Hongarije verlangt revisie. H fcJKUN/T IN IITTIRE^j P. F. de Haan 75 jaar WOENSDAG 7 OCTOBER 1936 HAAKIEM'S DA'GBEAD 7 MUZIEK Haarlemsche Operette-Vereeniging „BART KREEFT". Bart Kreeft was destijds enkele tiental len jaren geleden ieen der meest voor treffelijke krachten op het gebied der Ope rette. Met twee collega's: Aug Kiehl en, als ik me niet vergis, Kelly (maar het kan ook Kohier geweest zijn), vormde hij het be kende operettedriemanschap der 3 K.'s. Bart Kreeft werd steeds in 't bijzonder geroemd om de uiterste beschaafdheid van zijn spel en zang, die in geen enkele zijner rollen, in welk stuk dan ook, ontbrak. De Haarlemsche Operette-Vereeniging, die zijn naam draagt en de herinnering aan zijn artistieke persoonlijkheid dus bewaart, heeft Dinsdagavond door haar uitvoering van „De Mijnopzichter" bewezen, dat die naam voor haar leden geen ijdele klank is, maar dat zij ernstig er naar streeft, dien eer aan te doen. Hierin is zij dan ook, voor een deel althans, reeds zeer wel geslaagd. Alles, wat op het tooneel te zien en te hooren viel had een cachet van beschaafdheid, dat geen oogen- blik verbroken werd. Dat de uitvoerenden wat losheid van spel en tempo betreft de ge routineerde vaklieden nog niet konden even aren, spreekt van zelf. Maar de zang der hoofdpersonen stelde dien van vele beroeps- operettekrachten verre in de schaduw. De heer Piet Groot, de vertolker dei* titel rol, is een uitmuntende tenor, met een groot krachtig en toch soepel geluid en is boven dien een prachtige tooneelfiguur, die slechts zijn uitspraak nog wat te cultlveeren heeft, De dames Stien Faber (..Gravin Fichtenau") en Bep Duyn Nelly") zijn zeer goede so pranen, die ook de techniek van het zingen in voldoende mate machtig zijn, en voor wie zelfs een beetje coloratuurzang geen bezwaar bleek op te leveren. Iets minder krachtig, maar toch voldoende, waren de stemmen van den tenor Herman Woerde („Vorst Rode- riek") en den baryton Harry Franken („Zwack"). Zuiver van intonatie werd door allen gezongen, ook door de andere solistisch of in koor optredende personen, van wien ik den heer B. Born („Strobel"» nog afzonderlijk wil vermelden om zijn goede tenorstem. Een verdere goede eigenschap van deze opvoering was, dat allen zeer vast in hun partijen bleken, zoodat geen enkele geheu genstoornis waar te nemen viel. 'De kapel meester H. Kreeft had alles ter dege inge studeerd en hij zelf, die aan de piano de opvoering leidde vormde de heele kapel. Maar de dubbele taak van leider en speler was toch te zwaar voor hem: de leiding ging goed, maar ten koste van het spel, dat niet boven dat eener repetitie uit kwam en waar in vooral de linkerhand zich vele tekstafwij kingen veroorloofde, zoodat een gezonde bas vaak ontbrak. Toch was er ook een orkestje aanwezig, doch dit werkte alleen in de vóór- en tus- schenspelen. En het deed dit zóó goed, dat het me jammer scheen, dat het niet den heelen avond in functie was. De begeleiding zou daardoor veel aan kleur hebben kunnen winnen. De soli van clarinet ien hobo, die we te hooren kregen, maakten een zeer goeden indruk. Heel mooi verzorgd waren de costumes. Met de decors had men het niet zoo nauw genomen, zoodat er wel eenlge verbeeldings kracht noodig was. om ze te aanvaarden. De muziek van Carl Zeiler blijft in deze operette nogal laag bij den grond. Veel wals en eenige mai-schbewegingen was nagenoeg al wat men te hooren kreeg: geestige wen dingen waren niet te bespeuren. Een enkel bekend wijsje, oorspronkelijk of ingelascht, wekte herinneringen aan vroeger tijóen op, De regie van Jan Icas van Dijk had hiel en daar, b v. in de scène der toespraak in n, al. aardige resultaten bereikt, maar kan nog naar losser groepeeringen streven. En de zangers zullen m.i. goed doen de gebaren der „groote opera" zooveel mogelijk te ver mijden. Deze opvoering werd bijgewoond door den veteraan Aug. Kiehl, wien een speciaal woord van welkom van de zijde des regisseurs ten deel viel. De groote zaal van het gebouw St. Bavo was nagenoeg geheel bezet. K. DE JONG. HAARLEM'S SALONORKEST. Half negen en nog steeds de zaal niet zóó bezet als we dit van de avonden bij Haarl. Salonorkest gewoon zijn. Br dreigde zoowaar een zekere kilheid te komen over de aanwezi gen, een gevoel als den vroegopstaander be kruipt als hij den dag eens heerlijk aan 't strand of in hat veld denkt te verdroomen, maar de lucht betrokken ziet. In dat geval geldt het: geef de zon den tijd; een spleetje in 't wolkendek is al genoeg om opeens de at mosfeer te doen veranderen. Éénmaal zoover, en de zaak is gauw beklonken, aan alle zijden trekt de nevel weg, zóó snel, dat men ten leste verrast is door den stralenden zonnehe mel en de dag véél schooner wordt dan men had durven denken. Niet eerder dan toen Jack Stoffer den diri- geerstaf opnam en de eerste klanken losmaakte uit de instrumenten zijner getrouwen, zagen wij hoe prettig de zaal van den Haarl. Kegel bond op ons werkte en hoe goed deze dag nog zou worden. Wel werd niet opeens de hemel klaar en helder, een wolkje bleef er zweven als we het programma inzagen dat Stoffer en de zijnen ons hadden beloofd, Hoe zouden zij het klassieke deel van dit programma recht doen wedervaren zonder stringbas? Hoe zou We ber's Ouverture „Oberon" gespeeld kunnen worden, als de hoorns dezen avond, door om standigheden, niet op 't appèl waren? Wij ver wachtten niet anders dan een programma- wijziging. En zoo geschiedde. Natuurlijk nam de leider, in plaats klassieke muziek nu een aantal stukken, die het oak in minder volle dige bezetting nog tot een goeden uitslag kun nen brengen. Een dier stukken, de aardig ge vonden melodieënrij „Servus, Wien!" bracht dadelijk de overtuiging dat zich van de muzi kanten had meester gemaakt wat onze oos terburen zoo kernachtig „Spielfreudigkeit" noemen, En in kwistige rij volgden nu de stuk. ken elkaar op, totdat op eens het programma ons in den steek liet en de aanwezigen zelf hadden uit te maken wat het orkest speelde. Een gehoorwedstrijd dus. Nu, met Strauss zoomin als met Mozart zullen de luisteraars moeite hebben gehad (wij nemen aan dat de jury niet fitterig zal zeggen: het aan Mozart toegeschreven wiegelied is niet van Mozart). Het 3de stuk was een karakterschetsje, en de auteur heette Noack. Je moet het maar weten, en anders vraag je 't maar hier of ginder. Voor dezen wedstrijd waren veel mooie prij zen; als ik zeg: uit alle oorden des lands saamgestroomd, dan overdijf ik niet: sigaren uit Limburg, stoeltjeskl^kken uit Friesland, paarlen halssnoeren en edelsmeedkunst uit, naar ik meen, Utrecht. Helaas bleek er van deze prijzenverzamellng een zóó groote roep - - DE BEGRAFENIS VAN DON ALFONSO VAN BOURBON. De bijzetting van het stoffelijk overschot van den 87-jarigen pretendent voor den Spaanschen troon, Don Alfonso van Bourbon, is te Weenen geschied. V. 1. n. r.: Prins Elias van Bourbon Parma, de weduwe van Don Alfonso, aartshertog Max en aartshertogin Adelheid van Habsburg. te zijn uitgegaan, dat het ter oore kwam van eenige leden van het inbrekersgilde die niet wisten, dat deze kostelijke schat veilig^ en wel was opgeborgen in safe no. zooveel, en die daarom ten huize van den kasbewaarder zich ter schadeloosstelling de kas van Haarl. Sa lonorkest toeëigenden, Zoo zit dan H. S. O. zonder kas maar wie zou 't gelooven, als hij de muzikanten hoorde spelen met een lieve lust alsof zij over schatten beschikten? Hoorde men ooit zóó briljant het slagwerk klinken onder Jan Gerritsen's handen? Was er niet een strijd van den jeugdigen pia nist Jan Tames die 't zelfs tegen een Bob van Dan'tzig durfde op te nemen? Maar wat ga ik namen noemen? Hoe zou iik moeten handelen met de groep rasechte Argentijnen, die bleken te huizen onder de aanwezige donateurs en die hun verbluffende staaltjes van danskunst ten beste gaven? Albert Klein leidde met een goed gekozen woord al degenen in die medehielpen om dezen 14en avond van H. S. O. volledig te doen slagen. G. J. KALT. HET TOONEEL. HET MASKER. LIEFDE IN 1906. Van Eugène O'Neill, den Amerikaanschen schrijver van Ah, Wilderness, het stuk, waar van Het Masker hier gisteren onder den titel „Liefde in 1906" de premiere heeft gegeven, kenden wij in ons land Anna Christie en Liefde onder de Olmen. Men zal moeite hebben in „Liefde in 1906" iets terug te vinden van den auteur van de hier vroeger gespeelde stukken. Zoowel in Anna. Christie als in Liefde onder de Olmen gaf O'Neill de botsing van primitieve menschen met oer-instincten, niet gecompli ceerd doch trillend van leven en hartstocht. Het was krachtig, forsch volkstooneel, waarin groote vaart en veel handeling zat. Van dit alles nu is in Liefde in 1906 weinig te ontdekken. Groote vaart zit er niet in het stuk. integendeel sleept de handeling al thans in de eerste 4 tafereelen vrij erg, menschen met oer-instincten zal men er te vergeefs in zoeken en krachtig, forsch tooneel is het al evenmin. Het is eerder teer en subtiel nu en dan zelfs lichtelijk sentimenteel dan uitbundig. Maar dat O'Neill een zeer knap schrijver is, dat hebben wij ook in dit nieuwe stuk van hem weer ge voeld. Ah, Wilderness had ook den titel van het eerste boek van Herman Robbers. „Een Kalver liefde" kunnen hebben. Het is een waag om een zoo subtiel onderwerp, als de liefde van een jongen, die nauwelijks de puberteitsjaren overschreden heeft, te dramatiseeren, omdat, wat teer en mooi is, zoo heel spoedig door een tikje te veel of te weinig belachelijk dreigt te worden. Het is de groote verdienste van O'Neill, dat hij dit heeft weten te vermijden en dat nog wel, terwijl Richard de hoofdpersoon, een vrij geëxalteerd, nog volkomen onrijp jong- mensch is. Hij leest los en vast, Carlyle, Swin burne, Oscar Wilde, Ibsen men vergete niet, dat het stuk in 1906 speelt en kan, wat hij leest, nog nauwelijks verwerken. Maar zijn jonge liefde voor Muriel Mc. Comber is zuiver en echt en vooral rein. Wij, ouderen, plegen wel eens te glimlachen om zoo'n kal verliefde, doordat wij vergeten hebben, hoe mooi en teer zoo'n jonge liefde kan zijn. Wanneer Richard dan ook een brief van Muriel ontvangt, waarin z ij hem „af schrijft", meent hij, dat dit voor hem het einde van alles beteekent. Hij „stort zich in een avontuur", maar het is de gedachte aan Muriel, die hem op dat oogenblik van het slechte afhoudt. Ook Muriel is aan Richard blijven denken, want de brief, dien zij hem zond, was enkel door haar geschreven „op hoog bevel". Op een avond ontmoeten zij el kander weer en O'Neill geeft een tooneeltje tusschen 2 jonge, elkaar liefhebbende men- sche feitelijk nog kinderen zoo teer, ge voelig en rein als wij zelden op het tooneel zagen. Maar dit tooneeltje wordt nog over troffen door het gesprek tusschen. Richard en zijn vader in het slottafereel, waarin de vader met zijn jongen spreekt over de ge varen voor jonge mannen in het leven. Dit fijne zeer teer geschreven tooneel is kortweg een juweeltje en het werd dit ook in de op voering door het subtiele spel van Ko Arnoldi en Jan Retel. De jonge acteur Jan Retel, die pas in Juni eindexamen deed voor de tooneelschool, kreeg met de zeer moeilijke rol van Richard dadelijk een zeer mooie kans, die hij niet ongebruikt heeft gelaten. Het gevaarlijke van deze rol is, dat Richard zoo licht belachelijk kan worden. Dat Jan Retel dit niet werd, is wel zijn grootste ver dienste. Hij speelde dezen onrijpen. geëxal- teerden jongen met zuiver begrip en wist in de laatste 2 tafereelen met Muriel en den vader te ontroeren door zijn zeer gevoelig, mooi spel. Het deed goed na de abjecte figuur van het meisje van 1936 in Onschuldige Meisjes ook eens op het tooneel een rein goed kind van 1906 want dat is Richard feitelijk nog te zien gevoelige slottooneel zou ik wenschen. dat velen dit stuk gingen zien. Hoe prachtig- subtiel waren houding en toon van Arnoldi in dit gesprek, hoe rein van atmosfeer was deze waarschuwing van den vader aan den zoon. En in deze zelfde subtiele reine sfeer wist ook Georgette Reyewsky als Muriel het ge sprek te houden met Richard. Het was maar een kleine rol, doch zij werd tot iets heel moois door het spel van Georgette Reyewski. Hoe licht zou hier de stemming verstoord heb ben kunnen worden, wanneer Jan Retel en Georgette Reyewski dit tooneeltje niet zoo zuiver en fijn van toets hadden weten te geven. Men zou O'Neill kunnen verwijten, dat hij met zijn personen niet bepaald economisch te werk is gegaan. Waarom bijvoorbeeld in dit stuk het tooneeltje van den beschonken Oom Sid Davis dat ook veel te veel uit gesponnen werd noodig was, heb ik niet begrepen en de nog al sentimenteele ver houding tusschen Lily Miller en Sid leek mij ook niet bepaald noodzakelijk. Trouwens de bouw van het stuk is niet de sterkste kant van „Liefde in 1906". Zoo leidde de schrijver ons met het tooneel tusschen David Mc. Comber en den vader van Richard op een dwaalweg. Wij dachten vooral door het sterke accent, dat op die scène werd gelegd, dat dit tot een belangrijk conflict zou lei den, maar de schrijver liet het onmiddellijk los en wij hoorden er in het stuk verder niets meer van. Maar dat tooneeltje gaf v. Praag gelegenheid tot knappe typeering en het speet ons eigenlijk, dat hij na deze scène uit ons gezichtsveld verdween. Constant van Kerckhoven in het pro gramma stond abusievelijk John Gobau ver meld maakte van oom Sid een wel wat ordinaire maar toch zeer vermakelijke fi guur. Henrietta van Kuyk dikte het senti menteele in Lily Miller onnoodig zwaar aan. Mien van Kerckhoven speelde de wat domme maar lieve moeder van Richard met zuiver accent en Barth Westerink wist van Mildred een werkelijk jong meisje althans in haar spel te maken. En vergeten wij ook niet Ank van der Moer te noemen, die een meisje van plezier zeer raak speelde, zonder de grens van het ordinaire één oogen blik te overschrijden. Als geheel een zeer knappe voorstelling van een stuk, dat in de handeling voor de pauze wat traag was. maar in de laatste twee tafereelen een prachtigen climax te zien gaf. Er was voor deze première vrij veel belang stelling en het publiek toonde aan "net slot door lang aanhoudend, krachtig applaus, hoe zeer het deze voorstelling had gewaar deerd. J. B. SCHUIL. MESOPOTAMIEN DE BIJBEL VOLGENS DE LAATSTE OPGRAVINGEN. Vrijdag 9 October a.s, te 8 uur zal Pasteur A, Parrot, directeur van de mission archeolo- gique de Mair (Syrië), een lezing met licht beelden houden in de Waalsche kerk (Begijn hof) over: „La Mésopotamië et la Bible d' après les dernieres fouilles". (Volgens de laatste opgravingen). Pasteur Parrot is belast met de officieele opdracht van de Fransche Regeering, aan het groote werk der opgravingen leiding te geven. Er zal gecollecteerd worden voor de kosten van organisatie en de reis van den spreker. Pasteur Parrot, die predikant is in Parijs, heeft verlof gekregen, een studiewerk te schrijven over zijn opgravingen in Mésopo tamië. ORGELBESPELING. in de Groote- of St.-Bavokerk te Haarlem op Donderdag 8 October 1936. des namiddags van 3—4 uur, door den heer George Robert. Programma: 1. Gagliarda, B. Schmid. 2. Capriccio, G. Frescobaldi. 3. Wenn wir in höchsten nöthen sein, J. S. Bach. (Koraal en 2 bewerkingen.) 4. Toccata. Adagio et Fuga C. gr. t. J. S. Bach. 5. Aus tiefer Not, F. Mendelssohn-Bartholdy 6. Tweede Choral. H. Andrlessen. INSTITUUT VOOR .ARBEIDERS ONTWIKKELING. Donderdag 8 October a.s. belegt het Insti tuut voor Arbeidersontwikkeling een lezing met lichtbeelden over „De eeuwige stad Rome". Dit onderwerp is zeer interessant Rome is een van de alleroudste steden van Europa met tal van schoone gebouwen. De inleider, de heer van Staveren uit Den Haag, is in Haarlem geen onbekende. Ver schillende keeren heeft hij hier lezingen ge houden voor de Volksuniversiteit. De in leider staat bekend als een zeer prettig en aangenaam verteller. De bijeenkomst vindt plaats in de geheel opnieuw gerestaureerde zaal „Caecilia", Jans straat 60. Horthy en wijlen Goemboes over de nooden van hun volk. oewel hij reeds langen tijd verlof ge niet, wilde minister-president Goem boes (thans overleden Red.) me toch een onderhoud toestaan. Hij liet me mededeelen, dat hij me 's avonds om half tien in zijn particuliere woning verwachtte. Generaal Julius de Goemboes Jafka heeft zijn militaire gewoonten nog niet verleerd. Om half zeven 's morgens vangt hij zijn werk zaamheden aan, en houdt niet op voor diep in den nacht. Zelfs de kabinetszittingen worden om negen uur 's ochtends gehouden, een onge woon vroeg uur voor dergelijke vergaderingen en de Hongaarsche ministers hebben dan ook gedurende langen tijd geopponeerd tegen hun matineuzen praeses. Zonder succes even wel. Hij is vijftig jaar en stamt uit een leeraarsgezin, dat van het Rijnland kwam. Er- wordt verteld dat zijn moeder zelfs nimmer behoorlijk Hongaarsch heeft kunnen leeren spreken. En toch was Goemboes sinds zijn vroegste jeugd een overtuigd Hongaarsch nationalist. Hij is eens zelfs bijna van de mi litaire academie weggestuurd, toen hij op de vraag van een zijner leeraren of hij bij een revolutie den keizer trouw zou blijven met neen!" antwoordde. „Ik ben wel bereid voor Hongarije te vechten,want ik ben Hongaar. Maar niet voor de Oostenrijkse he dynastie!" En thans zetelt hij in het prachtige regee- ringsgebouw aan de Hunyadi Janos utca. van waar hij een schitterend uitzicht heeft op de Donau en de Szégenyi Lanczhid, en wat meer is van waaruit hij de gansche Hon gaarsche politiek leidt. Doch ditmaal ontving hij mij in zijn comfor tabel woonhuis, heel gezellig en onceremonieel in een huisjasje. Het verdrag van Trianon? Minister-presi dent Goemboes gaat rechter in zijn stoel zit ten en noemt indrukwekkende cijfers. „Bijna driehonderdduizend vier kante kilometer was ons land voor den oorlog groot. Thans nog slechts ne gentig duizend. Dat is 69 pet. van ons gebied, dat ons ontnomen is, met meer dan de helft onzer bevolking. Ons land was vroeger rijk aan delfstoffen, en wat is daar thans van overgebleven? Vrijwel niets, wij hebben geen goud meer, geen zilver, koper, kwikzilver, zout en bijna geen steenkolen meer. Meer dan de helft van het bouwland en de fabrieken hebben we verloren, vijf-zesde van onze bosschen en ruim zes-tiende van onze wijngebieden, de helft van onze vroegere graanpro- ductie. Vroeger had Hongarije een uit weg naar zee hij is ons eveneens ontnomen. Is het wonder dat ons economische leven daardoor ontwricht is. en de crLsis ons volk Ko Arnoldi speelde gisteren weer eens een dubbel zoo zwaar treft als andere? van die fijne, teere vaderrollen, waarvan hij Dat alles is het resultaat van het verdrag het geheim kent. Alleen reeds om dat mooie, van Trianonl" Uit een ander oogpunt. Admiraal Nicholas Horthy de Nagybanya beschouwt de kwestie van een ander oogpunt. Doch ook hij is een overtuigd voorvechter van de revisie van het verdrag van Trianon. Toen ik hem in Maart van dit jaar interviewde, sloeg hij zelfs heftig met de vuist op het ta felblad om zijn woorden kracht bij te zetten. Ook ditmaal ontving hij me weer met de meeste voorkomendheid in de machtige Ki- raly palota. in welker Westelijke vleugel hij woont. In het studeervertrek van den zes-en zestigjarige hangt nog steeds het groote por tret var. keizer Franz Jozef, wiens adjudant hij gedurende een vijftal jaren was. „Hongarije had voor dit ongelukza lige verdrag een machtig leger en een vloot, waarop het trotsch kon zijn. Thans hangt onze veiligheid af van een minuscuul legertje van vijf en dertig duizend man". De oogen in het door zon en wind verweer de gezicht van den admiraal staan treurig. Ongetwijfeld denkt hij thans terug aan de dagen van vroeger, toen hij nog bevelvoerend admiraal was „U weet hoe de vroegere grens van ons land liep. Hongarije was een door bergen omge ven, door de natuur gegeven eenheid, een or ganisme, Al deze berggebieden hebben wij moeten missen. Dat was funest uit een econo misch oogpunt. Maar beziet u het ook eens als militair, als een strategische kwestie. Het was geen toeval, dat men van ons juist die bergstreken nam. Zij vonnen een kostelijke, natuurlijke verdediging. Met die bergen zouden we eiken vijand, hoe sterk ook, buiten onze grenzen kunnen houden. Thans is er van Hongarije nog slechts een open liggende laag vlakte gebleven, die in korten tijd door vijan delijke troepen onder den voet geloopen kan worden. Hoe kunnen wij ons in deze omstandig heden beschermd en veilig gevoelen door een troepje van vijf-en-dert.ig-duizend man Dat is toch onmogelijk, niet waai-! Vooral in den huldigen wereldtoe stand, die waarom het te ontvein zen? hoogst ernstig is en conflict stof te over bezit. Hongarije voelt zich onbeschermd temidden van een ring van landen, die zwaar bewapend zijn. Een regeering, die zich van haar ver antwoordelijkheid bewust is, kan een dergelijken toestand niet laten voort duren." Wij laten de stad aan de Donau achter ons. De trein raast het station uit. Richting Boe karest. K. A. (Alle rechten voorbehouden.) (Nadruk verboden.) Vrijdag a.s. zal een in zeer wijden kring be kend en geacht stadgenoot in de persoon van den heer P. F. de Haan zijn 75sten verjaardag vieren. Over de geheele wereld zijn de vele duizenden oud-leerlingen van middelbare scholen te Haarlem verspreid, die met dank baarheid zullen terugdenken aan de gron dige wijze, waarop de heer de Haan nun en haar de kennis van de Duitsche taal bij bracht in de lange reeks van jaren, dat hij zijn moeilijke en verantwoordelijke taak in onze stad vervulde. P. F. DE HAAN. Op 9 October 1861 te Beetsterzwaag gebo ren als zoon van notaris J. F. de Haan al daar, ontving de heer de Haan na de lagere school, zijn opleiding aan het Gymnasium te Leeuwarden. Na zijn eindexamen behaalde hij'de acte voor onderwijzer, had een jaar practijk te Leeuwarden en werd daarna leeraar in de Duitsche taal achtereenvolgens aan het Instituut Lauer te Arnhem, het In stituut Loman te Zwolle, de H. B. S te Delft (18931895». de H. B. S. A met 3 j. cursus te Haarlem. Het is dus thans 41 jaar geleden dat deze voortreffelijke paedagoog zijn func tie bij het Haarlemsche onderwijs aanvaard de, aan de Hoogere Burger School, welker directeur toen Dr. Brongersma was. In 1899 volgde zijn benoeming aan de H. B. S. met 5-jarigen cursus, eerst onder Dr. Bron gersma, later onder de leiding van Ir. van Mourik Broekman. Eenige jaren doceerde hij tevens aan de toen nieuw opgerichte Handels school. In 1916 werden de capaciteiten en werkkracht van den heer de Haan nog verder erkend door zijn benoeming tot plaatsver vangend directeur aan de H. B. S. met 6 j. c. Op 13 Juni 1928 was het oogenblik voor den stoeren werker gekomen, waarop hij afscheid van zijn taak moest nemen, daar hij den pensioengerechtigden leeftijd reeds twee jaar had overschreden. Het volgde als een van zelfsprekend feit, dat hem het ontslag niet werd verleend, dan onder dankbetuiging van de zijde van B. en W. van Haarlem voor de belangrijke diensten, door hem aan het M. O. in onze stad bewezen. Herhaalde malen heeft hij ook hierna nog voor tijdelijke vervanging gedoceerd aan de Hoogere Handelsschool en de H. B. S. A en zelfs thans geeft hij nog en kele privaatlessen, met ongebroken vitaliteit en toewijding, dikwijls aan kinderen van oud leerlingen, die een beroep op hem doen. Ver der is de heer de Haan nog de zeer gewaar deerde secretaris van de bekende Schuurman Schimmel van Outerenstichting, welke een fonds beheert tot het verstrekken van stu diebeurzen aan begaafde, doch onvermagen- de, jongelui. Ook deze taak heeft zijn volle toewijding. Tenslotte is hij een der bestuur- deren van de N.V. Verzekering Maatschappij De Vrijwillige Liefdebeurs te Haarlem, een stichting welks ontstaan teruggaat tot het jaar 1719. Als kenmerkend voor zijn nog steeds medeleven met de jeugd moge gelden, dat de heer de Haan zich nog levendig inte resseert voor de verrichtingen in verschil lende takken van sport. Zij die hem kennen, zullen zich moeilijk kunnen voorstellen, dat deze vitale figuur Vrijdag zijn 76ste jaar ingaat, maar zeer velen zullen, met ons. den heer de Haan op dien dag van hun achting en belangstelling willen doen blijken en dezen man van groote gaven van hoofd en hart, van hooge karak ter-eigenschappen en levensopvatting toe- wenschen, dat hem nog vele jaren van ge zondheid en levenskracht gegund mogen zijn. ABONNEMENTS VAN ST. JOAN IN DEN STADSSCHOUWBURG. Maandag 12 October zal voor de abonne menthouders der le serie het Amsterdamsche Tooneel optreden in den Stadsschouwburg met Bernard Shaw's „St. Joan" (Jeanne d'Arc). Twaalf jaar geleden werd het stuk in Ne derland opgevoerd onder regie van Eduard Verkade. De motieven waarom de A. T. V. het thans weer ten tooneele brengt zijn tweeërlei: Het Is van meening, dat een der allerbeste na-oorlogsche stukken behooren moet tot het repertoire van het Neder- landsch Tooneel. Het tweede motief is, dat het stuk niets aan actualiteit heeft ingeboet, Integendeel, het is alsof Shaw met profetisch inzicht in 1924 een stuk schreef, dat in 1936 een nog diepere strekking kreeg dan het des tijds reeds had. DR. G. NOLST TRENITé. Tot ons genoegen kunnen wij mededeelen dat Dr. G. Nolst Trenité herstellende is van een maandenlange ziekte, Heden keert hij uit het St. Elisabeths Gasthuis naar zijn woning aan de Ged, Oude Gracht terug. DE INBRAAK IN IIET REMBRANDT THEATER TE AMSTERDAM. AMSTERDAM, 6 October. In den nacht van 24 op 25 November van het vorige Jaar is een inbraak gepleegd in het Rembrandt Theater hier ter stede. De inbrekers bleken vakmenschen te zijn; de beide brandkasten, die niet van het aller nieuwste soort waren, werden den volgenden ochtend opengebroken gevonden. Uit de kast in het administratiekantoor werden 40 rijksdaalders en 400 buit gemaakt en uit de andere, staande in de hoofdkassa werd een belangrijk bedrag aan kleingeld vermist. De eerste brandkast was openge sloten; de deur van het binnenkastje was ver broken. De kast in de cassa was a la sardine opengescheurd. De rechtbank had belde verdachten, de .koopman" J. A. B. en den kleermaker J. F. van D W. tot vier jaar gevangenisstraf ver oordeeld Beide mannen zijn recidivist Thans is in hooger beroep bevestiging van het vonnis geëischt met aftrek van den tijd m voorarrest doorgebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 11