BestuursoverdrachtinNed.Indië. Bij P.T.T. op meer winst gerekend. Defensiefonds. Hebt Gij Lendenpijn? AKKERTJES Den Haag was buiten zich zelve. WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1936 HAARDE M'S DAGBEAD In'de ontwerp P.T.T.-begrooting is als winstsaldo uitgetrokken f 8.498.200 tegenover een winstsaldo in de P.T.T.- begrooting; voor het dienstjaar 1936 en f 5.549.000, dus X 2.049.200 meer-dan over 1936. De minister is tot -het uittrekken- daarvan niet dan na rijp beraad overgegaan. Eener- zijds moet worden bedacht, dat de belangen der gebruikerszooveel mogelijk aanpassing- der tarieven door verlaging daarvan noodig maken en dat ten bate van de kapitaalpositie van het bedrijf ruime afschrijvingen juist in dezen tijd noodig zijn, anderzijds mag niet uit het oog worden verloren, dat in deze voor de schatkist uiterst moeilijke tijden het be drijf moet doen wat maar eenigszins mogelijk is, om de nooden daarvan te helpen ver lichten. Hoewel daardoor de kans ontstaat, dat de beide eerstgenoemde belangen niet in die mate kunnen worden gediend, als op zich zelf wenschelijlc ware, heeft de minister ge meend, voor ditmaal den noodzakelijken steun aan 's rijks middelen het zwaarst te moeten laten wegen. Het plaatsen van postzegelautomaten, in 1936 begonnen in de groote steden, zal in 1937 worden uitgebreid tot de kleinere plaat sen. Hiervoor is op de begrooting f 350.000 uitgetrokken. Het totale telegraafverkeer onderging over 1935 een vermindering van 6,8 pet. tegeh 7.9 pet. in 1934. De ontwikkeling van de interlocale en locale telefonie blijft alleszins bevredigend, zoodat het mogelijk is, ondanks de invoering van de zone's 1525 en 2535 K.M. de raming hooger te stellen dan die voor 1936. Ten einde den achterstand op het stuk der materieele uitrusting van de weermacht zoo snel mogelijk in te halen, wordt voor 1937 voor dit doel op de begrooting van, het defensiefonds f 25.316.000 .aangevraagd. Wat de Gemeenten krijgen. Uit het gemeentefonds ontvangen- de 'ge meenten over het uitkeeringstijdvak 1937- 1938 een totaal bedrag, dat-wordt'geraamd op f 86.313.500. Algemeen huwelijksgeschenk van het geheele volk. Het A. N. P. is gemachtigd mede te deelen, dat het aanbieden van een algemeen huwelijksgeschenk van het gansehe Nederlandsehe volk, de vol komen instemming heeft verkregen van het vorstelijk paar. Reeks inbraken te Amersfoort opgehelderd. Te Amersfoort is een 22-jarige jongeman H. genaamd, en een 20-jarige jongeman A. C. genaamd, gearresteerd. Beiden worden ver dacht, van een reeks inbraken. De 20-jarige heeft bekend zich aan een lange- reeks in braken te hebben schuldig gemaakt. Het is niet onmogelijk, dat de twee personen, die zich thans in arrest bevinden tot een com plot behooren, dat reeds langen tijd de stad onveilig heeft gemaakt. Het onderzoek hieromtrent Is nog in vol len gang. Autobus met militairen tegen brugleuning gebotst. Tien gewonden. Dinsdagmorgen is op den. Rijksweg te Sohoori ,een autobus waarin zich 17 militairen bevonden, door plotseling uitwijken voor een motorrijder tegen de betonnen leuning van de brug nabij Schoorldam gereden. De autobus werd zwaar beschadigd en aan één kant totaal opengescheurd. Door de scherven der gebroken ruiten werden tien der inzittenden gewond. Vijf personen, die vrij ernstige snijwonden kregen werden per ziekenauto naar het militair hospitaal in den Helder overge bracht. De motorrijder bleef ongedeerd. Bestendiging opcenten-heffing op enkele belastingen. Door de regeering is ingediend een wets ontwerp tot bestendiging voor de jaren 1937 en 1938 van de voor het jaar 1936 ingestelde opcenten op de dividend- en tantièmebelas ting, op de zegelrechten, op de registratie rechten en op de successierechten. Ernstig verkeersongeluk. Twee dooden. Dinsdagavond omstreeks 8 uur is -een ern stig verkeersongeluk gebeurd op den Loos- duinscheweg te 's-Gravenhage, voor den in gang van het -gebouw der Gemeentereini ging. Door tot nog toe onopgehelderde oorzaak Is een auto. bestuurd door een inwoner van Bloemendaal, daar ter plaatse tegen een 69- jarigen voetganger, die vergezeld was van een 67-jarige dame, aangereden. Het was de heer C. J. J. B. en mevrouw de weduwe J. van der B., beiden in Den Haag woonachtig. De gevolgen van deze aanrijding waren zeer ernstig. De man werd zoodanig verwond, dat hij op slag dood was. Zijn lijk Averd door den Geneeskundigen Dienst overgebracht naar het ziekenhuis aan den Zuid- wal. Of>v de vrouw werd zwaar gekwetst. Tn »orgwekkenden toestand bracht men haar naar het ziekenhuis aan het Westeindc, doch bij aankomst bleek zij reeds overleden. De auto bekwam geen noemenswaardige schade. De politie stelt een onderzoek in naar de oorzaak van dit droevig ongeval. Sportvliegtuig in Nieuwen Waterweg neergestort. Vlieger gered. Toen Dinsdagavond omstreeks zeven uur de Nederlandsehe sportvlieger R. Verloren van Themaat met liet Kool hoven F.K. 46-toestel PH.-F.K.C. van det Nationale Luchtvaart School ter hoogte van Poortershaven bij Maas sluis boven den Nieuwen Waterweg cirkelde, is het toestel, doordat het te laag vloog, afgegleden en in het water terecht gekomen. Het toestel verdween onmiddellijk onder water, doch de piloot wist er uit te komen en werd door een landbouwer, die het ongeval had zien gebeuren en met een bootje het water opging, opgepikt. Hij bleek geheel on gedeerd te zijn. I-Iet Duitsohe stoomschip „Diana" nam den verongelukten vlieger aan boord en bracht hem naar Maassluis, waar hij tenslotte door een bootje van Smit Co's Bergingsmaatschappij aan land werd gezet. Te Maassluis werd hij van droge kleeren voorzien. In den loop van den avond is hij weer naar huis teruggekeerd. De Bergingsmaatschappij Smit Co. is 's avonds nog begonnen met de werkzaamheden om het gezonken vliegtuig, dat op Waalhaven thuis hoort, aan de opper vlakte te brengen. De vlieger deed een kennis van hem uitgeleide. Hij moet, döor te laag vliegen, met een vleugel van zijn toestel.het waterhebben geraakt. Auto in het Hoendiep gevonden Bestuurder verdronken. Gisterennacht stootte een baggerschuit, welke door het Hoendiep voer, ter hoogte van hetNoörühorntolhek bij Noordhorn (Gr.) tegen een obstakel. Bij onderzoek bleek, dat het een personenauto was, die aan den kant yan den wal onder water lag. In den wagen bevond zich één persoon, waarvan de levens geesten waren geweken. De man zat nog achter het stuur en had een wonde aan het hoofd. Het horloge van het slachtoffer stond pp 9.40 uur. De verdronkene is de 40-jarige handelsrei ziger W. J. van der Veen uit Groningen, in specteur van de levensverzekering maatschap pij „Haarlem". De auto is Dinsdag gelicht. Naar de oorzaak van dit noodlottig ongeval wordt een onderzoek ingesteld. Het ongemak van velen, die een zittend leven leiden. Verrast zult Ge zijn na één of twee Volgens recept van Apotheker Dumont (Adv. Ingez. Med.J Huwelijk door onbevoegde voltrokken. Straffen tegen secretarie-ambtenaren geëischt. Voor de Arnhemsche rechtbank hebben Dinsdag terecht gestaan een tweetal ambte naren van het gemeentehuis te Wehl, bene vens den gemeentesecretaris van Wehl. Op 16 Juni j.l. moest te Wehl een paartje in den echt worden verbonden. Dit diende te ge schieden door den gemeentesecretaris, doch aangezien deze elders een bruiloft wilde bij wonen verzocht hij den ambtenaar J. J. G. D. die daartoe niet de bevoegdheid bezat, de hu welijksplechtigheid te verrichten. Deze heeft dit gedaan en stond deswege voor de recht bank terecht. Hij verklaarde dat hij het verzoek van den gemeentesecretaris moeilijk had kunnen wei geren. Zoowel tegen dezen verdachte D. als tegen een anderen ambtenaar V. A. M. V., die op denzelfden dag een acte van geboorte had op gemaakt, zonder daartoe de bevoegdheid te bezitten, eischte het OM. f 75 boete subs. 30 dagen hechtenis. Vervolgens heeft de gemeentesecretaris van Wehl de heer M. B. A. terecht .gestaan. Hem was valschheid in geschrifte ten laste gelegd. Hij bekende de huwelijksacte te hebben ge- teekend zonder bij de voltrekking van het hu welijk tegenwoordig te zijn geweest.,Hij ver klaarde dit ondoordacht te hebben gedaan. De subst.-officier van justitie eischte tegen den verdachte een week gevangenisstraf en vijf jaar ontzegging van het recht een functie als ambtenaar van den burgerlijken stand te vervullen. Aanvang Seizoen 1936-'3715 October Spreekuur dagelijks van 11-12, 2-5 en 7-9 uur. Schagchelstr. 29, Telef. 10806. N.V. DANSACADEMIE J. G. MARTIN ZONEN HAARLEM AMSTERDAM 8USSUM HILVERSUM (Adv. Ingez. Med:) Jhr. de Jonge neemt afscheid. Bij de G.-G. wisseling in Indië heeft Mr. B. C. de Jonge in den Volksraad een rede uit gesproken, waaraan wij het volgende ont- leenen: Er zou voor mij alle aanleiding zijn om te pogen het resultaat van de achter ons lig gende bestuursperiode vast te stellen ware het niet, dat in de pas afgesloten gewone zitting van dezen raad de positie van Ned.- Indië op zoo. grondige wijze is behandeld en in beschouwing genomen, dat in de gevoerde discussies wél een zeer nauwkeurig- en vol ledig beeld kan worden gevonden van wat in deze maatschappij-is omgegaan, welke be zwaren zij heeft ondervonden, en welke wen- schen zij thans koestert. Jhr. Mr. B. C. de Jonge. Men heeft zich bij die besprekingen niet bepaald tot'wat in het afgeloopen jaar was geschied, maar men heeft een geheele pe riode overzien, welke, gerekend van den val van het pond, de Jaren van.de ergste de pressie omvat en tevens samenvalt-met mijn pestuursperiode. Men heeft als het ware de rekening opgemaakt, waarbij debet- en cre- dit-poste'n in bonte mengeling naar voren zijn gebracht, en eindelijk een voorloopige balans vastgesteld, met welker uitkomst men tenslotte maar matig tevreden bleek. Ik kan dat gevoelen niet onjuist vinden, er zijn nog groote moeilijkheden in het voor uitzicht, er is nog geen reden tot juichen, maar het zij mij niettemin veroorloofd bij dit mijn laatste optreden in uw midden te waar- schuwen; tegen ontmoediging en aan te spo ren- tot Volharding. Nimmer mag vèrgeten worden da't het herstel van de welvaart af hankelijk is van allerlei omstandigheden, maar zeker niet mogelijk is zónder gezonden flnancieelen grondslag. In verband hiermede geloof ik. dat -men te weinig waarde hecht aan het feit. dat een voorloopige balans op gemaakt kon worden. Als men geen grond onder de voeten gevoeld had, dan zou men de onmogelijkheid daarvan beseft hebben. Men zou het niet gepoogd hebben als men niet de al of niet bewuste overtuiging 'had gehad, dat wij op het diepste punt zijn aan geland of reeds daarover heen zijn. Een feit trouwens is. dat er teekenen van opleving zijn en dat de groote teruggang van 's lands ontvangsten is tot staan gekomen. Een terugblik mijnerzijds thans teneinde nogmaals uiteen te zetten, waarom in de afgeloopen bestuursperiode geen resultaten konden worden verkregen, welke meer be vrediging zouden hebben geschonken, lijkt mij overbodig, evenals een verdediging van mijn beleid, hetwelk veroordeeld is als het zichzelf niet kan verdedigen. Voor mij zelf ben ik uiteraard dikwijls met mijn gedachten teruggegaan in het vooruitzicht van het oogenblik, dat ik een zoo zware en verant woordelijke taak als de mijne was, zou neer leggen. Daarbij kwam mij in herinnering de belofte, welke ik deed in het begin van mijn intree-rede, dat ik zou pogen een goed land voogd te zijn. Dat heb ik zeer stellig naar mijn beste krachten gedaan, ook al wist ik dat tal van maatregelen voor' velen ernstige gevolgen moesten hebben. Een zekere mate van onaandoenlijkheid was daarbij geboden, ware het alleen om rechtvaardig te kunnen zijn. Daarnaar heb ik bovenal gestreefd bij mijne zoo veelvuldige aanrakingen met personen, groepen, partijen of landaarden. Of mijn pogingen geslaagd mogen h-eeten staat niet aan mij ter beoordeeling. Ik kan alleen verklaren, dat lk van hier ga met groote dankbaarheid in 't hart vor het feit, dat ik 5 jaren lang werk .heb mogen doen dat zoo veel omvattend, zoo veelzijdig en zoo belangwekkend was, dat persoonlijke of fers volkomen gecompenseerd werden en persoonlijk ongemak niet telde. Dankbaar ben ik voorts voor den steun, dien ik onder vonden heb, ook waar deze zich hulde in den vorm van critiek. Dit geldt wel allereerst uw college dat zich soms schijnbaar tegen over de regeering stelde, terwijl het toch evenzeer 's lands belang voor oogen hield als de regeering dat meende te doen. Na dank gebracht te hebben aan allen, die metden Landvoogd hebben samenge werkt, wendde Jhr. de Jonge zich tot zijn opvolger: Excellentie, Uit hetgeen ik zooeven gezegd heb, zal u gebleken zijn, dat hoe zwaar de taak ook moge zijn, welke u wacht, ik hem die daar mede door Hare Majesteit de Koningin wordt belast uit de volheid van mijn gemoed met zijne benoeming kan gelukwenschen. Het is een voorrecht op een plaats en in een positie te mogen dienen waar zoo groote be langen van Nederland en Indië beiden sa mentreffen. Met die bede draag lk thans het bestuur van Nederlandsch Indië aan u over. Rede van den nieuwen Gouv.-Generaal. Jhr. Tjarda. heeft, .na .de Koningin dank te hebben gebracht voor zijn benoeming en de verloving- van- Prinses- Juliana te hebben ge memoreerd. o.m. nog gezegd: Op het veld van werkzaamheid, dat gij, jhr. de Jonge, thans verlaten gaat, zullen de in drukken zichtbaar blijven van de stappen door uw voet gezet. Vele stemmen zullen nog opgaan om van uw bewind te spreken: zij zullen gewagen van wat het gebracht of niet gebracht, bevorderd of voorkomen heeft. Be voegden en onbevoegden zullen oordeelen over uw bestuursbeleid, gelijk over elke openbare zaak geoordeeld wordt. Inmiddels hebt gij reeds ervaren, dat dit vijftal dadenrijke levensjaren u eerbied en waardeering in breede kringen bracht. Wan neer de „Sibajak" wegvaart en de kust van Java voor uw oog vervaagt, moge hij bij den terugblik de voldoening smaken, die in het Zoo'n drukke, vroolijke en goede Prinsjesdag hebben wij lange jaren niet gehad. Zoo'n dag 'als het gisteren in den Haag was! Zoo'n geestdriftige, volle drukke en vroolijke dagneen, dien hebben wij in lange jaren niet beleefd. Het leek wel of héél Nederland was samengestroomd naar dat kleine stukje aardrijk dat begrensd wordt door het Noordeinde, de Lange Voorhout, het Plein en de Lange Poten, dat kleine stukje wereld, waarin het Binnenhof en de Hofvij ver liggen en waarbinnen dan toch óók de hope des vaderlands vertoeft: Koningin Wil- helmina, prinses Juliana en prins Benno. Dat kleine stukje Nederland waar, zoo leek het, half Nederland stond samengepropt, ge perst en geduwd langs den weg die de Gou den Koets zou nemen. Hoeveel het er ge weest zijn moeten anderen maar uitmaken, maar dat het er tien maal zooveel waren als men bij menschenmogelijkheid zou kunnen vermoeden, dat leek wel zeker, 't Was, wan neer die grimmig-uitziende, maar goedaar dige politie-ruiters hun paardjes langs de voorste rijen lieten dansen, 'alsof de massa van elastiek was. Zoo kromp dan die schou der aan schouder en. borst aan rug geperste menigte dan toch weer ineen. En het was ook of iedereen zich voorgenomen had zich nu eens nergens boos om te maken, zoet en gehoorzaam te zijn en zelfs dezen dag te zingen, hoe en waar en wanneer dan ook. Want lachend verdroegen de menschen de nóg-dichter-in-elkaar-krimping hunner masale eenheid en zingend verdreven zij den tijd, de vele uren die hen scheidden van het oogenblik dat het eerste kanonschot, het teeken was dat de Koningin zich op weg naar het Buitenhof begaf, Zij zongen het Wilhelmus en het Wien Neerlands Bloed, 't Is plicht dat ied'ren Jongen en Waar de blanke top der duinen. Het Limburgsche Volkslied klonk honderdvoudig, op weemoe dige oogenblikken het allerverschrikkelijkste lied van Die mooie Molen. Er was, wat men gemeenzaam noemt: „deining" in den Haag. Er was vroolijkheid, oprechte vaderlandsliefde, vreugde om den Prins en om het geluk van Juliana, de men schen van buiten en de menschen uit den Haag wilden, na jaren crisis en crisis en cri sis; na jaren van klagen, steunen en zuchten Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachóuwer. bewustzijn van hooge plichtsbetrachting ge legen is. Zij, die in deze vergadering of daar buiten mochten denken thans van mij een standpunt te vernemen met betrekking tot de concrete vraagstukken, welke in de aandacht van de landsregeering staan, zullen teleurgesteld worden. Voor de eerste maal zet ik voet aan wal in deze gewesten, rêchtstreeksche be moeiing met de zaken van Ned.-Indië had ik tevoren nooit, ik sta vreemd tot den taak, die mij is gesteld. Het zou lichtvaardig zijn een uitspraak te doen, waar onvoldoende kennis der verhoudingen aanwezig is. Gegevens zal ik in ruime mate moeten vragen, en het sterkt mij te weten, dat uit gelezen adviseurs in den raad van Ned.-Indië, en in ambtelijk kader mij zullen omringen. Doch ook buiten de kringen van hen. die in de eerste plaats geroepen zijn mij in de rich- tige vervulling mijner plichten bij te staan, zal ik allerwege raad en voorlichting zoeken, in het waarachtig verlangen door te dringen tot datgene, wat de Ned.-Indische samenleving- in haar rijke schakeering bergt. Waar de economische achteruitgang tot nood verergert en voor «de bevolking het on misbare plaatselijk komt te ontbreken, is natuurlijk ook de overheid geroepen om be hoedend haar hand naar de bedreigden uit te strékken. Mogen eindelijk tijden van herademing ko men, waarin nieuwe welvaart de zorg ver drijven en een wijder vergezicht zich openen kan. De aanpassing aan een lager economisch peil, welke met kracht en kloekheid is door gezet, heeft deze landen ertoe voorbereid om aanstonds ruimer en meer profijtelijk aandeel te nemen in het wereldruilverkeer, indien dit eenmaal vrijer banen volgen mag. De vrijheid van meeningsuiting waardeer ik als een kostbaar goed. Toch erken ik, dat de behartiging der belangen van land en volk onontkoombaar voert tot de plicht te onder scheiden tusschen woorden en gedragingen, die toelaatbaar of niet toelaatbaar zijn. Gelijk mijn voorgangers, zal ook ik met ge strengheid handelen jegens hen, die door de aantasting van gezag en orde voor de gemeen schap schadelijk zijn. De gewichtige rol, mijnheer de voorzitter, die in het Ned.-Indisch staatsbestel aan uwen raad is toebedeeld, vordert een gestadige ge- dachtenwisseling tusschen hem en de lands regeering. Zoolang mogelijk dienen zij gelijke paden te betreden en bij een aanvankelijk verschil van inzicht den weg naar overeen stemming zoeken. Tot een ernstig gemeen schappelijk pogen in dien zin zult gij mij telkens bereidvaardig vinden. Met deze woorden en met den wensch, dat een heilzaam gevolg voor deze gewesten het loon van mijn arbeid zij, aanvaard ik het ambt van gouverneur-generaal van Ned.- Indië. nu eens eindelijk de bloemetjes buiten zet ten. Ze grepen de vreugde om de vorstelijke verloving met beide handen en hun heele hart aan om nu eens alle narigheid te verge ten, en alle somberheid uit hun hoofd te bannen en ongekende tafereelen deden zich daarbij voor. Of is het niet ongekend, dat dames zich zelve rekenend tot den „beslist gegoeden stand" in al heur zwaarte en al heur breede lijvigheid rondedansjes pleegden midden op straat. Zóó maar, hand in hand met vreem de dames en heeren, die misschien niet eens tot den beslist-gegoeden stand behoorden? Of hebt u dat ooit gezien, dat midden in de malaise, de aanpasserij en de dreiging van de cijfers, alle café's van de binnenstad, en dat zijn er zoo nogal wat, hun deuren krampachtig moesten gesloten houden, om dat het stamp en stampvol was en dat de menschen, goedmoedig en welgezind, gezel lig met zijn allen een uurtje in de rij gingen staan om ten langen leste een kopje koffie te bemachtigen. Of dat de netste menschen bij u uit de stad, die bij óns in de stad gekomen zijn, en die bij u voor geen geld hun boterham zoo maar op straat zouden durven oppeuzelen, bij ons, in de residentie, zonder blikken of blozen, liepen te happen langs de trottoirs alsof dat niet in strijd was met alle wetten der oirbaarheid, hun, door zorgzame moe ders en vaders bijgebracht? Het mooiste van dezen dag Was de sfeer van vreugde en saamhoorigheid die in de massa heerschte. Ik zeg dit niet om maar iets te zeggen en om een convertioneel woord, passend -bij dezen dag neer te schrijven. Maar 't was werkelijk zoo, dat de oranje liefde feller en warmer oplaaide dan zij dit ooit de laatste jaren gedaan heeft. Voor po litiek krakeel was er nu niet de geringste kans. En de tinnegieters waren wijselijk weg gebleven. 't Was waarlijk zoo, dat er geen wanklank gehoord werd. Of het moest het misbaar zijn, dat de zingende en „muziek" makende bedelaars als argument aanwenden om een. extra centje in de wacht te sleepen. Dat is altijd wel héél mistroostig gezicht: dat zich, zoodra er iets van algemeene vreugde doorbreekt, een horde van bedelaars over de stad verspreidt, die op de onmoge lijkste wijze uitgedost,, op de lamentab eiste wijze een beroep gaat doen ,op de mildheid der menschen. Maar dat is dan ook het eenige nare van dezen nu weer eens échte Prinsjesdag en de drukke dagen, die daar aan vooraf gingen, geweest. Al zullen er toch ook wel héél wat menschen geweest zijn, die de rust van hun veilige woning verkozen hebben boven het druisehend geroezemoes van de binnenstad, boven de luidruchtigheid van de afgestampt-volle koffiehuizen, boven de straat, die één schuifelende stroom ge leek, vol en vreugdig, maar vermoeiend voor wie nu eenmaal de stilte zoeken om geluk kig te kunnen zijn, Schoon als. immer was de stoet, waarvan de Gouden Koets het middelpunt vormt. De trappelende paarden; de felle kleuren der uniformen, de verschijning van de Ko ningin en de Prinses en het zonlicht dat dit alles de generaals en de lakeien, het rood. ei\ het goud, het zwart en het zilver in een diepe glans van herfst en heerlijkheid zette 't vormde samen een tafereel dat steeds weer indrukwekkend is. De plechtige ridderzaal, met zijn koele, iet wat onwezenlijke, belichting door de hooge ramen, met haar praal van uniformen, haar deftige rust, haar doodsche stilte; wanneer de Koningin de Troonrede voorleest dat tafereel is ieder jaar hetzelfde en ieder jaar maakt het denzelfden indruk o.p iedereen, die het ieder jaar mee-beleeft. En altijd weer zijn er dezelfde figuren die in de algemeene aandacht naar voren ko men; Oolijn, rustig en ernstig; Duymaer van Twist, martiaal en een beetje gewichtig, het rijtje van den Raad van Staten hemelsblauw en blank, oud en wijs; de heer en mevrouw Weitkamp: het Kamerlid in een verschrik kelijk-oude rwetsche geldeede jas en me vrouw met de Overijselsche boerinnekap; ge zanten in hun prachtige staatsiekleedij met ridderorden de borst bezaaid, trofeën uit alle windstreken der aarde. Er waren ook menschen. die men niet zoo spoedig herkende. Naar wie men fluisterend zijn buurman ondervroeg: „Wie is die oude heer met al die ridderorden en met dien hoogen hoed waar Colijn nu mee staat te praten?" „Da's mr. Vissering, de oud-president van He Nederlandsehe Bank". - „En die daax met die witte minister-pantalon, zonder één onderschei ding?" Rutgers, de schoonzoon van wijlen Idenburg„Die lange, met die 'n beetje te wijde steek?".— „Dat moet een ge zant zijn maar waarvan, kan ik je onmoge lijk zeggen Zoo gaat dat zóó'n. morgen op het Binnen hof. Een eenvoudig staatsburger in een doodge woon colbertje met alléén maar een oranje knoopje op zijn jas, voelt dat hij een kleine jongen is, al kan hij dan wel eens opspelen tegen zijn echtgenoote, omdat de biefstuk te rauw en 't meisje vergeten had zout in de aarpeltjes te doen. En dat is goed voor eenvoudige staats burgers Alles was plezierig op Prinsjesdag in Den Haag. De rijtoer van de Koninklijke familie met prins Bernard als glimlachend middelpunt der tienduizendvoudige belangstelling was 'n ware triomftocht. Zóó heb ik het nog nimmer meegemaakt. Zóó massaal heeft de Oranjeliefde mij nog nimmer in de ooren geklonken. En zóó diep- uit-het-volkshart zal het Wilhelmus wel zelden geklonken hebben. Waarom zou ik trachten u daar veel van te vertellen? Er is niet veel van te vertellen. Al leen maar dat er een ontzaggelijke liefde voor Oranje door Den Haag daverde en dat het leek of de Koningin, Juliana en Bernard daar ge lukkig mee waren. Nog, nu ik dezen brief beëindig, davert de residentie van blijdschap. Nóg is alles vol en vroolijk en druk en geestdriftig. Zelden zag de stad er zoo plezierig uit. Maar morgen zal de terugslag komen. Na een week van uitzinnige vreugde moet zij zich toch wel bezinnen op den dagelij ksche arbeid enzich voorbereiden op de groote gebeurtenissen die ons staan te wach ten: het huwelijk van de Prinses en den Prins. Dat zal alles wat er aan moois en plechtigs en vreugdigs geschied is, nog overtreffen. Den Haag popelt ernaar, midden in de avondlijke vreugde van dezen dag. MR. E. ELLAS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 6