„Rubber''
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Met de Veendam naar het Noorden.
H.D. VERTELLING
ZATERDAG 'I'S AUGUSTUS '1936
H A X R E E ITS
D 'A G B E A D
Pi
In een vroolijke hoofdstad.
In het centrum van Kopenhagen. Raadhuisplein met Raadhuis en links
Palace Hotel.
In Kopenhagen's straten en ver-
maakcentra woelt het bruisende leven
van de wereldstad. De Deensche
hoofdstad is minder karakteristiek
dan Stockholm, maar belangrijk le
vendiger en grooter. Ook hier zijn veel
architectonische schoonheden en inte
ressante musea.
Kopenhagen, met circa 900.0000 inwoners
(d. i. ongeveer een kwart van de totale bevol
king van Denemarken) is een stad, waar men
buitengewoon veel „uitgaat". Er zijn hier dan
ook tallooze schouwburgen, restaurants, café's,
dancings en andere vermaakinstellingen. Het
allergrootst, het allerdrukst en het aller
merkwaardigst is echter het wereldberoemde
Tivoli
Een ieder heeft wel eens hooren spreken
over dat „éenige Tivoli" van Kopenhagen,
maar het rechte er van is dikwerf niet bekend.
Nu wij op de toeristenreis door Scandinavië,
met de Veendam gemeerd liggen aan de Lange
Linien, den schitterenden wandelweg van Ko
penhagen, nemen wij de kans waar, daar eens
een kijkje te nemen. Trouwens, wie Kopen
hagen bezoekt en het Tivoli niet ziet, wordt op
z'n zachtst gesproken, voor een zonderling ge
houden.
Tivoli dan Is een soort Luna-park, maar
dan zoo volledig, zoo schitterend en zoo groot,
dat het zijn weerga niet kent. Wij treffen het.
Het is een mooie Zondagavond en geheel Ko
penhagen stroomt naar Tivoli, waar ongeveer
40 a 50,000 menschen zijn. De verlichting met
tallooze gloeilampjes, bundels zoeklichten en
schitterend gekleurde fonteinen, is hoogst fan
tastisch. Tusschen de vele gebouwen, de ker
misvermakelijkheden, café's, een speelzaal etc.
herbergen, verdringt zich een onafzienbare
jnenschenmenigte. Aan de roulette en in de
werptenten wordt heel wat geld besteed en
men staat er, als Hollander, versteld van ,hoe
een dergelijk amusementspark als Tivoli zoo
rendabel kan zijn. In Holland zou het voor één
of twee weken, maar niet voor langer, levens
vatbaarheid hebben. Wel een bewijs, dat de
Kopenhagenaar vroolijk van aard is en dat de
naam „munfcre by" (vroolijke stad) zeer wel
bij Kopenhagen past.
Behalve Tivoli zijn er nog vele andere at
tracties in de" Deensche hoofdstad. Daar zijn
b.v. de gedistingeerde restaurants Wivex en
Nimb, bij ons bekend door de radio-uitzendin
gen. Cabarets en dansgelegenheden als Na-
tionalskEfla en Lorry zijn legio.
Maar ook buiten de stad zoekt men mon
daine vermaken. Tusschen de hoofdstad en
Elseneur ligt de z.g. Deensche Riviéra, een reeks
mooie badplaatsen langs de kust van de Sont.
Kopenhagen draagt een cosmopolitisch ka
rakter en men zou zich evengoed in een
andere willekeurige stad van Europa kunnen
wanen. Wat erg Hollandsch aandoet, zijn de
vele fietsen, die men in Kopenhagen's straten
ziet. Ten behoeve van de fietsers zijn overal in
de stad ijzeren rekken geplaatst, waar men
zijn karretje in kan opbergen.
De Hollandsche steden kunnen aan Kopen
hagen een lesje nemen, wat de parken be
treft. Niet minder dan negen groote parken
bezit de stad. Het merkwaardige is echter, dat
men daar overal vrij mag rondloopen, op de
uitgestrekte grasgazons mag luieren, spelen of
zelfs een tent opslaan. Toch is het er niet wan
ordelijk, ook niet op Zondag, wanneer de
„kleine man,, er met zijn gezin verfrissching
zoekt na een heele week van arbeid.
Maar niet alleen de „kleine man" gaat op
Zondag uit. Alle rangen en standen van Ko
penhagen zoeken vermaak en bewegen zich
ongedwongen door elkaar.
Groote tegenstellingen tusschen arm
en rijk, bestaan er niet. Er zijn na
genoeg geen héél rijken en evenmin
héél armen. Men ziet dan ook op straat
ever 't algemeen goed gekleede men
schen.
Evenals in Stockholm gebruikt de Kopen
hagenaar zijn middagmaal meestal buitens
huis. Trouwens, er zijn fabelachtige verhalen
in omloop over de gezonde eetlust van den
Deen. Teneinde te onderzoeken, of dit in over
eenstemming was met de waarheid, heb ik in
Kopenhagen eert echt Zweedsch eethuis op
gezocht. De geruchten bleken nogal overdre
ven te zijn. Ook de bewering, dat men nergens
iets kan drinken zonder er bij te moeten eten,
kan ik tegenspreken.
Een ander vreemd verschijnsel, waarvan ik
in Kopenhagen niets bespeurd heb, is de
sigaren-rookende vrouw. Toch beweren men
schen, die Denemarken beter kennen dan ik,
dit met groote stelligheid.
Ik beken, dat ik nogal nieuwsgierig ben uit
gevallen en daar overal in Kopenhagen, in res
taurants en op straat ..smörrebröd" word*
geannonceerd, had ik geen rust. vóór ik wist
wat dat was. Het eenige middel was. een café
binnen te loopen en die geheimzinnige lek
kernij te bestellen. Edoch, de teleurstelling
was groot. „Smörrebröd" bleek een harde sub
stantie te zijn, die belegd was met spek en
uien. „Over smaak valt niet te twisten" is een
oude wijsheid, maar ik beken, dat mijn smaak
niet op „smörrebröd" is ingesteld.
Musea en architectuur.
De culinaire geneugten vormen echter ge
lukkig niet het eenige genot, dat Kopenhagen
biedt. Ook de geest kan zich hier verzadigen.
In de eerste plaats telt de Deensche hoofd
stad vele fraaie musea. Schilderij en verzame
lingen van groote waarde vindt men in het
Nationaal Museum en het Rijksmuseum voor
Kunst. Vooral op het gebied van beeldhouw
kunst bezit Kopenhagen groote schatten. De
beroemde Deensche kunstenaar Thorwaldsen
wordt hier in een speciaal museum vereerd.
Ook de Carlsberg Glyptotheek heeft een uit
gebreide collectie beeldhouwwerken, al zijn er
dan vele afgietsels bij. Dit laatste museum is,
merkwaardig genoeg, opgericht door een bier
brouwer en wordt nog steeds gefinancierd
door de groote Deensche brouwerij Carlsberg.
Aan monumenten van bouwkunst is Kopen
hagen eveneens rijk. Er zijn vele 17de eeuw-
sche bouwwerken, nagenoeg alle in Hol-
landschen stijl gebouwd, heel dikwijls door
Hollandsche architecten. De Beurs, die'zoo
uit een Hollandsch stadje schijnt weggehaald
te zijn (wanneer men het groen-geoxydeerde
koperen dak, dat bij ons vrij zeldzaam is,
maar dat in Kopenhagen veel is toegepast,
buiten beschouwing laat) is één van de
mooiste staaltjes van Renaissance-stijl. Het
Rosenborgslot en de Verlosserskerk sluiten
hierbij prachtig aan.
Ook op ander gebied is in de 17de
eeuw de Hollandsche invloed groot
geweest. Christiaan IV liet de Hollan
ders in Denemarken bouwen, en onder
de regeering van Christiaan II, die ge
heel onder den invloed stond van een
Amsterdamsch meisje „Duveke" ge
naamd, werden Hollandsche boeren
families naar het eilandje Amager ge-
gehaald, zoodat daar nog steeds
groen tenkweekers van Hollandschen
oorsprong wonen. De Republiek der
Vereenigde Nederlanden heeft in de
„Gouden Eeuw" toch wel een enorme
macht gehad!
Aan moderne architectuur is in Kopen
hagen evenmin gebrek. Evenals Stockholm
bezit ook de Deensche hoofdstad een monu
mentaal Raadhuis, dat hoewel het zeer mooi
is, het toch tegen het Stockholmsche moet af
leggen. Het is gelegen aan het Raadhuisplein,
in het centrum van de stad, dicht bij Tivoli.
Aan datzelfde plein liggen de bureaux van
de twee groote Deensche bladen, Politiken en
Berlingske Tidende, die tevens in hun ge
bouwen een compleet „warenhuis", exploi-
teeren, iets wat elders ongekend is.
De buitenwijken hebben vele moderne wo
ningcomplexen. Typisch is het zeer moderne
abattoir, dat een aantal fraaie gebouwen om
vat. Het vleesch wordt hier dadelijk in groote
slagerijen, die om een ruime binnenplaats
zijn geschaard, verkocht. Zooals men weet
heeft Denemarken een geweldige vleesch- en
spek-export, voornamelijk naar Engeland en
Amerika.
Snelle groei van Kopenhagen.
Kopenhagen is een oude stad, die echter
gedurende de laatste halve eeuw sterk in be-
teekenis is toegenomen.
Reeds in 1043 wordt de naam der stad ver
meld als een visschersgehucht.Bisschop Absa-
lon, die als de eigenlijke stichter van Kopen
hagen wordt beschouwd, liet in 1167 een
burcht bouwen.
In de 17de en 18de eeuw maakte de stad
een bloeiperiode door. maar daarna kwam
een zeer sterke reactie. In het midden der 19de
eeuw bedroeg het aantal inwoners slechts
100.000. Eerst na 1880 keert de welvaart terug.
Kopenhagen groeit dan snel uit tot de wereld
stad met bijna een millioen inwoners, die het
heden ten dage is. En de groeikracht van
Kopenhagen is nog steeds groot, hetgeen wel
duidelijk blijkt uit het intense leven, dat men
overal bespeurt.
De snelle groei is tevens te merken aan de
burgers, die sterk democratisch en eenvoudig
zijn. Zooals gezegd, is het standsverschil er
.ering. Kopenhagen is dan ook niet aristocra
tisch, maar „burgerlijk" in den gunstigsten
zin van het woord.
Een aardig staaltje van den democratischen
geest in het dagelijksche morgenritje van ko
ning Christiaan (de Deensche vorsten heeten
om en om Christiaan en Frederik).
De koning rijdt iederen morgen geheel al
leen, te paard uit, op denzelfden tijd en langs
denzelfden weg. De eene voorbijganger groet
en de vorst salueert minzaam, een andere acht
het echter niet noodig en de koning rijdt on
verstoord voorbij.
De drie Scandinavische hoofdsteden heeft
de Veendam nu bezocht en geen gelijkt op de
ander.
Wat betreft stedeschoon spant Stockholm
ongetwijfeld de kroon. Tevens is Zweden's
hoofdstad het merkwaardigst gelegen aan den
unieken „scherentuin". De vermaken zijn er
aristocratisch. Kopenhagen is het grootst en
het gezelligst van de drie. Men heeft hier veel
meer het gevoel „in de wereld" te zijn dan iri
de beide andere steden. Hier is het meeste ver
tier en amusement. Oslo is de kleinste hoofd
stad en eigenlijk gezegd het minst interessant.
De bevolking is er prettig en ik geloof, dat de
stad na de verwezenlijking der uitbreidings
plannen een waardige plaats naast haar twee
zusters zal innemen.
Het vertrek van de Veendam uit Kopen
hagen is uitgesteld, zoodat op Maandagmorgen
nog inkoopen gedaan kunnen worden. We gaan
dan op weg naar onze laatste aanlegplaats,
het Noorsche fjordstadje Odda.
Overweldigende schoonheid der
jjorden.
De reis verloopt zoo voorspoedig, dat wij
veel eerder dan wij verwacht hadden de Noor
sche kust bereiken. In verband hiermede
maakt de Veendam een omweg door de schit
terende Maurangerfjord. Hier ontmoeten wij
de Tarakan van de Stoomvaart Maatschappij
Nederland die een jeugdreis naar Scandina
vië maakt. De begroeting van deze beide Ne-
derlandsche schepen is allerhartelijkst. De
stoomfluiten gillen, de opvarenden wuiven,
juichen en schreeuwen, tot we elkaar niet
meer kunnen zien of hooren.
De natuur is hier overweldigend. De berg
massa's aan weerskanten van de fjord maken
een indruk van woeste kracht, gepaard aan een
wonderlijk teere schoonheid. Kleurschakee-
ringen van vele tinten blauw, bruin en groen
boeien het oog. Als een ragfijne bruidssluier,
die achteloos tegen de rotsen geworpen is. zien
wij den Füreberg-waterval. Op den achter
grond van een zadelvormig dal ligt de
Bondhus-gletscher als een vorstenmantel over
den bergrug. Het is alles aangrijpend van
schoonheid.
Langzamerhand worden de nevelen dichter
en de avond spreidt zich uit over de fjord, de
bergen en de Veendam.
In alle vroegte ontwaken wij in het gezicht
van Odda.
R. PFAFF.
De Nederlandsche film
De Verlosscrskerk. een der vele Hollandsche
Renaissancegebouwen in Kopenhagen.
Koe.
Toen wij het zomerhuisje aan de plas voor
een maand huurden, wisten wij niet dat zij
in de pachtsom inbegrepen was. Wij waren
zelfs volkomen onkundig van haar bestaan
en arriveerden dus volmaakt argeloos met
onze handkoffers en plaids en primussen en
klapstoelen en wat men zoo meer met zich
meedraagt, wanneer men een maand eens
heelemaal buiten wil zijn.
Daar was Zij. Of liever daar lag Zij in
Haar volle lengte voor het hek. Zij herkauw
de met gezonde eetlust en keek loom. In
niets onderscheidde zij zich van haar duizen
den rasgenooten, althans niet voor onze lee-
kenblikken. Dat Zij nu juist één op de dui
zend moest zijn, konden we dus in de verste
verte niet bevroeden.
Stads menschen als wij weten in het alge
meen niets van koeien; ze zijn absoluut a-
ikoestisöh. Zij meenen dat de koe is gescha
pen om ons va-n boven vleesch en van on
deren zuivelproducten te leveren. Sommigen
onzer hebben bovendien nog een vage voor
stelling dat zij ergens in een verborgen hol
letje een stof met zich meedraagt die men
kinderen in den arm spuit maar dat een
koe een karakter heeft, dat is zelfs nooit
bij hen opgekomen.
Wij stonden dus voor het hek, zij lag aan
den anderen kant er tegen aan. Ik zette de
koffers en de primussen neer, mijn vrouw
vlijde de plaids en de stoelen in het gras.
Wat nu? zei ik.
We moeten de koe bij de horens vat
ten, zei mijn vrouw.
Dat was inderdaad een waarheid als een
koe. maar desondanks aarzelde ik. Innerlijk
bevangt mij steeds een zekere schroom,
wanneer ik een koe benader. In den blik
barer oogen treft mij altijd iets verwij tends.
Het is mij of zij zeggen wil: wat hebt. gij
gisterenavond met de lendenen mijner tante
gedaan en op dat dinertje verleden week met
de zwezerik van mijn jongste nichtje? Hebt
ge gedacht aan het leed waarin ge een gan-
sche familie dompeldet. terwijl ge kluifdet
aan de rib van mijn overleden gemaal of
uw tanden zettet in de heupen mijner doch
ter?
Wij moeten toch verder, zei mijn vrouw.
Dit is de eenige weg naar het huisje en ik
moet nog alles in orde brengen. Toe, jaag
haar nu weg.
Ik deed een schrede voorwaarts. Zij hief
den tragen kop op en keek in mijn richting.
Maar of ze mij zag, betwijfel ik. In haar
blik was het afwezig-starende dat ik ken bij
jongens die geen antwoord weten op een
moeilijke vraag. Denken zij of denken zij
niet? Begreep zij wat wij wilden of bestond
voor haar slechts de koestering van het
koele gras?
Ik rammelde aan het hek.
Koest, zei ik.
Zij bewoog niet. Haar kaken maalden een
tonig voort, af en toe veegde haar staart een
vlieg van haar schonken.
Je laat je toch zeker niet door een koe
koeionneeren, zei mijn vrouw, die nu den
tijd gekomen achtte op mijn mannelijke
ijdelheid te speculeeren. Zij trof, zooals
steeds, de juiste snaar in mijn gemoed. Ik
werd boos. Tenslotte had ik het huisje ge
huurd en kwam mij het recht toe het te be
wonen. het te betreden en te verlaten wan
neer het mij zinde. Ik boog mij over het
hek.
Vort. siste ik mijn tegenstandster in het
oor, wil je weg wezen? Wat voer je hier uit?
Zie je niet dat dit een hek is? Ik wil hier
I door. Dat is mijn goed recht. Ik verzoek je
nu voor de laatste maal vriendelijk je te
verplaatsen.
Mijn vrouw schudde het hoofd.
Dat is natuurlijk koeterwaalsch voor
zoo'n beest, zei ze. Ik geloof dat je beter
deed tot handtastelijkheden over te gaan.
Waarom schop je haar niet? Vind je niet dat,
ze eigenlijk sprekend op onze oude Maart-je
'ijkt? Die was ook alleen maar vatbaar voor
grof geschut. Toe. schop haar nu; je kunt
nooit weten hoe een koe een haas vangt.
Maar ik kan er niet bij; hoe wil je nu
dat ik schoppen zal met dat hek er tus
schen?
Klim er dan over, zei mijn vrouw ge
nadeloos. Ga er bovenop zitten en trap van
je af. Ik wil er nu door.
Nog verzette ik mij.
Zou het niet mogelijk zijn op deze koe
Coué toe te passen? Laten we hier rustig
gaan zitten en vijf minuten a-capella 'her
halen: Koe, ga weg. Misschien is zij gevoelig
voor psychische invloeden.
Op dat moment kreeg mijn vrouw min
achting voor mij. Zij onderkende de angst in
mijn voorstel. Zij deed of ik niet meer be
stond. Zij naderde het hek. Zij boog er zich
over en keek de koe strak aan.
Naar, eng beest, zei ze, als je niet weg
gaat doe ik je wat. Griezel.
Vrouwen weten oneindig veel meer van
vrouwen af dan wij mannen ooit zullen be
reiken. Op de woorden mijner echtgenoote
stond de koe onmiddellijk, zelfs haastig op,
op en ging als gebiologeerd eenige schreden
achteruit. Het hek kon open, de weg was
vrij. De koe had haar meesteres gevonden.
Maar tegenover mij bleef ze zicih de vrouw
voelen die den man psychisch de baas is:
luimig, nukkig, verraderlijk, minachtend en
dan opeens weer aanhalig en opdringerig.
Terwijl zij iedere wenk mijner vrouw slaafs
gehoorzaamde en zich van haar alles liet
welgevallen, poogde zij mij het leven voort
durend zoo zuur te maken als slechts een
vrouw dat kan. Wanneer mijn vrouw zei:
Maartje laat eens zien hoe je draven
•kunt, dan wierp ze het hoofd in den nek,
den staart omhoog, de pooten in de lucht en
dartelde met dwaze sprongen rond als ware
zij een pink in plaats van een overjarig
rund geweest. Liet ik echter achteloos een
boek opengeslagen op den grond liggen,
naast den stoel waarin ik zat te lezen, dan
kon ik er zeker van zijn, dat ze er dadelijk
haar zware hoef op zette. Zij placht mij om
den hoek van het huis op te wachten en boe
te zeggen midden in mijn gezicht. Als ik in
gedut was in mijn ligstoel, stelde zij zich
listig in mijn nabijheid op en zwiepte haar
viezen staart in mijn gezicht. Begaf ik mij
wat verder van het huisje dan hoorde ik
plotseling haar dreunende hoefslag achter
mij en moest ik rennen voor mijn leven.
Eens, toen wij rustig in de avondzon zaten
te praten, klaagde ik mijn vrouw mijn nood.
Ik ben hier voor mijn rust, zei ik. Het
heele jaar heb ik gewerkt als een koelie.
Maar die koe vergalt mij het leven en daar
legt ze het op aan ook.
Dat haalt je de koekoek, zei mijn ge
malin. Ik wil geen oude koeien uit de sloot
halen, maar je hebt van het begin af ge
toond dat je bang voor haar bent. En dat
duldt geen vrouw van een man. Ik heb niets
geen medelijden met je.
Ik was beschaamd en begon maar gauw
over koetjes en kalfjes te praten. Maar ik
begTeep wat ik aan mijn vrouw en aan mij
zeif verplicht was. Kon ik mijn huwelijks
geluk op een koe laten stranden?
Gewapend met het gordijnkoord, de groen-
tenemmer en een voetkussen toog ik den vol
genden morgen landwaarts. Ik wist dat mijn
vijandin achter het schuurtje op de loer
stond, teneinde mij een doodstuip op het lijf
te jagen. En inderdaad hoorde ik weldra
haar sluipende treden achter mij. Als niets
vermoedend knielde ik en bond het koord
aan een paaitje. Koen koerste koe op mij
aan, maar ik coupeerde haar aanval.
Courage, zei ik tot mezelf, wendde mij
om en wierp haar de lus om den dommen kop.
Daar stond zij. onthutst en verbijsterd. Maar
mijn wraakneming was oneindig verfijnder
dan haar koeienverstand kon vermoeden.
Voor dat zij begreep wat er gaande was
plaatste ik de emmer onder haar, ging op het
voetkussen zitten en greep naar haar ver
lepte uier. Zij voelde dat zij verloren was
en boog vol schaamte den kop.
Dat noemt zich koe. hoonde ik: en nog
geen druppel. Kijk zelf, aftandsch stuk hoorn
vee. En ik hield haar de emmer voor. Haar
knieën knikten en zenuwachtig schokten
haar karbonaden.
Zoo liet ik haar staan, een in ijdelheid ge
troffen. een verslagen rund.
Terwijl ik naar het huisje terug liep had
ik het rustige en voldane gevoel van een
man die zijn koetjes op het droge heeft.
P. H. SOHRÖDER.
gereed.
Johan de Meester.
Een film van
het pionierswerk in Dell.
De Nederlandsche film „Rubber", die in
vrije bewerking vervaardigd is naar de be
kende roman van mevr. SzékèlyLulofs. is
gereed gekomen. Gerard Rutten en Johan de
Meester hebben de regie van deze film ge
voerd. De buitenopnamen werden verfilmd in
Deli aan Sumatra's Oostkust, terwijl de bin
nenopnamen werd vervaardigd in de Cine-
tone-studio's te Amsterdam.
Samen met Johan de
Meester schreef Gerard
Rutten het draaiboek
voor de verfilming van
„Rubber". Hoewel oor
spronkelijk een ander
gegeven de opzet was
van zijn tweede Hol
landsche film (de eer
ste was .Dood Water")
besloot Rutten na het
lezen van mevrouw
Székèly's roman tot
het verfilmen daar
van.
Het verfilmen van
Mevr. Székèly—Lulofs. <"en boek heeft hier in
Nederland, waar men
volgens Rutten nog steeds niet de beschik
king heeft over goede oorspronkelijke schrij
vers van filmscenario's groote voordeelen. Is 't
boek goed dan biedt 't de mogelijkheden voor
een goede film, want het is niet de litteraire
waarde, maar het zijn de optische mogelijk
heden, die noodzakelijk zijn voor de film.
Daarom ook besloot Rutten tot verfilming van
„Rubber".
Rutten heeft verklaard, dat na lezing van
het boek de schildering van de tamelijk ont
aarde feesten en de persoonlijke intrigues voor
hem bijzaak waren geworden en dat hij in
zijn gedachten den Europeaan had die ont
zaglijk hard moet werken in het Indische land
en daardoor in al zijn levensuitingen totaal
anders is dan in Holland.
Dit was ook De Mees-
ter's visie zooals bij de
uitwerking van de
plannen voor de ver
filming bleek. Daar
door ontstond een
definitieve vorm van
het manuscript, die
sterk afwijkt van het
boek, doch die het boek
ls gebleven, niettegen
staande de intrigues
zijn omgewerkt, de ka
rakters zijn samenge
trokken en het zwaar
tepunt niet meer ligt
bij de ongelukkige
Renée en de gelukkige
Annet, maar in Deli, in het werk.
Er is getracht een film te vervaardigen, die
de werkelijkheid toont, net zoo dat de een
voudigste dingen hun zin uitdrukken zonder
weer tot symbolen verheven te worden. En
toch een film met een ethischen ondergrond.
Niet allen kon men in
't scenario verwerken.
Om niet in de fout te
vervallen van vele
andere verfilmde ro
mans, die te uitgebrei
de stof te vlug en dus
te oppervlakkig moes
ten behandelen, heeft
men de volle aandacht
geconcentreerd op
enkele hoofdpersonen.
In de eerste plaats 't
Jonge echtpaar John
en Renée van Laer.
Hun huwelijk, hun
moeilijkheden die tot
een oplossing komen.
Verder Annet het eenvoudige onzelfzuchtige
vrouwtje. De centrale figuur van de heele
film: Jan Meersters de pionieh van het oude
stempel. De Rus Ravinsky, die een zeer ge
vaarlijke rol speelt in Rcnée's leven en ten
slotte Kiku San, John's Japansche huishoud
ster.
De montage van de film wordt verricht
door Gerard Rutten, de chef-cameraman was
Laslo Schaffer, Walter Gronostay verzorgde
de muziek.
Spelers in de film waren Jules Verstraete
(Meesters), Frits van Dongen (John van
Laer), Enny Meunier (Renée van Laer),
Georges Spanelly (Ravinsky), Amcy Moina
(Kiku San), Constant van Kerckhoven (Mr.
Stoops), Mien Duymaer van Twist (Mrs.
Stoops), Phil, la Chapelle (Van Eeckeren),
Dolly Mollinger (Annet Walendijk)Tonny van
Otterloo (Joop Walendijk), Elias van Praag
(Kostman), de Inmiddels overleden Johan
Schilthuizen (Feenstra), Ben Groenier (de
singkeh).
MERIJXTJE GIJZF.N'S JEUGD IS BIJNA
KLAAR.
De laatste opnamen van de film „Merijntje
Gij zen's Jeugd" zijn dezer dagen in filmstad
gemaakt. Met een statigen kerkgang in het
Brabantsche dorpsstraatjeen een bont car-
navals-gehos is de opnamenreeks ten einde
gekomen. De film moet nog nagesynchroni
seerd worden, gemixed en definitief „gesne
den", hetgeen nog wel enkele weken arbeid zal
vergen. Het slechte weer van de laatste weken
heeft roet in het eten gegooid, wat betreft de
inzending van „Merijntje Gijzen's Jeugd" naar
de Biennale te Venetië. Ruim veertien dagen
heeft de opnamestaf in Brabant noodig ge
had voor een reeks scènes, die men bij nor
male weersomstandigheden in vier of vijf
dagen zou hebben kunnen opnemen.
De Nederlandsche première van de film zal
plaatsvinden op Donderdag 17 September a.s.
in het City-theater te Amsterdam
Gerard Ruttcn.