H.D.*
NIEUWE HARING.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
,Over een vlug vuur hangen te koken".
Verlichting in den tuin.
VERTELLING
ZATERDAG 23 MEI 1936
HAARDE M'S DAGBEAD
13
Dl.
=3i
Een
kookboek van 175 jaar geleden
met uitgebreiden inhoud.
Zulk een zinnetje in een oud kookboek doet
je toch nog meer dan de grappige taal, de oude
letters en het vergeelde papier, gevoelen hoe
veel er veranderd is in de ruim honderd vijf
en zeventig jaar, die verloopen zijn sinds dit
boek werd gedrukt.... en geschreven. Want
dit stevige boek met zijn lederen rug en ver
gulde letters dankt zijn kloek formaat aan de
bladen wit papier, waarmede het veel kleinere,
gedrukte boekje is doorschoten. Ietwat stijf,
houterig schrift van wellicht drie, vier gene
raties vult ten deele het witte papier in brum
geworden inkt.
Het is grappig om te zien, hoezeer in dien
tijd zulk een boekje'zichzelf au sérieux nam.
Naar de handschriften van Mevrouwen en Juf
frouwen is het samengesteld door een man,
die zich aan het slot van zijn lange „korte
vooraanspraak" noemt „met alle tamelijke
achting, Uwen ootmoedigen, dog onbekenden
Dienaar en Vriend Korten",
Vermakelijk is ook het officieele, in om
slachtige stadhuistaal, gestelde bericht aan 't
slot, waarin de Staten van Holland en West-
Vriesland octroy verleenen aan het boekje,
d-w.z. de auteursrechten er van beschermen.
Ieder, die iets uit dit boekje zal nadrukken of
doen nadrukken/zal gestraft worden „op ver
beurte van alle de nagedrukte, ingebragte, ver
handelde of verkogte exemplaren en een boete
van drie duizend guldens daar en boven te
verbeuren, te appliceeren een derde part voor
den Officier, die de calange doen zal, een derde
part voor den armen der plaatse daar het
casus voorvallen zal, en het resteerende derde
part voor den suppl.. en dit telkens zoo mee-
nigmaal als dezelve zullen werden agterhaalt".
Kostelijk is de moederlijke zorg waarmede de
boete eerlijk zal worden verdeeld. Er wordt
voorts in dat deftige stuk zeer duidelijk ge
zegd, dat de uitgever verantwoordelijk blijft
voor den inhoud en dat hij, voor de controle,
verplicht is „een exmplaar van het voorschr.
werk op groot papier, gebonden en wel gecon-
ditioneert te brengen in de Eibliotheec te
Leiden".
De titel van het boek is zóó wijdloopig, dat
daar een geheele bladzijde voor noodig is,
want behalve recepten op culinair gebied be
vat het„nog eenige zeer heilzame huis
middelen tegen veelerhand quaalen en toe
vallen, nevens eenigen zeer dienstige gehei
men. Hier is in 't bijzonder bij gevoegt de kunst
om allerhande tafelgerechten voor te snijden:
de delicaatste stukken te kennen om aan de
Casten voor te dienen, nevens de wijze om al
ler hand tafelgoed konstig en cierlijk te
vouwen".
De uitgever laat ons in die „korte vooraf
spraak" eenigszins achter de schermen kijken
en maakt ons deelgenoot van de zorgen en be
denkingen, die aan de publicatie van dit, op
verzoek uitkomende „aanhangzel" (het betreft
een tweede deel) zijn voorafgegaan. Zoo ver
antwoordt hij de opname van de lessen in de
voorsnij kunst, die „met koopere platen opge-
heldert en verciert" zijn, met de verklaring,
„dat de Voorsnij-Kunst bij onze jongelingen
weinig bekend was die daar door maar een
geringe figuur aan de Tafels, in het Voor
dienen der Vrouwen en andere Gasten maak
ten, het geen men met recht een groote feil in
de Opvoeding noemen mag, waar door hunne
natuurlijke bevalligheid verduisterd wierd."
De huismiddelen hebben het den armen uit
gever blijkbaar ook moeilijk gemaakt:,de
wijl men zoude konnen zeggen, de Huismidde
len behooren niet tot de Kook-Kunst of het
tracteeren der Gasten. Wij bekennen het, dog
zij zijn daarom niet minder van een nuttig ge
bruik, zoo niet volstrekt noodzakelijk in een
Huishouden, daarom zijn ze hier ingevoegd".
Hij voelt, aan den anderen kant, dat hij tekort
doet aan degenen, die de huismiddelen speci
aal wenschen en vraagt hun, het niet „qualijk
te nemen, dat hij slechts enkel beproefde re
cepten geeft". Het is, of wij den goedmoedi-
gen man hooren zuchten, als hij vervolgt:
„Niet tegenstaande dit alles zo zou de zugt om
ied^r een, na vermogen genoegen te geven, ons
mogelijk te verre hebben doen uitwijden, dog-
een overweging van groot gewigt, heeft ons
daar in bepaald. Wij beleven een tijd (1750)
waar in de Afgunst en booze Lasterzucht niet
alleen vermaak scheppen hunne Evennaasten
zo in 't openbaar als in 't geheim, te beliegen
en te belasteren, maar die teffens de onnozel
ste daaden en prijswaardigste voornemens
door hun vergiftige tong weeten te bezwalken.
Hadden wij nu onzen zugt om lederen te vol
doen, den teugel gevierd, dan zou het ge
weest zijn, daar is de in haaligheid wederom
gaande, die met de drift van het gemeen hun
voordeel doende, de Menschen het geld uit de
beurs zoekt te halen." Wel. wel, die goede, oude
tijd!
Op breedvoerige, ook geïllustreerde aanwij
zingen hoe men servetten cierlijk moet vou
wen, b.v. tot een fazant zittend in een mand,
volgen ten slotte nog enkele „Wetten wegens
het Ceremonieel omtrent het drinken der ge
zondheden". Een er van luidt: Het strijdt vol
strekt tegen de wellevendheid, een Dame die
naast ons zit, als men haar gezondheid drinkt
te kussen, of haar met 'n kus te bedanken als
zij de onze gedronken heeft. En nog ongema-
nierder is het, van de tafel op te staan, om
Juffers te gaan kussen, die verre van ons af
zitten. Want voor het eerst is het vies, en het
ongewassen mond, een Juffer te kussen, en het
laatste maakt wanorder aan de Tafel. Ook is
het ongemaniert iemand sterk tot wijndrinken
aan te persen, of niet af te laaten voor dat het
glas geheel uitgedronken is, want vrijheid is
het vermaak van een gezelschap, die men hier
door schend. Nogtans mag een heer die naast
een Juffer zit, haar somtijds wel vragen of zij
van geen wijn gelieft gediend te zijn". Met het
laatste glas moet dan de Tractant bedankt
worden en moet men een wel bekome het u
aan de Gasten toedrinken. „De servetten moet
men niet opvouwen, want dit is het werk dei-
dienstboden".
Nu iets over den inhoud van het kookboek.
De toon, waarin het gesteld is doet ons nu
ïiaïf en zelfs komisch aan. Bij ieder recept
staat achter den naam van het gerecht, de
toevoeging: hoe men die maken zal en aan
het slot komt steeds de verzekering: is puik, is
delicaat, is excellent, wat van menschenken-
nis getuigt. Schrikwekkend zijn de hoeveel
heden, die verwerkt worden. Een voorbeeld:
Schotsse schulpen, hoe men die stooven zal:
Neemt dunne gesneden Kalfs-lapjes, lardeert
eenige daarvan met spek. Neemt een gehakt
hoen of 4 duiven en Zwezeriken, en een pond
balletjes gehakt vleeschDaar komt dan
nog bij: krachtig vleeschnat, champignons,
truffels, allerlei specerijengroote oesters
met eenige geklopte dooiren van eyerenhet
lange recept eindigt met de woordenis een
vorstelijk gerecht. Dat mag dan ook wel.
Als wij eens menu's voor feestelijke gelegen
heden uit die tijden bestudeeren. staan we
versteld van de schranspartijen, die onze voor
ouders aanrichtten en zelfs overleefden. Als
excuus mogen we misschien aanvoeren, dat
zoo iets als voedingsleer in die dagen nog onbe
kend was en dat eten en drinken voor onze
voorouders een uiterst belangrijke bezigheid
was. Dat intusschen onze bet-overgrootouders
intuïtief wel iets voelden voor de dingen, waar
aan thans voor de gezondheid veel gewicht
wordt gehecht, blijkt uit het ruim gebruik van
meloenen, honig, kruiden en zelfs appelchina's.
Zoo vinden wij onder de huismiddelen een re
cept voor een Syroop des levens, zijnde een
algemeen Medicijn tegen allerhand quaalen,
die men altijd in een huishouden gereed moet
hebben (bedoeld wordt de syroop) en hoe men
die maken zal": neemt 4 ponden sap van glas-
kruid, ook genaamd bingelkruid te noemen,
doet daar een pond sap van bernaasje bij, met
zes ponden van den allerbesten honig Laat
dit te zaamen een welletjen opkooken om het
te schuimen, en laat het dan door een kous
leken gelijk men met Hypocras doetEr
komt nog een heele boel méér bij te pas en wie
zal zeggen of er in die oude huismiddelen niet
nog veel goeds schuilt? Van dit recept wordt
gezegd: „gebruikt dagelijks een lepel vol van
deeze Syroop, dezelve zal u zoo veel nut doen
dat derzelve waardy tegen goud kan opgewo
gen worden
Voorts geeft het boek een „Geheim voor de
jonge Juffers, om een schoon vel te krijgen,
en alle vlakken uit het aangezigt weg te ne
men". Het is een ingewikkelde bereiding van
een soort deeg, waarbij witte brood, geitemelk
en het wit van vele eieren de hoofdrol spelen.
Het geschreven gedeelte roept zeker niet
minder levendig den ouden tijd voor ons op.
Het begint met een middel om de keel te gor
gelen en een recept tegen scheurbuik: onder
een recept voor crème brulée staat heel ge-
moedelyk een middel om vlooyen te verdel
gen; hier vinden we „de evenveeltjes van
Moeder", ginds „de aalbesse flaa van Tante
Kaatje". Het is van alles door elkaar, zooals
het leven het meebracht. Zoo'n boek is iets om
van te smullen, al bedoelen we dit nu in de
eerste plaats in figuurlijken zin, want het geeft
ons een intiem kijkje in een ver verleden en
het prikkelt onze fantasie.
Ten slotte nog èen oud recept voor een pro
duct van een „moderne" teelt: de Westland-
sche Champignons. „Hoe men die fruiten zal":
neemt Champignons die men eens een welle
tje opkookt; bestrooid ze met wat meel daar
wat fijn zout en fijn gestoote peper onder ge-
mengt is; fruit ze dan in boter of versche reu
zel dat ze wat bruin worden, en eet ze met
gehakte petercelie en Limoen-sap, of drukt er
een Oranje-appel over; 't is smakelijk".
A. H- LOEFF—BOKMA.
Haring houdt U sterk en slank.
Haring bedreigt uw slanke lijn niet, want'
ze bevat geen zetmeel. Wel echter de zoo on
ontbeerlijke vitaminen, waaraan ze n.l. zéér
rijk is. Onze voorouders wisten het reeds,
want vanouds is het gezegde bekend:
i Nieuwe haring in het land,
Alle ziekten aan den kant.
Een ondernemende vischhandelaar liet een
biljet met aanbeveling voor het eten van nieu
we haring in mijn bus vallen. Om zijn aan
sporing kracht bij te zetten beroept hij zich
op het gehalte aan vitaminen en het ontbre
ken vair zetmeel. Het eten van veel haring
heeft dus. geen slechten invloed op de slanke
lijn.
Wanneer Ik in bovenstaande regelen een
bewering zou hebben neergeschreven, die me
disch aanvechtbaar is, wasch ik bij voorbaat
mijn handen in onschuld!
Ik meende deze inleiding echter uit dank
baarheid verschuldigd te zijn aan den nobe-
len vischhandelaar, die me zoo belangeloos
op de gedachte bracht iets over de Holland-
sche haring te vertellen.
Hoe belangrijk de haringvisscherij voor ons
land nog steeds moge zijn, de oude feestelijk
heden, die vroeger plaats hadden bij het uit
zeilen en binnenkomen van de vloot, zijn in
onzen prozaïsclien tijd verdwenen.
Alleen één gebruik wordt nog in eere ge
houden, namelijk het aanbieden van de eerste
nieuwe haring aan H.M. de Koningin.
Dit gebruik is overoud. De reeders haastten
zich vroeger reeds om de eerste haring aan te
bieden aan den stadhouder en later aan den
koning of de koningin, waarbij ze dan een
schrijven met een huldebetuiging voegden.
Zelfs Napoleon werd met onze eerste Holland-
sche haring bedacht.
De partij, die voor het stadhouderlijk of ko
ninklijk gezin bestemd was, werd verpakt in
kleine vaatjes, die men later oranje verfde en
die geplaatst werden in een mand, welke ach
ter in een sjees werd vastgemaakt. Het voer
tuig was versierd met de haringvlag en werd
getrokken door twee paarden, want het zee
banket moest zoo spoedig mogelijk aan het
paleis bezorgd worden. Soms ging de reeder
van wien de lading afkomstig was, zelf mee.
Was de vorstelijke zending vertrokken, dan
werd de verdere lading van het schip gelost,
de kwaliteit werd beoordeeld en de afslag be
gon.
Wanneer men begon met de vangst
Herhaaldelijk werd de datum, waarop de
teelt mocht aanvangen, gewijzigd en eindelijk
bepaald op 24 Juni, St. Jan, welke datum ook
verd aangehouden in de wet voor de groote
visscherij van 12 Maart 1818. Vóór den avond
van St. Jan mocht geen net worden uitgewor
pen, waartoe men zich voor het vertrek onder
eede verplichtte.
In den regel voer men tegen 15 Juni weg en
de Zondag tevoren was bekend als vlaggetjes
dag. In Vlaardingen liep dan het geheele dorp
uit om langs de gepavoiseerde schepen te
wandelen. Ook uit de omgeving kwamen velen
om van dit aardige schouwspel te genieten.
Het was een levendig tafereel, want op het
achterdek van verschillende schepen was dik
wijls een zomertent opgeslagen, waaronder de
reeder met familie en kennissen en met den
schipper de kansen van de vangst zaten te
bespreken.
Dan kwam eindelijk 15 Juni, Buisjesdag,
waarop de schepen uitzeilden. Hierbij waren
ook de zoogenaamde „jagers", die meevoeren
om de gevangen haring op zee over te nemen
en thuis te brengen. Zelf mochten ze echter
niet visschen.
Kort na 24 Juni werd men al nieuwsgierig
of de schepen nog niet binnenvielen en me-
nigeen keek geregeld naar den Vlaardingschen
toren of ze de wachters niet zagen, die met
hun kijkers de zee afzochten. Zoodra de eer
ste jager in het zicht kwam, werd de „Jagery-
vlag" geheschen, blauw met een langwerpig
wit middenstuk, waarop een sc hip stond afge
beeld, en al heel spoedig klonk het door de
stad „een sein op, een sein op!"
Iedereen snelde naar het Jagerypakhuis,
want de eerste jager bracht ook tevens nieuws
mee van de vloot. Den geheelen middag bleef
het druk in de omgeving en meestal hielden
de reeders dien dag een gezelligen maaltijd,
waarop speciaal voor die gelegenheid ge
maakte liedjes werden gezongen!
Zoo spoedig mogelijk werd nu de eerste ha
ring naar de verschillende plaatsen verzonden.
Alle wagens moesten tegelijk vertrekken en
om ontduiking te voorkomen werd dwars over
de kade een lijn gespannen. Was alles klaar,
dan sloeg de commissaris van politie op een
bekken, de lijn viel en de stoet vertrok. Deze
nieuwe haring werd soms voor 1.50 en meer
per stuk verkocht.
In het „Vischboock" van Adriaen Coenen-
zoon van Schilperpoort circa 1577) treffen we
verschillende merkwaardige staaltjes aan over
de visscherij uit die dagen en we lezen, dat
men ook toen reeds onderscheid maakte in de
haring: „volle" (met kuit of hom), „maatjes
haring" (eigenlijk maagdekesharing, jonge
haring, waarbij hom of kuit nog niet aanwe
zig is) en „ijle haring" (zonder hom of. kuit)
Coenen heeft dit boek ook geïllustreerd en
de haringnetten uit die dagen verschilden
niet veel met die van onzen tijd. De vleet be
stond echter toen niet uit zooveel netten en
deze waren van hennep gevlochten.
Aan een diner was de nieuwe haring een
primeur, die hoog op prijs werd gesteld. De
vischhandelaren in de steden ontzagen van
hun kant ook geen kosten om het artikel zoo
spoedig mogelijk voorhanden te hebben.
Uit de meeste stadrekeningen van de 14e,
15de en 16de eeuw kan worden opgemaakt,
dat aan gasthuizen, kloosters en andere in
stellingen op sommige tijdstippen van het
jaar een ton of een halve ton haring ten ge
schenke werd gegeven.
Onze taal, die aan de scheepvaart zooveel
spreekwoorden en uitdrukkingen heeft ont
leend, kent betreffende de haring nog altijd
het gezegde „Haring of kuit van iets willen
hebben" (precies willen weten hoe het er mee
staat) en „menigeen werpt wel eens een ha
ring uit om een zalm te vangen". Ten slotte:
evenals men geen hei moet roepen, voor men
over de brug is, moet men ook geen haring
roepen voor hij in de ton (mand) is!
W. S.
In Tokio is een School voor Bruiden, waar haar in 40 dagen alles wordt geleerd,
wat een degelijke huisvrouw moet kennen, wasschen, koken, enz. Volgens het
prospectus is succes verzekerd. Misschien verstaat men echter in Japan wat
anders onder degelijk dan bij ons en het kan ook wel gewoonte zijn, dat men den
eersten tijd buitenshuis gaat eten.
CELLULOIDSNIPPERS.
Paula Wessely onder regie, van
Carl Froehlich.
De besprekingen tusschen Paula Wessely
en Carl Froelich in Weenen hebben tot resul
taat gehad, dat Paula Wessely in den zomer
van dit jaar, onder regie van Froelich zal
filmen.
„De Fluwee.len klauwen".
Claire Dodd zal de vrouwelijke hoofdrol
vertolken in „The Case of the velvet claws",
een Warner Bros film gebaseerd op een
verhaal van E. S. Gardner. Haar tegenspeler
in deze film. Warren William, speelt de rol
van den detective in deze „thriller".
„Love begins at twenty".
Warnar Bros hebben in „Love begins at
twenty" een hoofdrol toegewezen aan Joe
Cawthorn. terwijl de andere hoofdrol, die van
den beroeps-bankroover O'Bannion toever
trouwd is aan Robert Gleckler, een bekend
art-ist van Broadway. Dze film, die onlangs in
productie is gekomen in de Warnar Bros stu
dio's te Burbank, wordt geregisseerd door
Frank Mc Donald.
Het Steegje naar het Paradijs.
Met de Moldavië-film der Tobis „Het steegje
naar het Paradijs" is kort geleden in de Bar-
rar.dow-studio's te Praag een aanvang ge
maakt. In de hoofdrollen zullen spelen: Hans
Moser, Peter Bosse. Zoe Valewska, Fritz Gen-
schow en W'illy Schur.
Nieuwe Film niet Jan Kiepura.
De nieuwste Jan Kiepura-film der Tobis
„lm Sonnenschein", zijn eerste Weensche en
tevens zijn eerste Europeesche film na zijn
terugkeer uit Hollywood, zal opgenomen wor
den onder regie van Gallone. Als tegenspeel
ster van Kiepura engageerde men Friedl Cze-
pa. die in Episode naast Paula Wessely speel
de.
Willi Forst en de „Groote Prijs van
Monaco 1936".
ïer gelegenheid van de autorace om den
„Groote prijs van Monaco 1936", die zooals
bekend op Tweeden Paaschdag gehouden
werd en eindigde met de overwinning' van Ca-
racciola, maakte Willi Forst in Monte Carlo
voor zijn nieuwe Tobisfilm „Allotria" opna
men op de renbaan met Renate Muller en
Heinz Rühmann.
Binnenkort, zal deze film, waarin behalve
Renate Muller en Heinz Rühmann ook mee
spelen, Jenny Jugo, Adolf Wohlbrück, Hilde
Hildebrand en Heinz Salfner, gereedkomen en
in Nederland in roulatie worden gebracht.
„De huurling".
Lester Matthews, bekend uit „De weerwolf
van Londen" en „The Raven" is aangenomen
voor de rol van prins Edric in „De huurling"
(Professional Soldier), die oorspronkelijk was
toegedacht aan Charles Quigley. De hoofdrol
len worden vervuld door Freddie Bartholomew
die ook in Anna Karenina met Greta Garbo
speelde en in David Copperfield, en door
Victor Mc Laglen.
Op de A2oren doet de geitenkar, vooral in verband met de smalle, hoekige
straten, nog opgeld.
De hulpvaardige Boeddha.
Volgens Jack was werken voor de dommen.
Hij althans had er een broertje aan dood. Nog
sterker: hij stond met den arbeid op een voet
van oorlog. De aanleiding tot die bellicose ver
houding kennen wij niet en wij weten ook niet
wie of wat de oorzaak ervan was. Maar hoe
dat ook zij, voor ons is het feit voldoende,
dat tusschen beide partijen een diepe vijand
schap bestond. Nu is echter met enkele uit
zonderingen het oude woord waarbij het
niet-werken met het niet-eten in verband ge
bracht wordt, ook heden-ten-dage nog een
woord van waarheid. En zoo kwam het dan,
dat Jack op een gunstige gelegenheid wachtte
om te eten. Aangezien hij een mensch was, die
veel aan zichzelf liet gelegen liggen, stak hij
in een gezond vel, doch dat bracht voorloopig
geen verbetering in zijn ongespekten geldzak.
Het was omstreeks lunchtijd. Zijn maag
revolutie had Jack de straat op gedreven. Het
bestudeeren van verschillende spijskaarten,
die ten gerieve van belangstellenden naast de
deuren der restaurants waren aangebracht,
moest hij spoedig opgeven, want die studie
droeg er niet toe bij om de eischen van zijn
maag te bevredigen. Wel het tegendeel.
In reddingsgedachten verdiept, bleef hij
eensklaps voor het uitstallingsraam van een
voornamen kunsthandel staan. Zijn zoekende
blik vestigde zich op een bronzen beeld, dat
Boeddha voorstelde en dat half-verscholen in
een hoek stond. Dat alleenstaan wekte Jack's
belangstelling op.
..Die kleine Boeddha moet mij helpen!" flit
ste hem door het brein.
Hij sloot het rechteroog, bleef met het linker
naar het beeldje staren en dacht.... dacht
snel. Plotseling maakte hij rechtsomkeert,
perste een „vooruit" door zijn tanden en stond
in den winkel.
„Wat kost die Boeddha, daar in de étalage?"
Na eenig zoeken, waarvan Jack gebruik
maakte door zich eenigszins met de omgeving
vertrouwd te maken, zette de verkoopster het
beeldje op de als een spiegel blinkende toon
bank.
„100 dollar", las de juffrouw op het prijs-
étiket.
„Dat is te veel! 75 wil ik er voor geven".
„Het spijt me wel, maar ik moet
„All right", zei Jack. „Maar ik zou het ding
toch wel graag willen hebben. Kunt U den
eigenaar van de zaak niet even hier brengen?"
„Als U zich even de moeite zoudt willen
geven meneer is op zijn kantoordie
deur, daar"
„Yes, thank you ever sr much!"
Daarmee nam Jack het handelsobject onder
den arm en bewoog zich in de aangeduide
richting naar het kantoor, dat hij binnentrad.
Na korten tijd kwam hij terug. Met lcege
handen.
„Hij wil het niet doen. Het beeldje heb ik bij
hem op 't kantoor gelate Good bye!"
Op straat gekomen wenkt hij een taxi, geeft
den chauffeur het adres va.i een welbekend
restaurant in de benedenstad op en stijgt in.
Boeddha had geholpen.
Na winkelsluiting laat de eigenaar de ver
koopjuffrouw roepen.
„Miss Lockhart, wilt U het beeldje, dat daar
op tafel staat, morgen in de étalage zetten.
Met een prijskaartje. Honderd dollar".
„Heel goed blijft dus zooals het was?"
„Wat was?"
„Nu, het prijskaartje heb ik toch nog in den
winkel! 't Ligt bij 1e cassa."
„Wat kaartje? Wat cassa?"
„Maar dat beeldje waar U het over hebt. is
toch die Boeddha, die die meneer vanmorgen
wou koopen, die bij U kwam praten over een
prijsverlaging
„Koopen??prijsverlaging? Wat praat U
toch allemaal voor onzin!"
Woedend voer de „baas" voort:
„Ik heb toch voor dit ding 75 dollar be
taald!"
„Maar dat kan toch niet", riep de verkoop
ster ontzet uit.
„Wat duivel, 't is zoo!"
Krachtig sloeg hij met z'n vuist op tafel.
De Boeddha wankelde, en het leek net als
of hij zijn wijs hoofd schudde. De juffrouw
waagde:
„Was het dar een oplichter, die U...
„Ja. die mij mijn eigen Boeddha te koop
aanbood en ik
De woorden die nog volgden, waren niet
meer dan een brommerig gemompel.