de vijftiende dag na Chineesch nieuwjaar. De oorsprong en de beteekenis van het feest schijnt niemand te weten. Voor zoover men mij' hierover heeft ingelicht moeten er booze geesten verdreven worden, een bezigheid die vrijwel met alle feesten hier ter hand ge nomen wordt. Met ieder nieuwjaar, het Chineesche zoowel als het inlandsche en het meest wel bij het Europeesche, worden de booze geesten bestookt met vuurwerk, met tjap gomeh, echter wordt nu eens van een ander recept gebruik ge maakt. Het zijn nu niet de trommelvliezen, waarop een aanslag gepleegd wordt, maar het zijn de oogen, die thans op hun gevoelig heid worden beproefd. Met voorwereldlijke dieren, krokodillen, dra ken en andere monsters, weliswaar van bord papier, trekken de Chineesche inwoners des avonds in kleine optochten door de straten hunner woonwijken, omringd en bewonderd door een dichte menigte, zóó dicht dat alles slechts voetje voor voetje voortschu'ft. Behalve de optocht.jes als boven omschre ven, bewegen zich tusschen de massa groepjes muzikanten en ook heel veel verkleede inlan ders. Om alles rustig te kunnen zien stappen we in de tram, die ter eere van het feest, dat drie avonden duurt, tot vier uur in den mor gen rijdt, want tot zoo lang blijven de ver woede feestvierders op pad. Het eerste uit het gedrang verdwaalde groepje dat wij tegenkomen, zijn muzikanten. Ze spelen, althans ze pogen het te doen, Europ peesche muziek. De meêsten bespelen een soort fluit, waaruit een snerpend geluid komt, maar de groote trom en de potdeksels zijn ook tegenwoordig. De muzikanten doen allemaal hun best het een of andere vaderlandsche lied dat ze van ons wel eens gehoord zullen heb ben, ten gehoore te brengen, maar ik krijg zoo den indruk dat ze allemaal aan een ander lied bezig zijn, behalve dan de groote trom en de potdeksels, die bij ieder lied zich aansluiten. De executanten gaan echter geheel op in hun bezigheid, ze zetten doodernstige gezichten en schrijden met gewichtige passen voorwaarts. Om elkaar niet te verliezen een onvoltallig orkest-zou de muzikale kwaliteiten natuurlijk groote afbreuk doen zijn ze als een bosje sprot met een touw bij elkaar gebonden. De hutspot van muziek die onze ooren bereikt, vermengd met het gezicht dat deze parodie op den westerling in het algemeen biedt, is allerkoddigst en oerorigineel. Ons „doosjs op wielen" komt nu ook in de drukte en we schieten maar heel langzaam op, wat echter allerminst een bezwaar is. Van een gedrang kunnen we niet spreken, alles schuifelt rustig vooruit zonder een zweem van haast te hebben. We passeeren nu vele helden van het witte doek, meest cowboys met open hemden en roode doeken om hun hals, een hoed zwierig op het hoofd gezet. Schrikaanjagend zien ze er niet uit, maar opvallend is weer dat serieuse, dat intens ge nieten van „ziezoo, nou denkt iedereen dat ik de echte Tom Mix ben". En daar wandelt zoo waar parmantig een keurige Marlène Dietrich, neen dat is wer kelijk een creatie. Niet zoozeer in uiterlijk als wel in houding en gebaar wordt de groote Marlène hier schitterend nagebootst, denke lijk wel door een Soendaneesje. Heel anders dan bij ons is de houding van het publiek. Lawaai is er eigenlijk niet, zoo nu en dan een groepje muzikanten, geroezemoes van vele stemmen natuurlijk, uitroepen van bewondering of bijval, ook gelach, maar geen gezang, geen geroep, geen geschreeuw en geen gehos. Ook worden de gecostumeerden niet lastig gevallen. Zoo rustig, geheel opgaand in haar rol zou Mariene Dietrich bij ons niet kunnen wandelen. Telkens zien we nu verschillende groepjes voorbij trekken, veel tot griezeligheden ver werkt bordpapier, ook veel tot monsters om gewerkte menschen, veelal Chineezen van beiderlei kunne, ook zoo nu en dan voorstel lingen van dingen die ik er van verdenk, dat ze van ons zijn afgekeken. Mijn oog valt op een soort imitatie van onze poppenkast, ech ter zijn blijkbaar Jan Klaassen en echtgenoo- te juist geëxecuteerd, althans ze bungelen lustig aan een touwtje. Langs den kant van den weg, overal kleine stalletjes met eet- en drinkwaren, voor ons onbegrijpelijke lekkernijen en zoo nu en dan een voorstelling met dansmeisjes en gamelan muziek. Maar kijk daar eens, daar loopt nu toch waarlijk iemand, die ook in Haarlem en om streken geen onbekende is. Niemand minder dan Sinterklaas is heelehaal uit Spanje geko men, om van zijn belangstelling blijk te ge ven, zonder paard, zonder zwarte Piet, ja zelfs zonder pepernoten schuifelt hij door de me nigte, ietwat zielig voor zich uit kijkend. Zelfs de kinderen, waar hij anders toch zoo dol op Is, kunnen zijn belangstelling niet wekken, maar ja, er is ook niemand die een liedje voor hem zingt. Dat. was nu een stukje van die echte verrukkelijke naïveteit. We komen weer wat uit de menigte, gaan alles een beetje vluchtiger zien, doordat we wat vlugger gaan rijden, moeten dan ook on ze oogen wat rust geven van al het gedraai waar we naar gekeken hebben, passeeren dan vlug eenige stille buurten, om in een volgende Chineesche woonwijk weer een zelfde schouw spel te zien. Wij passeeren een optocht, die vaandels en doeken meedraagt. We verwachten weer een nieuwe sensatie.maar dan raak ik warem pel even uit mijn humeur. Het zijn reclame's van Europeesche firma's. Dat is weer van die ergerlijke bemoeizucht van ons westerlingen om die menschen ook eens te leeren hoe ze plezier moeten maken. Op zulke avonden heb ben we nu eens gelegenheid om de ooster lingen wat nader te komen, hun levens uitingen gade te slaan, laten we daarvan nu niet weer gebruik maken om er geld mee te verdienen. De manier, waarop de inlanders ons op deze avonden imiteeren en parodieeren is vaak kostelijk, heerlijk soms van naïveteit en dooi den ernst en de toewijding, waarmee het ge daan wordt kan ik er zeker niets krenkends in zien. Waarom dan die schreeuwende opschrif ten tusschen deze rustige feestvierders, waar om zoo'n opgezette keukenmeid, zijn we hier dan enkel en alleen om geld te verdienen? Maar daar zie ik weer wat moois, een keu- rigen toreador; of de kleeren nu den man of de man de kleeren maakt, maar werkelijk wekt deze figuur meer ideeën op over Spanje dan de zoon van koning Alfonso, die juist een paar dagen geleden hier geweest is. In de benedenstad, daar, waar het feest het grootst is, verlaten we de tram. Een po ging om bij den draaimolen en andere, ook alweer van ons overgenomen, vermakelijkhe den te komen, geven we op, vanwege de drukte en we besluiten maar om onze inmiddels dor stig geworden kelen in een Chineesch restau rant te gaan lesschen. Voetje voor voetje schuiven we voort; we worden echter niet plat gedrukt en na een leerzame les in geduld komen we waar we wezen willen. We gaan naar boven, en thans zien we alles van een wat hooger standpunt. De schuifelen de massa doet nu denken aan kruiend ijs, maar weer valt van deze enorme menigte op het rustige in al die menschen, als zijn ze er allen op uit, vooral het genoegen van de an deren niet te bederven. Hier in de benedenstad is het feest wat groo- ter van opzet, zijn de deelnemers overwegend Chineezen, die aan het geheel een ander ca chet geven. De ernst is minder groot, het ge- 'heel niet zoo origineel en naïef en daarom minder koddig. Op het pleintje voor het restaurant zijn wat acrobaten aan den gang, kleine jongens, oerlenig en onvermoeid .De toeren, die ze uithalen bieden echter weinig nieuws, ook wat goochelaars betreft, die echter uit de verte moeilijk te volgen zijn. Wij krijgen nu ook wat meer oog voor de niet gecostumeerden, voor de avondtoiletten van onze Oostersche medeschepselen. De Chineesche dames zijn veel gekleed in Shang- hai-dress, wat u wel kent van de foto's van Anna May Wong, Sprekende, effen kleuren. Oudere vrouwen dragen ook wel een sarong met schitterende witte kabaja's, heel fijn met de hand geweven kantwerk, vaak zeer kostbaar en verder veel gouden sieraden. Minder kostbaar is de kleeding van de in landsche vrouwtjes, maar toch zien ze er aar diger uit in haar roode, groene, blauwe en gele baadjes. Over het algemeen heeft de natuur hen mooier geschapen; ze zien er opgewekter uit, haar bewegingen zijn fleuriger en vol gra tie. Ze bezitten de onzegbare Oostersche charme. Als we eindelijk langs lijnen van geleide lijkheid weer thuis komen, praten we nog even na over onze indrukken, halen dan ook nog even herinneringen op aan carnavals feesten in Brabant meegemaakt. Ja, dat was toch heel wat anders, joliger, uitgelatener. En och, deze menschen, ontegenzeggelijk had den ze plezier, maar hoe en waardoor dat hebben we toch niet kunnen begrijpen, daar zijn we niet achter gekomen en daar zullen we waarschijnlijk nooit achter komen ook helaas! T. R. Toen ik opstond, en de gordijnen open schoof, zag ik dat het een ttralende ca-, be loofde te worden. Het bracht me direct in een feestelijke stemming: het voorjaar, dat zoo heerlijk inzette en de komende Pinkster dagen, waarin we met de kinderen een paar dagen naar buiten zouden gaan, de schoon maak, bron van veel ergernis en gemopper, achter den rug. Alles werkte mee om me dat echte blijde gevoel te geven, dat we als we heel jong zijn, vanzelf in ons hebben. In die Zondagsche stemming, bepaald een weelde op een gewonen Dinsdag, kleedde ik de kinderen aan en verrichtte de vele huis moederlijke werkjes voor, tijdens en na het ontbijt in een groot en druk gezin. Toen de rust was weergekeerd en allen de deur uit waren, de twee kleinste meisjes niet mee gerekend, die zich wel vermaken met poppen en karretjes, weifelde ik tusschen het oprui men van eenige kasten en het stoppen van alle kousen. Ik had een razende energie, en dus besloot ik tot de kousen- Bovendien ver lokte het mooie zachte weer me; het stoppen op de tuinbank, met de bloeiende tulpen, muurbloemen en viooltjes om me heen, ver liest ook veel van zijn prozaïschen kant. Ik sorteerde de kousen in drie groepen: beetje kapot, erg kapot, onnoemelijk kapot. Bij dat werkje houd ik altijd minstens één sok of kous over zonder wederhelft. Dan zoek ik weer in het verstelkastje, en gelukkig wordt de verlorene dan gauw opgespoord. Zoo heb ik een overzicht, en weet ik zeker, dat ik niet alleen de ergste groep overhoud. Net toen ik wou beginnen het eerste gat te dichten, rinkelde de telefoon. Mijn vrien din Rita, met een plan. Ik luisterde vol toe wijding. onderwijl een oog houdend op mijn kleinste dreumes, die het melkkannetje van de theetafel pakte. Toen Rita klaar was, en ik ene goed indacht, hoe zalig het zou zijn, dezen prachtigen dag samen naar Amster dam, winkels kijken, inkoopen doen, kwam mijn lichtzinnige aard geheel boven. „Goed", zei ik, „eenig is het. Over een half uur? Ik zal klaar staan" en ik hing de hoorn pijlsnel op. Ik riep Gerrie en legde haar 't plan uit. Na tuurlijk zou ze voor alles zorgen, en ze zou Nel, ons jonge daghulpje, bij de kinderen sturen. „En berg de kousen maar op", zei ik, en ik negeerde ze, of ik nooit beloofd had ze vandaag als keurige rolletjes over de ver schillende kasten te verdeelen. Vlug gaf ik Gerrie de laatste instructies, en rende toen naar boven om mijn blauwe tailor-made aan te trekken. Een klein blauw hoedje op, vos om, handschoenen aan, klaar was ik. Net toeterde Rita voor het hek en twee mi nuten later suisden we weg. De kap open, de hemel helderblauw, wij in een verrukkelijk uitgelaten stemming. Tijdens de rit somde Rita op, wat ze moest koopen, en maakten we een soort plan-de-campagne op. Toen vroeg ze naar mijn boodschappen, maar ik ontnam haar meteen de illusie. „Niets dan wat kleinigheden, knoopen, een knot wol. wat schrijfgerei, zakdoeken en zoo meer. Maar ik vertelde haar ook, dat Frits en ik net den vorigen avond hadden afgesproken, wat zui niger te worden. Het dividend was sterk ver minderd, en een huishouden met 5 kinderen kost altijd veel geld. ook al doe je „niets bij zonders". Nu is dat laatste een individueel begrip; wat voor den een extra feest is, be- teekent voor den ander slechts een noodzake lijke levensbehoefte. Maar wij leven toch wel eenvoudig, en dus zouden we het ook zoeken in minder koopen, in de kleeren en het lek kers. Het was werkelijk een ernstig gesprek geweest, en ik zat boordevol goedkoope plan nen. Dus zou ik ook „niets bijzonders" aan schaffen. Rita begreep het, en drong niet aan. We stelden onzen veldtocht dus heel sober vast: een eenvoudige lunch in een café- taria, bedrijven waar Amsterdam van wemelt, ergens een kopje thee, en voor 't eten thuis. Trouwens, dat moest ik toch, nu we zoo hals over kop weggespurt waren. We genoten van de heerlijke rit (ik vind autorijden altijd zalig, één van de voordeelen ervan, niet in fc bezit te zijn van een eigen, particulieren wagen) en voordat we 't wisten, hadden we de auto geparkeerd en stonden we op den Dam. Wie Amsterdam goed kent, houdt ervan, en ik ben blij dat ik tot die uit verkorenen behoor. Het zijn in deze stad geeft me altijd een aparte sensatie. Een soort verlangen er bij te behooren, alles te zien en te weten, en overal lid van te zijn. Je gemeenschapszin ontwaakt er. En, Am sterdam is zoo gezellig. Natuurlijk ook de café's en de winkels, maar die bedoel ik niet in de eerste plaats. Maar Rita en ik bedoelden die dezen bewusten dag in hoofdzaak wel, en dus stapten we na de bezichtiging van de werkelijk smaakvolle etalages de Bijenkorf in. Het was precies elf uur. Voor de draai deur herinnerde ik me nog in alle finesses mijn gesprek met Frits, mijn goede voorne mens en op 't laatst, dat ik 25 gulden in mijn taschje had gestoken van 't huishoudgeld, om toch iets bij me te hebben. Het uit te ge ven stond even ver van me af als de Noord pool. Achter de draaideurmaar laat ik alles rustig vertellen. Op dezen stralenden voorjaarsmorgen ge leek de Bijenkorf een paradijs voor dames, eigenlijk meer de slang uit 't Paradijs. Ver leidelijk en lokkend lag alles uitgestald, de bijzondere aanbiedingen in de lichthall. Deze wisselen iedere week. We troffen het buiten gewoon. Blouses, pull-overs, en linnen zomer jurken hingen aan den eenen kant. Aan den anderen kant kinder-jurken, jongens-pakjes, truien, zonnepakjes en schortjes. Verder, ook in de lichthall: kousen (voor groot en klein) lingerie, pyjama's, toiletartikelen en bad-uit- rusting. Alles kleurig en fleurig voor den ko menden zomer, werkelijk goedkoop en prac- tisch. Rita haalde zakelijk haar boodschap- pen-lijstje te voorschijn, en raadpleegde het. Ik keek zuchtend rond. „Als ik in zoo'n koop huis ben, weet ik, dat ik eigenlijk alles wat ik zie noodig heb. En thuis valt me heele- maal het gemis niet op; hoe zou dat toch komen?" Maar Rita had geen tijd om een lo gisch antwoord te bedenken. Ze deed haar inkoopen; alles wat wel en veel wat niet op het lijstje stond. Eerst voor de kinderen. Ik stond te branden. Sportkousen (herinnerde me dat niet ergens aan konden de jon gens best gebruiken, sokjes voor mijn meis jes, linnen jurkjes, batisten pyjama's, snui- tige schortjes om zelf met een* paar steekjes op te werken. Rita kocht, zocht uit, en kocht. „Toe", zei ze, „die dingen zijn zoo goedkoop. Ze kunnen er niet genoeg van hebben. En bij ons krijg je ze nergens zoo leuk". Ik voelde dat ik zwak werd. Natuurlijk had Rita vol komen gelijk. Een Anke heeft weinig kousen. Een Marleentje haast geen jurken. En schor- Giel's behendige konijn. Dien avond waren we op Montmartre. Ons hotel lag in 't centrum, d.w.z. uit een van de ramen van onze kamer keken we in de Jardins des Tuileries. We namen dus de Métro op de Place de la Concorde, en bij het uitstappen bemerkten we direct, dat we verder onder den beganen grond waren geraakt. We stegen met een groote veelpersonen lift omhoog, want dat heele stadsdeel ligt al aanmerkelijk hooger. Toen stonden we op de Place Pigalle, en wer den aan alle kanten bestormd met licht reclames. Dit deed ons waarachtig genoegelijk en fees telijk aan, In die stemming drentelden we de Boulevard de Clichy op, en weer af, toen een andere boulevard, en de Rue de Clichy. We hadden groote plannen. Dezen avond wilden we ons nu eens echt te goed doen aan de Parijsche sfeer, we wilden Parijs proeven met al onze zintuigen. Bij een kop cafécrême op een van de ontelbare terrasjes diepten we het velletje papier op. waarop we de titels hadden geschreven van allerlei vermakelijk heden, ons door vrienden aangeraden. We kozen: le Lapin a Gill. Want dit. was ons door alle Parijs-minnenden eenparig voorgespiegeld als buitengewoon aantrekke lijk. We togen op weg. Het eenvoudigste middel om alles te vinden in een wereldstad is on getwijfeld de taxi. Je stapt in en hoeft ver- tjes staan Fré zoo leuk, ze is pas twee jaar. En de groote jongens hebben behoefte aan sportblouses (ze hebben ze wel, maar deze zijn zoo nieuw en frisch) langzaam begin ik te vallen, en vlug wordt de stapel gekochte waar hooger en hooger. Nu is het hek van den dam. Maar ik koop nie-. zinneloos. We zoe ken overal de leukste dingen uit; en dan koopt Rita voor zichzelf: twee huisjurkjes, pyjama's, lingerie, zakdoeken. Ho! Die moest ik immers koopen? Maar ik heb al zooveel en we hebben nog wel zakdoeken. Ik koop ze dus niet, maar mijn laatste uitgave hier is een donkerblauwe blouse van Fransche bro derie, die maar één gulden vijftig kost. Bij mijn witte wollen complet. Vermoeid vallen we daarna in de lunch room op een bank en drinken een kopje kof fie. Rita heeft zoolang betaald, later rekenen we wel af. Ik ben volkomen zorgeloos. We „doen" de andere afdeelingen. Rita koopt en ik geef raad. Een paar kleinigheden koop ik ook, pantoffeltjes, mutsen voor de meisjes, gymnastiekschoenen voor Paul, mijn oudste. Als we om kwart over één weer op den Dam staan, is Rita's lijstje bijna afgewerkt. De rest van dien Dinsdag is gauw verteld. In de cafetaria eten we veel (want t kost zoo wei nig) en lachen nog meer. Daarna nog een paar inkoopen, we slenteren de Cineac in waardoor we volkomen op de hoogte raken van 's werelds gebeuren, we drinken thee in Trianon, en we wandelen door de lente- warme straten terug naar den Dam. Onze inkoopen stapelen we achter in de auto op. Om half zes starten we voer den terugtocht. Terloops geeft Rita me dan het papiertje met cijfers, ik tel mijn schuld op. Schrik bevangt me. Het getal groeit angstwekkend. Als ik uitgeteld ben, zit ik een oogenblik met stom heid geslagen. „Is 't veel?" vraagt Rita, ter wijl ze een brug neemt. „Ontzettend" 't klinkt als een kreun. „Hoe veel?" Rita is weer geheel zakelijk. „Zes en dertig gulden en veertig cent" wurg ik uit mijn keel. „Ik betaal de verteringen en de bioscoop, ik heb je meegenomen" constateert ze. Maar dat wil ik niet. „Je krijgt alles terug", zeg ik. met iets van mijn oude fier heid. „Zooals je wilt" en Rita begrijpt, dat ze niet moet aandringen. Iets van mijn lente stemming is verdwenen, en ik zie plotseling tegen de thuiskomst op. Als ik uit de auto stap, staat Frits in de deur, met blij gezicht. Hij omhelst me, en vraagt; „En, heb je aan mijn zakdoeken ge dacht?" O Frits, ik heb zelden zoo tegen een ant woord opgezien, als na deze huishoudelijke, nuchtere vraag. Maar je hebt het gelukkig van den vroolijken kant opgenomen, na de" eer ste schrik, en jouw houding in deze heeft me meer voor herhaling behoed dan duizend ver wijten. Nu word ik pas echt „zuinig". MIEP SCHRODER. der niet meer op of om te kijken; altijd brengt hij je tot pal voor de deur. Dit schijnt een stompzinnige en een dure manier. We gingen dus loopen. Maar ook dat heeft zijn eigenaardige bezwaren, tenminste als je richting noch ligging weet. Op ons kaartje kwam het konijn van Gill niet voor, of, zooals sommigen zeggen: het behendige konijn. Maar het ontbrak ons dien avond niet aan initiatief, en dus klampten we een Fransch-uitziend heer aan. Deze wist het. In rad Fransch. met een allervriendelijkst welwillend gezicht probeerde hij ons aan 't verstand te brengen, hoe we moesten gaan; hij wees en duidde uit, en toen we glim lachend en dankend verder waren geloopen, wisten we alleen, dat 't aan den anderen kant van 't kerkhof was, en dat onze richting de juiste was. En inderdaad, na een poosje kwa men we op een lange, donkere brug en onder ons zagen we in 't maanlicht de witte zerken én kruisen van een kerkhof. We waren al tamelijk hoog. en begrepen, dat 't kerkhof aan weerskanten tegen de heuvels lag. Het was een zonderling contrast, en lang stonden we stil en keken in de diepte. Tot we ons het cabaret herinnerden. De straat liep steil om hoog. We vroegen weer den weg, slcegen rechts af en stonden voor een enorme trap. De heuvel loopt daar zoo steil op, dat er in- plaats van straten trappen zijn gemaakt. De groote straten loopen om, die zijn natuurlijk minder steil voor de taxi's en autocars, waar mee toeristen de Sacré Coeur gaan bekijken. Niemand behoeft zich noodeloos te vermoeien. Je kunt zelfs boven komen met een ding. dat het midden houdt tusschen een lift en een bergzweefspoortje. Ijverig beklommen we de trap. Toen we boven waien stonden we een poos doodstil, en niet alleen omdat we buiten adem waren. We zagen een klein pleintje; eenige nauwe hellende straatjes, geflankeerd door oude brokkelige huizen, mondden hierop uit. De huizen helden ook, voorwaarts en zijwaarts. Links was een oud boerderijtje, de deur stond half open en we hoorden een Fransch liedje, op weemoedigen toon gezongen. Er was geen levend wezen to zien. Dit was Parijs, op en top. De maan verlichtte het geheel. Een poos bleven we roerloos staan. Teen liepen we op het huisje af, en duwden de deur verder open. Een kleine, half donkere hall vol antieke snuisterijen. Dit was het voorportaal van le Lapin Gill. Men noodigde ons vriendelijk uit binnen te gaan, een gordijn werd weggeschoven, we gingen eenige treedjes op, en zagen. De half verlichte ruimte, betimmerd en laag van zol dering, was stampvol lachende menschen; een groote grijze kerel speelde piano, een knap donker meisje schoof twee krukjes voor ons aan vlak achter den pianospelenden man. Er kon geen kip meer bij. Naar schatting waren we daar met ons zestigen. Een jonge man in 't rood presenteerde bowlglaasjes met kersen op brandewijn, aan bestellen of be talen werd niet gedacht. We keken vol aan dacht om ons heen, lepelden de kersen op en luisterden naar de muziek. Nu kwam het meisje, dat ons de 'krukjes gegeven had, aan de beurt. Ze zong Fransche liedjes bij haar gietaar, werkelijk heel zuiver en vol gevoel. Ook zag ze er buitengewoon aantrekkelijk uit. Het was alles echt Fransch. Na het meisje, trad er een artist op met wilde haren, die een heel antiek instrument bespeelde, een soort groote mandoline, maar hij draaide er aan als wij aan een orgeltje. Dit instrument was in de mode geweest aan 't. hof van Lode- wijk de Veertiende, le Roi-Soleil. We voelden ons ver van huis, als in een andere wereld. Verrukt fluisterde ik mijn eega iets toe. Toen zei een harde stem achter mij: „We zijn hier allemaal Hollanders, Mevrouw, we z-ijn met een reisgezelschap". Sprakeloos keken we elkaar aan, en toen den heer die achter ons zat Ik plofte uit den hemel. Bijna het gansche publiek bestond uit Hollanders, doodgewone menschen als wij, zonder een aasje interessants of bijzonders Want dat missen landgenooten nu eenmaal. In mijn romantische stemming had ik hen allen gezien als bohémiens, echte Parijsche inboorlingen, met misschien enkele vreemde lingen in hun midden. We konden het niet helpen, dat deze on verwachte mededeeling plotseling op ons ge voel voor humor werkte, en we proestten van 't lachen. Toen zocht ik mogelijke bekende ge zichten, waarom zouden onze Haarlemsche buren er niet toevallig bij zijn, of de onder wijzeres van onze oudste: (nee, ook toeval ligwat eenig.... ik wist heelemaal niet, dat U ook in Parijs was of de mijnheer van 't postkantoortje om den hoek! Zoo heel ver van huis waren we dus niet. Onze achterbuurman zette ons verder uiteen, hoe ze den heelen nacht zouden doorgaan en nog tientallen gelegenheden aandoen Het ge zelschap vertrok vrij spoedig. Toen was het een oogenblik tamelijk leeg, maar direct stroomde nieuwe voorraad binnen: ditmaal een Belgisch reisgezelschap. We gingen nu ook weg, bij den uitgang re kenden we onze entree plus kersen af. Toen stonden we buiten voor het heel oude huisje. Er waren twee autocars op het kleine plein tje. een volle en bijna leege. De inhoud van de laatste at kersen op brandewijn, de volle bus bleef vol. Want hoe de leider en de chauffeur ook kibbelden met den chauffeur van de leege car, met den mijnheer van 't Cabaret, het hielp niets. Le Lapin a Gill was vol, de autocar moest onverrichter zake ver trekken, een van de bochtige, hellende straat jes af. Ook wij gingen verder. De weemoedige muziek klonk ons zacht jes ln de ooren, de maan scheen even helder op oud Parijs als straks, toch konden we de zachte ontroerde stemming niet weer terug vinden. En vlug stortten we ons in het feest gewoel van een groot bekend casino. M. S—v. G. ML'SKEIIERS VAN KONINGIN ELISABETH. Engelsche soldaten oefenen in de historische uniformen, waarin zij binnenkort bij feestelijkheden te Londen zullen optreden. CELLULOIDSNIPPERS. Film met de vijfling-Dionne. De Fox film corporation deelt mede, dat zij binnenkort de eerste groote amusementsfilm .met de beroemde Canadeesche Dionne vijfling in roulatie zal brengen, getiteld: De Dorps dokter (The Country Doctor). Jean Hersholt speelt de rol van den dorps dokter. De film is vervaardigd onder leiding van Darryl F. Zanuck. Reinhold Schiinzel bij de Tobis. De bekende regisseur Reinhold Schiinzel heeft een contract geteekent, om de regie op zich te nemen van .De Hofloge", een film, welke voor de Tobis wordt vervaardigd en is het seizoen 1936—'37 zal verschijnen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 15