HET MYSTERIE VAN MOAT HOUSE. FEUILLETON Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 21)' Hume keek verlangend naar de ramen. Hij verbeeldde zich zelfs dat een van de blinden werd opengeschoven en hij een bekend ge zicht zag; maar het verdween bijna onmid- delijk. Hij belde. Tweemaal moest hij bellen en kloppen voordat er eenig antwoord kwam. Maar tenslotte Jcwam de oude Jacob te voor schijn en Hume uitte dadelijk een kreet van genoegen. „Ben jij hier, Jacob? Dat doet me plezier. Je kent me natuurlijk nog wel?" Jacob deinsde achteruit. Hij werd bleek, en deed de deur weer half dicht, een paar woor den stamelend. „Het is toch meneer Everard niet? Dat zou ik nooit geloofd hebben! Ze hebben me ver teld, meneer, dat u zich hier niet meer durfde vertoonen". „Wie heeft je dat verteld?", riep Hume. Toen lachte hij een beetje verachtelijk en sprak: „Laat ons binnen, Jacob. We moeten je meester hebben. Als hij leugens over mij verteld heeft, zullen we zorgen dat hij ze terugneemt". „Mijn meester is niet thuis, meneer", ant woordde Jacob met bevende stem, „en en ik durf niemand binnen te laten zonder zijn toestemming". „Jacob, wees niet dwaas I Je we-n wie ik hén. Ik moet meneer Lancaster ei iuffrouw Valery spreken", „Mijn betrekking is me veel waard, meneer en die wil ik terwille van juffrouw Claire niet verliezen", voegde de oude man er bijna jammerend aan toe. „Ik kan u als meneer Lancaster weg is, niet binnen laten, meneer, werkelijk, dat kan' ik niet. Komt u mor gen of overmorgen terug, als hij w«er thuis is!" „Waar is meneer Cyril?", vroeg Hume op een toon, die geen tegenspraak duldde. „Het heeft geen doel om met den jongen mepeer te spreken, meneer. Hij moet even goed als ik aan zijn bevelen gehoorzamen. Op het oogenblik ontvangen wij geen be zoek". „Waarom niet?" „Hoofdzakelijk wel juffrouw Claire is ziek, en zij moeten haar alle opwinding be sparen". „Jacob, je weet heel goed, dat het juffrouw Claire goed zou doen, mij te zien. Toch wil ik je geen last bezorgen. Sluit de deur voor m'n neus, als je daar zin in hebt, en ga je jongen meester halen. Ik wil in elk geval een paar woorden met Cyril spreken". Hij verwachtte nauwelijks dat Jacob hier aan gevolg zou geven, maar de oude man wierp haastig de deur in het slot en zij hoor den hem de sleutel omdraaien en de grendels er voor schuiven, terwijl zij buiten wachtten. Toen verwijderde hij zich, vermoedelijk om Cyril van Hume's komst op de hoogte te stel len, want na een paar minuten werd ter zijde van de voordeur een raam geopend en verscheen Cyril's hoofd door de opening. „Hallo!", barstte hij uit. „Wat is er aan de hand? Wie heeft Jacob zoo aan het schrik ken gemaakt? Ik zal de honden op jullie Loslaten, als je niet oppast". ,3oor eens hier, Cyril Lancaster", zei Hume „je weet best wie ik ben en waarom ik naar Engeland gekomen ben. Ik heb wat met je vader en met Claire te bespreken en Ik be grijp niet goed waarom de deur voor m'n neus moet worden dichtgegomd". „Omdat we weten wat vo<H zwendelaar je bent", hoonde Cyril vanuit het raam. „Denk je soms, dat we geen bericht uit Amerika gekregen hebben? We weten heel goed dat je een fortuintje uit de bezittingen van den ouden Valery bijeengeschraapt hebt. En van je verloving met dat aardige meisje uit die bar hebben we ook gehoord. Je verwacht toch niet, dat Claire je na dit alles nog iets te zeggen heeft?" „Dat is een leugen!", riep Hume onstuimig. „Ik ben nog nooit met iemand anders dan met Claire verloofd geweest!" „Claire gaat nu met mij trouwen", ver klaarde Cyril lachend. „Dat wil zeggen, als ik haar vraag! Maar ik weet nog niet, of ik die schat van een gezelschapsjuf niet ver kies". „Vind je ook niet, dat je beter je mond kunt houden?", merkte Claude Meynell koel tjes op. „Want als je dat niet doet, loop je groote kans een pak ransel te krijgen, als je het waagt je buiten de deur te vertoonen". „En wie bent u, als ik vragen mag?", vroeg Cyril, terwijl hij zijn hals uitstrekte. „Zeker de een of andere gunsteling van Hume. Nu lui, ik geef je vijf minuten om je uit de voeten te maken en als je dan het erf niet af bent, zal ik de honden loslaten". We zijn u zeer verplicht voor uw gast vrijheid", antwoordde Claude sarcastisch; ter wijl Hume, buiten zichzelf van woede, hem op scherpen toon toevoegde: „Daar zul je den een of anderen dag spijt van hebben, Cyril Lancaster!" „Niks hoor", antwoordde Cyril koel; „en ik zal je nog wat vertellen. Als je mijn papa wilt hebben, moet je hem maar schrijven. We ontvangen alleen nette menschen, begrijp je?" Met een klap sloeg hij het venster dicht en verdween „Kom Everard", zei Claude. „Het heeft geen doel hier nog langer te wachten". En zachtjes voegde hij er aan toe: „We kun nen beter naar het eind van de laan gaan, om te zien of we Claire's gezelschapsjuf frouw nog eens kunnen ontmoeten". XVII Een afspraak. Zwijgend wandelden zij weg. „Zou ze komen?" twijfelde Hume. „Zou ze zich zoo laat buiten wagen?" „Ze zei, dat ze zou komen", gaf Meynell vol vertrouwen ten antwoord. „Het lijkt me niet een meisje, dat haar woord breekt". „Daar kun je na een gesprek van vijf mi nuten moeilijk over oordeelen", vond Hume. „Bovendien is het best mogelijk, dat ze tegen haar wil wordt opgehouden". „Waarom zullen we niet een eindje die laan afgaan?" stelde Claude voor. „Misschien ontmoeten wij haar halverwege". Ze liepen de laan af, hielden toen stil en luisterden. In de verte hoorde men het geblaf van honden. Even daarna hoorden zij snelle voetstappen op zich af komen. „O, bent u hier?" hijgde Nell. „Maar u moet niet wachten! Cyril heeft de honden losgelaten, ik heb de poort achter mij ge sloten, maar zij kunnen toch naar buiten komen, de laan in. Ze zijn erg gevaarlijk. Loopt terug naar den hoofdweg, dan ga ik met u mee. Daar is het veiliger!" „Het is schitterend van u, dat u nog ge komen bent", verklaarde Hume. „Maar ver telt u mij van Claire". „U hebt Claire nieuw leven ingeblazen", vertelde Nell. „O, ik ben zoo dol blij dat u gekomen bent! Ze was in een oogenblik veranderd. Al haar levenskracht scheen terug- te komen. Zij bereidde zich al voor u te ontvangen, en toen wij u hoorden kloppen ging ik naar het raam boven de voordeur, en luisterde. We begrepen dat het geen nut zou hebben te protesteeren, en daarom zei ik Claire, dat ik u een boodschap zou gaan overbrengen. Zij zendt u haar hartelijke groe ten en dit", „Dit was een bundeltje viooltjes, dat Claire dien middag had' gedragen. Hume nam ze en drukte ze aan zijn lip pen. „Arme Claire!" „Als u een boodschap hebt", zei Nell, „kan ik die overbrengen, maar ik kan niet lans wachten". „Laat ik haar een paar regels schrij-ven", sprak Hume. „Het zal me niet langer dan een paar seconden ophouden". „Kunt u zien?", vroeg Nell. Als antwoord haalde Hume een electrische zaklantaarn tevoorschijn en gaf die meteen aan Claude. Toen krabbelde hij met potlood een paar woorden op een onbeschreven blaadje van z'a zakboekje, scheurde het er uit en gaf het aan Nell. „Als u haar dit wilt geven", sprak hij, ,zal ik u heel dankbaar zijn. Het is afschuwelijk zoo dicht bij haar te zijn en haar toch niet te kunnen zien of spreken. Bestaat er geen enkel middel om haar te ontmoeten voor dat Lancaster terugkomt?" Nell kreeg een ingeving. Er is 'n ommuurde tuin", vertelde ze. „Als u dat deurtje in den muur maar wist!" ,Dat weet ik", deelde Claude mede. Met een opgewonden gezicht wendde zjj zich tot hem. „Werkelijk? De sleutel van die deur hebben wij, en als wij in den tuin wandelen, kunnen wij, zoover ik weet, niet vanuit het huis gezien worden. Daar worden we bijna nooit door Lancaster of één van zijn hand langers gevolgd. Zij denken, dat wij in dien tuin veilig zijn. Maar als u morgen aan dat poortje wilt komen, geloof ik, dat ik u wel binnen kan laten en dat u en Claire 'n paar minuten met elkaar kunnen spreken. Natuur lijk begrijpt u, dat u daar niet lang kunt blijven". (Wordt vervolgd). i Direct na de aankomst aan het Koninklijk Paleis op den Dam werden H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana, die Vrijdag voor Hun jaarlijksch bezoek in de hoofdstad arriveerden, door een enthousiaste menigte hartelijk toegejuicht Een mooi plekje in het Vondelpark te Amsterdam. De kastanjeboomen In het Vondelpark te Amsterdam staan momenteel in vollen bloei. Speciaal bovenstaande reus valt op door zijn bloemenpracht De plechtige uitvaart van wijlen Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen te Utrecht. Na afloop van de Pontificale H. Mis van Requiem wordt het stoffelijk overschot uit de Metropolitaan- kerk gedragen Dr. Ch. W. F. Winckel, leider der Ned. Roode Kruis ambulance in Abessynië, bracht Vrijdag een bezoek aan het hoofdbestuur van het Roode Kruis te den Haag, ten einde verslag uit te brengen omtrent de werkzaamheden tijdens den krijg in Abessynië. Talrijke traaie exemplaren waren te bewonderen op de groote landbouW- en veetentoonstelling welke in Exeter (Eng.) onder groote belangstelling werd gehouden. Een overzicht Staande op het balcon van het Koninklijk Paleis opdenDam nemen H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana een zang- hulde van de Amsterdamsche schoolkinderen in Een aardig snapshot tijdens den inter nationalen polo-wedstrijd Amerika Hurlingham op de terreinen van de Engelsche club

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 18