HI
Tt
UB&Q&WQMB
fcATEJRDAG 26 'SEPTEMBER 1936
Naar het hart van het
Canadeesch Rotsgebergte
KLB„
v» - - -
:;58K$v.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VERTELLING
HAAREEM'S DAGBEAD
Wilde bevers in de vrije natuur.
Golvende prairie, af en toe ondiepe slin- j halve een enkele zwaluw. Wij paddelen door
gerende rivierdalen, geschapen om Coman-
chen en Sioux in staat te stellen ongezien
groote afstanden af te leggen. Een paar één
verdieping huizen, een brug, een skyscraper
of te wel Canadian Pacific Hotel. Dat is
Calgary, de poort van het Rotsgebergte!
Een paar cowboy-typen. Juffertjes met roode
nagels en wenkbrauwen als vraagteekens;
net als overal. Maar nu wordt er een obser
vation-car aangekoppeld zooiets als een open
wagen vroeger aan de paardetram. Vlak
naast de lijn stroomt de blauwgroene Bow-
riv'er vrij diep ingesneden in de glooiende
prairie, donkere dennenbosschen omzoomd
en in de verte rijst een reeks steile rots
wanden op, die al hohoger worden naarmate
we naderen. Kaal en steil. En gestreept, ge
laagd, gebogen, verwrongen. Kalksteen. De
dennen en sparren staan er dun gezaaid tegen
op, maar in de dalen is er een weelde van
loofhout. Langs den spoordijkduin
roosjes, tenminste iets dat er erg veel op
lijkt, trouwens alle planten en dieren hier
lijken nauwverwant aan de Europeesche.
Vaak zijn het inderdaad dezelfde soorten. Je
ziet zoo uit den trein margrieten en wikke,
en honigklaver en berk en eik en esch. Er zijn
meezen en lijsters en kraaien en natuurlijk
eksters. En de auto met radio in het kamp
slingert net zulke malle kakophonieën de
wereld in als Louw Smit of te wel Kovacs
'Lajos.
Puffend en hijgend rijden onze zware loco
motieven een hooggebergte dal in. Denk maar
aan Sargans of Garmischh of Tegernsee. En
zoo ligt ook Banff in een dalketel tusschen
twee en drie duizenders in, die helaas door
de droogte en hitte der laatste zes weken
weinig sneeuw dragen. Het is nog steeds
droog en heet, maar de lucht is glashelder
en het landschap daardoor buitengewoon
mooi van kleur. Het lichte groen van berken
en peppels weerspiegelt overal in meertjes en
plasjes of vormt een fraaie omlijsting van
snelstroomende beken en rivieren, waar witte
schuimrandjes op het groene water krullen.
Dan sluiten hellingen het dal in, die met
dennen en sparren van allerlei groen bezet
zijn, maar steeds naar boven overgaan in
grijswitte kalksteen, waarvan ded verweerde
toppen een fantastische zigzaglijn vormen,
die dan helder afsteekt tegen diep blauwe
lucht, waar af en toe witte wolken langs
jagen.
Het stadje bestaat uit een paar huizenblok
ken, meest toeristenwinkels, dan ligt er een
reuzen hotel van de Canadian Pacific met
600 kamers, alle met bad, even boven het dorp
met prachtig uitzicht in de vallei en verder
is er nietsmaar dan ook heelemaal niets.
O ja, behalve de Government Camp Grounds
waar je in het ruischende dennebosch aan
den rand van 'n heuvel je tentje kunt op
slaan op een paar honderd meter afstand van
afdaken met tafels en bank enen een hout
kachel-vuurplaat in het midden, waar je kunt
eten koken en verorberen, waterleiding,
keurige W.C.'s voor ladies en gentlemen, daar
staan ook onze tenten op 100 M. afstand van
het boschje, waarop staat dat je beter doet
beren niet te voeren, maar weg te jagen, door
een stuk hout naar ze toe te gooien. Dat ligt
dus steeds naast de tent klaar. Maar is na
een week kampeeren nog niet gebruikt. Hoe
wel
We zijn in Banff, hoofdkwartier van een
der grootste Nationaalparken of wel Natuur
monumenten der aarde, waar alle vuurwape
nen verzegeld zijn.
Ik heb er trouwens heelemaal geen. Een
paar introductiebrieven brengen mij bij den
Directeur. „Interesseert u zich voor wilde die
ren? Dan heeft u hier een speciale vergun
ning om te kampeeren buiten de officieele
kampplaats en raad ik u dit plekje aan onge
veer 5 mijl stroomop langs de rivier. Daar
kunt u de bevers aan het werk zien'.
„Bevers? Ik dacht dat die uitgestorven wa
ren op een paar na, die bij Grey Owl in Prins
Albert park wonen".
„Gaat u maar eens kijken!" En dat was
even gemakkelijk gezegd als gedaan. Stel je
voor. We waren nog geen 24 uur in Banff.
Naar het station, een groote rugzak en een
lange tasch gehaald, onze Berger vouwboot.
Tenten achterin, donsdekens voorin, eterij
achterin. Camera links, filmtoestel rechts.
Een stuk hout mee voor de beren? Dat zal er
wel liggen. In een uur tijd is ons bootje klaar
geladen tot groote verwondering van heel
Canada, vooral als onze snelheid stroomop
ongeveer tweemaal zoo groot blijkt te zijn
als van de gewone Canadeesche kano. De
stroom is vrij sterk, mij dunkt een kilometer
of 3 a 4 per uur, tenminste aan de kanten
en binnenbochten dus we schieten goed op.
Of eigenlijk? Vijfhonderd meter van liet
boothuis, net om de eerste bocht, hoor ik een
fel klie klie klie, gevolgd door sjirpen. Ik kijk
op en daar heb je waarempel Ismaques, de
vischarend, met een groote forel in zijn klau
wen planeerend naar zijn nest met drie bijna
volwassen jongen in den top van een spar.
Dat kostte mij een uur fotografeeren en fil
men. Ondertusschen gauw wat gegeten en
verder. Daareen groote ijsvogel suist over
de watervlakte en strijkt neer op een tak.
Wat een felle kop van wit en zwart, met den
forschen snavel. Ook verder wit en zwart, niet
zoo kleurrijk als de onze, maar een echte
krachtige figuur! Verder paddelen, als je
stopt drijf je stroomaf. Wat een boomstompen
daar! En hier wordt nooit gekapt! Neen ka
meraad. Beverwerk! Kijk maar, alles kegel
vormig afgeknaagd. Gauw aan land. Ja hoor,
je kunt de groeven der kolossale snijtanden dui
delijk zien! Even verder een bevernest, wo
ning eigenlijk, een geweldige hoop takken
bossen aan den waterkant. Maar de mid
daghitte drukt zwaar op de rivier! De zon
brandt. Geen levend wezen beweegt zich be
en vinden de op de kaart aangewezen plek,
zoeken er een hoekje uit, landen. Overal wild
paden, overal sporen van te water glijdende
bevers, ook paardenhoeven, hertensporen.
Verderop dito. En toch moet het hier zijn.
Dus zoeken we een gras-mos-veldje uit, tus-
tusschen twee- paden in en slaan de tenten
op, koken ons eerste maal op een houtvuur
tje. Daar hoor ik naderende voetstappen.
Een stuk hout! Neen, het zijn paarden. Ze
zijn wat schichtig, onbeslagen. Maar gaan
kalm voorbij. Toch niet knus in je tent. Dus
sleep ilc een tiental stammetjes aan, die de
bevers voor me geveld hebben en maak een
balustrade, een hekwerk om onze tent, dat
houdt altijd even tegen. De boot zullen we
straks bovenop twee afgezaagde boomstam
men leggen, dat is ook veiliger. Dan ineens
een geweldige plons, een meter of 10 stroomaf
endaar komt een bever aanzwemmen!
Een bever! Een wilde bever! Wie schreef
laatst in de Kampioen, dat er geen roman
tiek meer was in Canada? De stakker. De
bever ziet ons, geeft een geweldige klap met
zijn staart op het water en duikt onder,
Plons-plons aan den overkant. Gauw in de
boot! En wat we toen gezien hebben. We zijn
de dieren nageroeid, hebben ze zien onder
duiken, altijd met zoo'n klap van hun staart,
om hun dikke achterwerk omhoog te krijgen
voor den duik. We hebben de bellenlijn ge
volgd en ze naast onze boot zien opduiken.
Stroomaf drijvend zijn we er een genaderd
tot vier meter, totdat wij de tanden hoorden
snerpen door het hout. Een heele dikke oude
baas ging op zijn achterpooten staan en
schilde met de tanden de bast van een pas
gevelde peppelstam. Ik heb bevers aan het
werk gezien in de volle vrije natuur op nog
geen uur afstand van het wereldberoemde
toeristencentrum Banff. En naast mijn tent
groeide Parnaskruid van onze duinen. Een
eekhoorn kwam onze kruimels opeten, meezen
in de dennen, eksters hoog in de boomen. En
als "de nacht valt kruipen we in onze kleine
tentjes, na de omheining nog wat te hebben
versterkt, de boot hoog op twee boomstam
men, alle eetwaar goed afgesloten. En dood
moe leg ik mijn hoofd op mijn leeren kus
sentje. Ik doezel weg. Hoelang? Totdat
Een feuilleton eindigt altijd net op het inte
ressante moment!
VAN DER SLEEN.
Het geval Annette.
door J. P. BAL Jé
Ben van Laar zoog met welbehagen de rook
van zijn sigaar in en bekeek dan critisch de
vrouw tegenover hem. Zes jaar was 't geleden
dat hij haar gezien had, en ze waren wel on
der zeer dramatische omstandigheden van el
kaar gegaan. In het begin van zijn verlof was
hij al direct heelemaal wèg geweest van de
slanke, blonde Annette Kareis. Met de voort
varendheid van den Indischen verlofganger
had hij een stormaanval op haar hartje ge
daan en hals-over-kop, in een roes, waren ze
getrouwd. Meer dan tien jaar ouder was hij
dan Annette, die even achttien en nog maar
net van de schoolbanken was, maar ze scheen
van hem te houden en hun huwelijksreis,
waarbij ze half Europa doortrokken, scheen
hem de terugkeer van het paradijs toe. Ze
was nog zoo'n echt kind, z'n blonde coquette
vrouwtje, en toch.... tóch wist ze hem zoo
handig om haar slanke vingertjes te wikkelen,
tóch had ze er zoo goed slag van, haar zinne
tje door te zetten. Zoo'n vleiende, lieve blik
uit haar wondermooie, blauwe oogen, helder
als een Zwitsersch meertje, zoo even een veeg
je van haar zacht wangetje tegen z'n baardi-
gen kaak, een vluchtige kus van haar roode
lipjes, en alle tegenstand, zóó die er al was,
verdween als bij tooverslag. Ze kende haar
macht, de kleine Annette, en ze wist er gebruik
en soms wel eens misbruik van te maken.
De laatste maanden in Holland, vóór hun
vertrek naar Indië, kreeg Ben al een eenigs-
zins anderen" kijk op Annette's karakter. Hij
ontdekte, dat ze ontzettend kon flirten, vaak
zelfs de_ grens van het gevaarlijke naderde,
maar nóg was zijn liefdesroes niet geëindigd,
en stak het angeltje der jaloezie al eens wat
heftig, dan was een lachje van haar meestal
wel voldoende, een dreigend onweer af te
wenden.
In Indië liep het mis. Het klimaat maakte
haar kriegel en ze flirtte zoo openlijk met al
zijn vrienden, dat ruzietjes niet meer te voor
komen waren. Er vielen harde woorden, er
volgden weken van zwijgend mokken, in het
begin nog wel gevolgd door een teedere ver
zoening, die echter al de kiem van een du
rende verwijdering in zich hield, en later bleef
ook dat uitToen namen ze het besluit te
scheiden, en Annette keerde naar Holland
terug.
Veel had het Ben van Laar gekost, zijn te
leurstelling te overwinnen, want het fatale
was dat hij altijd in zijn diepste binnenste veel
van zijn jonge vrouwtje was blijven houden.
Hij miste haar lachje, den blik uit haar
prachtige oogen, de streeling van haar slanke
handje over zijn haar; hij miste zelfs de
kibbelpartijtj es met haar, en zocht hardnekkig
verstrooiing in de sociëteit, waar hij meer
splitjes dronk dan goed voor hem was. Maar
tenslotte had zijn sterk karakter het gewon
nen en kon hij koel over „het geval-Annette",
zooals hij het toen bij zichzelf noemde, den
ken. Misschien had het hem tot een cynicus
gemaakt, maar het had hem in ieder geval
niet er onder gekregen.
En nu trof hij haar in Ostende. Hij dronk
op een boulevard-terras zijn Vermouth, toen
ze voorbijwandelde, en hij had een uitroep
niet kunnen weerhouden. Nu zat ze tegen
over hem. Ze waren tenslotte moderne men-
schen, waarom zouden ze een wrok koesteren
over dat, wat gebeurd was? Zijn critische
oogen bleven goedkeurend op haar gezichtje
rusten. Nóg was ze jong, zesentwintig nauwe
lijks, en de charme van haar mooie gezichtje
was gebleven.
„Je ziet er nog altijd prachtig uit, kindje",
zei hij met een glimlachje.
Coquet keek ze naar hem op. „Jammer,
Ben", antwoordde ze, dat ik van jou niet
hetzelfde kan zeggen. Je lijkt me een beetje
moe hoe zal ik zeggen
„Doe geen moeite, Annette. Zeg gerust.
oud. Ik ben zevenendertig, en ik heb zestien
Indische jaren achter den rUg. Die gaan je
niet in de kleeren zitten".
Er was even een pauze in hun gesprek.
Droomerig keken ze naar de flaneerende me
nigte. Beneden hen lag het strand, en van uit
de verte bereikten hen de kreten van uitgela
ten baders en baadsters.
Bedachtzaam tikte Ben de asch van z'n si
gaar. „Wat zou je er van zeggen als we van
middag eens samen naar de rennen gingen?"
vroeg hij. Er is vanmiddag Course op Welling
ton. Ik ken je hartstocht voor het spel nog
vanonze huwelijksreis".
,Goed", zei ze, „ik had weliswaar een af
spraak, maar voor jou laat ik die natuurlijk
loopen".
Even hinderde hem haar coquetterie, ook
dat had ze blijkbaar nog niet afgeleerd, zélfs
niet tegenover hem.
„Laten we dan afspreken, dat ik je tegen
twee uur ontmoet bij het standbeeld van Leo
pold", stelde hij bij het afscheidnemen voor.
Annette was opgewonden als een klein meis
je. De drukte van de renbaan werkte op haar
als cocaïne, geen oogenblik was ze op dezelfde
plaats. Met het programma in de hand stond
ze bij de bookmakers en ze rekte haar halsje
om te ziqp wie de favorieten waren.
„J'ai deux-et-demi Volpone, deux-et-demi
Volponecinq Bragatilt, cinq Bragatilt,
cinq Bragatilt. J'ai deux Vin Purdeux
Vin Pur.
„Ik neem Vin Pur gagnant", zei ze, Ben
aan z'n arm rukkend, „toe, Ben neem jij even
kaartjes. Twintig francs Vin Pur gagnant
enne.tien francs Volpone placé. Toe, Ben,
straks gaat de bel al, en dan ben je te laat".
Bezadigd schudde Ben het hoofd. „Opge
wonden standje", spotte hij, maar hij ging
In de provincie Alberta (Canada).
naar den totalisator en kocht de kaartjes. Dan
liepen ze naar den finish, en ze stond op de
teenen, om te zien, of de start nog niet plaats
vond. Daar ging het electrische schelletje, en
haar vingers klemden zich om Ben's arm.
Even later passeerden de paarden in vollen
galop de plaats, waar zij stonden. Volpone
lag bij de eerste drie, Vin Pur lag enkele leng'
ten achter. Eenmaal gingen ze rond, als ze
weer voorbijkwamen zou de beslissing vallen
„Zag je 't Ben", zei ze met een benepen
stemmetje, „Vin Pur had zeker een slechte
start, 'k Geloof nooit, dat ie 't haalt".
Hij glimlachte'om haar teleurstelling. „Er is
immers nog niets van te zeggen, meiske" beur
de hij haar op, „er kan nog van alles gebeuren.
Stil, ginds komen ze weer aan".
Een gemompel steeg op uit de rijen toe
schouwers. „Vin Pur, Vin Pur...." werd ge
roepen.
Dich opeen kwam het veld aan. Voorop zat
de jockey met het blauwe shirt en het gele
petjeVin Pur. Met twee lengten sloeg de
favoriet zijn tegenstanders.
Annette danste als een kind. „Gewonnen'
juichte ze, „gewonnen, Ben. Heb je Volpone
nog gezien?"
.Volpone was derde", antwoordde hij, ook
daar had je geluk mee Anneke".
Even keek ze op, toen hij haar vroeger lie'
velingsnaampje uitsprak. „En jij Ben, ik heb
heelemaal vergeten te vragen, wat jij geno
men had".
Hij maakte een grimas. „Ik had Bragatilt
gagnant genomen", zei hij, quasi-spijtig, en
die was eerste van de laatste twee".
„Sneu", vond ze, „je had Vin Pur moeten
nemen. Ga je even m'n winst halen?"
Geduldig stond hij in het rijtje, tot de lo
ketten geopend zouden worden. Haar slank fi
guurtje zag hij op eenigen afstand tusschen
de rondscharrelende menigte. Ze lachte hem
toe en even scheen het verleden terug te
keerenzóó had ze hem ook toegeknikt, ze
ven, acht jaar geleden, toen ze pas getrouwd
waren en hier ook de courses bezochten. Maar
direct onderdrukte hij wrevelig dat gevoel.
Nonsens.
„On paie des tickets, on paie", riepen kaart
jesscharrelaars, en even later gingen de lo
ketjes open. Ben inde de winst, en zocht de
stralende Annette weer op.
Ze had geluk dien middag, de kleine An
nette. Ze werd overmoedig, wedde zelfs op
outsiders, en het scheen wel, of de jockeys al
leen voor haar reden. Met vijfhonderdzeven
entachtig francs winst verlieten ze de ren
baan.
„Jij bent een goede mascotte", lachte ze,
„wat had ik een geluk, jongen. Daar tracteer
ik vanavond op, goed?"
.Uitstekend", stemde hij toe, „en als je dan
tóch besloten hebt dat we vanavond samen
uitgaan, laten we dan meteen ook maar-sa
men dineeren. Dat mag ik dan wel voor m'n
rekening nemen".
Ze dineerden in Palace, en er was geen pret
tiger kameraad dan Annette. Met een tikje
spijt dacht hij er aan, hoe vaak ze samen in
Indië gedineerd hadden den laatsten tijd van
hun huwelijk, en hoe mokkend ze dan altijd
tegenover hem had gezeten. In haar avond
toiletje zag ze er uit om te stelen. Werkelijk,
Annette was nog altijd het meisje-van-acht-
tien, waar hij verliefd op was geworden.
In de dancing, waar ze later op den avond
waren, ontmoetten zij een kennis van An
nette.
„Hallo, John", begroette ze hem, „wat leuk,
dat ik je hier tref". Dan stelde ze voor: „John
Wilmington, m'n Engelsche vriend". Ze groet
ten elkaar vormelijk, en een tikje ontstemd
dook Ben achter z'n glas bier, toen de beide
anderen dansten. Een vreemd gevoel van er
gernis maakte zich van hem meester, toen hij
zag, hoe geboeid Annette onder het dansen
naar den ander opkeek, hoe coquet ze lachtte
enhoe verliefd de Engelschman was. Non
sens, zei hij weer in zichzelf, Annette was hem
immers niets meer, die vervloekte herinnering
die hij in Indië zoo grondig kwijt was geraakt,
deed het hem hier. En in één teug dronk hij
zijn glas leeg.
Maar de avond was bedorven. Toen hij haar
lang na middernacht naar haar hotel bracht,
en ze over den stillen boulevard liepen, zwegen
ze. Kalm.lag de zee, en de maan goot er haar
romantisch licht over. Als donkere silhouetten
stonden de badkoetsjes op het strand.
Ze had z'n arm genomen en tripte als een
klein muschje naast hem. Zonder spreken
rookte hij z'n sigaret.
„Ben", zei ze, en haar stem was als fluweel
zoo zacht, „Ben, jongen, weet je nog hoe we den
eersten avond van ons huwelijk óók zoo over
den boulevard liepen en weet je nog, wat jij
toen zei? Anneke, kindje, zei je, ik ben zóó
gelukkig, zóó gelukkig, dat ik jou heb. Gek, hè,
dat het toen later zoo veranderd is tusschen
ons. Wat zijn we toch dom geweest".
Ze drukte zijn arm, en hij voelde, hoe ze
haar kopje tegen z'n mouw vleide, dat oude
gebaar, dat hem vroeger zoo ontroeren kon,
een beetje.hulpeloosNu wist hij dat het
bij haar hoorde, dat ze het niet kón laten, te
flirten, te coquetteeren.
Bruusk gooide hij zijn sigaret weg, en hij
maakte z'n arm vrij.
„Laat dat, Anneke", zei hij ruw, „wat heeft
het voor nut? Wij kunnen goeie kameraden
zijn, dat is immers verreweg het beste. Wat
voor plezier kan je er in vinden met mij te
flirten? Dat spelletje is oud. wij hebben die
grap gehad. Je moet nooit het speelgoed te
rug willen, dat eens-is weggegooid".
Ze antwoordde niet. Wat onwennig gingen
ze naast elkaar. Maar toen ze bij haar hotel
waren lachte ze alweer.
„Ouwe brombeer", spotte ze, „ik zal je je
onhoffelijkheid maar vergeven en denken,
dat het de druk van de Indische jaren was,
die je zoo deed spreken. Tot morgen, Ben
nie
Lui en ontstemd lag hij den volgenden dag
aan het strand. Waarom had hij haar hier
ontmoet. Z'n zoo moeizaam verworven rust
dreigde hier verloren te gaan, nu hij Annette
weer ontmoet had. Al gaf hij dan geen zier
meer om haar, zelfs haar aanwezigheid werk
te nog op z'n zenuwen. Hij deed het beste.
Ostende maar zoo vlug mogelijk te verlaten.
„Dag Ben", hoorde hij plots haar heldere
stem achter zich, „ga je mee het water in?"
Toen hij zich omdraaide stond ze voor hem
in haar badpakje. Strak sloot het tricot om
haar lenig figuurtje. Een weerbarstig blond
krulletje kwam van onder haar badmuts en
gaf haar gezichtje iets pikants. Ze was knap,
AnnetteNaast haar stond de Engelst-h-
man van den vorigen avond, een slanke, spor
tieve gestalte. Zeven-, achtentwintig kon hij
zijn.
„Geen zin. te lui", antwoordde Ben op haar
vraag.
„Domoor, 't is heerlijk in het water", lachte
ze, „ga je mee Johnnie?"
Als kinderen holden ze op de zee toe. Hij
volgde hen met de oogen, zag hoe de Engelsch
man haar volspatte met water, hoorde haar
opgewonden lachen en hij wendde z'n coeen
af, toeh ze op John toestoof en die twee samen
stoeiden. „Weer een slachtoffer", dacht hij
bitter. Allemaal vlogen ze er in, allemaal lie
ten ze zich bedriegen door haar kinderlijk.-lief
gezichtje, stonden voor haar in vuur en vlam.
Het beste was, dat hij den man eens waar
schuwde
Dien middag stapte hij de lounge van het
hotel binnen, waar Annette logeerde. Hij trof
het, dat Wilmington toevallig alleen aan een
tafeltje zat. Regelrecht stapte hij op hem af,
vroeg, of hij aan het tafeltje plaats kon ne
men, wat de ander met een vriendelijk knik
je goed vond.
Ze rookten een sigaret, praatten over onver
schillige dingen. Toen besloot Ben op z'n doel
af te gaan.
„Luistert u eens", begon hij, „ik wou u een
paar woorden over Annette zeggen".
Direct scheen de ander te bevriezen. Koel
keek hij Ben aan, en even deed hij dezen
denken aan een slak, die zich behoedzaam in
z'n huisje terugtrekt. Hij glimlachte sarcas
tisch. Wél had de arme kerel het te pakken.
„U kent haar niet", zei hij, „ik helaas zoo
veel te beter, wantik was met haar ge
trouwd. Ik zie aan uw gezicht, dat u dit niet
wist. U beschouwde me misschien als een me
dedinger. Stel u gerust, ik ben daarvan gene
zen. Maar ik waarschuw u, Annette is de
meest geraffineerde flirt, die ik gekend heb.
Mij heeft ze destijds tot razernij gebracht. Ik
geloof niet, dat ze tot werkelijk gevoel in
staat is. Alles is voor haar een spel, ook het
leven. Een interessant kansspel, een soort
rouletteze zet op een nummer, en ze
wacht af, of het haar geluk brengt. Het num
mer zelf interesseert haar niet, alleen het
resultaat
Midd,en in den zin hield hij op. Hij zag het
gezicht van den Engelschman opklaren, er
kwam een extatische glans in z'n oogen. Hij
hoefde zich niet om te draaien om te weten,
dat Annette achter hem stond. Hij hoorde
haar lachje.
„Ik geloof, dat je me een beetje zit zwart
te maken, Bennie", zei ze zonder scherpte,
„foei, dat staat je niets netjes".
Dan liet ze het onderwerp schieten cn
sprong op iets anders over luchtig als een
vlindertje en als merkte ze niet de spanning
bij de beide mannen.
„Gaan jullie mee naar Brugge? Ik zit nu al
veertien dagen in Ostende en ik heb niet eens
het oude Brugge gezien. Dat verzuim wil ik
herstellen".
Ben stond op en groette. „Bonjour", zei hij
kort, „ik zal niet van de partij zijn. Ik houd
niet van antiek. En ik dacht", zei hij met een
sneer, „dat jij daar ook niet 'direct gek op
was".
„Een mensch verandert", zei ze kalm, en
er was een ondergrond van ernst in haar stem,
„en bovendien, Ben, ik geloof, dat je altijd al
verkeerde ideeën over me gehad hebt".
En met een knikje nam ze Wilmington's arm,
Ben een beetje beteuterd in de lounge achter
latend....
Dienzelfden avond danste hij weer met haar.
Het was alsof er niets tusschen hen geweest
was. Ze was vriendelijk, toonde geen rancune,
maar bemoeide zich toch minstens evenveel
met Wilmington, die haar als een onafschei
delijke schaduw volgde.
Ben was dien avond in een nerveuze stem
ming. Het gezelschap van Wilmington irri
teerde hem, en hoewel hij nog dien middag
het bij zichzelf had trachten te ontkennen,
hij moest nu wel toegeven, dat het naijver
was. Hoe onzinnig hij het zelf ook vond, hoe
zeer hij zich een dwaas schold, het was niet
langer te verdoezelen, dat hij opnieuw ver
liefd was op Annette. Ofdat hij het mis
schien nog altijd was.
Weer had Annette met Wilmington gedanst,
en hij had er zich aan geërgerd, dat het hoofd
van zijn rivaal heel dicht bij de blonde lokken
van Annette was geweest. Bleek zat hij aan
het tafeltje en er lag een vastberaden trek op
zijn gezicht.
„Annette", zei hij, toen ze alle drie weer za
ten, „ik wil je spreken".
Kalm en een beetje verwonderd keek ze
hem aan.
„Wel, dat kan", zei ze. „Ga je gang".
„Ik wil je alléén spreken", zei hij norsch,
„en niet hier, maar butien. Kom, ga mee!"
Hoog trok ze de wenkbrauwen op, en ze
glimlachte koeltjes. „Je bent een dwaas", zei
ze, „maar ik zal je je zin geven". Dan lachte
ze lief tegen Wilmington. „So long, John", zei
ze warm, „see you later".
Op den boulevard sprak zij het eerst. „Je
loopt nu al een paar minuten naast me, en je
geweldige lust om me te spreken schijnt erg
bekoeld te zijn", zei ze sarcastisch, „het is een
beetje laat voor wandelingen, Ben".
Ze waren aan het eind van den boulevard,
dicht bij de haven. Het was een donkere avond
en een beetje kil. Maar het was toch niet
daardoor, dat ze huiverde, toen hij haar Dlot-
seling beetpakte en haar in z'n armen trok.
„Annette", zei hij, „Annette, je bent een
kleine slang. Misschien word je m'n noodlot,
maar ik kan niet zonder je. Ik moet je weer
terughebben, kindje, ik hou van je. ik heb al
tijd van je gehouden, ook al die jaren zonder
jou in Indië. Speel met me, maak me kapot,
maar.kom weer bij mp".
Hij voelde hoe ze beefde in z'n armen. „Ik
wil niets liever, Ben", zei ze zacht. „Misschien
misschien ....ben ik toch niet zoo'n -Un
der, als jij wel denkt. Dat ik van je houd
ik heb het geleerd, toen ik je kwijt was"
„En.Wilmington?" vroeg hij aarzelend
„Kansspel...."* zei ze. „Hij was het num
mer, waarop ik zette en waarmee ik j o u wil
de winnen. Ik speeldeeen beetje hoog..,,
laten we zeggen op.... de zéro!" j