Onze drukpersvrijheid. Wenschen voor het Landbouw-Crisisfonds. Tandheelkundig Instituut BEH EEL Spaansche miniaturen. DONDERDAG 16 JUEl 1936 HAARtEM'S DA5BEAD 3 EERSTE KAMER. Begrooting in behandeling genomen. Naturalisatie van dr. Mannheimer goedgekeurd. Mevr. Pothuis- (s.-d.). -Smit DEN HAAG Woensdag. Behalve een paar hamerstukken kwam vóór de naturalisatievoorstellen een aanvullende Defensiebegrooting aan de orde, waarbij de Regeering gelden aanvraagt voor twaalf pant serauto's, die onder de hand al zijn aange schaft. Hierin zag Mevrouw Pothui sS m i t (s.d.) een handeling in strijd met het begroo- tingsrecht van het Parlement, stellin; wier juistheid Mi nister Colïjn, even als eenigen tijd ge leden in de Tweede Kamer, met een paar sterke argu menten bestreed. Prof. de Savor- nin Lohman (c.h.) drong aan op spoed t.a.v. het tref fen van nadere maatregelen ter ver sterking van de weermacht. Dit acht hij noodig in ver band met het groeiend oorlogsgevaar. Op de bekeering van vrijzinnig-democraten en so ciaal-democraten, die hier langzamer gaat dan b.v. in Zwitserland en in België kunnen we volgens den c.h. woordvoerder niet wach ten. De Minister van Defensie ad interim deelde mee, dat er inmiddels 16 batterijen luchtaf weergeschut besteld zijn en dat de kernbezet ting der kazematten dit nog in antwoord op een vraag van den heer Lohman door politietroepen zal worden gevormd, terwijl men de overige bewakmgstroepen zal losmaken van de voormobilisatie, zoodat de volledige bezet ting der kazematten in elk geval snel in haar werk kan gaan. Nadat de sociaal-democraten hadden laten aanteekenen, dat ze tegen waren, kwamen de naturalisatie-ontwerpen aan de orde. Hierbij kwam Mr. Droogleever Fortuyn (lib.)- op tegen de lichtvaardige wijze, waarop som migen meenen iemands naam te mogen be kladden. Deze opmerking bleek naar het hart van tal van senatoren te zijn. Overigens gaf deze spr. te kennen, dat men zich t.a.v. het „geval-Mannheimer" gerust kon en daarom ook moest houden aan de verklaring van den Officier van Justitie te Amsterdam, wien na een zeer uitgebreid onderzoek gebleken was, dat er aan wat men bij hem tegen den zoo even genoemden aspirant-Nederlander had ingebracht elke grond ontbrak en aan de mededeeling van Mr. Trip, President van de Nederlandsehe Bank, dat Dr. Mannheimer bij zijn contact met de Nederlandsehe Bank steeds op behoorlijke wijze juist de Nederlandsehe belangen behartigde. Jhr. v. Citters (a.r.) betoogde, dat het aanhangige voorstel tot naturalisatie van Dr. Mannheimer niet voldeed aan den z.i. princi pieel juisten eisch, dat het Nederlanderschap slechts verleend dient te worden als men mag aannemen, dat een gevoel van saam- hoorigheid met Ne derland aanwezig is en tevens de band met een ander volk ontbreekt. Deze voorwaarden waren z.i. in dit geval niet aanwezig. Het ging hier volgens hem om een Directeur van een buitenland- sche bank, waaraan meer relief moet worden gegeven door er een Nederland sehe Bank aan te verbinden. Aldus wordt het Nederlanderschap een schijnvertooning. Van den heer De G ij- selaar (c.h.) kregen we opnieuw zijn be kende bezwaren te hooren tegen het te licht vaardig naturaliseeren. De nationaal-socialistische fractieleider d'Ansembourg zag zich genoodzaakt nu zijn collega Mr. v. Vessem den trein had ge mist, voor dezen in te vallen. Daarom bepaalde hij zich tot het „afleggen" van een verklaring die in hoofdzaak met het betoog van den heer v. Citters overeenstemde. Minister v. S c h a i k gaf het op nogmaals te pogen den heer de Gijselaar van zijn onge lijk te overtuigen, en betoogde verder, dat deze naturalisatie al heel grondig was voorbereid. Tot z'n genoegen had de Minister geconsta teerd, dal: de heer v. Citters het principieel eens bleek te zijn met zijn standpunt, hetwelk hierop neerkomt, dat voor elk geval van na turalisatie niet zoozeer behoeft te worden aangetoond, dat het staatsbelang de opneming in ons nationale verband vordert van den aan vrager, als wel, dat zijn naturalisatie niet in strijd is met het staatsbelang. Daarom moet b.v. een voldoende saamhoorigheids-gevoel aantoonbaar zijn. Welnu, zulks kan t.o.v. Dr. Mannheimer zeker gebeuren. Al twintig jaar lank is deze hier te lande woonachtig, waar hij herhaaldelijk goede Nederlandsehe doel einden op velerlei gebied pleegt te steunen en te bevorderen. OolT op zakenterrein is dit het geval. In geval van belangrijke emissies stelt Dr. Mannheimer steeds de Nederlandsehe be langen op den voorgrond: voor den gulden heeft hij eveneens heel wat gedaan. En wat nu z'n z.g.n. buitenlandsche bank aangaat, men heeft hier te doen met een onderneming, die tenslotte een Nederlandsehe zaak is. Na deze uiteenzettingen nam de Kamer het w.o. in kwestie met 344 (de anti-revolutionairen v. Citters en Briët, de c.h. de Gijselaar en de nat. soc. d' Ansembourg) aan, De verdere dag was aan discussies over de begrooting 1936 van het landbouw-crisis fonds gewijd. De heer Ruyter (r.k.) ontkende dat de landbouwsteun ten koste van de overi ge bevolking gaat; integendeel, hij schept koopkracht,, wat weer aan in dustrie en midden stand ten goede komt. Klachten over bevoordeeling van de margarine, plei dooi voor de kleine boeren, kortom het Mr. Droogleever Fortuyn (lib.). Prof. De Savornin Lohman (c.-h.). bekende verhaal. Nadat de liberaal v. Rap pard o.m. betoogd had, dat er vertrouwen meet bestaan wat er nu niet is tusschen den Minister en de landbouworganisaties, gaf Mr. Kolff (c.h.) opnieuw te verstaan, dat centralisatie van het landbouwcrisis-apparaat en dit dan vooral voor den tuinbouw dringend gewenscht is, onder krachtige leiding van een Minister. Deze afgevaardigde wil groenten, fruit en vroege aardappelen onder de land- bouw-uitvoerwet brengen. Over den crisis- accountantsdienst was hij wegens de te groote bemoeizucht slecht te spreken. Mr. Men de Is (s.d.) die niet zoozeer een agrarisch deskundige als wel een scherpzim nig jurist is, behandelde het pijnlijke geval van de ontslagneming door het viertal jonge juristen aan het landbouwcrisisbureau en over de al te snelle bevordering van een functiona ris, die eigenlijk langer onder „maatschappe lijke quarantaine" had moeten blijven. Gaar ne zou hij over dit alles nog eens wat meer van den Minister vernemen. Den juridischen vorm van de verschillende stichtingen op landbouw gebied achtte Mr. Mendels allerminst in den haak. De heer O 11 e n, die gelijk de vorige spreker gesteld was op meer licht omtrent de verwik kelingen aan het landbouwcrisisbureau, waar over een niet gepubliceerd rapport van Mr. Schepel bestaat, vond de landbouwprijzen niet onredelijk hoog. Hij zou echter geen bezwaar tegen verdere verlaging hebben als dat werke lijk zou kunnen geschieden zonder dat de be langen van den landbouw hiervan schade zul len ondervinden, Handhaving van den uitvoer zooveel mogelijk noemde hij gewenscht, al is z.i. op den duur deze verliesopleverende ex port vermoedelijk niet te bestendigen. E. v. R. Bibliothecaris heeft boeken gestolen. Schadepost voor boekerij der Landbouw- hoogeschool. De politie te Wageningen heeft proces-ver baal opgemaakt tegen den bibliotheek-beambte C. S. wegens verduistering van boeken ten na- deele van de bibliotheek der Landbouwhooge- school aldaar. De verduistering moet over enkele jaren loopen en zeer omvangrijk zijn. Reeds is een aantal boeken die S. ten eigen bate had verkocht door de politie opgespoord en in beslag genomen. Het onderzoek is nog in vollen gang. S. is door het curatorium der Landbouw- hoogeschool voorloopig voor zes weken ge schorst. RIJKSSTRAATWEG 16 HAARLEM. N. TELEF vanaf 35. GEBIT met garantie, pijn loos trekken inbegr BESLIST PIJNLOOZE BEHANDELING Spreekuren alle werkdagen van 912 en 14 uur. Zaterd. 912 uur Avondspreekuren Dinsdag, Woensd. en Donderd. v. 7—9 u (Adv. Ingez. Med.) Nederlandsehe musici dienen niet vergeten te worden. Beroep op impresario's. Met de besturen van orkest- en omroep- vereenigingen, impresario's enz. heeft de di recteur van den Rijksdienst der werkoosheids- verzekering en arbeidsbemiddeling het werken van Nederlandsehe toonkunstenaars in het buitenland en in Nederland en het werken van buitenlandsche toonkunstenaars in Nederland besproken. De heer Verwey, deelde mede, dat, sedert de regeering door verleening van visa en van arbeidsvergunningen voor buitenlanders in greep bereikt is, dat het aantal Nederlandsehe toonkunstenaars werkzaam in hotels, restau rant, bioscopen enz. toenam van ongeveer 400 tot 650 a 700. Dit werd verkregen in overleg met de werkgevers. Dat ook andere Neder landsehe toonkunstenaars in toenemende ma te gaan werken is evenzeer een nationaal be lang. Het ligt in het algemeen niet in de bedoeling van de regering om door weigering van arbeidsvergunningen voor buitenlandsche toonkunstenaars aan het Nederlandsehe publiek de mogelijkheid te onthouden om naar begenadigde kunstenaars te luisteren. Maar wel acht zij het van groot belang, dat Nederlandsehe musici meer dan thans hun kunst voor het publiek kunnen brengen, zoowel in buitenland als binnenland. Zij doet dus een be roep op hen, die aan buitenlandsche kunstenaars hier te lande werk bezor gen, daarvan waar mogelijk gebruik te maken om de gelegenheid te ope nen voor Nederlanders om in het bui tenland te musiceeren, en verder die nen ook overigens Nederlandsehe mu sici niet vergeten te worden. Het bedreigde Kleinood. Een medewerker schrijft ons: Het schijnt nu eenmaal vaak zoo te moeten zijn, dat de waarde van een kost baar bezit eerst wordt beseft, als het op het punt staat om verloren te gaan. Hoevelen be kommeren zich ernstig om den vrede, zoo lang het geen oorlog is? Zou men zich zoozeer rekenschap geven van de beteekenis der democratie, als zij in geen enkel opzicht be dreigd werd? Wordt er wel ooit meer over welvaart gesproken en geschreven dan in tijden van geestelijke en stoffelijke verar ming? Deze tijd van kentering op allerlei gebied is er wel naar geaard, om ons te doen bezinnen op cultureele waarden, die wij als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen, om dat niet wij, maar vroegere generaties het waren, die ze verwierven. Dit levend geslacht kreeg ze als bij erfenis: ze werden ons in de handen gelegd, als geeste lijke kleinoodiën, niet om ze te verkwanselen en te verspillen als verwende kinderen, maar om ze te bewaren en te benutten, indachtig aan de offers, die hun verovering heeft ge- eischt. Hun verdediging is niet enkel een recht ze is een plicht. Op staatsrechtelijk terrein nu dreigt één van die kleinoodiën zoo niet verloren te gaan. dan toch veel van zijn glans en waarde in te boeten. Een van de voornaamste grondrech ten. die de Grondwet den burgers toekent is in gevaar: de vrijheid van drukpers. „Niemand heeft voorafgaand verlof noodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te open baren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet", aldus luidt artikel 7 der Grondwet. Sinds 1815 het jaar waarin onze huidige constitutie van kracht werd, heeft dit grond wettelijk artikel ons de uitoefening van dit cultureele grondrecht gewaarborgd, is de censuur in welken vorm ook verboden ge weest, heeft de publicist zich enkel en alleen behoeven af te vragen: kan ik strafrechtelijk (men denke aan smaad, beleediging, op ruiing, majesteitsschennis enz.) en burger rechtelijk (men denke aan het auteursrecht» het gepubliceerde voor mijn verantwoording nemen? Sinds 1815 heeft men om der waarheid wille want ook de leugen en de dwaling dienen indirect de waarheid ronduit mogen drukken wat men denkt. Wat leefde in de harten en hoofden der staatsburgers het kon ongehinderd doordringen tot het vrucht dragende terrein der openbaarheid. De druk pers was en is inderdaad de spiegel, die in bonte schakeering de publieke meening weer kaatst: wetenschappelijk, literair, politiek en journalistiek. Het spreekwoordelijke „maak van uw hart geen moordkuil", had grond wettelijke sanctie gevonden. Zelfs voordat wij aan den lijve ondervon den hadden, wat het zeggen wil, als het vrije woord aan den staatsburger is ontnomen, zoo als ten tijde van de Fransche overheersching, werd de vrijheid van drukpers zeker wat overdreven, maar daarom niet minder ken schetsend „heilig" genoemd, zooals in onze eerste staatsregeling van de Bataafsche repu bliek (1798) te lezen staat. En de plechtige „Verklaring der Rechten van Virginia"., eens een model van waarborg der burgerlijke vrij heden, verklaarde, dat de vrijheid van druk pers „één der machtigste bolwerken van de vrijheid" is. Gaan we nog verder terug in de geschiedenis van ons vaderland, tot een jaar dat van zooveel beteekenis was voor onze onafhankelijkheid, tot 1581. dan valt ons op, hoe nadrukkelijk een geleerde als Prof. Fruin in zijn „Tien jaren uit den tachtigjaren oor log" bij de beschrijving van deze geschiedenis periode aanteekent: „Eén politiek recht was er, dat de natie steeds op prijs heeft ge steld en dat haar dan ook steeds is gelaten: het recht vrij te spreken, ronduit en open lijk over al wat er gedaan wordt en te doen valt, zijn oordeel te zeggen". Het is bekend, hoe fel het stil verzet was van het denkend deel der natie tegen de be lemmering van de drukpersvrijheid tijdens onze inlijving bij Frankrijk. Want al mag Napoleon overigens terecht beweerd hebben, dat de drukpers de wonden heelt die zij slaat, hij liet haar niet eens gelegenheid om zich te uiten laat staan tot het slaan van wonden. Nauwelijks hadden wij dan ook onze onaf hankelijkheid heroverd of Koning Willem I schafte in zijn 17de Staatsblad van het nieuwe Koninkrijk de censuur af, omdat, zooals de considerans van dat besluit verklaarde, „deze ten eenen male strijdig is met de liberale denkwijze, waarop elk regtgeaard Nederlander den hogosten prijs stelt en die steeds het gouvernement dezer landen heeft geken schetst". Ja. zoo vanzelfsprekend scheen men dit hooge vrijheidsrecht te beschouwen, dat men het overbodig achtte, het in onze eerste grondwet van het Koninkrijk (1814) uitdruk kelijk te waarborgen. Pas de nieuwe consti tutie. noodzakelijk geworden door de ver- eeniging met de Zuidelijke Nederlanden, erkende de burgerlijke vrijheid tot openbaring van gedachten of gevoelens door de drukpers en voegde er ter motiveering aan toe, dat de drukpers als een doelmatig middel tot uit breiding van kennis en voortgang van ver lichting beschouwd moet worden". En al mag dan ook deze wat overbodige toelichting bij de grondwetsherziening van 1848 zijn weg gelaten, de waarborg voor een vrije mee- ningsuitfmg bleef onverkort voortbestaan door allen genoten. Het is goed er thans aan te herinneren, hoe angstvallig er voor gewaakt is, dat dit grond wettelijk voorschrift onverkort zou worden toegepast en niet, hoe zijdelings ook. door wettelijke voorschriften van lagere bestuurs organen zou worden belemmerd. Verschillende arresten van den Hoogen Raad wijzen erop, dat dit hoogste rechtscollege politieverorde ningen betreffende plaats, tijd en middel van verspreiding van gedrukte stukken (colpor- tageverboden) onverbindend achtte, wegens strijdigheid met de grondwettelijk gewaar borgde drukpersvrijheid, zoodra deze gemeen telijke verordeningen de openbaarmaking in het algemeen zouden kunnen schaden. En thans wordt een grondwetsherziening voorbereid, die de drukpersvrijheid, zoo hoog geprezen en zoo vurig verdedigd, meer dan voorheen aan banden wil leggen. Voorge steld wordt namelijk om aan de bestaande bepaling van artikel 7 een tweede lid toe te voegen, luidende: De wet kan regels stellen, volgens welke een bepaalde uitgave wegens nader bij de wet te omschrijven grove in breuk op de openbare orde tijdelijk kan wor den verboden. Het behoeft ons niet te verwonderen, dat een viertal leden der Staatscommissie, welke de herziening heeft voorbereid, het rapport deed vergezeld gaan van een minderheids nota, waarin van een afwijkende zienswijze omtrent de wenschelijkheid van de invoering dezer nieuwe bepaling duidelijk blijk werd ge geven. Wie goed leest moet het opvallen, hoe vaag de formuleering van de voorgestelde toevoe- Groote brand te Rotterdam aangestoken? Sterke aanwijzingen tegen directie en eigenaar Vier personen in arrest. De Rotterdamsche politie heeft naar aanleiding van den brand in het Gebouw van Kunsten en Weten schappen aldaar, die in den nacht van Vrijdag op Zaterdag het geheele gebouw heeft verwoest, een uitgebreid onderzoek ingesteld, omdat men het vermoeden had, dat hier sprake kon zijn van brandstichting. Woensdagnamiddag kreeg men zooveel aanwijzingen, dat drie leden van de directie voorloopig in bewaring werden gesteld. De verklaringen van de voorloopig aangehoude nen liepen zoover uiteen, dat men, mede om dat uit het getuigenverhoor aanwijzingen naar voren kwamen die tegen de verdachten pleitten, besloot hen nog gedurende den avond in verzekerde bewaring te houden. In den loop van den avond is er nog een onderzoek ingesteld, dat tot resultaat had. dat de inver zekeringstelling in ieder geval tot heden van kracht zou blijven. Woensdagavond is nog een vierde persoon, de firmant E., in verzekerde bewaring ge steld. INBREKER VAN 63 JAAR GEARRESTEERD. Te Soest is een 63-jarige man gearresteerd, die er van wordt verdacht, de laatste maan den te Amersfoort talrijke grootere en klei nere inbraken te hebben gepleegd DEVIEZENSMOKKELAAR VEROORDEELD. De 28-jarige J. B. uit Venlo is wegens deviezensmokkel door de strafkamer Krefeld tot zestien maanden gevangenisstraf en 40.000 R.M. boete veroordeeld. Ilillllllllillllilllllllilllllllllllll^ ging is uitgevallen, zóó vaag zelfs, dat men moet betwijfelen, of zy wel thuis behoort in het complex van stellige regels waaruit de grondwet behoort te bestaan en ook bestaat. Want niet alleen kan men ernstige bedenkin gen hebben tegen het feit, dat de grondwet het aan de wet overlaat om te bepalen, wat onder grove inbreuk op de openbare orde te verstaan zal zijn, niet alleen kan men zich met bezorgdheid afvragen of het den wetge ver zal gelukken, dit begrip klaar en duidelijk te omschrijven, de grondwettelijke bepaling zelve is vaag! Terecht wordt in de minder heidsnota de vraag gesteld, welke beteekenis wel moet worden toegekend aan het begrip „bepaalde uitgave". Is het een uitgave van bepaalde strekking, over een bepaald onder werp. van een bepaald auteur, onder een be paalden titel, een met name aangeduid dag blad of tijdschrift? Vragen, allemaal vragen, onzekerheden dus. die oprijzen nog wel bij het iezen van een grondwettelijk artikel! Nu. de ervaring heeft wel geleerd, hoe verwerpe lijk de geringste interpretatietwijfel ten aan zien van een constitutioneele bepaling is. En geland kan er van meepraten uit den tijd der beruchte smaadschriften of „libellen", hoe moeilijk ja. ondoenlijk het is. begrippen als deze ondubbelzinnig, klaar-verstaanbaar voor een ieder, te omschrijven. En nu zegge men niet: „kom. zoo'n vaart zal het heusch niet loopen; onze regeering zal van o'e wettelijk te stellen regels waarlijk wel een spaarzaam gebruik maken!" Toegegeven, dat men zooals wij dit vertrouwen deelt; maar dan nog is het in een rechtsstaat als de onze een principieel-onjuist beginsel, dat de mate van drukpersvrijheid gaat afhangen van bloot vertrouwen. Een rechtsstaat en men vergete dat niet eischt onderwerping van het staatsgezag aan stellige regels; een rechts staat vindt de grenzen van zijn gezag in een scherp omschreven recht en niet in het ver trouwen van zijn burgers! Zeker, déze Regee ring zal van een op vertrouwen berustende drukpersvrijheid geen misbruik maken door ongemotiveerde beperkingsmaatregelen. Maar regeeringen wisselen. En wie geeft de ze kerheid, dat een toekomstige Regeering het eenmaal binnengehaalde paard van Troje niet in zijn ware gedaante zal toonen? Het is waar. dat ook deze herzieningsbepa ling censuur dat wil dus zeggen: vooraf gaande controle op alles wat voor de drukpers bestemd is formeel buitensluit. Maar laat. men zich toch vooral rekenschap geven van de practijk van het geval. Immers de kans op een tijdelijk verbod zal ertoe leiden, dat om nu maar bij de dagbladpers te blijven juist de courant van goeden naam zich bij elke be richtgeving, bij elk artikel, ja. zelfs bij de ob jectieve weergave van zekere feiten met de grootste angstvalligheid gaat afvragen, of de publicatie daarvan niet aanleiding zou kun nen geven tot toepassing van de zoo gevreesde verbodsbepaling. En als de verantwoordelijke redactie maar in het minst twijfelt, zal zij van openbaarmaking afzien, terwille van het feit. oat maar zeer weinig dagbladen zulk een tijdelijk niet-verschijnen zouden overleven. De pers zou gaan zwijgen. En voor den arbeid van inktkoelies heeft Nederland nooit be langstelling gehad en zal het naar wij hopen nooit belangstelling krijgen. Zoo krijgt dus de voorgestelde grondwet telijke bepaling practisch een preventief ka rakter; zoo opent zij de deur voor een vorm van verantwoordelijkheid voor het gedrukte, die inderdaad een beperking van drukpers be- teekent. een beperking, waarmede niet enkel de drukpersmisbruikers, die men terecht wil treffen, worden gedupeerd. En als beperking met preventief effect behoort de nieuwe maat regel. om met mr. C. W. Opzoomer te spreken, die het destijds in zijn „Staatsregtelijk On derzoek" zoo scherp formuleerde, „met de cen suur tot de zelfde klasse van maatregelen". Schrijver dezes heeft de vrijheid van druk pers vergeleken bij een kleinood, lang reeds in het bezit van het Nederlandsehe volk. overgedragen van geslacht op geslacht om het te bewaren en te benutten, niet om het te mis bruiken. noch om het prijs te geven. Geeste lijke vrijheid kan eerst bij een onbelemmerd gebruik van de drukpers tot haar recht ko men; buitenlandsche toestanden kunnen ons in dit (en menig ander) opzicht veel leeren. Mogen zij ons tot leering strekken. Mogen zij ons de grondwettelijk verzekerde vrijheids rechten naar hun hooge waarde doen schat- i ten en ons bevrijden van den waan van het verwende kind. dat niet weet wat het bezit. I Dan misschien zal men kunnen bezitten en waardeeren tegelijk. C. J. E. DINAUX. I I Een halve eeuw geleden Uil Haarlem's Dagblad van 1886. 16 Juli De feestelijkheden ter gelegenheid van de 109de algemeene vergadering en het Congres der Nederl. Maatschappij tot bevordering van nijverheid, werden gisteren besloten met een keurige illumi natie van den gevel van het paviljoen „Welgelegen", terwijl de lantarens van de Dreef in verschillende sterrenfiguren waren veranderd. Daar het ongunstige weer Woensdag j.l., den vastgestelden dag, een en ander belette, vond nu de illuminatie gisteren plaats. Geen wonder dat Haarlem's in gezetenen zich bij honderden in den Hout bewogen, om deze waarlijk prach tige verlichting, afgewisseld met Ben- gaalsch vuur in verschillende kleuren, te bewonderen. Het weder hield zich uit stekend en de Haarlemsche Gasfabriek, op wier kosten en door welke de illumi natie plaats vond. heeft eer van haar werk gehad. Ontmoeting. ALIOANTE, Juli. „Waarom zoo haastig?, komt u toch zit ten, laten we wat praten", zoo noodt me de opgewekte stem van Thomas, den ouden schaapherder, die onder het schaduwrijke dak van een groote Garofera zijn middagrust houdt, zijn dieren vertrouwelijk om hem heen. Hij kan niet begrijpen, hoe een Noord- Europeaan in dezen feilen middaggloed zoo haastig zijn weg gaat, byna zonder te groeten. Waarom zal ik hem uitleggen, dat ik naar het landelijke postkantoortje wil om post of telegram zelfs aftehalen want ook die laatste blijft liggen, tot we ernaar komen vragen, we komen immers toch wel alle dagen in het dorp! dat ik met nog meer ver langen uitzie naar de courant, dan hij naar een frisschen dronk? Waarom zijn statige rust met zulke vreemde, ongezellige dingen storen? Ja ik schaam mij zelfs een beetje voor Thomas over mijn ongemotiveerde haastig heid. Heb ik dan altijd nog niet geleerd mij aan het onbezorgde landleven aan te pas sen? Ben ik nog steeds de moderne stads- mensch, die meent boven den eenvoudigen landbewoner te staan en lachend de minuten telt, wanneer twee Spanjaarden, beide onder weg naar hun bezigheden, lang met elkaar blijven praten? Gelukkig heb ik me toch wel gebeterd en heb sympathie, ja stille bewondering gekre gen voor den man van het land. die minder praktisch mag zijn in het te gelde maken van zijn tijd, maar zin heeft voor het leven in de natuur te midden van de schoonheden der schepping. En daarom neem ik naast Thomas plaats op een hoogen knoestigen,., boomwortel, vraag er niet naar of zijn scha pen hun pooten op mijn pas opgestreken kleeren zetten en kijk in zijn van optimisme sprekend, met grijs stoppelhaar omlijste ge zicht, waarin verstandige oogen blinken. Hoe oud zou hij zijn? 70 zou men hem kunnen geven, maar het voortdurend verblijven in fel zonnelicht maakt den herder vóór zijn tijd oud en rimpelig en allen zien er tenslotte hetzelfde uit. Erg verweerd zijn hun gezichten, van ondefinieerbare kleur is hun k'.eeding, eentonig en armelijk hun leven, maar opge wekt steeds hun zin. Ze lachen als de na tuur, die hen omgeeft. Thomas vertelt van een grooten roofvogel di.en hij boven ons huis heeft zien vliegen. Een Spanjaard is een geboren acteur, denk ik, terwijl Thomas nauwkeurig eerst de vlucht van het dier, dan zijn plotseling omlaag- schieten, daarop met vurige bewegingen het pakken van een denkbeeldigen prooi en ten slotte het weer opvliegen van den roofvogel nabootst. Denkt hij. dat ik zijn Valenciaansch dialekt niet versta en doet hij daarom dit alles voor? Och neen. alleen zijn levendige aard is 't, die hem zóó doet zijn. Hij springt zelfs op in vervoering, zoodat de loome schapen ver schrikt hetzelfde doen. vergeet hitte en moe heid en is in zijn vlugge verbeelding opeens de jager geworden, die zijn buitenlandsche vrienden van zulk een gevaarlijk ondier wil bevrijden. Als had hij een geweer in de hand legt hij aan. sluit langzaam een oog, ziet den grooten vogel vallen en herademt tevreden; het gevaar is voorbij! Ik kan mijn lachen haast niet bedwingen, maar neemt dankend zijn aanbod aan, om een der eerstvolgende dagen, met een geweer bewapend, bij ons te komen en het beest te lijf te gaan. Inmiddels zijn we nog niet zoover en al te serieus mag ik zoo'n toezegging ook niet nemen, want ik hoor alweer een opgewekten roep „Thomas"! en zie op ons toekmen José, den molenaar, die ook niet bepaald kort van stof is en zeker den noodigen tijd bij mijn schaapherder zit ten zal, om ook nog eens uitvoerig te hooren van den buitengewoon grooten arend, of wat het dan zijn mag. boven ons huis en 't is mogelijk, dat ze het plan maken van samen te komen. Maar 't kan ook zijn en dat is 't waarschijnlijkst dat er tevoren nog menig ander komt zitten praten op den knoestigen boomwortel en dat de zaak heelemaa! ver geten wordt, totdat ik weer eens langs Thomas kom. Maar dan is het ondier hopelijk ook zóó al weg. C. B. Doodelijk ongeval bij de marine-manoeuvres. Matroos van de „Gelderland" in zee gestort. Aan boord Hr. Ms. „Gelderland". 15 Juli. Woensdagmorgen te half 7 is de matroos-mi licien tweede klasse S. van Dijk. toen hij be hulpzaam was bij het looden aan boord van Hr. Ms. „Gelderland", zich bevindende bij de noordkust van Walcheren, in zee gestort. Men heeft den drenkeling onmiddellijk een' boei nageworpen en sloepen uitgezet. Van Dijk is echter door het getij afgedreven en het staat wel vast. dat hij is verdronken Het lijk is nog niet gevonden. Het slachtoffer was onge trouwd en had den leeftijd van 21 jaar. Hij was te Amsterdam woonachtig, Het zoeken naar den drenkeling heeft nog geruimen tijd voortgeduurd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 5