Geschenken voor Hr. Ms. kruiser „De Ruyter*. De geheimzinnige Gastheer ÜfrL|9nr.°C' ^Cd?°"e der Qemeente 's Gravozande is van drinkwatervoorziening afgesloten. De bewoners moeten thans een kilometer loopen, om uit een welput net benoodigde water te balen Wel „bet»oe<r op cte ne- jaars bwjeo- en hootegmarlct te Tittxirg Een driedaagsche monster-schaakwedstrijd is Maandagavond m de hoofdstad be gonnen ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van den Amsterdamsche schaak hond. Aan een der tafeltjes van de „eere-groep". Dr. Aljechin (rechts) tijdens zijn partij tegen J. H. Jongendijk De staking van restaurant- en café-houders te Parijs. Aan de tafeltjes zitten de voorbijgangers, doch geen enkele consumptie is te zien De commandant van Hr. Ms. kruiser «De Ruyter" spreekt een dankwoord tot de delegaties van de verschillende vereenigingen, die Maandag aan boord geschenken kwamen aanbieden De ernstige ongeregeldheden te tonden. Politie voert een charge uit op de menigte die den optocht van 7000 fascisten door het East-End wilde beletten. Tenslotte moest de optocht in een andere richting geleid worden Een arrestant tijdens de ongeregeld heden in East Énd te Londen wordt door politie-agenten gevankelijk weg gevoerd De contra-manifestatie van de Parti Social Frangars" tegen de communistische meeting in P-arc des Princes te Parijs. De drijft de contr-a-manifestanten uiteen Jeugdige belangstelling voor de najaars bijen- en honingmarkt, die Maandag op het sportpark te Tilburg werd gehouden FEUILLETON ELSA KAISER. m „Bezoeken afgelegd, landerijen bekeken en ik was oojc bij de Tracy's", antwoordde Wil liam. „Heb'ben wij u wakker gemaakt?" „Neen, in tegendeel, ik heb al dien tijd wak ker gelegen". „Ja, dat zie ik, u bent bleek en ziet er over spannen uit", zeide William bezorgd. „Ik heb gewerkt en alles zoover mogelijk in orde gemaakt". „Wat hebt u in orde gemaakt??" vroeg Wil liam ongerust. „Dat zal je wel zien, overigen wilde ik je zeggen dat al mijn papieren op hun gewone plaats liggen". De jongeman greep zijn vader bij den arm. .Duister eens vader, u zegt dit alles op zulk een vreemden toon, is er soms weer iets ge beurd". „Neen, dat kan niet, maar ik heb een be sluit genomen". „Een besluit? Wat voor een besluit?" vroeg William met een blik op Lutton. „Ik zal", begon de oude heer plechtig. „Ik zal alles spoedig ten einde brengen". „Wat zult u ten einde brengen?" „Alles", antwoordde de oude man. „Meer kan ik je niet zeggen. Hij keerde zich om en wilde de kamer verlaten, maar Lutton. die bang was geworden, hield hem tegen. „Will, je vader heeft mij het verwijt gedaan, dat ik bij verschillende banken naar den stand van zijn vermogen geïnformeerd heb. Ik hoop dat jij je vader zult kunnen zeggen dat ik nimmer in staat ben tot zulk een brutaliteit' William keek zijn vriend verwonderd aan. „Bij de banken?" mompelde hij en schudde het hoofd. „Dus jij hebt het ook niet gedaan?" vroeg Lutton. „Ik? Waarom zou ik, dat zou ik nooit dur ven doen", antwoordde de jonge man oprecht. De oude heer Kings keek radeloos van den één naar den ander. ,Goed", zei hij, ,,als jullie het dan niet hebt gedaan, dan moét het een ander zijn ge weest". William sloeg met de vlakke hand op de tafel en riep woedend. „Ja, dan moet het een derde zijn geweest, maar eindelijk heb ik ge noeg van die geheimzinnigheid, nu moet ik de waarheid wetenHij zweeg opeens en de oude heer keek hem verwonderd aan. William, opeens weer kalm, vroeg: „Vader, vertel mij eens, wie is Maitland?" De oude man die er eerst bleek en vermoeid had uitgezien werd opeens doodelijk bleek, hij liep met opgeheven hand op zijn zoon toe alsof hij hem wilde slaan en zeide drei gend: «„Hoe kom je aan dien naam, wat wil je, weet weet je?" „Dat kan ik u niet zeggen, tenminste nu nog niet", antwoordde William. Je zult het mij zeggen, hoor je, je zult!" riep de oude heer buiten zichzelf. ,Als u mij zegt wie Bowson is", antwoordde William hardnekkig. De oude Kings werd plotseling kalm, hij keerde zich om en liep naar zijn kamer. ,Goed, mijn jongen" zei hij moe. „Goed, je zult het hebben zooals je wilt". Op hetzelfde oogenblik stond William naast zijn vader. „Wat gaat u doen. Laat mij bij u blijven", smeekte hij. „Neen", zeide de oude heer kort, duwde den jongen man terzijde en sloeg zijn kamerdeur dreunend in het slot De beide vrienden bleven luisteren maar hoorden niets, zelfs niet de voetstappen van den ouden man. ,,Wat deed hij? Stond hij achter de deur te luisteren? William stond met opeengeklemde tanden, vastbesloten het geheim van zijn vader te leeren kennen. „Kom.?", fluisterde hij. De mannen wilden juist de kamer verlaten toen zij een vreemd krassend geluid hoorden. Bei den stonden onmiddellijk stil en luisterden. Weder hoorden zij het geluid. Een signaal, een zacht fluiten of ruischen, men hoorde niet duidelijk waar het vandaan kwam, het kon uit het huis komen, maar even goed van buiten. „Heb je dat gehoord?" vroeg William fluisterend. Lutton knikte. De vrienden luisterden op nieuw en daar was het geluld weer, het leek alsof het nu dichterbij gekomen was. William richte zich op. „Nu weet ik het", zeide hij nog altijd zacht. „Wat weet je?" vroeg Lutton. Maar William legde reeds zijn hand op de kruk van de deur, in de andere hand hield hij zijn revolver. Hij opende de deur echter nog niet, maar bleef luisteren. En nu hoorde Lut ton ook heel duidelijk een zacht geschuur als of men ijzeren bouten van een venster nam. „Iemand wil binnenkomen", zeide Lutton. „Het komt uit de groote zaal", fluisterde William, „daar zit iemand". „Wat kan dat in 's hemelsnaam beteeke- nen?" vroeg William verbijsterd. Hij wilde de deur openrukken maar Lutton hield hem nog een oogenblik terug. „Wacht nog even", waarschuwde hij zacht. Beiden bleven doodstil staan, weer klonk het signaal. Plotseling rukte William de deur open In het helle schijnsel van een zonnestraal die door de zaaldeur viel, stond een gestalte. Achter hem waren de vleugeldeuren wijd opengeslagen en het breede gekleurde ven ster stond wijd open. Het was de athleet die Lutton in het bosch had ontmoet. Zijn vurige onrustige oogen staarden de beide mannen aan. William hief zijn revolver op. „Geen stap verder!" riep hij dreigend. „Wie ben jij en wat zoek je hier?" De vreemde gaf geen antwoordt maar week een eindje achteruit. „Goed!" riep William, „laten we hem grijpen anders schiet ik hem over hoop". De man keerde zich op hetzelfde oogenblik om, wierp de deuren achter zich dicht en de beide mannen hoorden hoe hij de grendels ervoor schoof. Met al hun kracht wierpen de twee jongemannen zich op de deur maar de zware eikenhouten schotten weken geen centimeter. Binnen klonk een hoonend gelach. „Dan zullen we de deur intrappen!" riep William met een door woede verstikte stem. Maar plotseling zeide iemand opgewonden achter hem: „Halt". Het was de oude heer Kings. Hij schoof zijn zoon hardhandig opzij en ging tegen de vleugeldeuren staan. Hij beefde en zijn gelaat was doodsbleek. „Er is daar iemand binnen!" schreeuwde William. ,Daar hgb jij niets mee te maken", ant woordde zijn vader. „Maar vader, hoe heb ik het nu met u? Daar binnen zit een inbreker", zeide William ver ontwaardigd. „En ik zeg je dat jij daar niet mee te maken hebt!" riep de oude man. William wilde hem opzij duwen om eenvou dig te trachten de deuren open te drukken, maar de oude man bleef ervoor staan en be gon zijn zoon te smeeken. „William, mijn jon gen, laat het, ik smeek het je, ga weg, zie je dan niet hoe bang ik ben? Ga nu, doe geen moeiteGa! Het is misschien mijn laatste verzoek aan jou ga nu". De jongeman bleef staan en staarde zijn vader aan. „Goed, ik zal geen moeite doen, maar vader het kome op uw eigen hoofd als er hier iets gebeurd. Ik wil u helpen, ik ben jong en sterk, vader wees toch verstandig". De oude Kings antwoordde niet. Hij wendde zich om en legde de hand op de kruk. „Ik waarschuw je, ga niet mee", zeide hij streng en verdween plotseling in de zaal waarvan hij de deuren zonder moeite opende. De twee vrienden bleven besluiteloos staan, maar op eens hoorden zij een kreet en op hetzelfde oogenblik viel er een zwaar voorwerp op den grond. Toen was hun geduld ten einde, zij gooiden de deur open en stormden naar bin nen. De oude man lag op den grond de armen uitgestrekt het venster stond nog wijd open, maar overigens was er niets anders in het ver trek te zien. Lutton snelde naar het raam en keek uit, niets te zien, geen spoor van een man. .Petersen, Petersen!" schreeuwde Lutton en hoorde de opzichter over de binnenplaats snellen. Toen keerde hij zich om en keek naar William die bij het lichaam van zijn vader ge knield lag. „Hij is niet dood hij is alleen maar bewusteloos", zei hij. Petersen kwam juist de zaal binnen en met hun drieën droegen zij den zieke naar zijn slaapkamer. Vijf minuten later reed een stal jongen naar den dokter. Toen de dokter kwam begon de oude man juist bij te komen en zeide dat het heel goed met hem was. Meer wilde hij niet zeggen, geen woord over den ge- heimzinnigen man in de zaal dien hij zoo angstvallig beschermd had en op wiens ge zicht, of naar aanleiding van wiens woorden, hij plotseling bewusteloos was geworden. „Dus", zeide William beduusd toen hij ein delijk gerustgesteld was omtrent den toe stand van zijn vader, „dus dat was Maitland, maar wat moet hij van vader en wat heeft vader voor een vreeselijk geheim te verbergen dat die man schijnt te weten?" Lutton moest hierop ook het antwoord schuldig blijven. „Kom laten we een poosje in den tuin gaan wandelen", stelde hij voor. „Misschien zal Dennis weldra komen en het geheim voor ons onthullen". (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9