Binnen twaalf uur... Een Fascistisch partijgebouw te Barcelona wordt geplunderd. De geschriften Het onderhoud van den Afsluitdijk. Op geregelde tijden wordt het storm-materiaal, Een groep politie-agenten te Barcelona bijeen op een der worden uit de ramen geworpen en op straat vernield zooals de stormzeilen en de zandzakken, nagezien bedreigde punten van de stad, gereed om het vuur der rebellen te beantwoorden De voorzitter van de N.B.V.L.O., jhr. G. von Weiier, speldt een der deelneemsters aan de Vierdaagsche in de omgeving van Nijmegen de onderscheiding op na afloop van de afstandsmarschen De strijd tegen de opstandelingen in Spanje. - Soldaten van het Volksfront, door de regeering inderhaast gerequireerd, verlaten in auto's Madrid om tegen de rebellen op te rukken Mr. J. A. N. Patijn, Nederlandsch ge zant te Rome, die tot gezant te Brus sel is benoemd als opvolger van jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer Gewondentransport in de straten van Barcelona tijdens de ernstige gevechten der laatste dagen FEUILLETON Naar liet Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUTS. (Nadruk verboden). 31) ,.We zullen zoo gauw mogelijk vertrekken", verzekerde de reverend, „maar er zijn eerst nog een paar kleinigheden te regelen. We moeten om te beginnen dit stel naar het dichtsbijzijnde politiebureau brengen. Dan moeten we zien Chrisholme in Hornsey op te vangen Tusschen twee haakjes, als Chrisholme jullie hoofdman was, dan veronderstel ik, dat hij ook jullie financier is? Jullie penning meester, om zoo te zeggen? Had hij al het geld?" „Kerel, schei uit", blafte de Londenaar. „Je maakt me gek met je gevraag". De vrouw was echter mededeelzamer. „Gebruik je verstand toch" riep zij schor uit. „Of heb'je zoo'n zin om doodgeschoten te worden? Je kunt evengoed direct vertellen wat ze anders uit je persen! Trouwens, wat doet het er toe. wie de centen heeft?" „Ik wacht nog steeds op antwoord," merkte de revereid op. „Goed. Chrisholme was het hoofd, maar Barlow was de penningmeester, zooals u het noemt. Het was omdat hij de duiten bij zich had, dat we zoolang op hem hebben ge wacht. O. ik geloof niet. dat ik iets vertel wat u nog niet weet." voegde ze er gedwee bij" „Ik denk dat u heel wat meer van Barlow weet. dan u zegt, nietwaar?" v „Ik stel vragen, ik beantwoord ze niet" ver klaarde de reverend kortaf. „Is er een touw in de auto?" „U zou er een kunnen vinden." „Ga dan opzij staan. Neen =r- handen om hoog laten. Je weet wat er gebeurt op het oogenblik dat ze onüaag komen." Ze vonden een voldoende hoeveelheid touw. Het behoorde blijkbaar tot de uitrusting van de ontvoerders. Twee minuten laten waren de Londenaar en de vrouw stevig gebonden en op den vloer van de auto gedeponeerd. „Wat nu?" vroeg Freddy gespannen. „Di rect terug naar Holt en ze onderweg afleve ren?" „U hoeft niet te stoppen om ze kwijt te ra ken als u zich bij uw motorfiets houdt", meen de de reverend. „U doet, geloof ik, inderdaad beter, door zoo vlug als u kunt, terug te gaan. Hier, neem deze electrische lantaarn die.zou u in dien kelder noodig kunnen heb ben. Ik ben overigens vlak achter u!" .Prachtig!" riep Freddy en glipte naar zijn motor. Maar voor hij opstapte, bleef hij op eens stilstaan. Zijn gezicht betrok. „De sleutel van den kelder!" zei hij. „Als Chrisholme Hornsey bereikt, wordt hij daar opgevangen en krijgen we den sleu tel uit zijn handen", luidde het antwoord van den reverend." Maar volgens Trant zou Chrisholme naar het huis terugkeeren, niet waar? Ik ben het met Trant eens". - „Zou hij al niet gepakt kunnen zijn?" op perde Freddy. „Dat is ook een mogelijkheid", gaf de reve rend toe. „Maar ik voor mij geloof dat Chris holme niets onbeproefd zal laten om zich uit de voeten te maken." „Nu, dan zullen wij hem moeten vangen", hernam Freddy" Ik neem aan, dat we dat kunnen!" „We zullen het ln leder geval probeeren," knikte de reverend. „Maar het zal een wed- Iood worden." „En wij winnen dien!" besloot Freddy. XXX rn. DE VALSTRIlt De man in het bruine pak, anders bekend als Trant, zat op een uitstekend pluk gras en wachtte. Er viel niets anders te doen dan te wachten. Hij kon niet weggaan, voordat zijn zending vervuld was. of voordat iemand hem kwam aflossen. Dit verwonderde hem ook. De afspraak was immers geweest, dat Freddy Reeve van uit Holt versterking zou laten aan rukken. Hij voelde zich erg duizelig. Zelfs de meest geharde man kan niet uit den trein vallen, zonder daarvan eenige nadeelige gevolgen te ondervinden. Zijn geest was niet zoo helder als hij geweest was. Als de vijand terug kwam, zou hij niet in conditie zijn voor de ontmoe ting. „Ik zou wel eens willen weten hoe laat het is?" schoot hem door de gedachte. Zijn horloge was verscheiden uren geleden verpletterd bij den val in den tunnel. Toen hij echter naar boven keek, begon de lucht zijn vraag te be antwoorden. Boven een groepje boomen in Oostelijke richting was een lichte grijze plek. Die kroop langzaam omhoog, hoe langer hoe meer terrein winnend op de nacht. „De zon gaat al haast op", mompelde Trant, „een kop thee zou een weldaad zijn!" Hij be keek aandachtig de grooter wordende grijze vlek boven de boomengroep. Toen bewoog zich weer iets. Een vogel?.... Neen, ditmaal was het niet een vogel! Plotseling verstijfde Trant, Zijn instinct waarschuwde hem. dat de ritselende onbeken de hem niet vriendschappelijk gezind was. Maar het vond hem voorbereid; hij had die lange uren van wachten niet heelemaal ver spild. „Als mijn hoofd maar helder was!" zuchtte Trant. Dat was het eenige zwakke punt in zijn positie, dat bonzende, doffe hoofd van hem. Zijn plannen waren gesmeed, en gofd ge smeed. Als hij zich nu maar staande kon hou den.... Er kraakte een twijg. Hallo daar ging een van zijn mooie plannen al in rook op. De vijand naderde niet door de hoofdpoort, maar door een heg. De heg was erg dicht. Trant sloop naar een bosehje. Er vervloog een minuut. Toen drong door den valen ochtendschemer een stem, nauwe lijks meer dan een gefluister. „BaTlow!" Weer verging een minuut. Toen klonk de fluister weer. „Barlow!" De vijand vervolgde zijn voorwaartsche be weging. Een onduidelijke gestalte verscheen op nog geen tien voet afstand en was een oogenblik later weer verdwenen. De vijand sloop naar het huis.. Trant stond onbeweeglijk.Hij liet den vijand ongehinderd tot het huis naderen. Hij hoorde het zwakke geluid van een sleutel, die om gedraaid wordt. Toen glipte hij weg. Hij be reikte de portiek, net toen de voordeur dicht sloeg. Dat hinderde niet. Dat was geheel volgens het plan. Barlow was niet in het huis en de vijand zou er weldra weer uit komen en be ginnen den tuin af te zoeken. Er was niets an ders in het huis dat he,m kon ophouden. „Tenminste", vroeg Trant zich af, „ik neem aan, dat er niets is." De vijand bleef lang binnen! Of misschien leek het lang? Vervelend als je geen horloge hebt. En nog vervelender als je hoofd je in den steek laat. „Idioot, dat ik ben!" gromde Trant plotse ling. „De achterdeur natuurlijk!" De vijand zou waarschijnlijk van daaruit gaan werken! En hij stond hier als een gek bij het portiek. Woedend op zichzelf worstelde hij met het bonzen in zijn hoofd. Hij rende om het huisJa— daar was de kerel! De achtertuin afzoekend, zijn neus in uitbouwtjes en struiken stekend. Aha, nu was hij bij den afgrond! Trant's hart sloeg wat sneller. - - „Hallo! Wat doet hij nu!" dacht Tramt. De vijand scheen de jacht op te geven. had den rand van den afgrond bereikt, eve® naar beneden gekeken en ging nu weer we#, In de richting van Trant! „Dat zal niet gaan", besliste de detective. Als de vijand hem bereikte, dan was er geen' hoop. De vijand zou gewapend zijn, hij waa ongewapend. Zelfs als de vijand niet gewapend was een belachelijke veronderstelling ia dit geval zou hij nog sterk zijn, terwijl hif zwak was. Daarom moest de vijand hem nisi vinden. Was het zijn instinct tot zelfbehoud, da* Trant plotseling een steen deed vinden? Ala hij den steen niet gevonden had zou hij et niet ingeslaagd zijn den verderen loop def gebeurtenissen te beïnvloeden. Trant gooide den steen niet naar den vijand. Dat zou slechts zijn aanwezigheid verraden hebben» Neen, hij gooide den steen in de lucht, zoodat hij over het hoofd van den vijand zeilde en in den afgrond belandde, met veel gesuis en gekraak neerkomend. De vijand gooide zich met een ruk om. „Mooi!" dacht Trant. Zijn juichkreet bleek gerechtvaardigd, de aandacht van den vijand was weer op het ra vijn gevestigd. Na een oogenblik te hebben stil gestaan ging de man snel terug naar den rand van den afgrond, en keek nu beter naar beneden.De bodem was half verscholen en nog in diepe schaduw gehuld. Hij tuurde eenlgen tijd naar beneden en toen hij keek, lichtte er iets glinsterends in zijn hand.. „Barlow!" riep de vijand opnieuw. Stilte. „Wie is daar?" Weer stilte. Toen begon de vijand langs den rand van het ravijn te loopen. Er was maar één weg naar beneden. Toen hij dien bereikt had. stond hij stil en tuurde andermaal. Hij herhaalde zijn vraag, maar slechts zijn stem kwam naar hem terug. „Drommels 1" mompelde hij, en begon af te dalen, t- IWördt wmsH&i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 12