De eer van het Sneeuwiand
De burgeroorlog in Spanje.
Op de Lek nabij Wet lort „*t SpoeT is Dinsdag eea soeibooi waarin zicéi zetten personen bevonden in aanvaring gekomen Vernielde huizen langs de Welling der Guadarrama-bergen in Spanje, een droef te eken van den verbitterden
net een Rijnaak en omgeslagen, tengevolge waarvan drie der inzittenden om Wet leve» kwamen. Het boertje waarmee -M u. i_ j
het ongetek gebeurde op de plaats des ooheils str"d' wetlte 4ö" rataoahsteu wordt geleverd
De heer Labeyril, gouverneur van de
Bank van Frankrijk, arriveerde Dinsdag
op Schiphol voor een bezoek aan mr.
L J. A. Trip, president van de Neder-
landsche Bank
Osendarp, die een schitterende prestatie leverde door derde te worden in de finale van de 100 meter bij de Olympische Spelen te
Berlijn, boekte ook Dinsdag fraaie successen in de 200 meter. Onze kranige landgenoot wint zijn eerste serie
Een Fransch postvliegtuig met mail voor Zmd-Amerika
is in de Zwarte Bergen (Tarn) te pletter gevlogen,
waarbij de drie inzittenden omkwamen. De vernielde
machine
De Spaansche minister van Oorlog volgt te Sommo Sierra de Een der kanonnen van de batterijen der Spaansche regeering»-
troepenbewegingen, terwijl een officier van den generalen troepen in stelling aan het Sierra de Guaderrama-fron* tijdens
staf explicaties geert den bloedigen burgeroorlog
Het Nederlandsche s.s. .Saturnus" van
de K.N.S.M. is Dinsdag uit Spanje te
Rotterdam aangekomen. Het schip
bracht een groot aantal Spaansche
vluchtelingen naar Frankrijk
FEUILLETON
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
0)
HOOFDSTUK V.
Wakende Liefde.
Den volgenden dag kwam Cummins terug
niet omdat zijn taak onder de pelsjagers In
het Zuiden afgeloopen was. maar omdat hij bij
het afgaan van een glibberigen rand gevallen
en gewond was. Toen Jan, die aan den woud-
zoom aan het houthakken was. het span naai
de kleine hut zag draven en een vreemden
Cree den gewonden man half naar de deur
dragen, spoedde hij zich snel over de vlakte,
met voorgevoelens van nieuwen tegenspoed.
Wat hij zag, toen hij de deur bereikte, stelde
hem echter gerust. Cummins lag op zijn knieën
naast de krib, met zijn schouders er over
heen gebogen en Mélisse verwelkomde hem
met haar geheelen schat van geluiden. De
wond aan Cummins' been was niet van ern-
stigen aard, en nu zij niet ernstig was, werd
zij door Jan opgevat als een bijzondere be
schikking der Voorzienigheid, want de nieuwe
gedachten, die in hem waren opgerezen, be
zorgden hem veel onrust.
Hij liet geen tijd verloren gaan alvorens aan
zijn vrees lucht te geven, toen Maballa naar de
vrouw van den agent was gestuurd. Met aan
schouwelijke gebaren vertelde hij, wat er ge
beurd was. Cummins -strompelde naar de deur
om naar de indrukken Ui dr •meeuw te kviker
en strompelde teruf i.ia' de tafel, toen Jan
daar heen snelde, in opgewonden nabootsing
van de wijze, waarop hij de kleine Mélisse in
Maballa's draagkussen h*d aangetroffen.
„Zij ies beschaafd!" eindigde Jan hartstoch
telijk. „Zij ies niet Indiaansch kind! Zij moet
worden zooals zij!" Zijn groote oogen schit
terden en Cummins voelde zijn keel dichtsnoe
ren, toen hij er in staarde en begreep, wat hij
bedoelde.
„Maballa maakt Indiaansch kind van Mé
lisse. Zij wordt grooter weet niets, net als
Indiaansch kind praat als Indiaansch
kind
Jan's gevoelens overstelpten hem. Zijn glan
zend haar viel in dikke bossen om zijn gelaat
heen, toen hij zich angstig naar Cummins toe
boog; en Cummins, van zijn kant, keek met
stomme verslagenheid neder op het blijde ge-
schop en gewoel van het groeiende vraagstuk.
„Ies zij niet beschaafd?" vroeg Jan in geest
vervoering, zijn zwart hoofd over haar heen
buigend. „Ach, lieve Mélisse!"
„Ja, Jan, ze moet worden zooals zij even
goed en even lief en even mooi." viel Cummins
hem op zachten toon in de rede.
Zijn ademhaling versnelde, toen hij naar
zijn eigen legerstede terugstrompelde, terwijl
hij Jan met baby liet spelen.
Dien avond, bij het spattend licht van een
olielamp, zetten John Cummins en Jan Tho-
reau zich plechtig aan het werk, om het groote
vraagstuk op te lossen, dat zich plotseling in
hun bestaan had voorgedaan. Er was voor hen
geen humor in het geval, want er was iets aan
hun hoede toevertrouwd, waarvoor God hen
niet geschapen had. Wanneer de vrouw er bij
was geweest, zou zij hen misschien uitgelachen
hebben en hun met enkele zachte woorden
hebben meegedeeld, wat de wereld aan ge
heime verstandhouding tusschen moeder en
kind bevat; doch met haar heengaan had zij
iets aan hen overgedragen, dat een leven was,
gelijk zij zelf en nochtans een mysterie.
Wanneer het lot Mélisse Maballa tot moeder
gegeven had. zou er geen sprake zijn geweest
van een mysterie. Dan zou zij zich op even na
tuurlijke wijze ontwikkeld hebben als het jong
van een wolf of een lynx een wild stukje
ieven in 3en wilde wereld, dat dik en vet werd
door hei baden in de sneeuw, recht als een
kaars in het Indiaansche draagkussen een
bewegend natuurvoortbrengsel in een eenzame
woestenij, waarin eeuwenoude geslachten van
voorvaders het recht van bestaan gegeven
hadden. Doch Mélisse was als haar moeder. In
de droomen van de twee, die over haar lot
beraadslaagden, zou zij de reïncarnatie van
haar moeder worden. Deze droom was Cum
min's eenige troost, toen zijn vrouw stierf. Bij
Jan wekte hij gelukkige visioenen op. En hij
eindigde met een ernstigen schok, toen Ma
balla him den mogelijken invloed van haar
omgeving deed voorzien
Voor zoover Cummins wist, bevond er zich
geen blanke vrouw op korter afstand dan Fort
Churchill, op tweehonderd mij ren van Lac
Bain. In de geheele streek kende hij slechts
twee volbloed blanke mannen en dat waren
Williams en hij zelf. Baby Mélisse was hope
loos verloren in een wereld van onbeschaafd
heid; eerlijke, trouwe, grootzielige onbe
schaafdheid wel is waar maar toch onbe
schaafdheid, en de gedachte daaraan vervulde
de twee, in wier leven het vraagstuk zoo juist
zijn intrede had gedaan, met zorg en onrust.
Tot diep in den nacht zaten ze ernstig over
de zaak te praten, terwijl Mélisse sliep en hoe
meer zij er over spraken, hoe onheilspellender
het vraagstuk zich aan hen voordeed. Cum
mins verbeeldde zich, dat hij reeds te&kenen
van degeneratie bij Mélisse opmerkte, Ze was
hartstochtelijk gesteld op de kleurige, bonte
dingen, die Maballa haar gaf. hetgeen een
kenmerk van onbeschaafdheid was. Zij was er
dol op, op het draagkussen te worden gepakt,
hetgeen een tweede teeken was, en ze was niet
dood gegaan, toen zij in de sneeuw werd ge
rold hetgeen nog weer een ander bewijs
was.
Zoover als hij zich kon herinneren, was
Cummins nog nooit in aanraking geweest met
een blanke baby. Jan verkeerde in even ge
zegende onkundigheid, en dus besloten zij zoo
spoedig en zoo energiek mogelijk op te treden.
Maballa zou voortdurend bewaakt en inge
toomd worden. Indiaansche kinderen zouden
op een afstand van Mélisse gehouden worden
Zij mei hun beiden John Cummins en Jan
Thoreau zouden haar maken tot het even
beeld van de vrouw die sliep onder den wa
kenden spar,
„Zij ies beschaafd," zei Jan op afdoenden
toon, „en wij moeten haar beschaafd houden!"
Aandachtig telde Cummins op zijn vingers.
De kleine Mélisse was nu vier maanden en
achttien dagen oud!
„Morgen zullen we zoo'n ding op wieltjes
voor haar maken zooals de kinderwagens,
die ze d'r in het Zuiden op na houden," zei hij.
„Ze mag niet meer in het draagkussen!"
„En ik zal haar muziek leeren," fluisterde
Jan met schitterende oogen. „Dat ies be
schaafd!"
Plotseling kwam er een levendige uitdruk
king op Cummins gelaat, en hij wees op een
met bedrukt katoen bedekte kist, die recht
overeind in een hoek van de kamer stond.
„Daar zijn de boeken in haar boeken,
Jan," zei hij zacht, met een geestdriftige tril
ling in zijn stem. Hij hinkte door de kamer
heen, liet zich vóór de kist op de knieën vallen
en trok het gordijn weg. Jan knielde naast hem
neer. „Dat waren haar boeken," herhaalde
hij. ,Er klonk iets als een snik in zijn keel en
zijn hoofd zonk op zijn borst.
„Nu zullen we ze aan Mélisse geven."
Hij haalde de boeken één voor één te voor
schijn; zijn vingers trilden en zijn ademhaling
versnelde, toen hij ze aanraakte een dozijn
versleten, stoffige boeken, die méér bevatten
van de vrouw, die hij verloren had, dan Cum
mins ooit zou te weten komen. Deze deeltjes
vol doode stemmen waren met haar in de wil
dernis gekomen uit de wereld, die zij gekend
had. Uit hun gerafelde bladen steeg de geur
harer liefde op. Met langzame bewegingen ver
zamelde de man ze tegen zijn borst, en hield
ze daar zwijgend tegen aangedrukt, alsof het
de vrouw was, die hij daar vasthield, met
groote moeite zijn smart onderdrukkend.
Jan stak zijn hand dieper in de kist en haal
de er iets anders uit een paar tijdschriften
en couranten, even versleten en stukgelezen
als de boeken. Deze nieuwe schatten bevatten
platen platen van dingen uit de beschaving,
die Jan nog nooit had gezien en die te won
derbaar waren, om dadelijk te begrijpen. Zijn
oogen schitterden opgewonden, toen hij een
mode-journaal met bontgekleurde» omslag
voor John Cummins ophbld.
„Diet zijn plaatjes voor Mélisse!" fluisterde
hij op gespannen toon. Wij leeren haar
wij laten haar zien wij laten haar kennen
alles van beschaafde menschen!"
Cummins legde de boeken één voor één weer
op hun plaats; ieder deeltje hield hij een
oogenblik teeder omklemd, terwijl hij er het
stof, dat er zich op verzameld had, van af
veegde en blies. Het laatste boek, dat meer
versleten was dan al de andere, bekeek hij.
langen tijd. Het was een kleine Bijbel de
Bijbel van zijn vrouw, beduimeld en bevlekt.
De man slikte heftig.
„Dit boek had zij lief. Jan," zei hij heesch.
„Ze hield er meer van dan van iets anders en
de kleine Mélisse moet het ook liefhebben.
Mélisse moet ook een Christen zijn."
„O ja, de kleine Mélisse moet den grooten
God ook liefhebben," zei Jan op zachten toon.
Cummins stond op en bleef een oogenblik
op het slapende kind neerzien.
„Er komt een zendeling uit Fort Churchill
om voor onze pelsjagers te spreken als zij
terugkomen. Ze moet gedoopt worden!"
Als een kat sprong Jan overeind, met flik
kerende oogen. de lange dunne vingers tot
vuisten gebald en het lichaam trillend van
een verschrikkelijke opgewondenheid.
„Neen neen niet laten doopen door
zendeling!" riep hij. „Zij zal braaf worden en
den grooten God liefhebben maar niet doo
pen door zendeling! Neen neen neen!"
Cummins keerde zich verwonderd naar hem
toe. Jan Thoreau stond daar vóór hem als
iemand, die krankzinning geworden was, ter
wijl zijn geheele wezen als verteerd werd door
een hartstocht, die verschrikkelijk was om aan
te zien. Gespierde, lenige reus, die hij was, en
die geen vrees kende, deed Cummins onwille
keurig een stap terug en zijn instinct tot zelf
behoud dreef hem er toe, zijn hand op te hef
fen, als om iets af te weren, dat zich op zijn
borst dreigde te werpen.
(Wordt vervolgd.) I