HI Tt UB&Q&WQMB fcATEJRDAG 26 'SEPTEMBER 1936 Naar het hart van het Canadeesch Rotsgebergte KLB„ v» - - - :;58K$v. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD VERTELLING HAAREEM'S DAGBEAD Wilde bevers in de vrije natuur. Golvende prairie, af en toe ondiepe slin- j halve een enkele zwaluw. Wij paddelen door gerende rivierdalen, geschapen om Coman- chen en Sioux in staat te stellen ongezien groote afstanden af te leggen. Een paar één verdieping huizen, een brug, een skyscraper of te wel Canadian Pacific Hotel. Dat is Calgary, de poort van het Rotsgebergte! Een paar cowboy-typen. Juffertjes met roode nagels en wenkbrauwen als vraagteekens; net als overal. Maar nu wordt er een obser vation-car aangekoppeld zooiets als een open wagen vroeger aan de paardetram. Vlak naast de lijn stroomt de blauwgroene Bow- riv'er vrij diep ingesneden in de glooiende prairie, donkere dennenbosschen omzoomd en in de verte rijst een reeks steile rots wanden op, die al hohoger worden naarmate we naderen. Kaal en steil. En gestreept, ge laagd, gebogen, verwrongen. Kalksteen. De dennen en sparren staan er dun gezaaid tegen op, maar in de dalen is er een weelde van loofhout. Langs den spoordijkduin roosjes, tenminste iets dat er erg veel op lijkt, trouwens alle planten en dieren hier lijken nauwverwant aan de Europeesche. Vaak zijn het inderdaad dezelfde soorten. Je ziet zoo uit den trein margrieten en wikke, en honigklaver en berk en eik en esch. Er zijn meezen en lijsters en kraaien en natuurlijk eksters. En de auto met radio in het kamp slingert net zulke malle kakophonieën de wereld in als Louw Smit of te wel Kovacs 'Lajos. Puffend en hijgend rijden onze zware loco motieven een hooggebergte dal in. Denk maar aan Sargans of Garmischh of Tegernsee. En zoo ligt ook Banff in een dalketel tusschen twee en drie duizenders in, die helaas door de droogte en hitte der laatste zes weken weinig sneeuw dragen. Het is nog steeds droog en heet, maar de lucht is glashelder en het landschap daardoor buitengewoon mooi van kleur. Het lichte groen van berken en peppels weerspiegelt overal in meertjes en plasjes of vormt een fraaie omlijsting van snelstroomende beken en rivieren, waar witte schuimrandjes op het groene water krullen. Dan sluiten hellingen het dal in, die met dennen en sparren van allerlei groen bezet zijn, maar steeds naar boven overgaan in grijswitte kalksteen, waarvan ded verweerde toppen een fantastische zigzaglijn vormen, die dan helder afsteekt tegen diep blauwe lucht, waar af en toe witte wolken langs jagen. Het stadje bestaat uit een paar huizenblok ken, meest toeristenwinkels, dan ligt er een reuzen hotel van de Canadian Pacific met 600 kamers, alle met bad, even boven het dorp met prachtig uitzicht in de vallei en verder is er nietsmaar dan ook heelemaal niets. O ja, behalve de Government Camp Grounds waar je in het ruischende dennebosch aan den rand van 'n heuvel je tentje kunt op slaan op een paar honderd meter afstand van afdaken met tafels en bank enen een hout kachel-vuurplaat in het midden, waar je kunt eten koken en verorberen, waterleiding, keurige W.C.'s voor ladies en gentlemen, daar staan ook onze tenten op 100 M. afstand van het boschje, waarop staat dat je beter doet beren niet te voeren, maar weg te jagen, door een stuk hout naar ze toe te gooien. Dat ligt dus steeds naast de tent klaar. Maar is na een week kampeeren nog niet gebruikt. Hoe wel We zijn in Banff, hoofdkwartier van een der grootste Nationaalparken of wel Natuur monumenten der aarde, waar alle vuurwape nen verzegeld zijn. Ik heb er trouwens heelemaal geen. Een paar introductiebrieven brengen mij bij den Directeur. „Interesseert u zich voor wilde die ren? Dan heeft u hier een speciale vergun ning om te kampeeren buiten de officieele kampplaats en raad ik u dit plekje aan onge veer 5 mijl stroomop langs de rivier. Daar kunt u de bevers aan het werk zien'. „Bevers? Ik dacht dat die uitgestorven wa ren op een paar na, die bij Grey Owl in Prins Albert park wonen". „Gaat u maar eens kijken!" En dat was even gemakkelijk gezegd als gedaan. Stel je voor. We waren nog geen 24 uur in Banff. Naar het station, een groote rugzak en een lange tasch gehaald, onze Berger vouwboot. Tenten achterin, donsdekens voorin, eterij achterin. Camera links, filmtoestel rechts. Een stuk hout mee voor de beren? Dat zal er wel liggen. In een uur tijd is ons bootje klaar geladen tot groote verwondering van heel Canada, vooral als onze snelheid stroomop ongeveer tweemaal zoo groot blijkt te zijn als van de gewone Canadeesche kano. De stroom is vrij sterk, mij dunkt een kilometer of 3 a 4 per uur, tenminste aan de kanten en binnenbochten dus we schieten goed op. Of eigenlijk? Vijfhonderd meter van liet boothuis, net om de eerste bocht, hoor ik een fel klie klie klie, gevolgd door sjirpen. Ik kijk op en daar heb je waarempel Ismaques, de vischarend, met een groote forel in zijn klau wen planeerend naar zijn nest met drie bijna volwassen jongen in den top van een spar. Dat kostte mij een uur fotografeeren en fil men. Ondertusschen gauw wat gegeten en verder. Daareen groote ijsvogel suist over de watervlakte en strijkt neer op een tak. Wat een felle kop van wit en zwart, met den forschen snavel. Ook verder wit en zwart, niet zoo kleurrijk als de onze, maar een echte krachtige figuur! Verder paddelen, als je stopt drijf je stroomaf. Wat een boomstompen daar! En hier wordt nooit gekapt! Neen ka meraad. Beverwerk! Kijk maar, alles kegel vormig afgeknaagd. Gauw aan land. Ja hoor, je kunt de groeven der kolossale snijtanden dui delijk zien! Even verder een bevernest, wo ning eigenlijk, een geweldige hoop takken bossen aan den waterkant. Maar de mid daghitte drukt zwaar op de rivier! De zon brandt. Geen levend wezen beweegt zich be en vinden de op de kaart aangewezen plek, zoeken er een hoekje uit, landen. Overal wild paden, overal sporen van te water glijdende bevers, ook paardenhoeven, hertensporen. Verderop dito. En toch moet het hier zijn. Dus zoeken we een gras-mos-veldje uit, tus- tusschen twee- paden in en slaan de tenten op, koken ons eerste maal op een houtvuur tje. Daar hoor ik naderende voetstappen. Een stuk hout! Neen, het zijn paarden. Ze zijn wat schichtig, onbeslagen. Maar gaan kalm voorbij. Toch niet knus in je tent. Dus sleep ilc een tiental stammetjes aan, die de bevers voor me geveld hebben en maak een balustrade, een hekwerk om onze tent, dat houdt altijd even tegen. De boot zullen we straks bovenop twee afgezaagde boomstam men leggen, dat is ook veiliger. Dan ineens een geweldige plons, een meter of 10 stroomaf endaar komt een bever aanzwemmen! Een bever! Een wilde bever! Wie schreef laatst in de Kampioen, dat er geen roman tiek meer was in Canada? De stakker. De bever ziet ons, geeft een geweldige klap met zijn staart op het water en duikt onder, Plons-plons aan den overkant. Gauw in de boot! En wat we toen gezien hebben. We zijn de dieren nageroeid, hebben ze zien onder duiken, altijd met zoo'n klap van hun staart, om hun dikke achterwerk omhoog te krijgen voor den duik. We hebben de bellenlijn ge volgd en ze naast onze boot zien opduiken. Stroomaf drijvend zijn we er een genaderd tot vier meter, totdat wij de tanden hoorden snerpen door het hout. Een heele dikke oude baas ging op zijn achterpooten staan en schilde met de tanden de bast van een pas gevelde peppelstam. Ik heb bevers aan het werk gezien in de volle vrije natuur op nog geen uur afstand van het wereldberoemde toeristencentrum Banff. En naast mijn tent groeide Parnaskruid van onze duinen. Een eekhoorn kwam onze kruimels opeten, meezen in de dennen, eksters hoog in de boomen. En als "de nacht valt kruipen we in onze kleine tentjes, na de omheining nog wat te hebben versterkt, de boot hoog op twee boomstam men, alle eetwaar goed afgesloten. En dood moe leg ik mijn hoofd op mijn leeren kus sentje. Ik doezel weg. Hoelang? Totdat Een feuilleton eindigt altijd net op het inte ressante moment! VAN DER SLEEN. Het geval Annette. door J. P. BAL Jé Ben van Laar zoog met welbehagen de rook van zijn sigaar in en bekeek dan critisch de vrouw tegenover hem. Zes jaar was 't geleden dat hij haar gezien had, en ze waren wel on der zeer dramatische omstandigheden van el kaar gegaan. In het begin van zijn verlof was hij al direct heelemaal wèg geweest van de slanke, blonde Annette Kareis. Met de voort varendheid van den Indischen verlofganger had hij een stormaanval op haar hartje ge daan en hals-over-kop, in een roes, waren ze getrouwd. Meer dan tien jaar ouder was hij dan Annette, die even achttien en nog maar net van de schoolbanken was, maar ze scheen van hem te houden en hun huwelijksreis, waarbij ze half Europa doortrokken, scheen hem de terugkeer van het paradijs toe. Ze was nog zoo'n echt kind, z'n blonde coquette vrouwtje, en toch.... tóch wist ze hem zoo handig om haar slanke vingertjes te wikkelen, tóch had ze er zoo goed slag van, haar zinne tje door te zetten. Zoo'n vleiende, lieve blik uit haar wondermooie, blauwe oogen, helder als een Zwitsersch meertje, zoo even een veeg je van haar zacht wangetje tegen z'n baardi- gen kaak, een vluchtige kus van haar roode lipjes, en alle tegenstand, zóó die er al was, verdween als bij tooverslag. Ze kende haar macht, de kleine Annette, en ze wist er gebruik en soms wel eens misbruik van te maken. De laatste maanden in Holland, vóór hun vertrek naar Indië, kreeg Ben al een eenigs- zins anderen" kijk op Annette's karakter. Hij ontdekte, dat ze ontzettend kon flirten, vaak zelfs de_ grens van het gevaarlijke naderde, maar nóg was zijn liefdesroes niet geëindigd, en stak het angeltje der jaloezie al eens wat heftig, dan was een lachje van haar meestal wel voldoende, een dreigend onweer af te wenden. In Indië liep het mis. Het klimaat maakte haar kriegel en ze flirtte zoo openlijk met al zijn vrienden, dat ruzietjes niet meer te voor komen waren. Er vielen harde woorden, er volgden weken van zwijgend mokken, in het begin nog wel gevolgd door een teedere ver zoening, die echter al de kiem van een du rende verwijdering in zich hield, en later bleef ook dat uitToen namen ze het besluit te scheiden, en Annette keerde naar Holland terug. Veel had het Ben van Laar gekost, zijn te leurstelling te overwinnen, want het fatale was dat hij altijd in zijn diepste binnenste veel van zijn jonge vrouwtje was blijven houden. Hij miste haar lachje, den blik uit haar prachtige oogen, de streeling van haar slanke handje over zijn haar; hij miste zelfs de kibbelpartijtj es met haar, en zocht hardnekkig verstrooiing in de sociëteit, waar hij meer splitjes dronk dan goed voor hem was. Maar tenslotte had zijn sterk karakter het gewon nen en kon hij koel over „het geval-Annette", zooals hij het toen bij zichzelf noemde, den ken. Misschien had het hem tot een cynicus gemaakt, maar het had hem in ieder geval niet er onder gekregen. En nu trof hij haar in Ostende. Hij dronk op een boulevard-terras zijn Vermouth, toen ze voorbijwandelde, en hij had een uitroep niet kunnen weerhouden. Nu zat ze tegen over hem. Ze waren tenslotte moderne men- schen, waarom zouden ze een wrok koesteren over dat, wat gebeurd was? Zijn critische oogen bleven goedkeurend op haar gezichtje rusten. Nóg was ze jong, zesentwintig nauwe lijks, en de charme van haar mooie gezichtje was gebleven. „Je ziet er nog altijd prachtig uit, kindje", zei hij met een glimlachje. Coquet keek ze naar hem op. „Jammer, Ben", antwoordde ze, dat ik van jou niet hetzelfde kan zeggen. Je lijkt me een beetje moe hoe zal ik zeggen „Doe geen moeite, Annette. Zeg gerust. oud. Ik ben zevenendertig, en ik heb zestien Indische jaren achter den rUg. Die gaan je niet in de kleeren zitten". Er was even een pauze in hun gesprek. Droomerig keken ze naar de flaneerende me nigte. Beneden hen lag het strand, en van uit de verte bereikten hen de kreten van uitgela ten baders en baadsters. Bedachtzaam tikte Ben de asch van z'n si gaar. „Wat zou je er van zeggen als we van middag eens samen naar de rennen gingen?" vroeg hij. Er is vanmiddag Course op Welling ton. Ik ken je hartstocht voor het spel nog vanonze huwelijksreis". ,Goed", zei ze, „ik had weliswaar een af spraak, maar voor jou laat ik die natuurlijk loopen". Even hinderde hem haar coquetterie, ook dat had ze blijkbaar nog niet afgeleerd, zélfs niet tegenover hem. „Laten we dan afspreken, dat ik je tegen twee uur ontmoet bij het standbeeld van Leo pold", stelde hij bij het afscheidnemen voor. Annette was opgewonden als een klein meis je. De drukte van de renbaan werkte op haar als cocaïne, geen oogenblik was ze op dezelfde plaats. Met het programma in de hand stond ze bij de bookmakers en ze rekte haar halsje om te ziqp wie de favorieten waren. „J'ai deux-et-demi Volpone, deux-et-demi Volponecinq Bragatilt, cinq Bragatilt, cinq Bragatilt. J'ai deux Vin Purdeux Vin Pur. „Ik neem Vin Pur gagnant", zei ze, Ben aan z'n arm rukkend, „toe, Ben neem jij even kaartjes. Twintig francs Vin Pur gagnant enne.tien francs Volpone placé. Toe, Ben, straks gaat de bel al, en dan ben je te laat". Bezadigd schudde Ben het hoofd. „Opge wonden standje", spotte hij, maar hij ging In de provincie Alberta (Canada). naar den totalisator en kocht de kaartjes. Dan liepen ze naar den finish, en ze stond op de teenen, om te zien, of de start nog niet plaats vond. Daar ging het electrische schelletje, en haar vingers klemden zich om Ben's arm. Even later passeerden de paarden in vollen galop de plaats, waar zij stonden. Volpone lag bij de eerste drie, Vin Pur lag enkele leng' ten achter. Eenmaal gingen ze rond, als ze weer voorbijkwamen zou de beslissing vallen „Zag je 't Ben", zei ze met een benepen stemmetje, „Vin Pur had zeker een slechte start, 'k Geloof nooit, dat ie 't haalt". Hij glimlachte'om haar teleurstelling. „Er is immers nog niets van te zeggen, meiske" beur de hij haar op, „er kan nog van alles gebeuren. Stil, ginds komen ze weer aan". Een gemompel steeg op uit de rijen toe schouwers. „Vin Pur, Vin Pur...." werd ge roepen. Dich opeen kwam het veld aan. Voorop zat de jockey met het blauwe shirt en het gele petjeVin Pur. Met twee lengten sloeg de favoriet zijn tegenstanders. Annette danste als een kind. „Gewonnen' juichte ze, „gewonnen, Ben. Heb je Volpone nog gezien?" .Volpone was derde", antwoordde hij, ook daar had je geluk mee Anneke". Even keek ze op, toen hij haar vroeger lie' velingsnaampje uitsprak. „En jij Ben, ik heb heelemaal vergeten te vragen, wat jij geno men had". Hij maakte een grimas. „Ik had Bragatilt gagnant genomen", zei hij, quasi-spijtig, en die was eerste van de laatste twee". „Sneu", vond ze, „je had Vin Pur moeten nemen. Ga je even m'n winst halen?" Geduldig stond hij in het rijtje, tot de lo ketten geopend zouden worden. Haar slank fi guurtje zag hij op eenigen afstand tusschen de rondscharrelende menigte. Ze lachte hem toe en even scheen het verleden terug te keerenzóó had ze hem ook toegeknikt, ze ven, acht jaar geleden, toen ze pas getrouwd waren en hier ook de courses bezochten. Maar direct onderdrukte hij wrevelig dat gevoel. Nonsens. „On paie des tickets, on paie", riepen kaart jesscharrelaars, en even later gingen de lo ketjes open. Ben inde de winst, en zocht de stralende Annette weer op. Ze had geluk dien middag, de kleine An nette. Ze werd overmoedig, wedde zelfs op outsiders, en het scheen wel, of de jockeys al leen voor haar reden. Met vijfhonderdzeven entachtig francs winst verlieten ze de ren baan. „Jij bent een goede mascotte", lachte ze, „wat had ik een geluk, jongen. Daar tracteer ik vanavond op, goed?" .Uitstekend", stemde hij toe, „en als je dan tóch besloten hebt dat we vanavond samen uitgaan, laten we dan meteen ook maar-sa men dineeren. Dat mag ik dan wel voor m'n rekening nemen". Ze dineerden in Palace, en er was geen pret tiger kameraad dan Annette. Met een tikje spijt dacht hij er aan, hoe vaak ze samen in Indië gedineerd hadden den laatsten tijd van hun huwelijk, en hoe mokkend ze dan altijd tegenover hem had gezeten. In haar avond toiletje zag ze er uit om te stelen. Werkelijk, Annette was nog altijd het meisje-van-acht- tien, waar hij verliefd op was geworden. In de dancing, waar ze later op den avond waren, ontmoetten zij een kennis van An nette. „Hallo, John", begroette ze hem, „wat leuk, dat ik je hier tref". Dan stelde ze voor: „John Wilmington, m'n Engelsche vriend". Ze groet ten elkaar vormelijk, en een tikje ontstemd dook Ben achter z'n glas bier, toen de beide anderen dansten. Een vreemd gevoel van er gernis maakte zich van hem meester, toen hij zag, hoe geboeid Annette onder het dansen naar den ander opkeek, hoe coquet ze lachtte enhoe verliefd de Engelschman was. Non sens, zei hij weer in zichzelf, Annette was hem immers niets meer, die vervloekte herinnering die hij in Indië zoo grondig kwijt was geraakt, deed het hem hier. En in één teug dronk hij zijn glas leeg. Maar de avond was bedorven. Toen hij haar lang na middernacht naar haar hotel bracht, en ze over den stillen boulevard liepen, zwegen ze. Kalm.lag de zee, en de maan goot er haar romantisch licht over. Als donkere silhouetten stonden de badkoetsjes op het strand. Ze had z'n arm genomen en tripte als een klein muschje naast hem. Zonder spreken rookte hij z'n sigaret. „Ben", zei ze, en haar stem was als fluweel zoo zacht, „Ben, jongen, weet je nog hoe we den eersten avond van ons huwelijk óók zoo over den boulevard liepen en weet je nog, wat jij toen zei? Anneke, kindje, zei je, ik ben zóó gelukkig, zóó gelukkig, dat ik jou heb. Gek, hè, dat het toen later zoo veranderd is tusschen ons. Wat zijn we toch dom geweest". Ze drukte zijn arm, en hij voelde, hoe ze haar kopje tegen z'n mouw vleide, dat oude gebaar, dat hem vroeger zoo ontroeren kon, een beetje.hulpeloosNu wist hij dat het bij haar hoorde, dat ze het niet kón laten, te flirten, te coquetteeren. Bruusk gooide hij zijn sigaret weg, en hij maakte z'n arm vrij. „Laat dat, Anneke", zei hij ruw, „wat heeft het voor nut? Wij kunnen goeie kameraden zijn, dat is immers verreweg het beste. Wat voor plezier kan je er in vinden met mij te flirten? Dat spelletje is oud. wij hebben die grap gehad. Je moet nooit het speelgoed te rug willen, dat eens-is weggegooid". Ze antwoordde niet. Wat onwennig gingen ze naast elkaar. Maar toen ze bij haar hotel waren lachte ze alweer. „Ouwe brombeer", spotte ze, „ik zal je je onhoffelijkheid maar vergeven en denken, dat het de druk van de Indische jaren was, die je zoo deed spreken. Tot morgen, Ben nie Lui en ontstemd lag hij den volgenden dag aan het strand. Waarom had hij haar hier ontmoet. Z'n zoo moeizaam verworven rust dreigde hier verloren te gaan, nu hij Annette weer ontmoet had. Al gaf hij dan geen zier meer om haar, zelfs haar aanwezigheid werk te nog op z'n zenuwen. Hij deed het beste. Ostende maar zoo vlug mogelijk te verlaten. „Dag Ben", hoorde hij plots haar heldere stem achter zich, „ga je mee het water in?" Toen hij zich omdraaide stond ze voor hem in haar badpakje. Strak sloot het tricot om haar lenig figuurtje. Een weerbarstig blond krulletje kwam van onder haar badmuts en gaf haar gezichtje iets pikants. Ze was knap, AnnetteNaast haar stond de Engelst-h- man van den vorigen avond, een slanke, spor tieve gestalte. Zeven-, achtentwintig kon hij zijn. „Geen zin. te lui", antwoordde Ben op haar vraag. „Domoor, 't is heerlijk in het water", lachte ze, „ga je mee Johnnie?" Als kinderen holden ze op de zee toe. Hij volgde hen met de oogen, zag hoe de Engelsch man haar volspatte met water, hoorde haar opgewonden lachen en hij wendde z'n coeen af, toeh ze op John toestoof en die twee samen stoeiden. „Weer een slachtoffer", dacht hij bitter. Allemaal vlogen ze er in, allemaal lie ten ze zich bedriegen door haar kinderlijk.-lief gezichtje, stonden voor haar in vuur en vlam. Het beste was, dat hij den man eens waar schuwde Dien middag stapte hij de lounge van het hotel binnen, waar Annette logeerde. Hij trof het, dat Wilmington toevallig alleen aan een tafeltje zat. Regelrecht stapte hij op hem af, vroeg, of hij aan het tafeltje plaats kon ne men, wat de ander met een vriendelijk knik je goed vond. Ze rookten een sigaret, praatten over onver schillige dingen. Toen besloot Ben op z'n doel af te gaan. „Luistert u eens", begon hij, „ik wou u een paar woorden over Annette zeggen". Direct scheen de ander te bevriezen. Koel keek hij Ben aan, en even deed hij dezen denken aan een slak, die zich behoedzaam in z'n huisje terugtrekt. Hij glimlachte sarcas tisch. Wél had de arme kerel het te pakken. „U kent haar niet", zei hij, „ik helaas zoo veel te beter, wantik was met haar ge trouwd. Ik zie aan uw gezicht, dat u dit niet wist. U beschouwde me misschien als een me dedinger. Stel u gerust, ik ben daarvan gene zen. Maar ik waarschuw u, Annette is de meest geraffineerde flirt, die ik gekend heb. Mij heeft ze destijds tot razernij gebracht. Ik geloof niet, dat ze tot werkelijk gevoel in staat is. Alles is voor haar een spel, ook het leven. Een interessant kansspel, een soort rouletteze zet op een nummer, en ze wacht af, of het haar geluk brengt. Het num mer zelf interesseert haar niet, alleen het resultaat Midd,en in den zin hield hij op. Hij zag het gezicht van den Engelschman opklaren, er kwam een extatische glans in z'n oogen. Hij hoefde zich niet om te draaien om te weten, dat Annette achter hem stond. Hij hoorde haar lachje. „Ik geloof, dat je me een beetje zit zwart te maken, Bennie", zei ze zonder scherpte, „foei, dat staat je niets netjes". Dan liet ze het onderwerp schieten cn sprong op iets anders over luchtig als een vlindertje en als merkte ze niet de spanning bij de beide mannen. „Gaan jullie mee naar Brugge? Ik zit nu al veertien dagen in Ostende en ik heb niet eens het oude Brugge gezien. Dat verzuim wil ik herstellen". Ben stond op en groette. „Bonjour", zei hij kort, „ik zal niet van de partij zijn. Ik houd niet van antiek. En ik dacht", zei hij met een sneer, „dat jij daar ook niet 'direct gek op was". „Een mensch verandert", zei ze kalm, en er was een ondergrond van ernst in haar stem, „en bovendien, Ben, ik geloof, dat je altijd al verkeerde ideeën over me gehad hebt". En met een knikje nam ze Wilmington's arm, Ben een beetje beteuterd in de lounge achter latend.... Dienzelfden avond danste hij weer met haar. Het was alsof er niets tusschen hen geweest was. Ze was vriendelijk, toonde geen rancune, maar bemoeide zich toch minstens evenveel met Wilmington, die haar als een onafschei delijke schaduw volgde. Ben was dien avond in een nerveuze stem ming. Het gezelschap van Wilmington irri teerde hem, en hoewel hij nog dien middag het bij zichzelf had trachten te ontkennen, hij moest nu wel toegeven, dat het naijver was. Hoe onzinnig hij het zelf ook vond, hoe zeer hij zich een dwaas schold, het was niet langer te verdoezelen, dat hij opnieuw ver liefd was op Annette. Ofdat hij het mis schien nog altijd was. Weer had Annette met Wilmington gedanst, en hij had er zich aan geërgerd, dat het hoofd van zijn rivaal heel dicht bij de blonde lokken van Annette was geweest. Bleek zat hij aan het tafeltje en er lag een vastberaden trek op zijn gezicht. „Annette", zei hij, toen ze alle drie weer za ten, „ik wil je spreken". Kalm en een beetje verwonderd keek ze hem aan. „Wel, dat kan", zei ze. „Ga je gang". „Ik wil je alléén spreken", zei hij norsch, „en niet hier, maar butien. Kom, ga mee!" Hoog trok ze de wenkbrauwen op, en ze glimlachte koeltjes. „Je bent een dwaas", zei ze, „maar ik zal je je zin geven". Dan lachte ze lief tegen Wilmington. „So long, John", zei ze warm, „see you later". Op den boulevard sprak zij het eerst. „Je loopt nu al een paar minuten naast me, en je geweldige lust om me te spreken schijnt erg bekoeld te zijn", zei ze sarcastisch, „het is een beetje laat voor wandelingen, Ben". Ze waren aan het eind van den boulevard, dicht bij de haven. Het was een donkere avond en een beetje kil. Maar het was toch niet daardoor, dat ze huiverde, toen hij haar Dlot- seling beetpakte en haar in z'n armen trok. „Annette", zei hij, „Annette, je bent een kleine slang. Misschien word je m'n noodlot, maar ik kan niet zonder je. Ik moet je weer terughebben, kindje, ik hou van je. ik heb al tijd van je gehouden, ook al die jaren zonder jou in Indië. Speel met me, maak me kapot, maar.kom weer bij mp". Hij voelde hoe ze beefde in z'n armen. „Ik wil niets liever, Ben", zei ze zacht. „Misschien misschien ....ben ik toch niet zoo'n -Un der, als jij wel denkt. Dat ik van je houd ik heb het geleerd, toen ik je kwijt was" „En.Wilmington?" vroeg hij aarzelend „Kansspel...."* zei ze. „Hij was het num mer, waarop ik zette en waarmee ik j o u wil de winnen. Ik speeldeeen beetje hoog..,, laten we zeggen op.... de zéro!" j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 15