Notities van een Crieksche reis.
Montrea l-Otta wa-Ca Iga ry.
0
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1936
H A A R E E M'S DAG B t A D
Ml
Een bezoek aan Pompeji. Bestijging
van den Vesuvius. Het Nationaal
Museum van Napels. Naar huis.
Door Dr. D. M. HOOCEVEEN
Het forum van Pompeji.
Woensdag 22 April/ De hoofdstad van Mal
ta: La Valetta valt ons mee. Weliswaar zien we
na het vele. dat we reeds gezien hebben, niet
zooveei nieuws, maar toch imponeeren ons de
ligging op geaccidenteerd terrein, de gróote
vestingwerken en de prachtige natuurhaven.
Aanstonds na onze landing maken we gebruik
van een publieke lift, die ons omhoog voert
naar een keurig Engelsch plantsoen, vanwaar
men een overzicht heeft over de havens,
waarin eenige Engelsche oorlogsschepen lig
gen; véél zien we er niet; het lijkt me waar
schijnlijk dat de meesten wegens de nabijheid
van de sterke Italiaansche luchtmacht naar
een veiliger oord zijn teruggetrokken. Overi
gens gaven ook de Engelsche vliegtuigen bij
de nadering van ons schip acte de présence.
Van een belangrijke historie getuigen het pa
leis van den gouverneur, dat vooral wegens
zijn gobelins een bezoek loont en ook een uit
gebreide wapenverzameling bergt en het mu
seum. Ook de kathedraal en de schutsheilige
Johannes is een bezoek waard. Op straat ziet
men vele vrouwen een zwarte hoofddoek dra
gen, de „faldetta" die eerst den indruk maakt
door den wind te zijn bolgeblazen, maar bij
nader inzien als een soort vaste huif ruim om
het hoofd blijkt te staan. Hoewel het eiland
vrijwel boomloos is, vindt men er toch een
prachtige, hooggelegen botanischen tuin,
waarin het een genot is een kijkje te nemen;
tevens kan men daar van een prachtig uit
zicht over het eiland en de zee genieten. Het
valt ons dan weer op, hoe uitgestrekt zoo'n
schijnbaar luttel eiland in werkelijkheid nog
is. De stad, hoewel naar het aantal inwoners
gerekend niet groot (30.000) maakt toch een
flinken indruk, vooral de hoofdstraat met le
vendig verkeer en vele goede winkels. Eigen
aardig doen de massa's geiten aan, die zich
in de straten ophouden en soms in kudden
er door worden gedreven, soms gemoedelijk
in een zijstraatje met hun wijze koppen staan
te wachten totdat ze worden gemolken.
Donderdag 23 April. De landing te Porto
Empédocle, de havenstad aan de Zuidkust
van Cicilië kan helaas door de zware zee
deining niet plaats vinden. Men had van
daaruit 'n bezoek aan de tempelruïnen van
Agrigéntum willen brengen. De kapitein ver
kiest den veiligen weg en vaart verder langs
de kust naar het westen. Met behulp van
onzen kijker onderscheiden we de ruïnen van
Selinünte. Langs de Aegatische eilanden
wordt dan koersgezet naar Napels. Den gehee-
len verderen dag houden we stormachtig en
regenachtig weer, zoodat van zwemmen en
zonnebaden op het sportdek geen sprake meer
is. Reeds dezen avond vindt het „Abschieds-
essen" plaats (daar in Napels eenige passa
giers ons zullen verlaten), terwijl het schip
zich voortspoed over de diepe diepten van de
Tyrrheense zee.
Vrijdag, 24 April.
Het eerste, wat we in Napels doen, is de
stad verlaten voor een bezoek aan het na
burige Pimpéji; voor mij een korte herha
ling, voor mijn vrouw een eerste kennisma
king. Onder uitstekende geleide loopen we
weldra over de Pompejaansche polygonale
straatsteenen met de opmerkelijke wagen
sporen van het antieke verkeer. Hier en daar
liggen dwars over de straat groote platte
steenen om over te steken.
Zooals bekend is. werd de stad in 79 j. n.
Chr. bij een uitbarsting van de dichtbij -
zijnde Vesuvius onder een dikke laag asch
bedolven. De meeste bewoners konden nog
vluchten, slechts enkele lijken heeft men
gevonden. Juist de aschlaag heeft de stad
zooals ze was gefixeerd en geconserveerd
voor eeuwen; op een enkel punt, waar de op
gravingen nog moeten geschieden, kan men j
ze zien, ongeveer 6 Meter dik. Als men na
gaat, dat na al de opgravingen nu nog
slechts 3/5 van de stad is bloot gelegd, krijgt
men eenig idee van de hoeveelheid asch, die
bij de uitbarsting door den vulkaan over
den geheelen omtrek moet zijn uitgebraakt.
Wie weet welke ontdekkingen bij verdere
opgravingen nog gedaan zullen worden!
We komen langs het belangrijkste plein:
het Fórum met de ruïnes der tempels van
Jupiter, Apollo enkeizer Vespasianus;
op den achtergrond zien we de Vesuvius met
de steeds van vorm veranderde rookpluim.
Het Fórum was de markt en het centrum
van alle openbare leven. Ter beschutting te
gen zon en regen dienden zuilengangen aan
de kanten; men zou die van de binnenplaats
van ons Prinsenhof er mee kunnen verge
lijken.
Door tal van huizen worden we rondge
leid, die alle hun eigenaardige bijzonderheid
hebben. De meeste gevonden steenen en
bronzen voorwerpen worden bewaard in het
groote museum te Napels. Bijzonder bekoor
lijk zijn de talrijke wandschilderingen, die
aan de interieurs een eigen karakter .geven;
ze zijn namelijk deels ter plaatse gelaten,
voor een deel ook in het genoemde Napoli-
taansche museum gebracht. De schilderin
gen vertoonen hier en daar een opmerkelijk
technisch kunnen en artistieken zin; de on
derwerpen zijn vaak ontleend aan de Griek-
sche mythologie. Het is hier niet de plaats
daar nader op in te gaan. Een der mooiste
en ruimste huizen is dat der Véttiërs, twee
vrijgelatenen. Allerlei vertrekken heeft dit
huis: o.a. een keuken met antiek kookgerei
en één, dat men zou kunnen aanduiden als
bestemd voor zeezieken. Ook een der villa's
van den beroemden Cicero heeft men in
Pompeji gevonden. Verder een bar voor den
verkoop van warme en koude dranken. Een
klein museum bergt merkwaardige vondsten,
o.a. gipsafgietsels van antieke lijken. Een be
zoek aan Pompeji vordert minstens 4 uren.
Voor hen, die slecht ter been is, is ook ge
zorgd: men kan zich in een stoel door 2
mannen gedragen, laten rondvoeren.
Bij de lunch vermaakt ons een zangers
trio van acht Zuidelijke typen, dat met bra-
vour in de voortuin van het hotel staat te
zingen.
Een dankbaar uitstapje, hoewel er nogal
geklauter aan verbonden is, is de bestijging
van den Vesuvius. We rijden omhoog, eerst
door een zigzag weg steeds hooger. Het laat
ste stuk tot aan den kraterrand moet te voet
afgelegd worden. Boven geniet men een uniek
uitzicht over de golf van Napels en ziet o.a.
in de verte het eiland Capri, sombere lava-
velden, dorre donkere massa's bedekken
groote stukken der zijwanden van den berg
ze zijn onderling niet gelijk en afkomstig
van verschillende erupties. Nu slaan we onzen
blik in het reusachtige kraterbekken; het
ligt vol grilliggevorm.de verharde massa's
donker „deeg". We durven er ook in af
dalen en begeven ons een paar honderd
meter a la „hink-stap-sprong" in de richtini
van den eigenlijken, werkenden eruptiekegel.
We komen tenslotte langs plekken, die als
roodgloeiende ovens tusschen de lava liggen.
Voor de aardigheid vormt de knaap, die mijn
vrouw bij het voortgaan behulpzaam is, uit
eenige gloeiende lava een soort nestje, waarin
hij een munstuk vastdrukt: als het afgekoeld
is, overhandigt hij het als „souvenir". Vol
ontzag zien we op naar de uitbarstingen, die
af en toe een meer heftig karakter krijgen.
Gloeiende stukken worden door de onzicht
bare macht omhoog geslingerd, onder een
dof gerommel, terwijl daardoor de opstijgende
wolken rood worden gekleurd. Men begrijpt
hoe de fantasie der menschen de ruimte on
der zulke vulkanen met reuzensmeden kon
bevolken. Bij onze afdaling moeten we eerst
door donkere wolken, maar allengs herkrij
gen we het uitzicht op de riante omgeving
van Napels. Op onzen terugtocht suizen we
met een rustige vaart van 100 K.M. over een
uitstekende auto-strada langs vele land
schappelijke schoonheden en gloeiend roode
klaprozen. Herculancum komen we voorbij:
nu geen tijd meer om het te bezoeken; mis
schien morgen.
's Avonds wandelen we in de hoofdstraat,
de via Roma. Terugkeerende worden we
dichtbij ons schip opgevangen door iemand
voor 't bootspersoneel: mijn vrouw loopt toe
vallig op eenigen afstand van mij. Het is een
veiligheidsmaatregel; dames moeten zich hier
's avonds niet alleen vertonen. We krijgen
nog eenige verhalen te hooren over de dief
achtigheid der bevolking hier en over de ge
schiedenis van onze boot: ze is al eens op een
dam in tweeën gebroken en al eens in een
ommezien uitgebrand. Eenigszins eenzijdig
zijn de verhalen van den goeden man wél
maar ze kunnen best op waarheid berusten.
Eenige soldaten, die met het geweer wagons
bewaken, herinneren ons weer aan de Abes-
sijnschen oorlog. i
Zaterdag 25 April. Het bezoek, dat we nog
aan Herculaneum hadden willen brengen,
kan wegens het zeer slechte weer helaas niet
doorgaan: de regen valt bij stroomen uit een
donkere lucht. Dus: bezoek via het Aquarium
aan het Nationaal Museum. De bassins van
het aquarium zijn onvoldoende verlicht wel
vreemd; misschien zuinigheid wegens den
oorlog. Toch herken ik weldra van een vorig
bezoek de zoiderlinge polypen, die nog weinig
in actie zijn en de op aal gelijkende muroenen
Wonderen van zeedieren zijn er te zien! Men
krijgt intusschen den indruk, dat ons Am-
sterdamsche aquarium ook nog wel mee kan
doen. De boot vertrekt 's middags en we
hebben nog juist tijd genoeg om in het
Musoliüm enkele herinneringen op te visschen
Het gelukt ons het grootsche mozaiek. voor
stellende Alexander den Groote. die in den
slag bij Issus op koning Darius aanstormt,
te zien krijgen, hoewel de zaal. waarin het
kunstwerk zich bevindt, ln restauratie is. Het
museum bevat niet alleen mozaieken, maar
ook vele marmerculpturen, bronzen, wand
schilderingen, munten, vazen, alles antiek.
Al te vroeg is het uur van afscheid weer daar
's Middags op de boot moeten de koffers ge
pakt worden en houdt de reisleider zijn laat
ste voordracht. Een ongelooflijk aantal ver
loren voorwerpen wordt den volke het een na
het andere voorgehouden en zoo krijgt ieder
het zijne terug. Hierna wordt gesproken over
wat men zou kunnen noemen „de techniek
van het afscheid": douane-aangelegenheden,
gewoonten der kofferdragers enz. Wanneer
we des avonds een wandeling over het pro
menadedek maken, zien we in het duister
een rij lichten en daar achter aan de hori
zon een vaag maar duidelijk lichtverschijnsel
dat moet Rome, met de havenstad Ostië zijn.
Zondag 26 April: We logeeren te Genua in
hotel Colombia, dichtbij het standbeeld van
Columbus. Na een wekenlang verblijf in een
scheepshut doet zoo'n ruim hotel toch aan
genaam aan. In de Zondagmiddagvolte ma
ken we een uitstapje naar het niet ver af
gelegen Nervil, dat een goeden indruk geeft
van de bekoorlijke schoonheid van de Rivièra
di Levante, Op een heerlijk terrasje geko
men, ontmoeten we weer enkelen kennissen
van de boot, van wie we reeds dierbaar af
scheid hadden genomen. Zachtjes omspoelt
of liever omspeelt het heldere zeewater de
rotsen van de kust beneden ons; dat boeit
een wijle het oog en geeft de noodige rust
aan den geest om nog eens na te peinzen
over alles, wat we de laatste weken mochten
beleven. Nog kunnen we ons in de parken
van Nervi aan den geur van oranjebloesem
te goed doen het zal wanneer we meer
Noordelijk komen, spoedig uit zijn. Een der
parken is tegelijk dierentuin, gratis toegan
kelijk. Wanmyr we 's avonds de Via Venti Set
tembre doorkomen, valt ons haar groot-
steedsch karakter op De geheele stad trouwens
zooals ze daar met haar forsche huizen
tegen de bergen op gebouwd is, heeft iets
majestueus.
Maandag 27 April. De spoorreis door de
Apennijnen is heel mooi, door de Povlakte
vrij eentonig. In Milaan hebben we den tijd
om rustig den Dom te bezichtigen. De gevel
is onzichtbaar wegens het vele steigerwerk.
Het stemmige halfduister van binnen, waarin
de groote ramen van gekleurd glas moeten en
kunnen fonkelen als edelsteenen. wordt ver
stoord door een achteloos opengelaten deur.
We zien het wonderlijk bouwwerk niet op zijn
best en toch voelen we weer de pieuze voor
naamheid ervan. We gaan dien dag door tot
Bazel. In den trein zien we nu werkelijk
voor 't laatst onze tafelburen van de boot,
die in Freiburg zullen overnachten. In Zwit
serland is het weer slecht, zelfs het Vierwoud-
stedenmeer ziet er weinig aanlokkelijk uit. We
hebben er dan ook geen spijt van dat we be
sloten hebben nu maar regelrecht naar huis
te gaan.
Dinsdag 28 April, 's Morgens uit Bazel,
's avonds half negen weer in Haarlem. De
avond is koud en nevelig en weldadig doet het
binnenkomen in de huiskamer aan. waar
vriendelijke handen hebben gezorgd voor geu
rende thee en een paar rozen.
In betrekkelijk korten tijd hebben we
Europa doorreisd vrijwel van het Noord Wes
ten tot het Zuidoosten; we zijn door vele
landen gekomen en op onze boot waren vele
nationaliteiten vertegenwoordigd. Waarlijk
niet alleen voor de verrijking van den geest
en sterking van gezondheid is zoo'n reis goed.
maar ook voor de verruiming van onzen blik
en verlevendiging van de gedachte, dat de be
woners dezer aarde groot bezien on
derling niet zoo veel verschillen en dat zij
allen maar menschen zijn, die geen weder
zij dsche vernietiging moeten nastreven. Er
blijven nog genoeg vijandige machten voor
het gezamenlijke menschdom over als ziekten
en natuurrampen. En moet niet het besef, dat
wij allen omringd worden door de onpeilbare
mysteriën van de kosmos eerder tot éénheid
dan tot verdeeldheid leiden?
ook alweer alleen mogelijk is door grooteren
opzet. Maar er valt wat te leeren. En ik
krijg daar gelegenheid toe. Met introductie
brieven, lectuur en foto's beladen verlaat ik
de mooie en toch sober ingerichte gouverne
mentsgebouwen. Nog juist tijd om een kijkje
te nemen buiten de stad, waar een tiental
golfclubs hun velden aaneengereid hebben lig
gen en meren en verbreede rivie^n tot zon
nen en zwemmen nooden. En dan begint de
groote reis! Drie dagen en twee nachten trein
van haven tot Rotsgebergte. Ik reis colonist-
class. emigrantenklasse om het eens goed mee
te maken. We hebben alles bij ons, luchtma
trassen, donsdekens enz., maar de uitgetrok
ken dubbele zitbank ligt zoo lekker, dat de
riem was losser en de overjas los omgeworpen
voldoende zijn om den nacht in te gaan. En
frisch wakker te worden als de juffrouw van
één hoog achter ons al met een theeketel naar
de kachel in het achterste compartiment
wandelt en onze buurman, een Chinees, den
anderen kant uitgaat met tandenborstel en
scheerkwast. Goede waschgelegenheden voor
dames en heeren. nette W. C., kranen met
ijswater en gewoon en de brandende kachel
klaar om je spek te bakken of ander potje te
koken. Een gezellige boel dus. Het gezelschap
wisselt nogal in de drie dagen en van elk leer
je weer een andere handigheid om het leven
aangenaam te maken. En om wat van te hoo
ren over het leven hier. Het zijn meest kleine
zakenlui, ambtenaartjes en vooral boeren en
boerenknechts, die kolonistenklasse reizen,
maar op de stations tref je ook veel toeristen,
meest Amerikanen. Maar iedereen, die je
spreekt is goed gemutst, 't Gaat goed. 't gaat
beter. De oogst is slecht door de droogte, maar
daarentegen zijn de prijzen stijgende. Een
prettig volk. Menschen met fut en dus lust in
het leven en dan vind je in een land" met zóó
veel mogelijkheden altijd wat goeds!
Drie dagen en twee nachten in den trein.
O
En zoo waren we dan in Montreal, de
hoofdstad van dit Dominion, al is Ottawa de
residentie, de zetel van den Gouverneur. Wij
beginnen met een bezoek aan een paar voor
mannen van de Canadian Pacific Railway
Company, die zoo verbazend veel gedaan heeft
voor de opensluiting van dit land, niet alleen
door het scheppen van afvoermogelijkheid
voor de producten, maar ook door kolonisatie
aan te moedigen en practisch uitvoerbaar te
maken. Er is een tijd geweest, dat van valsche
voorspiegelingen gesproken moest worden,
maar dat is allang voorbij, vooral sedert een
tweede spoorweg mij., de Canadian National
Railways concurrentie is komen aandoen. Een
mooi span. Er is vrijwel geen enkele kaart
van Canada, waar alle spoorlijnen opstaan.
Elk heeft zijn eigen spoorboekje en weet geen
inlichtingen over den ander. Zoo sterk, dat op
de kaart van de Can. National Railways alleen
die natuurmonumenten zijn opgeteekend, die
door lijnen van de Can. National bediend wor
den en bijv. het wereldberoemde Banff park
en Lake Louise op die kaarten niet zijn te vin
den.
Het gebouw van de Canadian Pacific heeft,
geloof ik, acht verdiepingen, dat is hier niet
veel. Elke verdieping honderd kamers, in een
groot vierkant gebouwd. En dat noemen ze
practisch! Liften genoeg, maar in die lange
gangen geen enkele fiets, zelfs geen step. En
dat op het einde van een hittegolf. Canadian
Pacific weet veel, zoowat de helft, Canadian
National een tweede helft en de rest hoorde
ik van onzen zeer behulpzamen Consul Gene
raai: Mr. Schuurman. En tusschen al die con
ferenties telkens weer die merkwaardige stad;
een paar groote gebouwen, bijna skyscrapers
en daartusschen nog bij rijtjes oude 1 en 2
verdieping huizen uit den ouden tijd van
Mont Royal. Maar in dat half oudbakken
stadsbeeld een modern geregeld verkeer. Mas
sa's auto's, overal haast éénrichting verkeer,
door automatisch werkende lampen, drukke
tramdiensten in bijzonder groote wagens, wat
ook wel mag in een stad van een millioen in
wonersop 10 millioen totale bevolking.
Gauw over de toonbank gedineerd voor 45
cents. Amerikaansch keurig en lekker! En
denzelfden avond «joor naar Ottawa. Wat is
een bed toch een heerlijk ding na tien dagen
kooi! Dan weer kantoren, maar nu regeerings-
kantoren. Mij interesseerde vooral de dienst
der Nationale parken, die bij binnenlandsche
zaken is ondergebracht, om eens te vergelijken
met onze Natuurmonumenten, De National
Parks in Canada hebben per jaar een subsi
die van twee en een half millioen dollar! And
it pays, vertellen ze, het betaalt, door het ge
weldige vreemdelingenverkeer, wat natuurlijk
Als het licht begint te worden sporen we'
door dennebosch, afgewisseld met witstammi-
ge populieren en hier en daar berken. Niet
zoo eventjes, zooals bij Baarn, maar telkens
een paar uur lang zonder dat je iets anders
ziet, behalve wat riviertjes en vooral meer
tjes met glad spiegelend water. Hier en daar
ligt wat hout, de rivieren liggen vol drijvende
balken. Hier komt het hout voor millioenen lu
cifers en het papier voor millioenen kranten
vandaan. Dan komen wat verspreide boerde
rijtjes, echte gemengde bedrijven allemaal,
echter nog als open plekken in het geweldig
uitgestrekte bosch. Tegen een uur of negen
wordt het land wat heuvelachtig, rotsachtig
zelfs en steeds kaler tot overal fabrieks-
schoorsteenen oprijzen. Wij naderen Sudbüry,
een der rijkste mijnstreken van de nieuwe we
reld, waar onder andere negentiende van de
wereldproductie aan nikkel vandaan komt en
ook groote hoeveelheden koper en zink. Daar
naast vormen platina en palladium een heel
belangrijk uitvoerartikel en vooral met het
oog daarop legt de Canadian National weer
een nieuwe spoorlijn aan, een stuk Noordelij
ker dan de onze. waar onlangs weer groote
mijnvelden ontdekt zijn. In Sudbury overstap
pen. Nieuw gezelschap. Jong en oud. Dit keer
veel jong en al gauw zijn een paar boven
kooien neergelaten en turnen een zestal
jongens en meisjes als apen er over rond. En
er wordt weer gekookt en gebakken, boven
wordt bal gespeeld, beneden gekaart, er wordt
wat gezongen, een gezellige bende. Ik loop den
trein eens door naar den restauratiewagen. De
eerste klasse wagens zijn haast net als de onze,
de slaapwagens bijzonder keurig en luxueus
ingericht, maar allemaal zulke saaie gezich
ten, dat ik weer gezellig met mijn eerste klas
kaartje bij de kolonisten ga zitten. Het is
warm. O. neen, heet. Hittegolf, ik merk dat
zoo niet, vooral als je den heelen dag toma
tensap en melk kunt krijgen. En wat voor
melk. Zoo krijg je ze in Holland maar zelden.
Het gemiddelde vetgehalte schijnt hier tus
schen 5 en 6 pCt. te liggen en dat is heel wat
anders dan tusschen 3 en 4 zooals bij ons.
Room kennen ze hier haast niet, bij koffie
en zoo. De melk is vet genoeg.
En wij sporen maar steeds weer door bos-
schen en langs meertjes. En al dat land is uit
stekend geschikt te maken voor gemengd be-'
drijf zeggen de boeren naast mij. Eerst een
dag sporen verder, bij Winnipeg in de buurt
beginnen de reuze-akkers van het zuivere
graanbedrijf. het geweldig uitgestrekte bijna
vlakke prairieland. Maar eerst spoorden wij
een heel eind langs Lake Superior, en werke
lijk. zulke mooie rotskusten en zeegezichten
zijn er zelfs aan de Riviera maar weinig te
vinden. En.... haast nergens menschen of
dorpen. Overal wildernis! Op de prairie is de
oogst al begonnen. Kolossale graansilo's staan
bij ieder station. Deze provincie Manitoba
heeft een 25 millioen hectaren goeden bouw
grond, waarvan 15 millioen uitgegeven zijn
voor ontginning; er is nog ruimte. Het ligt
in het hart van Canada en heeft toch een
eigen zeehaven, heel in het Noorden aan de
Hudsonbaai. Tarwe is er de hoofdzaak, omdat
de bodem stikstof rijk is, maar er gaan toch
elk jaar een half millioen stuks slachtvee naar
de abattoirs. En zoo is het ook in Saskatche
wan en Alberta, de volgende provincies. Uit
gestrekte vlakten met Hollandsch vee, Hol-
landsche verten en Hollandsche lucht. Tot aan
den horizont plots de bergen oprijzen. Het
rotsgebergte. De speeltuin der naties. Het doel
van onze reisl
VAN DER SLEEN
Ken kijkje in Montreal
met zijn twee- en
meerverdiepingen
huizen.
GEMENGD NIEUWS.
De reis van een edelsteen. Toen Karei de
Stoute in 1476 bij Gramon verslagen was en
hals over kop vluchten moest, vond één der
Zwitsersche strijders een glinsterend voor
werp, dat hij in den zak stak en er tot zijn
groote verbazing van den pastoor van Moii-
tagny een gulden voor kreeg. Een inwoner van
Bern kocht het later voor 3 Zwitsersche fran
ken. Toen bleek, dat het schitterende voor
werp een kostbare edelsteen was, ging het
weldra van hand tot hand tegen steeds hoo-
geren prijs. Van den Heer Mag, die het voor
f oOOO gekocht had, ging het over in handen
van Genueesche kooplieden, die het weer ver
kochten aan den hertog van Milaan, Frans
Sforza, tot het ten slotte voor f 20.000 gekocht
werd door Paus Julius II. En nu nog schittert
het kostbare gesteente in den Pauselijkcn
kroon.