De eer van het Sneeuwiand
Klompenbeurs te Epe.
Te Beverwijk werd Diesdag ter gelegenheid ven de V.Y.V.-week een groote optocht gehowden, voorstellende „de mode voorheen Ep& W6fc/ D'msddQ de 19de Ndt'lOnale KloffipenbeUTS
en thans". - Een aardig detail urt de« stoet gehouden, waarvan hierboven een snapshot
Goede vangst tijdens den hengelwedstrijd voor de jeugd, die deze week te Deal
in Engeland georganiseerd werd
President Lebrtm 'm jeug
dig gezelschap tijdens zijn
vecantie op het „Chateau
de Vizille
fcenige glazen kokers, be
vattende de verschillende
stadia van hooibroei, be-
hoorende tot de kostbare
weermuseum te Utrecht
collectie welke aan 't brand-
door den heer v. d. Mark,
oud-brandweercommandant
te Wassenaar, In bruikleen
Is afgestaan
Het traditloneele paalwerpen vormde deze week een speciale attractie bij de
Schotsche athletiekfeesten te Nairn
100 meter rugslag, in de ouderlijke woning te Amsterdam per telefoon in ontvangst genomen
FEUILLETON
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
18)
Jan haalde droog kreupelhout uit het woud
en stapelde dit hoog tegen de blokhut. Toen
bleef hij op zijn slede zitten wachten, tot de
hut één laaiende vuurgloed was.
Hij bleef Westwaarts trekken. Aan den bo
venloop van de Stekelvarkenrivier vond hij
de overblijfselen van drie verbrande wigwams,
en uit een ervan dolf hij verkoolde beenderen
op. Langzaam trok hij stroomafwaarts. Oost
en Westwaarts zijwegen inslaand totdat hij
bij de samenvloeiing met de Grijze Otterkreek
een Cree ontmoette, die hem vertelde, dat er
zich twintig mijlen verderop een verlaten dorp
van zes tenten bevond. Moedig ging hij op weg
erheen, biddende, dat de engelen Mélisse op
Lac Bain zouden bewaken.
Croisset bereikte den post acht en veertig uur
nadat hij Jan was tegengekomen.
„De roode vlag wappert overal." riep hij, het
teeken op Mukee's hut in het oog krijgend.
„Ten Oosten en ten Westen van de Hasabala
is hij even veelvuldig als Vlaamsche gaaien in
het voorjaar!"
De Cree van de Grijze Otterkreek reed op
zijn weg naar het Noorden den post ook even
binnen.
„Zes wigwams met dooden," rapporteerde hij
in zijn eigen taal aan Williams. „Een man van
de Compagnie met een éénoogigen leiderhond
en vier andere is van de Grijze Otterkreek er
heen gegaan, om ze te verbranden."
Williams haalde zijn hoorn, van een elands
gewei gemaakt, naar beneden, en blies een
somber-klinkend signaal voor Cummins die
zün deur op een kier opende om te luisteren,
met Mélisse dicht naast hem. „Thoreau is in
het Zuiden midden in het gévaar," riep hij.
,,'t Wordt te veel voor hem, ik zal met de hon
den naar hem toegaan. Croisset zal een paar
dagen in het magazijn blijven."
Mélisse hoorde de woorden, en haar oogen
werden groot van angst, toen haar vader zich
weer omdraaide, nadat hij de deur gesloten eh
gegrendeld had. Zoo kinderlijk was zij niet
meer. of ze begreep dat Jan zich in groot ge
vaar bevond. De harde wetten der wilde we
reld, waarin zij leefde, begonnen hun invloed
reeds op haar uit te oefenen deden haar in
stinct en verstand zich sneller ontwikkelen
evenals zij het leven der Indiaansche kinderen,
voordat zij den leeftijd van vijftien jaar had
den bereikt, rijpten tot de verantwoordelijk
heid van mannen en vrouwen.
Ze wist, wat de roode vlag boven Mukee's
hut beteekende. Ze wist, dat de lucht van haar
wereld vol gevaar was voor hen, die ze inadem
den, en dat in de wouden geheele volksstam
men bezig waren, uit te sterven; dat er om hen
heen iets verschrikkelijks, iets onzichtbaars
was, dat haar vader de pokken noemde; en dat
Jan weg was gegaan, om het te bestrijden, erin
te ademen, en wie weet erdoor te ster
ven. Hun eigen deur was ervoor gesloten en
gegrendeld, Ze durfde niet eens haar hoofd
buiten het raam steken, dat iederen dag voor
een korten tijd geopend werd; en totdat Cum
mins haar verzekerde, dat er geen gevaar was
in zonneschijn, schuwde ze de enkele bleeke
stralen, die 's middags door het raam der hut
vielen.
Onbewust deed Cummins haar angst op ver
schillende wijzen toenemen; en daar hij haar
vragen altijd naar waarheid beantwoordde
groeide haar kennis bij den dag aan. Zij
dacht hoe langer hoe meer aan Jan. Uit de
twee vensters van hun woning keek zij steeds
naar hem uit. Bij ieder geluid dat van buiten
kwam. snelde zij er hoopvol heen; een groote
teleurstelling maakte zich telkens van haar
meester en de tranen kwamen haar bijna ir.
de oogen. wanneer zij niets anders ontdekte
dan de verschrikkelijke, roode vlag boven de
hut van Mukee.
In het kleine bijbeltje, dat haar moeder na
gelaten had, stond op het gerafelde titelblad
een eenvoudig gebed geschreven. Iederen
avond, wanneer zij voor haar krib nederknielde
en dit gebed opzond, hield zij aan het einde
even op. om er daarna aan toe te voegen.
„Goede Vader in den Hemel, ik bid U, waak
over Jan!"
Elke dag bracht nu nieuwe dingen. Op een
morgen werd Cummins door den elandshoorn
aan de deur geroepen. Het was de vijfde dag
na Williams' vertrek naar het Zuiden.
„Er kwam vanmorgen geen rook, en ik heb
eens door het raam gekeken," riep Croisset.
„Mukee en de oude man zijn allebei dood. Ik
zal de hut verbranden."
Een gesmoorde kreet van angst en smart
klonk van Cummins' lippen, terwijl hij als
versuft op zijn krib toeliep, en zich daar met
het gelaat voorover op liet neervallen. Mélisse
zag zijn krachtige gestalte schokken, alsof hij
schreide als een kind, en haar armen stijf om
zijn hals slaande, snikte zij haar hartstochte
lijk verdriet uit tegen zijn ruwe wang. Zij wist
niet, welke rol Mukee gespeeld had in het
leven der lieve vrouw, die eens in deze zelfde
kleine hut gewoond had; ze wist alleen, dat hij
dood was; dat dit verschrikkelijke hem had
vermoord, en dat zij, na haar vader en Jan,
meer van hem had gehouden, dan van iemand
anders op de wereld.
Het duurde niet lang, of ze hoorde een
vreemd geluid. Mukee's hut ging in vlammen
op. Met een wilden blik in de oogen, die droog
bleven van afgrijzen, sloeg zij den vuurgloed
gade toen deze zich een weg baande door de
gebroken vensters, en hoog opvlamde tusschen
de donkere sparren. Te midden van deze vlam
men bevind zich MukeeZij gaf een gil. en met
een zonderlingen kreet sprong haar vader op
haar af haar van het raam wegvoerend naar
het kleine vertrekje, waar zij sliep.
Den volgenden morgen, toen Cummins haar
kwam wekken, werd zijn gelaat zoo bleek als
dat van een doode. Mélisse sliep niet. Haar
oogen waren wijdgeopend, en staarden hem
aan. en haar donzige wangen gloeiden als
vuur.
„Je bent ziek. Mélisse," fluisterde hij heesch.
„Je bent ziek!"
Hij liet zich op zijn knieën naast haar neer
vallen, en nam haar gelaat tusschen zijn
handen. De aanraking daarvan had een ver
killende uitwerking op zijn hart, zooals hij dit
niet meer gevoeld had sinds vele jaren gele
den, in die andere kamer, op eenige schreden
afstand.
„Ik wil Jan bij me hebben," zei ze op smee
kenden toon. „Jan moet bij me terugkomen!"
„Ik zal hem laten halen, lieveling. Hij zal
gauw terugkomen. Ik zal naar buiten gaan
om Croisset te sturen."
Terwijl hij zich van haar wegsleepte, ver
borg hij zijn gelaat voor haar. Croisset zag
hem komen, en verliet het magazijn, om hem
tegemoet te gaan. Op honderd yards bleef
Cummins stilstaan.
„Croisset, span een paar honden in, en ga
Jan Thoreau achterna," riep hij. „Zeg hem,
dat Mélisse stervende is aan de pokken. Maar
haast je, haast je!"
„Ik zal dag en nacht doorreizen, zonder rust
te nemen!" riep Croisset.
Twintig minuten later zag Cummins hem
door het raam van zijn hut vertrekken.
„Jan zal heel gauw hier zijn. Mélisse," zei
hij, met zijn vingers zacht door haar lokken
streelend.
Ze vielen in dikke, bruine golven over het
kussen heen, en het gezicht ervan wekte de
herinnering bij hem op aan een ander beeld,
dat hem bij zou blijven tot aan zijn laatsten
dag. Het was dat van het haar van haar
moeder, zacht glanzend in het schemerachtige
licht; het waren haar moeders oogen, die hem
aankeken, terwijl hij naast haar zat, den
heelen. langen dag.
Tegen den avond trad een verandering in.
De koortsgloed verdween uit de wangen van
het kind. Haar oogen sloten zich, en zij viel in
slaap. Den geheelen nacht bleef Cummins
dicht bij de deur zitten; doch in de grijze mor
genschemering; overspannen door zijn lange
wake, zonk zijn hoofd op de borst, en viel hij
in een lichte sluimering.
Toen hij wakker werd, was de geheele hut
met zonlicht gevuld. Hij hoorde een geluid, en
sprong verschrikt op. Mélisse was bezig het
vuur in de kachel aan te maken!
„Ik ben weer beter vanmorgen, vader. Wa'tf-
om bent u niet blijven slapen, totdat het ont
bijt klaar was?"
Cummins staarde haar aan. Toen slaakte
hij een kreet, snelde op haar toe, en, haar in
zijn armen opvangend, danste hij de hut met
haar rond als een groote beer, de stoelen om
verwerpend, en in zijn wilde vreugde de hut
vol rook makend.
„Wat je door het raam hebt gezien heeft je
ziek gemaakt, Mélisse," riep hij. haar eindelijk
neerzettend. „Ik dacht Hij hield op, en
voegde er met trillende stem bij„Ik dacht,
dat je langer dan één dag ziek zoudt blijven,
mijn klein, lief vrouwtje!"
Hij opende een der vensters, om de frissche
morgenlucht binnen te laten.
Toen Croisset terugkwam, zag hij geen roode
vlag boven Cummins' hut waaien; ook bracht
hij geen tijding van Jan mee. Drie dagen lang
had hij het pad naar het Zuiden gevolgd, zon
der den jongen te vinden. Williams lag ziek
aan de pokken in een Cree-wigwam aan den
benedenloop van de Stekelvarkenrivier. Dit
was het laatste, wat zij ooit van den agent
vernamen, behalve, dat hij op een dag in Maart
overleed, en door de Krees werd verbrand.
Croisset ging terug over het pad naar Chur
chill. en vond zijn vrouw bereid, hem met
open armen te ontvangen. Daarna ging hij
met Per-ee, die van het Noorden kwam, er op
nieuw op uit, om Jan te zoeken. Na de Grijze
Otterkreek te hebben overgestoken, vonden ze
geen spoor of teeken van hem, en Cummins
gaf nu alle hoop op.
Zij konden hun vrees niet lang voor Mélisse
verbergen. Deze eerste bittere smart, die haar
in haar jong leven trof, greep haar aan met
een kracht, die Cummins verschrikte, en een
groote somberheid over hem bracht. Ze had
er geen pleizier meer in om te spelen met de
dingen, die in de hut waren. Dagen achter
een raakte ze de boeken niet aan, die Jan uit
Churchill had meegebracht, en die hij haar
had leeren lezen. Ze had geen belangstelling
meer voor de dingen die enkele weken geleden
haar leven uitmaakten.
(Wordt vervolgd.)