„Rubber'' BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Met de Veendam naar het Noorden. H.D. VERTELLING ZATERDAG 'I'S AUGUSTUS '1936 H A X R E E ITS D 'A G B E A D Pi In een vroolijke hoofdstad. In het centrum van Kopenhagen. Raadhuisplein met Raadhuis en links Palace Hotel. In Kopenhagen's straten en ver- maakcentra woelt het bruisende leven van de wereldstad. De Deensche hoofdstad is minder karakteristiek dan Stockholm, maar belangrijk le vendiger en grooter. Ook hier zijn veel architectonische schoonheden en inte ressante musea. Kopenhagen, met circa 900.0000 inwoners (d. i. ongeveer een kwart van de totale bevol king van Denemarken) is een stad, waar men buitengewoon veel „uitgaat". Er zijn hier dan ook tallooze schouwburgen, restaurants, café's, dancings en andere vermaakinstellingen. Het allergrootst, het allerdrukst en het aller merkwaardigst is echter het wereldberoemde Tivoli Een ieder heeft wel eens hooren spreken over dat „éenige Tivoli" van Kopenhagen, maar het rechte er van is dikwerf niet bekend. Nu wij op de toeristenreis door Scandinavië, met de Veendam gemeerd liggen aan de Lange Linien, den schitterenden wandelweg van Ko penhagen, nemen wij de kans waar, daar eens een kijkje te nemen. Trouwens, wie Kopen hagen bezoekt en het Tivoli niet ziet, wordt op z'n zachtst gesproken, voor een zonderling ge houden. Tivoli dan Is een soort Luna-park, maar dan zoo volledig, zoo schitterend en zoo groot, dat het zijn weerga niet kent. Wij treffen het. Het is een mooie Zondagavond en geheel Ko penhagen stroomt naar Tivoli, waar ongeveer 40 a 50,000 menschen zijn. De verlichting met tallooze gloeilampjes, bundels zoeklichten en schitterend gekleurde fonteinen, is hoogst fan tastisch. Tusschen de vele gebouwen, de ker misvermakelijkheden, café's, een speelzaal etc. herbergen, verdringt zich een onafzienbare jnenschenmenigte. Aan de roulette en in de werptenten wordt heel wat geld besteed en men staat er, als Hollander, versteld van ,hoe een dergelijk amusementspark als Tivoli zoo rendabel kan zijn. In Holland zou het voor één of twee weken, maar niet voor langer, levens vatbaarheid hebben. Wel een bewijs, dat de Kopenhagenaar vroolijk van aard is en dat de naam „munfcre by" (vroolijke stad) zeer wel bij Kopenhagen past. Behalve Tivoli zijn er nog vele andere at tracties in de" Deensche hoofdstad. Daar zijn b.v. de gedistingeerde restaurants Wivex en Nimb, bij ons bekend door de radio-uitzendin gen. Cabarets en dansgelegenheden als Na- tionalskEfla en Lorry zijn legio. Maar ook buiten de stad zoekt men mon daine vermaken. Tusschen de hoofdstad en Elseneur ligt de z.g. Deensche Riviéra, een reeks mooie badplaatsen langs de kust van de Sont. Kopenhagen draagt een cosmopolitisch ka rakter en men zou zich evengoed in een andere willekeurige stad van Europa kunnen wanen. Wat erg Hollandsch aandoet, zijn de vele fietsen, die men in Kopenhagen's straten ziet. Ten behoeve van de fietsers zijn overal in de stad ijzeren rekken geplaatst, waar men zijn karretje in kan opbergen. De Hollandsche steden kunnen aan Kopen hagen een lesje nemen, wat de parken be treft. Niet minder dan negen groote parken bezit de stad. Het merkwaardige is echter, dat men daar overal vrij mag rondloopen, op de uitgestrekte grasgazons mag luieren, spelen of zelfs een tent opslaan. Toch is het er niet wan ordelijk, ook niet op Zondag, wanneer de „kleine man,, er met zijn gezin verfrissching zoekt na een heele week van arbeid. Maar niet alleen de „kleine man" gaat op Zondag uit. Alle rangen en standen van Ko penhagen zoeken vermaak en bewegen zich ongedwongen door elkaar. Groote tegenstellingen tusschen arm en rijk, bestaan er niet. Er zijn na genoeg geen héél rijken en evenmin héél armen. Men ziet dan ook op straat ever 't algemeen goed gekleede men schen. Evenals in Stockholm gebruikt de Kopen hagenaar zijn middagmaal meestal buitens huis. Trouwens, er zijn fabelachtige verhalen in omloop over de gezonde eetlust van den Deen. Teneinde te onderzoeken, of dit in over eenstemming was met de waarheid, heb ik in Kopenhagen eert echt Zweedsch eethuis op gezocht. De geruchten bleken nogal overdre ven te zijn. Ook de bewering, dat men nergens iets kan drinken zonder er bij te moeten eten, kan ik tegenspreken. Een ander vreemd verschijnsel, waarvan ik in Kopenhagen niets bespeurd heb, is de sigaren-rookende vrouw. Toch beweren men schen, die Denemarken beter kennen dan ik, dit met groote stelligheid. Ik beken, dat ik nogal nieuwsgierig ben uit gevallen en daar overal in Kopenhagen, in res taurants en op straat ..smörrebröd" word* geannonceerd, had ik geen rust. vóór ik wist wat dat was. Het eenige middel was. een café binnen te loopen en die geheimzinnige lek kernij te bestellen. Edoch, de teleurstelling was groot. „Smörrebröd" bleek een harde sub stantie te zijn, die belegd was met spek en uien. „Over smaak valt niet te twisten" is een oude wijsheid, maar ik beken, dat mijn smaak niet op „smörrebröd" is ingesteld. Musea en architectuur. De culinaire geneugten vormen echter ge lukkig niet het eenige genot, dat Kopenhagen biedt. Ook de geest kan zich hier verzadigen. In de eerste plaats telt de Deensche hoofd stad vele fraaie musea. Schilderij en verzame lingen van groote waarde vindt men in het Nationaal Museum en het Rijksmuseum voor Kunst. Vooral op het gebied van beeldhouw kunst bezit Kopenhagen groote schatten. De beroemde Deensche kunstenaar Thorwaldsen wordt hier in een speciaal museum vereerd. Ook de Carlsberg Glyptotheek heeft een uit gebreide collectie beeldhouwwerken, al zijn er dan vele afgietsels bij. Dit laatste museum is, merkwaardig genoeg, opgericht door een bier brouwer en wordt nog steeds gefinancierd door de groote Deensche brouwerij Carlsberg. Aan monumenten van bouwkunst is Kopen hagen eveneens rijk. Er zijn vele 17de eeuw- sche bouwwerken, nagenoeg alle in Hol- landschen stijl gebouwd, heel dikwijls door Hollandsche architecten. De Beurs, die'zoo uit een Hollandsch stadje schijnt weggehaald te zijn (wanneer men het groen-geoxydeerde koperen dak, dat bij ons vrij zeldzaam is, maar dat in Kopenhagen veel is toegepast, buiten beschouwing laat) is één van de mooiste staaltjes van Renaissance-stijl. Het Rosenborgslot en de Verlosserskerk sluiten hierbij prachtig aan. Ook op ander gebied is in de 17de eeuw de Hollandsche invloed groot geweest. Christiaan IV liet de Hollan ders in Denemarken bouwen, en onder de regeering van Christiaan II, die ge heel onder den invloed stond van een Amsterdamsch meisje „Duveke" ge naamd, werden Hollandsche boeren families naar het eilandje Amager ge- gehaald, zoodat daar nog steeds groen tenkweekers van Hollandschen oorsprong wonen. De Republiek der Vereenigde Nederlanden heeft in de „Gouden Eeuw" toch wel een enorme macht gehad! Aan moderne architectuur is in Kopen hagen evenmin gebrek. Evenals Stockholm bezit ook de Deensche hoofdstad een monu mentaal Raadhuis, dat hoewel het zeer mooi is, het toch tegen het Stockholmsche moet af leggen. Het is gelegen aan het Raadhuisplein, in het centrum van de stad, dicht bij Tivoli. Aan datzelfde plein liggen de bureaux van de twee groote Deensche bladen, Politiken en Berlingske Tidende, die tevens in hun ge bouwen een compleet „warenhuis", exploi- teeren, iets wat elders ongekend is. De buitenwijken hebben vele moderne wo ningcomplexen. Typisch is het zeer moderne abattoir, dat een aantal fraaie gebouwen om vat. Het vleesch wordt hier dadelijk in groote slagerijen, die om een ruime binnenplaats zijn geschaard, verkocht. Zooals men weet heeft Denemarken een geweldige vleesch- en spek-export, voornamelijk naar Engeland en Amerika. Snelle groei van Kopenhagen. Kopenhagen is een oude stad, die echter gedurende de laatste halve eeuw sterk in be- teekenis is toegenomen. Reeds in 1043 wordt de naam der stad ver meld als een visschersgehucht.Bisschop Absa- lon, die als de eigenlijke stichter van Kopen hagen wordt beschouwd, liet in 1167 een burcht bouwen. In de 17de en 18de eeuw maakte de stad een bloeiperiode door. maar daarna kwam een zeer sterke reactie. In het midden der 19de eeuw bedroeg het aantal inwoners slechts 100.000. Eerst na 1880 keert de welvaart terug. Kopenhagen groeit dan snel uit tot de wereld stad met bijna een millioen inwoners, die het heden ten dage is. En de groeikracht van Kopenhagen is nog steeds groot, hetgeen wel duidelijk blijkt uit het intense leven, dat men overal bespeurt. De snelle groei is tevens te merken aan de burgers, die sterk democratisch en eenvoudig zijn. Zooals gezegd, is het standsverschil er .ering. Kopenhagen is dan ook niet aristocra tisch, maar „burgerlijk" in den gunstigsten zin van het woord. Een aardig staaltje van den democratischen geest in het dagelijksche morgenritje van ko ning Christiaan (de Deensche vorsten heeten om en om Christiaan en Frederik). De koning rijdt iederen morgen geheel al leen, te paard uit, op denzelfden tijd en langs denzelfden weg. De eene voorbijganger groet en de vorst salueert minzaam, een andere acht het echter niet noodig en de koning rijdt on verstoord voorbij. De drie Scandinavische hoofdsteden heeft de Veendam nu bezocht en geen gelijkt op de ander. Wat betreft stedeschoon spant Stockholm ongetwijfeld de kroon. Tevens is Zweden's hoofdstad het merkwaardigst gelegen aan den unieken „scherentuin". De vermaken zijn er aristocratisch. Kopenhagen is het grootst en het gezelligst van de drie. Men heeft hier veel meer het gevoel „in de wereld" te zijn dan iri de beide andere steden. Hier is het meeste ver tier en amusement. Oslo is de kleinste hoofd stad en eigenlijk gezegd het minst interessant. De bevolking is er prettig en ik geloof, dat de stad na de verwezenlijking der uitbreidings plannen een waardige plaats naast haar twee zusters zal innemen. Het vertrek van de Veendam uit Kopen hagen is uitgesteld, zoodat op Maandagmorgen nog inkoopen gedaan kunnen worden. We gaan dan op weg naar onze laatste aanlegplaats, het Noorsche fjordstadje Odda. Overweldigende schoonheid der jjorden. De reis verloopt zoo voorspoedig, dat wij veel eerder dan wij verwacht hadden de Noor sche kust bereiken. In verband hiermede maakt de Veendam een omweg door de schit terende Maurangerfjord. Hier ontmoeten wij de Tarakan van de Stoomvaart Maatschappij Nederland die een jeugdreis naar Scandina vië maakt. De begroeting van deze beide Ne- derlandsche schepen is allerhartelijkst. De stoomfluiten gillen, de opvarenden wuiven, juichen en schreeuwen, tot we elkaar niet meer kunnen zien of hooren. De natuur is hier overweldigend. De berg massa's aan weerskanten van de fjord maken een indruk van woeste kracht, gepaard aan een wonderlijk teere schoonheid. Kleurschakee- ringen van vele tinten blauw, bruin en groen boeien het oog. Als een ragfijne bruidssluier, die achteloos tegen de rotsen geworpen is. zien wij den Füreberg-waterval. Op den achter grond van een zadelvormig dal ligt de Bondhus-gletscher als een vorstenmantel over den bergrug. Het is alles aangrijpend van schoonheid. Langzamerhand worden de nevelen dichter en de avond spreidt zich uit over de fjord, de bergen en de Veendam. In alle vroegte ontwaken wij in het gezicht van Odda. R. PFAFF. De Nederlandsche film De Verlosscrskerk. een der vele Hollandsche Renaissancegebouwen in Kopenhagen. Koe. Toen wij het zomerhuisje aan de plas voor een maand huurden, wisten wij niet dat zij in de pachtsom inbegrepen was. Wij waren zelfs volkomen onkundig van haar bestaan en arriveerden dus volmaakt argeloos met onze handkoffers en plaids en primussen en klapstoelen en wat men zoo meer met zich meedraagt, wanneer men een maand eens heelemaal buiten wil zijn. Daar was Zij. Of liever daar lag Zij in Haar volle lengte voor het hek. Zij herkauw de met gezonde eetlust en keek loom. In niets onderscheidde zij zich van haar duizen den rasgenooten, althans niet voor onze lee- kenblikken. Dat Zij nu juist één op de dui zend moest zijn, konden we dus in de verste verte niet bevroeden. Stads menschen als wij weten in het alge meen niets van koeien; ze zijn absoluut a- ikoestisöh. Zij meenen dat de koe is gescha pen om ons va-n boven vleesch en van on deren zuivelproducten te leveren. Sommigen onzer hebben bovendien nog een vage voor stelling dat zij ergens in een verborgen hol letje een stof met zich meedraagt die men kinderen in den arm spuit maar dat een koe een karakter heeft, dat is zelfs nooit bij hen opgekomen. Wij stonden dus voor het hek, zij lag aan den anderen kant er tegen aan. Ik zette de koffers en de primussen neer, mijn vrouw vlijde de plaids en de stoelen in het gras. Wat nu? zei ik. We moeten de koe bij de horens vat ten, zei mijn vrouw. Dat was inderdaad een waarheid als een koe. maar desondanks aarzelde ik. Innerlijk bevangt mij steeds een zekere schroom, wanneer ik een koe benader. In den blik barer oogen treft mij altijd iets verwij tends. Het is mij of zij zeggen wil: wat hebt. gij gisterenavond met de lendenen mijner tante gedaan en op dat dinertje verleden week met de zwezerik van mijn jongste nichtje? Hebt ge gedacht aan het leed waarin ge een gan- sche familie dompeldet. terwijl ge kluifdet aan de rib van mijn overleden gemaal of uw tanden zettet in de heupen mijner doch ter? Wij moeten toch verder, zei mijn vrouw. Dit is de eenige weg naar het huisje en ik moet nog alles in orde brengen. Toe, jaag haar nu weg. Ik deed een schrede voorwaarts. Zij hief den tragen kop op en keek in mijn richting. Maar of ze mij zag, betwijfel ik. In haar blik was het afwezig-starende dat ik ken bij jongens die geen antwoord weten op een moeilijke vraag. Denken zij of denken zij niet? Begreep zij wat wij wilden of bestond voor haar slechts de koestering van het koele gras? Ik rammelde aan het hek. Koest, zei ik. Zij bewoog niet. Haar kaken maalden een tonig voort, af en toe veegde haar staart een vlieg van haar schonken. Je laat je toch zeker niet door een koe koeionneeren, zei mijn vrouw, die nu den tijd gekomen achtte op mijn mannelijke ijdelheid te speculeeren. Zij trof, zooals steeds, de juiste snaar in mijn gemoed. Ik werd boos. Tenslotte had ik het huisje ge huurd en kwam mij het recht toe het te be wonen. het te betreden en te verlaten wan neer het mij zinde. Ik boog mij over het hek. Vort. siste ik mijn tegenstandster in het oor, wil je weg wezen? Wat voer je hier uit? Zie je niet dat dit een hek is? Ik wil hier I door. Dat is mijn goed recht. Ik verzoek je nu voor de laatste maal vriendelijk je te verplaatsen. Mijn vrouw schudde het hoofd. Dat is natuurlijk koeterwaalsch voor zoo'n beest, zei ze. Ik geloof dat je beter deed tot handtastelijkheden over te gaan. Waarom schop je haar niet? Vind je niet dat, ze eigenlijk sprekend op onze oude Maart-je 'ijkt? Die was ook alleen maar vatbaar voor grof geschut. Toe. schop haar nu; je kunt nooit weten hoe een koe een haas vangt. Maar ik kan er niet bij; hoe wil je nu dat ik schoppen zal met dat hek er tus schen? Klim er dan over, zei mijn vrouw ge nadeloos. Ga er bovenop zitten en trap van je af. Ik wil er nu door. Nog verzette ik mij. Zou het niet mogelijk zijn op deze koe Coué toe te passen? Laten we hier rustig gaan zitten en vijf minuten a-capella 'her halen: Koe, ga weg. Misschien is zij gevoelig voor psychische invloeden. Op dat moment kreeg mijn vrouw min achting voor mij. Zij onderkende de angst in mijn voorstel. Zij deed of ik niet meer be stond. Zij naderde het hek. Zij boog er zich over en keek de koe strak aan. Naar, eng beest, zei ze, als je niet weg gaat doe ik je wat. Griezel. Vrouwen weten oneindig veel meer van vrouwen af dan wij mannen ooit zullen be reiken. Op de woorden mijner echtgenoote stond de koe onmiddellijk, zelfs haastig op, op en ging als gebiologeerd eenige schreden achteruit. Het hek kon open, de weg was vrij. De koe had haar meesteres gevonden. Maar tegenover mij bleef ze zicih de vrouw voelen die den man psychisch de baas is: luimig, nukkig, verraderlijk, minachtend en dan opeens weer aanhalig en opdringerig. Terwijl zij iedere wenk mijner vrouw slaafs gehoorzaamde en zich van haar alles liet welgevallen, poogde zij mij het leven voort durend zoo zuur te maken als slechts een vrouw dat kan. Wanneer mijn vrouw zei: Maartje laat eens zien hoe je draven •kunt, dan wierp ze het hoofd in den nek, den staart omhoog, de pooten in de lucht en dartelde met dwaze sprongen rond als ware zij een pink in plaats van een overjarig rund geweest. Liet ik echter achteloos een boek opengeslagen op den grond liggen, naast den stoel waarin ik zat te lezen, dan kon ik er zeker van zijn, dat ze er dadelijk haar zware hoef op zette. Zij placht mij om den hoek van het huis op te wachten en boe te zeggen midden in mijn gezicht. Als ik in gedut was in mijn ligstoel, stelde zij zich listig in mijn nabijheid op en zwiepte haar viezen staart in mijn gezicht. Begaf ik mij wat verder van het huisje dan hoorde ik plotseling haar dreunende hoefslag achter mij en moest ik rennen voor mijn leven. Eens, toen wij rustig in de avondzon zaten te praten, klaagde ik mijn vrouw mijn nood. Ik ben hier voor mijn rust, zei ik. Het heele jaar heb ik gewerkt als een koelie. Maar die koe vergalt mij het leven en daar legt ze het op aan ook. Dat haalt je de koekoek, zei mijn ge malin. Ik wil geen oude koeien uit de sloot halen, maar je hebt van het begin af ge toond dat je bang voor haar bent. En dat duldt geen vrouw van een man. Ik heb niets geen medelijden met je. Ik was beschaamd en begon maar gauw over koetjes en kalfjes te praten. Maar ik begTeep wat ik aan mijn vrouw en aan mij zeif verplicht was. Kon ik mijn huwelijks geluk op een koe laten stranden? Gewapend met het gordijnkoord, de groen- tenemmer en een voetkussen toog ik den vol genden morgen landwaarts. Ik wist dat mijn vijandin achter het schuurtje op de loer stond, teneinde mij een doodstuip op het lijf te jagen. En inderdaad hoorde ik weldra haar sluipende treden achter mij. Als niets vermoedend knielde ik en bond het koord aan een paaitje. Koen koerste koe op mij aan, maar ik coupeerde haar aanval. Courage, zei ik tot mezelf, wendde mij om en wierp haar de lus om den dommen kop. Daar stond zij. onthutst en verbijsterd. Maar mijn wraakneming was oneindig verfijnder dan haar koeienverstand kon vermoeden. Voor dat zij begreep wat er gaande was plaatste ik de emmer onder haar, ging op het voetkussen zitten en greep naar haar ver lepte uier. Zij voelde dat zij verloren was en boog vol schaamte den kop. Dat noemt zich koe. hoonde ik: en nog geen druppel. Kijk zelf, aftandsch stuk hoorn vee. En ik hield haar de emmer voor. Haar knieën knikten en zenuwachtig schokten haar karbonaden. Zoo liet ik haar staan, een in ijdelheid ge troffen. een verslagen rund. Terwijl ik naar het huisje terug liep had ik het rustige en voldane gevoel van een man die zijn koetjes op het droge heeft. P. H. SOHRÖDER. gereed. Johan de Meester. Een film van het pionierswerk in Dell. De Nederlandsche film „Rubber", die in vrije bewerking vervaardigd is naar de be kende roman van mevr. SzékèlyLulofs. is gereed gekomen. Gerard Rutten en Johan de Meester hebben de regie van deze film ge voerd. De buitenopnamen werden verfilmd in Deli aan Sumatra's Oostkust, terwijl de bin nenopnamen werd vervaardigd in de Cine- tone-studio's te Amsterdam. Samen met Johan de Meester schreef Gerard Rutten het draaiboek voor de verfilming van „Rubber". Hoewel oor spronkelijk een ander gegeven de opzet was van zijn tweede Hol landsche film (de eer ste was .Dood Water") besloot Rutten na het lezen van mevrouw Székèly's roman tot het verfilmen daar van. Het verfilmen van Mevr. Székèly—Lulofs. <"en boek heeft hier in Nederland, waar men volgens Rutten nog steeds niet de beschik king heeft over goede oorspronkelijke schrij vers van filmscenario's groote voordeelen. Is 't boek goed dan biedt 't de mogelijkheden voor een goede film, want het is niet de litteraire waarde, maar het zijn de optische mogelijk heden, die noodzakelijk zijn voor de film. Daarom ook besloot Rutten tot verfilming van „Rubber". Rutten heeft verklaard, dat na lezing van het boek de schildering van de tamelijk ont aarde feesten en de persoonlijke intrigues voor hem bijzaak waren geworden en dat hij in zijn gedachten den Europeaan had die ont zaglijk hard moet werken in het Indische land en daardoor in al zijn levensuitingen totaal anders is dan in Holland. Dit was ook De Mees- ter's visie zooals bij de uitwerking van de plannen voor de ver filming bleek. Daar door ontstond een definitieve vorm van het manuscript, die sterk afwijkt van het boek, doch die het boek ls gebleven, niettegen staande de intrigues zijn omgewerkt, de ka rakters zijn samenge trokken en het zwaar tepunt niet meer ligt bij de ongelukkige Renée en de gelukkige Annet, maar in Deli, in het werk. Er is getracht een film te vervaardigen, die de werkelijkheid toont, net zoo dat de een voudigste dingen hun zin uitdrukken zonder weer tot symbolen verheven te worden. En toch een film met een ethischen ondergrond. Niet allen kon men in 't scenario verwerken. Om niet in de fout te vervallen van vele andere verfilmde ro mans, die te uitgebrei de stof te vlug en dus te oppervlakkig moes ten behandelen, heeft men de volle aandacht geconcentreerd op enkele hoofdpersonen. In de eerste plaats 't Jonge echtpaar John en Renée van Laer. Hun huwelijk, hun moeilijkheden die tot een oplossing komen. Verder Annet het eenvoudige onzelfzuchtige vrouwtje. De centrale figuur van de heele film: Jan Meersters de pionieh van het oude stempel. De Rus Ravinsky, die een zeer ge vaarlijke rol speelt in Rcnée's leven en ten slotte Kiku San, John's Japansche huishoud ster. De montage van de film wordt verricht door Gerard Rutten, de chef-cameraman was Laslo Schaffer, Walter Gronostay verzorgde de muziek. Spelers in de film waren Jules Verstraete (Meesters), Frits van Dongen (John van Laer), Enny Meunier (Renée van Laer), Georges Spanelly (Ravinsky), Amcy Moina (Kiku San), Constant van Kerckhoven (Mr. Stoops), Mien Duymaer van Twist (Mrs. Stoops), Phil, la Chapelle (Van Eeckeren), Dolly Mollinger (Annet Walendijk)Tonny van Otterloo (Joop Walendijk), Elias van Praag (Kostman), de Inmiddels overleden Johan Schilthuizen (Feenstra), Ben Groenier (de singkeh). MERIJXTJE GIJZF.N'S JEUGD IS BIJNA KLAAR. De laatste opnamen van de film „Merijntje Gij zen's Jeugd" zijn dezer dagen in filmstad gemaakt. Met een statigen kerkgang in het Brabantsche dorpsstraatjeen een bont car- navals-gehos is de opnamenreeks ten einde gekomen. De film moet nog nagesynchroni seerd worden, gemixed en definitief „gesne den", hetgeen nog wel enkele weken arbeid zal vergen. Het slechte weer van de laatste weken heeft roet in het eten gegooid, wat betreft de inzending van „Merijntje Gijzen's Jeugd" naar de Biennale te Venetië. Ruim veertien dagen heeft de opnamestaf in Brabant noodig ge had voor een reeks scènes, die men bij nor male weersomstandigheden in vier of vijf dagen zou hebben kunnen opnemen. De Nederlandsche première van de film zal plaatsvinden op Donderdag 17 September a.s. in het City-theater te Amsterdam Gerard Ruttcn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9