Het Alcazar te Toledo opgeblazen.
De geheimzinnige Gastheer
Te Genève. Yvon Delbos verlaat een der geheime Infanteristen verlaten In grooten getale de Chassée-kazerne te Breda om zich naar het terrein van Jfen derdên'kew den IpfhTdólNation?
zittingen Vdn den Volkenbondsrddd ^en "s*r'J^" te begeven voor de groote manoeuvres in Noord-Brabant won, passeert Pontchartrain
De aankomst van den nieuwen Gouverneur-Generaal van Ned. Indië, jhr. mr. A.
W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer in de Oost. Z. Exc. beschouwt aan
boord van de „Johan van Oldebarneveldt" in de haven van Sabang de omgeving
Rivas Vicunha (Chili), de
huidige voorzitter van den
Volkenbondsraad
Het oogenblik, waarop de resten van
het Alcazar te Toledo, waarin de
nationalisten nog steeds stand hielden,
worden opgeblazen door de regeerings-
troepen, om den tegenstand te breken
FEUILLETON
door
ELSA KAISER.
7)
Na een oogenblik zwijgen zeide hij :Wil je
dan niets aan den burgemeester vertellen?"
William keek zijn vader opmerkzaam aan.
„Vindt u het noodlg?"
„Nu ja, ik weet het niet, tenslotte was het
maar een hond en jij moet weten wat je doen
wilt
„Ik zal niets zeggen", begon William, „ik
was vanmorgen onderweg naar den burge
meester, naar ik heb mij bedacht, ik heb er
iets anders op gevonden", Lutton meende een
triomfeerend lachje over het gelaat van den
ouden man te zien glijden.
„Hebt u al eens nagezien of er soms iets
is gestolen?" vroeg William opnieuw.
„Er is niets gestolen", antwoordde de oude
man stug.
„Nuzoodus dat is dan in orde,
overigens, er sluipen hier in den omtrek die
ven of verdachte kerels rond Het is werkelijk
hier geen prettige plek", zeide William.
„Heusch niet?" vroeg Lutton en er gloeide
iets in zijn oogen.
„Neen". William praatte stug door en moei
lijk alsof hij iets ging zeggen dat hij liever
verzweeg. „Er zijn hier In den laatste tijd
dingen in het bosch gebeurdjaenfin.
dingen die heel merkwaardig te noemen zijn".
„Moorden of zoo?" vroeg Lutton.
William antwoordde niet dadelijk maar toen
hij eindelijk sprak klonk zijn stem onzeker.
„Er is hier van alles gebeurd, ernstige en niet
ernstige dingen, yjrdaehte bezoeken en
vreemde geluiden en er worden geheimzinnige
gesprekken en nog geheimzinniger onderhan
delingen gevoerd tusschen een paar scha
vuiten
„William", riep de oude heer ontsteld. De
uitroep klonk ais een kreet om hulp.
„Ja vader", zeide William koel, „ik zeg scha
vuiten weet u soms een anderen naam?"
„Voor wie?" vroeg de oude heer onnoozel en
plotseling gekalmeerd.
„Nu laten we zeggen voor de lafaards die
den hond hebben vermoord".
De oude heer zweeg beduusd, zulk een toon
had zijn zoon nog nimmer tegen hem aange
slagen.
„Ik heb ontdekt", vervolgde William en
sprak koel en zakelijk voor zich heen als
wendde hij zich tot niemand in het bizonder,
„ik heb ontdekt dat er een onderaardsche gang
naar het huis voert. Ik kan nog niet zeggen
waar deze begint en waar zij eindigt, maar
ik ben stellig van plan dit te onderzoeken".
De oogen van den ouden heer schitterden
koortsachtig, maar hij zweeg.
„Hoe ben je daar achter gekomen?" vroeg
Lutton en vermeed het te zeggen dat de oude
man hem reeds iets over deze gang had ver
teld.
„Wel, dat gebeurde zoo", begon William. „Op
een avond moest ik in de wapenzaal zijn om
iets te zoeken over de geschiedenis van het
kasteel, want je moet weten dat mijn ver
loofde een studie schrijft over de geschiede
nis van dit huis, nu dan, ik kwam in het
donker de zaal binnen en daar rijst plotseling
iets omhoog. Ik kijk en kijk en zie. toen mijn
oogen aan het half duister gewend waren, dat
het een menschelijk gestalte is die voor mij
oprijst uit den grond. Ik zag de omtrekken
vaag. breede schouders en een groot hoofd.
Toen William dit zei, slaakte" de oude heer
een kreet, het leek op een zucht, of op een
snik.
Nu wendde William zich uitsluitend tot zijn
vader. „Ik heb u hier nooit iets over gezegd,
ik wilde u rüei angstig jnaken, dus zweeg ül
1 maar ik heb mijn waakzaamheid verdubbeld.
Enfin, ik stond daar dus in het donker, alleen
tegenover een athletische figuur. Ik verroerde
mij niet en wachtte op het geen hij zou doen,
doch hij scheen van hetzelfde gevoelen te
zijn als ik en stond eveneens stil.
„Wie is daar en wat doet u hier!" riep ik
en nu komt het vreemde van het geval. Hij
verdween plotseling, het leek alsof de grond
hem had verzwolgen. Ik voelde iets als een
koele luchtstroom langs mij scheren en toen
was alles voorbij. Ik herinnerde mij plotseling
dat ik mijn electrische zaklantaarn bij mij
had en belichtte nu de kamer, maar zag
niets
Plotseling lachte de oude heer Kings luid.
„Hallucinaties, mijn beste jongen, hallucina
ties", riep hij. Zijn gelaat had zich
ontspannen en hij wreef zich vergenoegd in
de handen.
William keerde zich zwijgend om, hij haalde
zijn schouders op. ..En vader, hoe verklaart u
het dat er steeds eieren uit de kippenhokken
verdwijnen en dat de groote bonte koe iede-
ren morgen, als men haar om vier wil melken,
reeds gemolken Is? Hoe verklaart u de zenuw
achtigheid van de paarden bij den hollen
weg als zij het dennenbosch voorbij moeten?
Als het nog alleen de merrie was die daaraan
leed, zou ik er nog niet op letten, maar zij
hebben het. allen! U weet zelf dat Bles niet
meer voorbij de plek wil, zij gaat daar steeds
op de achterbeenen staan en toch is zij het
beste paard van onzen stal. Kunt u mij ook
zeggen wat er op ons loert, wrat ons bedreigt,
want er dreigt gevaar, ik voel het en mijn
voorgevoelens hebben mij nog nooit bedrogen".
De oude heer zweeg.
Lutton zat er met een ellendig gevoel bij.
Hvi wilde William verbieden zijn vader op
zulk een wijze toe te spreken, het leek hem
ruw en onrechtvaardig. Waarom wilde Wil
liam den ouden man met alle geweld angst
aanjagen, dat was immers doelloos en boven
dien nutteloos, wat zou een oude, zwakke
grijsaard kunnen doen tegen een aantal
schavuiten?
Juist toen hij dit wilde zeggen verbrak Wil
liam de stilte en stelde met geheel veranderde
kalme stem voor: „Zouden wij nu niet ont
bijten, ik heb veel te doen en kan met de
lunch niet terug zijn."
Zwijgend trad de oude heer de kamer bin
nen en trok aan het ouderwetsche schelkoord.
„Vind je het goed als ik met je meega om
de landerijen eens te bekijken?" vroeg Lutton
en wierp een blik van verstandhouding naar
zijn vriend. Hij wilde graag met hem praten
maar zag geen kans dit in het huis te doen.
Vreemd genoeg scheen William niet inge
nomen met- het voorstel. „Ik heb ver te loo-
pen", weerde hij af, „ons grondgebied strekt
zich mijlenver uit en ik denk te paard te
gaan, ik moet tevens naar het bosch om den
nieuwe aanplant te zien en met den opzichter
de boomen uittellen voor den verkoop".
De oude heer at zwijgend door maar keek
voortdurend naar zijn zoon.
Een poos lang duurde het zwijgen maar toen
begon William opnieuw. „Je vroeg daarstraks
of er zich hier nog andere merkwaardige din
gen voordeden. Nu dan, er is eenigen tijd ge
leden een inbraak bij ons gepleegd en het
merkaardige is, dat men de kerels niet heeft
kunnen vinden, zij hadden niets gestolen,
waarschijnlijk werden zij gestoord. Bij die
gelegenheid zhadden zij Hector, vaders lieve
lingshond, met vleesch vergiftigd"
„Daar ben je niet zeker van geweest, Will",
wierp de oude heer er tegenin. „De hond lag
dood, maar je wist niet wat er gebeurd
was
Lutton keek nieuwsgierig naar den ouden
man. Wien nam hij toch in bescherming, wist
hij iets, was hij bang, of geloofde hij werkelijk
dat zijn zoon aan hallucinaties leed?
William riep ongeduldig. „Ach vader, laten
wij er maar niet meer over spreken, u wilt
blijkbaar het gevaar niet zien waaraan wij
blootstaan".
1 „N§en, qaijp jongen, ikzle geen jgvaar, lk
zie alleen gevaar in jouw toestand, je bent
overspannen, misschien is het huis te een
zaam en je werk te weinig afwisselend. Wat
denkt u ervan, mijnheer Lutton?"
Lutton wilde echter nog geen partij kiezen
voordat hij alles wist, voordat hij ernstig
en openhartig met William had gesproken, hij
zocht dus naar een ontwijkend antwoord. „De
feiten, zooeven door William genoemd, wijzen
duidelijk op een verontrustend gebeuren voor
de toekomst, maar ik weet te weinig van de
omgeving, de bewoners van het dorp en de
landlooperij af om een oordeel te hebben", zei
hij voorzichtig.
„De dingen bestaan in het minst niet in
mijn verbeelding", riep William driftig, „de
feiten zijn waarheid en bovendien zijn er nu
en dan getuigen bij tegenwoordig geweest. En
dan? wijst het gebeurde met den hond van
nacht niet duidelijk uit dat mijn theorie
juist is. Het zijn inbrekers die hier des nachts
om het huis heen zwerven, waar het hen
precies om te doen is kan ik niet zeggen,
want het merkwaardige is, dat de verschijning
in de wapenzaal op dien bewusten avond niets
heeft ontvreemd, hoewel juist in de wapen
zaal de meeste kostbaarheden verzameld zijn.
Ik zal je vanmiddag, als ik terug kom. de zaal
laten zien. vervolgde hij tot Lutton gewend,
„er staan werkelijk curiositeiten van groote
waarde".
De oude heer vatte gretig dit onderwerp
van gesprek aan en begon Lutton uitvoerig
van de kostbaarheden te vertellen, van den
tijd waaruit zij stamden en van het materiaal
waarvan zij waren vervaardigd.
„Toch ben ik nog zoo zeker niet of er van
nacht niets gestolen is", begon William op
nieuw. „Ik heb trouwens nog niet nagekeken
of er iets wordt vermist".
De oude heer scheen opeens zijn zenuwen
niet meer baas te kunnen blijven.
w (Wordt vervolgd)
Een overzicht tijdens het deiilé dat Maandag bij Breda werd gehouden voor genereai-mejoor Fabius, bij gelegenheid van dien,
afscheid als commandant der Lichte Brigade
De beschieting van het Alcazar te Toledo, waarin een kleine groep nationalisten nog steeds
hardnekkigen tegenstand bood. Scherpschutters der regeeringstroepen in actie achter een
barricade in een der aan aan het Alcazar grenzende straten