De geheimzinnige Gastheer
Prinses Alice en de graaf van Athlone waren
tegenwoordig bij den doop van hun kleinkind, de
baby van Lady May Abel Smith, welke plechtig
heid te Londen geschiedde door den vroegeren
Aartsbisschop van Kaapstad
De opheffing van den locaal-
spoorweg Hoorn Bovenkar-
spel Enkhuizen is thans een
feit. Het afbreken van de
dwarsliggers.
Aan schout-bij-nacht J. S. C. Olivier
is op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend uit den zeedienst
De heer A. J. van Laren herdenkt zijn
40-jarig jubileum als hortulanus aan
den Amsterdamschen Hortus Botanicus
Jong Volendam vermaakt zich op de jaarlijksche kermis, die er
thans in vollen gang is
In de Engelsche hoofdstad heeft men een rijdend postkantoor in gebruik
genomen, waaraan ook een publieke telefoon verbonden is. Het rijdend
postkantoor in de Londensche straten
bij het clubhuis van „Argo" voor het bijwonen der roeiwedstrijden.
Groenloopende studenten vormen de eerewacht
Z. Exc. minister prof. J. R. Slotemaker de Bruine heeft Woens
dag te Gouda een gedenksteen onthuld, die ter gelegenheid
van de Erasmus-herdenking aldaar, in de boerderij „'t Klooster"
geplaatst is
De Groentijd der Wageningsche studenten. De Senaat wordt ontvangen
FEUILLETON
door
ELSA KAISER
15)
„Hebt u hier al eens met mijn zoon over
gesproken?"
„Waarover?"
„Nu, zoo In het algemeen", was het schuch
tere antwoord.
„U begrijpt mij niet", zucht de oude man.
„Ach, ja, de jeugd is nu eenmaal zoo. Zij willen
overal op los stormen, ik was vroeger ook
zoo. Maar nu ben ik een oud man en ik zeg u
als vaderlijk vriend, dat er situaties in het
leven zijn waarin men niets anders kan doen
dan stil afwachten wat het lot over ons heeft
beschikt. Ik ben nu heel eerlijk tegenover u,
er gebeuren hier dingen in huis die voor een
gast als u. geen geheim kunnen blijven. Ik
heb ernstige zorgen en iederen dag kan de
catastrofe over mij komen".
Lutton had groot medelijden met den ouden
man die er totaal wanhopig uitzag.
„Ik begrijp het, mijnheer Kings," zeide hij
deelnemend, „maar waarom spreekt u zich
niet eens uit, met iemand die het goed met
u meent? Is het verdriet zoo plotseling ge
komen?"
„Ja, plotseling", fluisterde de oude heer.
Hij keerde zich om en ging dicht voor Lut
ton staan. „In ieder geval had ik niet ge
dacht dat het zóó zou zijn", zeide hij ernstig.
„Wat?" vroeg Lutton niet begrijpend.
„De boete", klonk het somber.
Lutton week 'n stap achteruit. „Boete? Voor
wat?" vroeg hij wantrouwend.
„Mijn jongen", zeide de oude ernstig, „als
men zoo lang op de wereld heeft geleefd als
ik. ziin er een massa dingen waarvoor men
1 moet boeten".
„U moet dus boeten?"
„Ja, dat moet ik".
„En is die boete rechtvaardig?" vroeg Lut
ton eenigszins angstig.
De oude man glimlachte. „Rechtvaardig,
mijn waarde? Wat is rechtvaardig op de
wereld?Maar ik heb nu alles gezegd wat
ik te zeggen had en wat ik verantwoorden kan,
ik wil mijn waarschuwing aan u herhalen,
wees voorzichtig met die nachtelijke wande
lingen en bemoeit u zich niet met dingen die
u eigenlijk niet aangaan".
„Ik ben voor niemand bang", weerlegde
Lutton.
„Prachtig, moedig gesproken, echt manne
lijk", spotte de oude heer. „Maar mijn beste
jongen, jouw moed hebben we hier niet nood-
dig, trouwens die baat niets, hij zou te pletter
slaan tegen
„Waartegen?" vroeg Lutton.
De oude Kings negeerde de vraag. „Ik heb
mijn plicht gedaan", zeide hij, „ik heb u ge
waarschuwd, nogeens, bemoeit u zich niet met
dingen die u niet aangaan, wilt u mij dat in
uw eigen belang beloven?"
„Neen", zeide Lutton stoutmoedig. „Ik kan
u dat niet beloven, ik kan u enkel zeggen dat
ik, indien u dat wilt mijn koffers zal pakken
en weggaan".
De oude man dacht een oogenblik na en
schudde toen het hoofd. Hij mompelde iets
bij zich zelf dat den ander niet verstond.
Lutton trad hem een schrede tegemoet.
„Zoudt u uw zoon niet tot uw vertrouwde
willen maken?" vroeg hij dringend.
„Neen, neen. het zou niet meer helpen, het
is te laat", fluisterde de oude heer.
„En als William toch alles te weten komt?"
hield Lutton vol.
„Dat gebeurt niet".
„Dus. zal ik weggaan?" vroeg Lutton op
nieuw.
„Neen blijf..., voor mijn jongen, hij
heeft u noodig". Met deze worden verliet hij
het vertrek-
HOOFDSTUK VI.
Heel vroeg in den morgen liet William zijn
paard zadelen, hij wilde naar sir Edward. Hij
moest Angèle zien. met haar praten, haar
alles vertellen. Als zij hem nog wilde hebben
wanneer hij arm was, zou hij vechten voor
de toekomst, dan zou het leven nog waarde
voor hem hebben, maar als hij de minste aar
zeling in haar houding zou zien, dan, dan
gaf hij het op. Er moest dan maar van
komen wat wilde
Het was een prachtige ochtend, de bosschen
stonden licht groen genuanceerd met het
donker der dennen, tegen den achtergrond
van het landschap. De vg)den zagen er prach
tig uit en in den boomgaard begonnen de
kersen te bloeien. William wierp een droeven
blik op de omgeving. „Als ik dit alles moet
missen weet ik niet wat te beginnen", dacht
hij. En zich omkeerend in het zadel wierp hij
een blik op het huis. De opgaande zon zond
haar stralen over de daklijst en vergulde de
bladeren van de klimplanten en de rozen die
tegen de oude muren groeiden. Het anders
zoo sombere binenplein werd verlevendigd
door een gouden gloed.
„Een mooie bezitting, een paradijs", dacht
William, „maar de slang ligt verborgen en
het vurig zwaard bedreigt mij".
Hij wendde zich om en reed in gestrekten
draf langs den straatweg naar het verwijderde
dorp. Langs den dorpsweg werd hij door
iedereen gegroet, hij was een geliefde en be
kende figuur in den geheelen omtrek, alle
boeren en notabelen kenden hem
Angèle was in den tuin bezig met het ver
zorgen van de rozen. Zij liep William blij
tegemoet. Hij sprong van zijn paard en wierp
een inmiddels toeschietenden knecht de teu
gels toe.
Angèle troonde hem mede naar het groote
tuinhuis achter in den tuin bij den vijver „Ga
niet dadelijk naar binnen?" vleide ze. „vader
heeft bezoek. Als hij je ziet wordt je dadelijk
in beslag genomen en dan hebben wij niets
aan elkaar".
William legde zijn arm om haar heen. „Ik
vind het prettig dat je eens met mij wilt
praten", zei hij. „Ik heb je zoo'n massa te ver
tellen en ik wil, voordat ik je alles verteld heb,
liever niemand anders zien. Ik kom de be
slissing van mijn lot bij je halen".
Angèle liep in gedachten naast hem en
tikte nadenkend met haar blanke hand op
zijn mouw. Zij glimlachte vaag voor zich heen
maar bleef zwijgen.
In het tuinhuis trok William haar tegen
zich aan en kuste haar teeder op haar oogen
en mond. Hij hield haar gezichtje een tijdlang
tusschen zijn beide handen en keek haar
diep in de oogen. „Houd je heusch van mij?"
„Ja, natuurlijk lieveling, wat zou er zijn als
ik niet van je hield, de wereld zou voor mij
ophouden te bestaan", fluisterde zij.
Maar dan lachte ze. „Nu moet ik eerst iets
voor je laten klaar maken, wat wil je hebben,
koffie, bouillon of iets anders?"
„Ik wil het allerliefst eerst met je praten",
zeide William ernstig. „Ik mag tegenover jou
niet langer alles verzwijgen".
Zij ging naast hem zitten en stak haar arm
door den zijne. „Nu jongen, vertel het mij
dan, wat scheelt eraan? Ik heb den laatsten
tijd wel iets gemerkt. Je bent zoo stil, zoo
vreemdEn dan. Will, waarom kijk je zoo
vreemd naar je vader, ik vindt dat niet pret
tig Will, de arme oude man is diep ongeluk
kig, zie je dat dan niet?"
William sprong plotseling op „Dus jij hebt
dat ook gemerkt!" riep hij uit. „Jij hebt het
ook gezien. Wist ik toch maar.
Angèle trok hem weer naast zich op de
bank. „Toe lieve, windt je nu niet zoo op,
wat wil je weten. Vertel het mij dan?"
„Het is zoo moeilijk om alles precies uit
te leggen", begon William onzeker. „Vooral
tegenover jou, want ik hoopte zoo dat je eens
als mijn slotvrouwe bij mij zult zijn. Maar
nu opeens ben ik bang dat je dit nooit zult
worden",
Angèle bleef doodstil luisteren. Haar gezicht
verried niets.
William keek haar angstig aan. „Luister je
Angèle, heb je het gehoord, ik vrees dat alles
tusschen ons voorbij is".
„Uittusschen ons, William, waarom?"
fluisterde zij. „Ach, neen, Will, dat kun je
niet meenen, je kunt mij toch niet loslaten,
mij vergeten
Zij greep zijn hand en hij voelde hoe zij
beefde. „Will, vertel mij dan toch wat er ge
beurd is, ik begrijp er niets van".
„Neen, ik kan je niet missen!" riep William
hartstochtelijk, „maar ik ben bang, dat als jij
alles weet, je nooit mijn vrouw zult worden".
„Maar wat is er dan?" riep Angèle be
droefd.
„Vader vertelde mij gisterenavond dat hij
geruineerd was, op een onverklaarbare wijze
heeft hij zijn geheele vermogen verloren, ik
weet er verder niets van, hij weigerde elke
verklaring".
„O is het dat!" zeide Angèle opgelucht.
„Vindt jij het heel erg?"
„Ja, ik vind het heel erg, want ik weet ook
niet hoe het met het huis Ls, of dit ook voor
mij verloren isWilliam keerde zich naar
haar toe en nam haar beide handen in zijn
rechterhand. „Angèle, mijn meisje, ik ben een
arm man, wil je mij nog hebben?" Zijn stem
wat dof en hij keek wanhopig in haar oogen.
Zij legde haar hoofd tegen zijn schouder. „Will
al was je straatarm en bezat je niets, heele-
maal niets, ook dan zou ik je niet loslaten,
ik laat je alleen los als jij zelf mij niet hebben
wil. Ik zou nu dadelijk met je willen trouwen
om je te toonen hoeveel ik van je houd, ik
zou hard meewerken, wij zouden een kleine
boerderij huren en heelemaal opnieuw be
ginnen, samen, we zouden hard werken en.
Will, o, we zouden heusch zoo gelukkig zijn.."
(Wordt vervolgd)