Binnen twaalf uur... Tijdens het bezoek dat minister Gelissen Vrijdag aan Maastricht bracht werd ook de Kon. Papierfabriek bezichtigd. De minister slaat vol belangstelling het bedrijf gade Een groot bloe mencorso werd Vrijdagmiddag te Utrecht gehouden in verband met de universiteitsfees ten. De stoet op weg door de stra ten der stad De heer J. H. Veder, oud-president directeur van de Bijbank van de Ne- derlandsche Bank, is in den ouderdom van 90 jaar te Rotterdam overleden De „Laughing Woman" arriveert in het Stedelijk Museum te Amsterdam yoor de tentoonstelling van Britsche kunst Keizer Haile Selaissie in den trein aan het Gare du Nord te Parijs op doorreis naar Genève Op terugreis van Amerika verscheen het Duitsche luchtschip „Hindenburg" Vrijdagmiddag boven Amsterdam, waar het vee! belangstelling trok het merkwaardig vliegtuig-ongeluk op de „Normandie", Het vernielde toestel wordt van boord geheschen FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUTS. (Nadruk verboden) 1) De man in het bruine pak opende zijn oogen en zei: „Ik hoop dat u mij niet voor onbeleefd zult houden", zei hij met een vermoeide stem. „maar ik voel me niet al te wel. Als u iemand wilt hebben om tegen te praten, doet u mis schien beter weer naar uw oude dames terug te gaan". De ras-Londenaar was op z'n teentjes ge trapt. „Nou, wordt nou maar niet zoo giftig! Ik mag m'n mond toch wel open doen als ik er zin in heb!" Er volgde een stilte. De man ln het bruine pak sloot de oogen weeT. De Londenaar rook te. Maar eensklaps was de blik van dezen laatste als aan den vloer geketend. Wat hij daar ontdekte was een eindje sigaret, een opmerkelijk eindje sigaret! Het was een bui tengewoon lang stompje; slechts een klein deel van de sigaret was opgerookt en peukjes van deze afmetingen plegen ras-Londenaars te interesseeren. Het lag een eindje van hem af, onder de plaats waarop hij zat. Vermoedelijk had de rooker de sigaret laten vallen, na slechts enkele trekken te hebben gedaan en de sigaret was toen naar de plek gerold waar zij nu lag. In zijn verheugde vei-bazing liet de ras-Lon denaar ziin stompje uit den mond vallen. Hij bukte om het kostbare eindje Gold Flake op te visschen. Tegelijk maakte hij zich ook meester van het langere eind. Dat was een overblijfsel van een minder populair merk. Sloeg de man in het bruine pak hem gade? Langzaam ging de Londenaar weer recht zit ten. Hij had de Gold Flake weer tusschen de lippen gestoken, maar zijn nieuwe aanwinst bleef verborgen in zijn hand. Hij keerde zich naar zijn medepassagier. Diens oogleden schenen gesloten. Stilletjes liet de Londenaar het tweede sigaretten eindje in zijn zak glijden. Toen staarde hij, langs den ander heen, uit het raam. „Dat is Manning-tree", deelde hij mede. De oogen van den man in het bruine pak knipperden langzaam open. „Dat was Manningtree, maat", herhaalde de Londenaar zijn inlichting. „Het duurt niet lang meer voor we in Ipswich zijn. Moet je er daar uit?" „Neen," antwoordde de andere passagier. „Niet?" mompelde de Londenaar en zijn gezicht kreeg ineens een nadenkende uit drukking. „Neen, ik moet er daar niet uit", herhaalde de man in het bruine pak geprikkeld. „U schijnt niet goed te weten wanneer uw ge zelschap hinderlijk is." „Hartelijkheid is toch maar alles!", protes teerde de Londenaar. Het landschap tusschen Manningtree en Ipswich is vol afwisseling en ongetwijfeld het bekijken waard. Maar noch de man in het bruine pak, noch de ras-Londenaar bekom merden zich om de aantrekkelijkheden van wat zich als een bewegelijke film langs de fcreinvensters ontrolde. De eerste lag in zijn hoek gedoken, wanhopig worstelend tegen zijn geveinsden slaap, terwijl de ander zijn tweede Gold Flake rookte en lui voor zich uit staarde. Toen veranderde heel plotseling de atmos feer in het compartiment. De Londenaar gooide zijn sigaret weg en zijn tanden klem- l den zich opeen achter zijn grove lippen. „Over een paar minuten zijn we in Ips wich", gaf hij te kennen. Vervolgens stond hij op en liep naar het raam; het raam van het portier, dat zich aan de zijde van het per ron in Ipswich zou bevinden. Het raam was half open. Hij maakte den riem los, opende het venster geheel en boog zijn hoofd naar buiten. „Hallo", riep hij, „nou komen we door de tunnel!" Het kleine, zwarte gat nam in omvang toe, kwam op hen af, bereikte en verzwolg hen.De Londenaar ging weer met zijn hoofd naar binnen. „Nu zijn we er", constateerde hij. „Als we uit den tunnel komen, zijn we in Ipswich, O, maar u gaat niet naar Ipswich, wel?" De trein boorde zich door de duisternis van den tunnel. Hij arriveerde in Ipswich. En toen hij vaart verminderde om er te stoppen, zat de Londenaar alleen in het compartiment en stak zijn derde sigaret aan. VIII. DINER VOOR TWEE PERSONEN. De 5,18-express blijft in Ipswich vijf minu ten staan. Dat wil zeggen wanneer ge boft en de trein op tijd is. Tusschen 6.51 en 6.56 kunt ge uw coupé verlaten, met volle teugen de vrijheid inademend langs een ruim perron slenteren, en u zelfs haastig te goed doen aan een kop warme koffie. Dien middag was de trein iets te laat en de koffie-enthousiasten bedachten zich twee maal. Een van hen wipte met een verras sende energie uit zijn coupé het was de re- verend maar werd op het beslissende mo ment zenuwachtig veranderde van besluit en blies ongelaafd den aftocht naar zijn com partiment. ,,'n Tegenvaller, hè", merkte de imposante mijnheer, die den reverend van de aangren zende coupé uit onverriehterzake zag terug- keeren, niet zonder medegevoel op. De reverend voelde zich blijkbaar te zeer teleurgesteld voor een discussie over het on derwerp en verdween in zijn compartiment. De dikke heer, die inmiddels op het perron gestapt was, monsterde, enkele meters van zijn coupé verwijderd, de haastige reizigers, zonder iemand over het hoofd te zien. In het compartiment, dat hij zoo juist ver laten had, sloeg een ander eveneens het ge haaste publiek gade en zag ook niemand over het hoofd. Het meisje was even geïnteresseerd als haar imposante coupé-genoot en even vaardig als hij in het verbergen van haar be langstelling. Maar als iemand van de passa giers van de 5 uur 18, genoeg beteekenis bezat om deze belangstelling gaande te maken, moest hij zich óf heelemaal vooraan, óf heelemaal achteraan in den trein bevinden. In het middengedeelte van de express was geen spoor van zulk een bijzondere persoon lijkheid te bekennen. „Dineert u voorbij Ipswich, miss Leveridge?" vroeg Freddy plotseling, een minuut voor de trein zich weer in beweging zette. Ze keek hem verbaasd aan, maar haar oogen waren het volgend oogenblik weer op het perron gericht. „Hoe kent u mijn naam?" vroeg ze rus- tig- „Uw vrienden hebben dien bij het afscheid gebruikt", was het antwoord. „En u ontleent daaraan toestemming „O, neen, heelemaal niet. Ik vrees dat ik de dingen zonder toestemming begin te doen. Ik heb nog iets veel brutalers gedaan, dan u met uw achternaam aan te spreken." „Ik veronderstel, dat u van me verwacht, dat ik vraag wat dat is?" „Ik heb een tafeltje voor twee personen in den restauratiewagen gereserveerd", deelde Freddy mee, „Wat zegt u van zoo'n onverge lijkelijke vrijmoedigheid?" „Het is onvergelijkelijk vrijmoedig", beves tigde ze, maar er was geen verwijt of afkeu ring in haar stem. „En het was bovendien ook heel verstandig" vervolgde Freddy thans, evenals zij naar het perron kijkend en bemerkend dat de rug van den groote mijnheer in beweging kwam.„Toen ik voor mijzelf een plaats ging bespreken dat was op mijn expeditie naar den armen kerel wiens toestand u zoo interesseerde kwam ik tot de ontdekking dat vrijwel alle plaatsen al weg waren. Er was alleen maar een klein tafeltje vrij en daarop heb ik toen maar gauw de hand gelegd." „Dat was zeker heel attent van u. Maar hebt u er wel aangedacht, dat lang niet alle reizi gers in den trein dineeren dus dat u geen ze kerheid had dat ik het zou doen?" „Daar heb ik het maar op gewaagd!" „En bovendien het was toch mogelijk, dat ik zelf al een plaats had besproken?" ..Ik heb mij vergewist, dat geen plaats op naam van Miss Leveridge gereserveerd was." De gelaatsuitdrukking waarmee ze hem aankeek, was bepaald grappig. „U schijnt ervan te houden de dingen grondig te doen", stelde ze vast. Freddy's stoutmoedigheid nam toe. „Ehik geloof dat ik mij nog niet heb voorgesteldmijn naam is Freddy Reeve". „Aangenaam. En nu, denk ik moet ik wel met u dineeren?" De dikke rug begon zich om te keeren. „Alleen als het met uw bedoelingen strookt" antwoordde hij, snel zijn stem dempend. „Van eenige verplichting is geen sprake". De rug had zich geheel omgewend en de indrukwekkende mijnheer kwam langzaam hun richting uit. De stem van het meisje klonk even zacht als die van Freddy, toen ze zei: „Ik weet het nog niet zeker; ik zal met u dineerenals het met mijn bedoelingen strookt. Ga vooruit zoodra de trein in bewe ging is. Wacht niet De groote mijnheer klom naar binnen. „Vijf minuten voor zevenen", bromde hij een seconde later, toen de hoofdconducteur schreeuwde: „Achter klaar?" En op den zelfden bromtoon vervolgde hij: „Nog een uur naar Norwich! Een heele tijd om door te komen. 'Wordt vervolgd)., i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 16