H.D.* NIEUWE HARING. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ,Over een vlug vuur hangen te koken". Verlichting in den tuin. VERTELLING ZATERDAG 23 MEI 1936 HAARDE M'S DAGBEAD 13 Dl. =3i Een kookboek van 175 jaar geleden met uitgebreiden inhoud. Zulk een zinnetje in een oud kookboek doet je toch nog meer dan de grappige taal, de oude letters en het vergeelde papier, gevoelen hoe veel er veranderd is in de ruim honderd vijf en zeventig jaar, die verloopen zijn sinds dit boek werd gedrukt.... en geschreven. Want dit stevige boek met zijn lederen rug en ver gulde letters dankt zijn kloek formaat aan de bladen wit papier, waarmede het veel kleinere, gedrukte boekje is doorschoten. Ietwat stijf, houterig schrift van wellicht drie, vier gene raties vult ten deele het witte papier in brum geworden inkt. Het is grappig om te zien, hoezeer in dien tijd zulk een boekje'zichzelf au sérieux nam. Naar de handschriften van Mevrouwen en Juf frouwen is het samengesteld door een man, die zich aan het slot van zijn lange „korte vooraanspraak" noemt „met alle tamelijke achting, Uwen ootmoedigen, dog onbekenden Dienaar en Vriend Korten", Vermakelijk is ook het officieele, in om slachtige stadhuistaal, gestelde bericht aan 't slot, waarin de Staten van Holland en West- Vriesland octroy verleenen aan het boekje, d-w.z. de auteursrechten er van beschermen. Ieder, die iets uit dit boekje zal nadrukken of doen nadrukken/zal gestraft worden „op ver beurte van alle de nagedrukte, ingebragte, ver handelde of verkogte exemplaren en een boete van drie duizend guldens daar en boven te verbeuren, te appliceeren een derde part voor den Officier, die de calange doen zal, een derde part voor den armen der plaatse daar het casus voorvallen zal, en het resteerende derde part voor den suppl.. en dit telkens zoo mee- nigmaal als dezelve zullen werden agterhaalt". Kostelijk is de moederlijke zorg waarmede de boete eerlijk zal worden verdeeld. Er wordt voorts in dat deftige stuk zeer duidelijk ge zegd, dat de uitgever verantwoordelijk blijft voor den inhoud en dat hij, voor de controle, verplicht is „een exmplaar van het voorschr. werk op groot papier, gebonden en wel gecon- ditioneert te brengen in de Eibliotheec te Leiden". De titel van het boek is zóó wijdloopig, dat daar een geheele bladzijde voor noodig is, want behalve recepten op culinair gebied be vat het„nog eenige zeer heilzame huis middelen tegen veelerhand quaalen en toe vallen, nevens eenigen zeer dienstige gehei men. Hier is in 't bijzonder bij gevoegt de kunst om allerhande tafelgerechten voor te snijden: de delicaatste stukken te kennen om aan de Casten voor te dienen, nevens de wijze om al ler hand tafelgoed konstig en cierlijk te vouwen". De uitgever laat ons in die „korte vooraf spraak" eenigszins achter de schermen kijken en maakt ons deelgenoot van de zorgen en be denkingen, die aan de publicatie van dit, op verzoek uitkomende „aanhangzel" (het betreft een tweede deel) zijn voorafgegaan. Zoo ver antwoordt hij de opname van de lessen in de voorsnij kunst, die „met koopere platen opge- heldert en verciert" zijn, met de verklaring, „dat de Voorsnij-Kunst bij onze jongelingen weinig bekend was die daar door maar een geringe figuur aan de Tafels, in het Voor dienen der Vrouwen en andere Gasten maak ten, het geen men met recht een groote feil in de Opvoeding noemen mag, waar door hunne natuurlijke bevalligheid verduisterd wierd." De huismiddelen hebben het den armen uit gever blijkbaar ook moeilijk gemaakt:,de wijl men zoude konnen zeggen, de Huismidde len behooren niet tot de Kook-Kunst of het tracteeren der Gasten. Wij bekennen het, dog zij zijn daarom niet minder van een nuttig ge bruik, zoo niet volstrekt noodzakelijk in een Huishouden, daarom zijn ze hier ingevoegd". Hij voelt, aan den anderen kant, dat hij tekort doet aan degenen, die de huismiddelen speci aal wenschen en vraagt hun, het niet „qualijk te nemen, dat hij slechts enkel beproefde re cepten geeft". Het is, of wij den goedmoedi- gen man hooren zuchten, als hij vervolgt: „Niet tegenstaande dit alles zo zou de zugt om ied^r een, na vermogen genoegen te geven, ons mogelijk te verre hebben doen uitwijden, dog- een overweging van groot gewigt, heeft ons daar in bepaald. Wij beleven een tijd (1750) waar in de Afgunst en booze Lasterzucht niet alleen vermaak scheppen hunne Evennaasten zo in 't openbaar als in 't geheim, te beliegen en te belasteren, maar die teffens de onnozel ste daaden en prijswaardigste voornemens door hun vergiftige tong weeten te bezwalken. Hadden wij nu onzen zugt om lederen te vol doen, den teugel gevierd, dan zou het ge weest zijn, daar is de in haaligheid wederom gaande, die met de drift van het gemeen hun voordeel doende, de Menschen het geld uit de beurs zoekt te halen." Wel. wel, die goede, oude tijd! Op breedvoerige, ook geïllustreerde aanwij zingen hoe men servetten cierlijk moet vou wen, b.v. tot een fazant zittend in een mand, volgen ten slotte nog enkele „Wetten wegens het Ceremonieel omtrent het drinken der ge zondheden". Een er van luidt: Het strijdt vol strekt tegen de wellevendheid, een Dame die naast ons zit, als men haar gezondheid drinkt te kussen, of haar met 'n kus te bedanken als zij de onze gedronken heeft. En nog ongema- nierder is het, van de tafel op te staan, om Juffers te gaan kussen, die verre van ons af zitten. Want voor het eerst is het vies, en het ongewassen mond, een Juffer te kussen, en het laatste maakt wanorder aan de Tafel. Ook is het ongemaniert iemand sterk tot wijndrinken aan te persen, of niet af te laaten voor dat het glas geheel uitgedronken is, want vrijheid is het vermaak van een gezelschap, die men hier door schend. Nogtans mag een heer die naast een Juffer zit, haar somtijds wel vragen of zij van geen wijn gelieft gediend te zijn". Met het laatste glas moet dan de Tractant bedankt worden en moet men een wel bekome het u aan de Gasten toedrinken. „De servetten moet men niet opvouwen, want dit is het werk dei- dienstboden". Nu iets over den inhoud van het kookboek. De toon, waarin het gesteld is doet ons nu ïiaïf en zelfs komisch aan. Bij ieder recept staat achter den naam van het gerecht, de toevoeging: hoe men die maken zal en aan het slot komt steeds de verzekering: is puik, is delicaat, is excellent, wat van menschenken- nis getuigt. Schrikwekkend zijn de hoeveel heden, die verwerkt worden. Een voorbeeld: Schotsse schulpen, hoe men die stooven zal: Neemt dunne gesneden Kalfs-lapjes, lardeert eenige daarvan met spek. Neemt een gehakt hoen of 4 duiven en Zwezeriken, en een pond balletjes gehakt vleeschDaar komt dan nog bij: krachtig vleeschnat, champignons, truffels, allerlei specerijengroote oesters met eenige geklopte dooiren van eyerenhet lange recept eindigt met de woordenis een vorstelijk gerecht. Dat mag dan ook wel. Als wij eens menu's voor feestelijke gelegen heden uit die tijden bestudeeren. staan we versteld van de schranspartijen, die onze voor ouders aanrichtten en zelfs overleefden. Als excuus mogen we misschien aanvoeren, dat zoo iets als voedingsleer in die dagen nog onbe kend was en dat eten en drinken voor onze voorouders een uiterst belangrijke bezigheid was. Dat intusschen onze bet-overgrootouders intuïtief wel iets voelden voor de dingen, waar aan thans voor de gezondheid veel gewicht wordt gehecht, blijkt uit het ruim gebruik van meloenen, honig, kruiden en zelfs appelchina's. Zoo vinden wij onder de huismiddelen een re cept voor een Syroop des levens, zijnde een algemeen Medicijn tegen allerhand quaalen, die men altijd in een huishouden gereed moet hebben (bedoeld wordt de syroop) en hoe men die maken zal": neemt 4 ponden sap van glas- kruid, ook genaamd bingelkruid te noemen, doet daar een pond sap van bernaasje bij, met zes ponden van den allerbesten honig Laat dit te zaamen een welletjen opkooken om het te schuimen, en laat het dan door een kous leken gelijk men met Hypocras doetEr komt nog een heele boel méér bij te pas en wie zal zeggen of er in die oude huismiddelen niet nog veel goeds schuilt? Van dit recept wordt gezegd: „gebruikt dagelijks een lepel vol van deeze Syroop, dezelve zal u zoo veel nut doen dat derzelve waardy tegen goud kan opgewo gen worden Voorts geeft het boek een „Geheim voor de jonge Juffers, om een schoon vel te krijgen, en alle vlakken uit het aangezigt weg te ne men". Het is een ingewikkelde bereiding van een soort deeg, waarbij witte brood, geitemelk en het wit van vele eieren de hoofdrol spelen. Het geschreven gedeelte roept zeker niet minder levendig den ouden tijd voor ons op. Het begint met een middel om de keel te gor gelen en een recept tegen scheurbuik: onder een recept voor crème brulée staat heel ge- moedelyk een middel om vlooyen te verdel gen; hier vinden we „de evenveeltjes van Moeder", ginds „de aalbesse flaa van Tante Kaatje". Het is van alles door elkaar, zooals het leven het meebracht. Zoo'n boek is iets om van te smullen, al bedoelen we dit nu in de eerste plaats in figuurlijken zin, want het geeft ons een intiem kijkje in een ver verleden en het prikkelt onze fantasie. Ten slotte nog èen oud recept voor een pro duct van een „moderne" teelt: de Westland- sche Champignons. „Hoe men die fruiten zal": neemt Champignons die men eens een welle tje opkookt; bestrooid ze met wat meel daar wat fijn zout en fijn gestoote peper onder ge- mengt is; fruit ze dan in boter of versche reu zel dat ze wat bruin worden, en eet ze met gehakte petercelie en Limoen-sap, of drukt er een Oranje-appel over; 't is smakelijk". A. H- LOEFF—BOKMA. Haring houdt U sterk en slank. Haring bedreigt uw slanke lijn niet, want' ze bevat geen zetmeel. Wel echter de zoo on ontbeerlijke vitaminen, waaraan ze n.l. zéér rijk is. Onze voorouders wisten het reeds, want vanouds is het gezegde bekend: i Nieuwe haring in het land, Alle ziekten aan den kant. Een ondernemende vischhandelaar liet een biljet met aanbeveling voor het eten van nieu we haring in mijn bus vallen. Om zijn aan sporing kracht bij te zetten beroept hij zich op het gehalte aan vitaminen en het ontbre ken vair zetmeel. Het eten van veel haring heeft dus. geen slechten invloed op de slanke lijn. Wanneer Ik in bovenstaande regelen een bewering zou hebben neergeschreven, die me disch aanvechtbaar is, wasch ik bij voorbaat mijn handen in onschuld! Ik meende deze inleiding echter uit dank baarheid verschuldigd te zijn aan den nobe- len vischhandelaar, die me zoo belangeloos op de gedachte bracht iets over de Holland- sche haring te vertellen. Hoe belangrijk de haringvisscherij voor ons land nog steeds moge zijn, de oude feestelijk heden, die vroeger plaats hadden bij het uit zeilen en binnenkomen van de vloot, zijn in onzen prozaïsclien tijd verdwenen. Alleen één gebruik wordt nog in eere ge houden, namelijk het aanbieden van de eerste nieuwe haring aan H.M. de Koningin. Dit gebruik is overoud. De reeders haastten zich vroeger reeds om de eerste haring aan te bieden aan den stadhouder en later aan den koning of de koningin, waarbij ze dan een schrijven met een huldebetuiging voegden. Zelfs Napoleon werd met onze eerste Holland- sche haring bedacht. De partij, die voor het stadhouderlijk of ko ninklijk gezin bestemd was, werd verpakt in kleine vaatjes, die men later oranje verfde en die geplaatst werden in een mand, welke ach ter in een sjees werd vastgemaakt. Het voer tuig was versierd met de haringvlag en werd getrokken door twee paarden, want het zee banket moest zoo spoedig mogelijk aan het paleis bezorgd worden. Soms ging de reeder van wien de lading afkomstig was, zelf mee. Was de vorstelijke zending vertrokken, dan werd de verdere lading van het schip gelost, de kwaliteit werd beoordeeld en de afslag be gon. Wanneer men begon met de vangst Herhaaldelijk werd de datum, waarop de teelt mocht aanvangen, gewijzigd en eindelijk bepaald op 24 Juni, St. Jan, welke datum ook verd aangehouden in de wet voor de groote visscherij van 12 Maart 1818. Vóór den avond van St. Jan mocht geen net worden uitgewor pen, waartoe men zich voor het vertrek onder eede verplichtte. In den regel voer men tegen 15 Juni weg en de Zondag tevoren was bekend als vlaggetjes dag. In Vlaardingen liep dan het geheele dorp uit om langs de gepavoiseerde schepen te wandelen. Ook uit de omgeving kwamen velen om van dit aardige schouwspel te genieten. Het was een levendig tafereel, want op het achterdek van verschillende schepen was dik wijls een zomertent opgeslagen, waaronder de reeder met familie en kennissen en met den schipper de kansen van de vangst zaten te bespreken. Dan kwam eindelijk 15 Juni, Buisjesdag, waarop de schepen uitzeilden. Hierbij waren ook de zoogenaamde „jagers", die meevoeren om de gevangen haring op zee over te nemen en thuis te brengen. Zelf mochten ze echter niet visschen. Kort na 24 Juni werd men al nieuwsgierig of de schepen nog niet binnenvielen en me- nigeen keek geregeld naar den Vlaardingschen toren of ze de wachters niet zagen, die met hun kijkers de zee afzochten. Zoodra de eer ste jager in het zicht kwam, werd de „Jagery- vlag" geheschen, blauw met een langwerpig wit middenstuk, waarop een sc hip stond afge beeld, en al heel spoedig klonk het door de stad „een sein op, een sein op!" Iedereen snelde naar het Jagerypakhuis, want de eerste jager bracht ook tevens nieuws mee van de vloot. Den geheelen middag bleef het druk in de omgeving en meestal hielden de reeders dien dag een gezelligen maaltijd, waarop speciaal voor die gelegenheid ge maakte liedjes werden gezongen! Zoo spoedig mogelijk werd nu de eerste ha ring naar de verschillende plaatsen verzonden. Alle wagens moesten tegelijk vertrekken en om ontduiking te voorkomen werd dwars over de kade een lijn gespannen. Was alles klaar, dan sloeg de commissaris van politie op een bekken, de lijn viel en de stoet vertrok. Deze nieuwe haring werd soms voor 1.50 en meer per stuk verkocht. In het „Vischboock" van Adriaen Coenen- zoon van Schilperpoort circa 1577) treffen we verschillende merkwaardige staaltjes aan over de visscherij uit die dagen en we lezen, dat men ook toen reeds onderscheid maakte in de haring: „volle" (met kuit of hom), „maatjes haring" (eigenlijk maagdekesharing, jonge haring, waarbij hom of kuit nog niet aanwe zig is) en „ijle haring" (zonder hom of. kuit) Coenen heeft dit boek ook geïllustreerd en de haringnetten uit die dagen verschilden niet veel met die van onzen tijd. De vleet be stond echter toen niet uit zooveel netten en deze waren van hennep gevlochten. Aan een diner was de nieuwe haring een primeur, die hoog op prijs werd gesteld. De vischhandelaren in de steden ontzagen van hun kant ook geen kosten om het artikel zoo spoedig mogelijk voorhanden te hebben. Uit de meeste stadrekeningen van de 14e, 15de en 16de eeuw kan worden opgemaakt, dat aan gasthuizen, kloosters en andere in stellingen op sommige tijdstippen van het jaar een ton of een halve ton haring ten ge schenke werd gegeven. Onze taal, die aan de scheepvaart zooveel spreekwoorden en uitdrukkingen heeft ont leend, kent betreffende de haring nog altijd het gezegde „Haring of kuit van iets willen hebben" (precies willen weten hoe het er mee staat) en „menigeen werpt wel eens een ha ring uit om een zalm te vangen". Ten slotte: evenals men geen hei moet roepen, voor men over de brug is, moet men ook geen haring roepen voor hij in de ton (mand) is! W. S. In Tokio is een School voor Bruiden, waar haar in 40 dagen alles wordt geleerd, wat een degelijke huisvrouw moet kennen, wasschen, koken, enz. Volgens het prospectus is succes verzekerd. Misschien verstaat men echter in Japan wat anders onder degelijk dan bij ons en het kan ook wel gewoonte zijn, dat men den eersten tijd buitenshuis gaat eten. CELLULOIDSNIPPERS. Paula Wessely onder regie, van Carl Froehlich. De besprekingen tusschen Paula Wessely en Carl Froelich in Weenen hebben tot resul taat gehad, dat Paula Wessely in den zomer van dit jaar, onder regie van Froelich zal filmen. „De Fluwee.len klauwen". Claire Dodd zal de vrouwelijke hoofdrol vertolken in „The Case of the velvet claws", een Warner Bros film gebaseerd op een verhaal van E. S. Gardner. Haar tegenspeler in deze film. Warren William, speelt de rol van den detective in deze „thriller". „Love begins at twenty". Warnar Bros hebben in „Love begins at twenty" een hoofdrol toegewezen aan Joe Cawthorn. terwijl de andere hoofdrol, die van den beroeps-bankroover O'Bannion toever trouwd is aan Robert Gleckler, een bekend art-ist van Broadway. Dze film, die onlangs in productie is gekomen in de Warnar Bros stu dio's te Burbank, wordt geregisseerd door Frank Mc Donald. Het Steegje naar het Paradijs. Met de Moldavië-film der Tobis „Het steegje naar het Paradijs" is kort geleden in de Bar- rar.dow-studio's te Praag een aanvang ge maakt. In de hoofdrollen zullen spelen: Hans Moser, Peter Bosse. Zoe Valewska, Fritz Gen- schow en W'illy Schur. Nieuwe Film niet Jan Kiepura. De nieuwste Jan Kiepura-film der Tobis „lm Sonnenschein", zijn eerste Weensche en tevens zijn eerste Europeesche film na zijn terugkeer uit Hollywood, zal opgenomen wor den onder regie van Gallone. Als tegenspeel ster van Kiepura engageerde men Friedl Cze- pa. die in Episode naast Paula Wessely speel de. Willi Forst en de „Groote Prijs van Monaco 1936". ïer gelegenheid van de autorace om den „Groote prijs van Monaco 1936", die zooals bekend op Tweeden Paaschdag gehouden werd en eindigde met de overwinning' van Ca- racciola, maakte Willi Forst in Monte Carlo voor zijn nieuwe Tobisfilm „Allotria" opna men op de renbaan met Renate Muller en Heinz Rühmann. Binnenkort, zal deze film, waarin behalve Renate Muller en Heinz Rühmann ook mee spelen, Jenny Jugo, Adolf Wohlbrück, Hilde Hildebrand en Heinz Salfner, gereedkomen en in Nederland in roulatie worden gebracht. „De huurling". Lester Matthews, bekend uit „De weerwolf van Londen" en „The Raven" is aangenomen voor de rol van prins Edric in „De huurling" (Professional Soldier), die oorspronkelijk was toegedacht aan Charles Quigley. De hoofdrol len worden vervuld door Freddie Bartholomew die ook in Anna Karenina met Greta Garbo speelde en in David Copperfield, en door Victor Mc Laglen. Op de A2oren doet de geitenkar, vooral in verband met de smalle, hoekige straten, nog opgeld. De hulpvaardige Boeddha. Volgens Jack was werken voor de dommen. Hij althans had er een broertje aan dood. Nog sterker: hij stond met den arbeid op een voet van oorlog. De aanleiding tot die bellicose ver houding kennen wij niet en wij weten ook niet wie of wat de oorzaak ervan was. Maar hoe dat ook zij, voor ons is het feit voldoende, dat tusschen beide partijen een diepe vijand schap bestond. Nu is echter met enkele uit zonderingen het oude woord waarbij het niet-werken met het niet-eten in verband ge bracht wordt, ook heden-ten-dage nog een woord van waarheid. En zoo kwam het dan, dat Jack op een gunstige gelegenheid wachtte om te eten. Aangezien hij een mensch was, die veel aan zichzelf liet gelegen liggen, stak hij in een gezond vel, doch dat bracht voorloopig geen verbetering in zijn ongespekten geldzak. Het was omstreeks lunchtijd. Zijn maag revolutie had Jack de straat op gedreven. Het bestudeeren van verschillende spijskaarten, die ten gerieve van belangstellenden naast de deuren der restaurants waren aangebracht, moest hij spoedig opgeven, want die studie droeg er niet toe bij om de eischen van zijn maag te bevredigen. Wel het tegendeel. In reddingsgedachten verdiept, bleef hij eensklaps voor het uitstallingsraam van een voornamen kunsthandel staan. Zijn zoekende blik vestigde zich op een bronzen beeld, dat Boeddha voorstelde en dat half-verscholen in een hoek stond. Dat alleenstaan wekte Jack's belangstelling op. ..Die kleine Boeddha moet mij helpen!" flit ste hem door het brein. Hij sloot het rechteroog, bleef met het linker naar het beeldje staren en dacht.... dacht snel. Plotseling maakte hij rechtsomkeert, perste een „vooruit" door zijn tanden en stond in den winkel. „Wat kost die Boeddha, daar in de étalage?" Na eenig zoeken, waarvan Jack gebruik maakte door zich eenigszins met de omgeving vertrouwd te maken, zette de verkoopster het beeldje op de als een spiegel blinkende toon bank. „100 dollar", las de juffrouw op het prijs- étiket. „Dat is te veel! 75 wil ik er voor geven". „Het spijt me wel, maar ik moet „All right", zei Jack. „Maar ik zou het ding toch wel graag willen hebben. Kunt U den eigenaar van de zaak niet even hier brengen?" „Als U zich even de moeite zoudt willen geven meneer is op zijn kantoordie deur, daar" „Yes, thank you ever sr much!" Daarmee nam Jack het handelsobject onder den arm en bewoog zich in de aangeduide richting naar het kantoor, dat hij binnentrad. Na korten tijd kwam hij terug. Met lcege handen. „Hij wil het niet doen. Het beeldje heb ik bij hem op 't kantoor gelate Good bye!" Op straat gekomen wenkt hij een taxi, geeft den chauffeur het adres va.i een welbekend restaurant in de benedenstad op en stijgt in. Boeddha had geholpen. Na winkelsluiting laat de eigenaar de ver koopjuffrouw roepen. „Miss Lockhart, wilt U het beeldje, dat daar op tafel staat, morgen in de étalage zetten. Met een prijskaartje. Honderd dollar". „Heel goed blijft dus zooals het was?" „Wat was?" „Nu, het prijskaartje heb ik toch nog in den winkel! 't Ligt bij 1e cassa." „Wat kaartje? Wat cassa?" „Maar dat beeldje waar U het over hebt. is toch die Boeddha, die die meneer vanmorgen wou koopen, die bij U kwam praten over een prijsverlaging „Koopen??prijsverlaging? Wat praat U toch allemaal voor onzin!" Woedend voer de „baas" voort: „Ik heb toch voor dit ding 75 dollar be taald!" „Maar dat kan toch niet", riep de verkoop ster ontzet uit. „Wat duivel, 't is zoo!" Krachtig sloeg hij met z'n vuist op tafel. De Boeddha wankelde, en het leek net als of hij zijn wijs hoofd schudde. De juffrouw waagde: „Was het dar een oplichter, die U... „Ja. die mij mijn eigen Boeddha te koop aanbood en ik De woorden die nog volgden, waren niet meer dan een brommerig gemompel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 15