ZATERDAG 17 OCTOBER 1936 HAAR E EM'S DAG BEAD 7 AAN ALLEN! „Wat is dat vader, Pullmanncar?" hoorde ik dezer dagen op het Amsterdamsche per ron een joggie van een jaar of 8 aan zijn va der vragen, 'k Was nieuwsgierig te hooren wat vader op deze vraag zou antwoorden. Ik staakte daarom mijn wandeling en speelde een oogenblikje voor luistervink. Leelijk hè? Vader was heel gauw met het antwoord klaar en zei: „Dat is een spoorwagen, waarmee je naar een ander land kunt reizen." Zoonlief was blijkbaar met dit antwoord tevreden; ten minste hij vroeg niet meer. Vaders antwoord was toch niet heelemaal goed, want op lang niet alle wagens, waarmee je naar 't buiten land kunt reizen staat Pullmanncar. Ik ver onderstel, dat er onder jullie ook wel zijn, die wel eens dezelfde vraag bij zich heb ben voelen opkomen en die dan niet een va der bij zich hadden, die de vraag goed kon beantwoorden. Daarom wil ik nu met jullie eens een praatje houden over Pullmanncars. Vooraf vertel ik jullie een klein waar ver haaltje. Het was in 't voorjaar van 't jaar 1859 dat op een nacht een jong meubelma ker een spoorreis maakte van Buffalo naar Chicago. Beide steden liggen zoo de meesten van jullie wel weten in de Ver. Staten van Amerika. Onze meubelmaker had een ver- moeienden dag achter den rug en 't verwon dert ons dus niet als hij probeert een poosje te slapen. Hij zoekt een hoekje in z'n coupé en slaapt werkelijk gauw in. Maar niet lang duurt het of hij wordt met een schok wak ker. Nog een paar keer probeert hij in te sla pen, maar telkens wordt hij door het schok ken van den trein wakker. Hij geeft dan ook zijn pogingen om in te slapen maar op. Hij zit nu in gebogen houding op de harde bank en kijkt als iemand, die diep over iets na denkt. Dat doet hij ook. Dan neemt hij den wagen goed op, schat de grootte van den ge- heelen wagon, en van de afzonderlijke cou pe's en haalt dan zijn zakboekje voor den dag en begint te teekenen. Een jaar later lukt het den jongen meu belmaker aan de wereld te toonen, wat hij in dien bewusten nacht heeft geteekend. Hij had van een spoorwegmaatschappij een paar wagons tot zijn beschikking gekregen en had deze volgens zijn eigen ideeën ingericht tot tien slaapwagencoupé's Deze eerste coupé's, waarin men betrekkelijk rustig kon slapen, reden dus voor 't eerst in 't jaar 1859 en de slaapwagens zouden later naar zijn uitvin der Pullmannwagens heeten, want de jonge meubelmaker heette George M. Pullmann. Natuurlijk was deze eerste slaapwagen voor verbetering vatbaar en het duurde dan ook tot 1864 voor er een slaaprijtuig gebouwd werd, dat werkelijk als zoodanig goed bruik baar was. Pullmann noemde dit rijtuig „de Pionier". Het was wel een duur rijtuig, want terwijl in dien tijd een gewone spoorwagon 4000 dollar kostte, kostte dit slaaprijtuig 4,5 x zooveel. De Amerikanen waren echter zeer met deze rijtuigen ingenomen, wat wel te be grijpen was, wanneer we denken aan de groote afstanden tusschen Noord- en Zuid- of Oost en West in Amerika. Geen wonder dan ook dat er voortdurend meer van deze wagens in gebruik genomen werden en even natuurlijk dat er een Maatschappij werd op gericht die zich ten doel stelde dergelijke slaaprijtuigen te l'abriceeren. Deze fabriek is te Chicago gevestigd en heet de Pullmann Waggonfabriek, die tegenwoordig ongeveer 10.000 slaapwagens bezit, waarin jaarlijks meer dan 20 milioen reizigers den nacht doorbrengen. De eenvoudige meubelmaker, de jonge Pullmann, werd natuurlijk direc teur der fabriek en de wagens werden van toen af ontworpen door 'n constructeur, een zekere heer Manning. Deze kwam op een keer bij den directeur met het voorstel aan deze door hem ontworpen slaapwagen een naam te geven. Op de vraag van den directeur welken naam hij dan zou willen geven stelde de heer Manning voor ze Manningcars te noemen naar den tegenwoordigen ontwer per. De directeur krabde zich eens achter het oor en zei na een oogenblik nadenken: „Ik voel veel voor je idéé om onze wagens een bepaalden naam te geven. Wat zou je er van denken, als we voor dien naam de eerste lettergrepen van onze namen combineerden?" Of de heer Manning veel voor dit denkbeeld voelde, weten we niet zeker, maar 't zal wel niet, maar het gebeurde volgens het voorstel van den directeur en zoo kregen de slaap wagens den naam van Pullmanncars. Eerst in 1872 werd in het Europeesche spoorwegver keer de eerste slaapwagen in dienst gesteld op de lijn ParijsWeenen en 't volgend jaar werd ook in Europa een maatschappij voor slaapwagens opgericht, die tegenwoordig heet Compagnie Internationale des Wagons-Lits, Toen de Europeesche reizigers eenmaal het genot van slaapwagens hadden leeren ken nen voor verre reizen, breidde zich het ge bruik ook in Europa al spoedig zeer sterk uit en wie van jullie nog eens een verre reis zal maken en 's nachts gebruik maakt van zoo'n slaapwagen zal dan misschien denken, dat hij logeert in een rijdend hotel, dat met een vaart van minstens 100 K.M. over de rails vliegt. W. B.—Z. Liesje, die naar Engeland geweest is in de vacantie, komt weer op school. „En, vertel me eens. Lies, heb je veel la$t met je Engelsch gehad?" vraagt de leeraar. „Ik niet, mijnheer." antwoordt Liesje, „maar de Engelschen wel!" Moeder: „Maar Jan, waarom zit je nu In het bad? De dokter heeft toch gezegd, dat je in bed moest blijven!" Jan: „Ja, maar hij heeft ook gezegd, dat ik mijn medicijnen in water moet innemen." Kleine Tineke: „Ik schrijf Petra een brief!" Broer Hans: „En je kunt niet eens schrij ven, Tineke!" Klein Tineke: „Dat hindert niet; Petra kan niet lezen!" DE STERKE MAN. De sterke man vertoont aijn kunsten. Iedereen staat vol bewondering te kijken. De zwaarste gewichten tilt hij met het grootste gemak op. Wanneer hij al de gewichten heeft opge tild gaat hij 'rond met zijn hoed en daar de menschen groote eerbied voor hem hebben, omdat hij zulke zware gewichten zoo maar op kan tillen, haalt hij veel op. Als alle menschen zijn weg gegaan en hij nog maar alleen over is gebleven met zijn zoontje, steekt hij een sigaar op. en zegt te gen het jongetje: „Fransje breng jij even die halters en ge wichten naar huis." Fransje bukt zich.raapt alles open wandelt op zijn dooie gemak naar huis! Of ze ook zwaar zijn, de halters en gewichten! DE KLEINE INEKE. Ineke zou op een ochtend naar haar vrien dinnetje Frieda gaan, bij wie ze den gehee- len dag mocht blijven spelen, omdat haar moeder dien dag naar Tante Jo zou gaan, die ziek was. Moeder was al heel vroeg ver trokken naar het dorp, waar Tante woonde en zou des avonds tegen etenstijd weer thuis zijn. Ineke was bijna gereed om de deur uit te gaan, toen de bel overging en ze Marie, de keukenmeid de buitendeur hoorde openen en een praatje maken. Even later ging ze weer naar de keuken. „Wat zou dat geweest zijn?" dacht Ineke en daar ze erg nieuwsgierig was, holde ze de gang door naar de keuken toe en zag Marie met een groot pak in haar han den staan. „Wat zit daar in, Marie?" vroeg ze. Ja, dat weet ik zelf niet. Kom maar bin nen, dan zullen we het eens samen onderzoe ken." Marie zette het pak op de keukentafel en sneed de touwtjes door. Ze las het kaartje, dat tusschen het touw was geschoven en zeide: „Het komt van de boerderij, waar je vader op het oogenblik is om zaken te doen. Het zal dus door je Vader zijn gestuurd. Toen het pak geopend was, bleek het dat er twee heerlijke kippen in zaten, waar Ineke zoo dol op was. „Maak je ze lekker klaar?' vroeg ze aan Marie. „Hè, ik zou wel een heele kip op kunnen eten", zuchtte ze. „Nou, nou, dat zal zoo'n vaart niet loopen; dat moet ik eerst nog zien," antwoordde Ma- rie lachend. „Ga jij nu maar naar Frieda toe, dan kan ik kalm mijn werk doen en ik be loof je, dat ik de kip nog lekkerder dan an ders zal klaarmaken." Vlug deed Ineke toen haar jasje aan en ging naar Frieda, die enkele huizen verder in dezelfde straat woonde. Ze belde aan. Frieda's moeder deed de deur open. .,Dag Ineke,"' zeide ze, kom maar gauw binnen. Frieda wacht al op je. Ze heeft net de poppen te voorschijn gehaald en de kleer tjes klaar gelegd. Je kunt haar dus helpen de poppen aan te kleeden." Ineke liep vlug door naar de kinderkamer, nadat ze haar jasje had uitgetrokken. De twee meisjes begroetten elkaar en begonnen de poppen schoone jurkjes aan te trekken. Ineke zag op een plank van de kast voor de poppenkleertjes mooie nieuwe jurkjes liggen, die gemaakt waren van glanzende gekleurde zijde. „Heeft je moeder die pas gemaakt?" vroeg ze aan Frieda. „Ja," antwoordde deze, „maar die mogen ze alleen aan op Zondag, of wanneer ze ja rig zijn en dan moet ik er heel voorzichtig mee zijn." „Laten we dan spelen, dat Blackie de ne gerpop vandaag jarig is, dan moeten ze alle maal hun nieuwe jurkjes aan", vond Ineke. Frieda had hier ook wel veel zin in en dus deden ze zooals Ineke had voorgesteld. Het was een feestelijk gezicht al die poppen in mooie jurkjes. „We moesten vragen of we hier mogen koffiedrinken, dan kunnen de poppen ook mee genieten," zei Frieda. Toen ze het aan haar moeder vroeg, vond die het goed. Ze kregen besmeerde en be legde boterhammetjes mee naar boven en thee in het theepotje van het poppenser- viesje. Wanneer jullie nog meer willen heb ben, kom je het maar halen; mijn theepot is nog heelemaal vol," zeide Frieda's moeder. Vroolijk begonnen de meisjes nu aan hun boterhammen en thee. Ook de^oppen werden natuurlijk-goed bedeeld: maar aangezien deze j niet veel om de boterhammen schenen te geven ze aten er tenminste niets van besloten de kinderen zelf alles maar op te eten. Natuurlijk liepen ze nog dikwijls naar beneden om meer thee te halen. Toen ze eindelijk klaar waren met eten en net wilden gaan opruimen, kwam Frieda's moeder de kamer binnen en vertelde hun, dat ze veel boodschappen moest gaan doen in de stad en dus wel een tijd weg zou blijven. De kinderen moesten zichzelf maar verma ken. Tegen vier uur zouden ze wel thee en koekjes krijgen van Janne, de keukenmeid. De kinderen speelden nog een poosje zoet door en brachten toen de vuile kopjes naar de kraan om ze af te wasschen. Ze deden dit heel voorzichtig, zonder iets te breken. De poppen kregen weer hun gewone dagelijksche jurken aan, omdat de nieuwe jurken anders te gauw vuil zouden worden. De nieuwe jur ken werden weer netjes opgevouwen en in de kast gelegd. Alsof de kinderen nu vonden, dat ze lang genoeg zoet waren geweest, begonnen ze al lerlei kattekwaad uit te halen. Eerst gleden ze een paar maal de trapleuning af, tot Janne aan kwam loopen en het hun verbood. Daania gingen ze rondsnuffelen in moeders kleerenkast en pasten haar japonnen aan en hoeden op. Zooals vanzelf spreekt, kreukten ze de japonnen natuurlijk erg. Hiermee wa ren ze een langen tijd bezig. Eindelijk begon het hun toch ook weer te vervelen en slordig stopten ze alles weer weg. „Wat zullen we nu gaan doen?" vroeg Ineke. „Ik weet wat," antwoordde Frieda. „Giste ren heb ik gezien, waar moeder de koekjes en chocolaadjes in heeft gedaan. Ze zijn in ALS 'T 12 UUR IS. door W. B.—Z. Als Frits uit 't kleuterschooltje komt, Is 't net alsof zijn maagje bromt, Dan loopt hij, wat hij loopen kan, Die kleine, dikke Fritsje-man. Als het twaalf uur geslagen is, Dan weet Moes zeker en gewis, Dat Fritsje spoedig thuis zal zijn En onze Moes vindt dat heel fijn. 't Eerst vraagt Moes: „Fritsje goed geleerd?" 'k Heb al een boterham gesmeerd", „O, moes," zegt Frits, 'k ken al zoo'n hoop, Krijg 'k nu een boterham met stroop?" Drie sneedjes eet ons Fritsje op. Twee witjes en ook nog een krop, Dan gaat hij met zijn vriendje spelen. Ons Fritsje zal zich nooit vervelen. twee troihmeltjes beneden in de kast van de eetkamer. Ga je mee dan zullen we er een paar opeten." Ze slopen stiekem naar de eetkamer toe en Frieda haalde de trommeltjes te voor schijn. Hoewel ze heel goed wisten, dat ze het niet mochten doen, begonnen ze toch te snoepen van al het heerlijks. Ze waren zoo druk aan het praten en snoepen, dat ze niet merkten, dat de bodem van de trommeltjes al zichtbaar werden, want ze grepen zonder te kijken. Toen Frieda eens in de trommel tjes keek, schrok ze toch wel erg, toen ze zag, dat er haast niets meer in was. Ze wil den juist alles weer in de kast bergen, toen Janne kwam. Zij vertrouwde het zaakje na melijk niet, toen ze niets meer van de kin deren hoorde en dacht bij zich zelf: „Wan neer ze zoo stil zijn. zullen ze wel weer het een of ander uithalen. Ik zal eens gaan kijken." Ze werd dan ook erg boos, toen ze zag wat ze hadden gedaan. „Tot straf krijgen jullie straks geen lekkers bij de thee", zei ze. Hier waren de kinderen wel niet erg rouwig om, want ze waren al een beetje misselijk van al die zoetigheid, die ze hadden gegeten. Ze vreesden echter wel dat hun moeders straks heel boos zouden zijn, wanneer ze hoorden, wat hun kinderen hadden uitgehaald. Toen ze om vier uur hun thee hadden ge kregen, ging Ineke dan ook maar gauw naar huis toe. want ze durfde Frieda's moeder niet meer onder de oogen te komen. Frieda zelf hoopte maar. dat haar moeder niet al te streng voor haar zou zijn en een beetje mede lijden met haar zou hebben, want ze voel de zich niet erg lekker na al dat snoepen. Ieneke kwam stil thuis. Marie had het erg druk met koken en merkte dus niet zoo goed op, dat er iets aan de hand was. Wel zei ze nog: „Nu, ik kom straks eens kijken, of je al een heele kip op kan eten." Ieneke had in het geheel geen honger en griezelde dus, toen ze van een heele kip voor haar alleen hoorde. Tegen zes uur kwam moeder thuis. De tafel werd gauw gedekt en moeder ging nog wat in de keuken helpen. Marie vertelde haar van de heerlijke kippen, die ze hadden toege stuurd gekregen. „Wat zal Ineke nu flink eten," zei moe der, „kip is haar lievelingskostje". Om zes uur gingen ze aan tafel. Eerst kregen ze kippesoep. Dat kon Ineke nog op eten hoewel de laatste happen er met tegen zin in gingen. Toen kwam de kip op tafel. Moeder zocht een groot stuk uit voor haar dochtertje. Ineke nam een klein hapje en legde toen weer haar vork neer. „Wat is dat nu?" vroeg moeder, „houd je er nu niet van?" „Jawel, maar ik geloof, dat ik erg ziek ben," antwoordde Ineke. Moeder schrok even maar toen ze goed keek, vond ze, dat Ineke er heelemaal niet zoo erg ziek uitzag. Plotseling begon ze de ware reden te vermoeden. „Heb je soms te veel gesnoept bij Frieda? Heeft haar moeder jullie dan teveel gegeven? Dat kan ik me haast niet indenken." Ineke barstte toen in snikken uit en ver telde hoe de vork in de steel zat. Moeder zeide toen boos, dat ze voor straf een heele week niet meer bij Frieda niocht komen spelen en tegen Frieda's moeder moest zeggen, dat het haar speet dat ze zoo ondeugend was geweest. Ineke beloofde dat en ook, dat ze nooit meer zooiets zou doen. Moeder zag wel. dat haar kleine meid er werkelijk spijt van had, en dat ze eigenlijk al genoeg gestraft was door het feit, dat ze nu niet van de heerlijke kip kon eten, waar ze anders zoo dol op was Ineke en Frieda hebben het ook werkelijk nooit weer gedaan. DE SPROOKJESPOES door W. B.—Z. Dit is juffrouw Hompelepompen, Ze loopt altijd op witte klompen Ze draagt een jurk met zwarte stippen En hipt maar voort net als de kippen. Met haar stokje in de hand En haar hoed met breeden rand. En haar schort van roode wol Lijkt ze net een tooverkol. Ze heeft een poes, die draagt een bril. En nu zit zij wel heel stil. Maar straks gaat ze hardop praten En vertelt van mooie platen. Uit het groote tooverboek. Het vrouwtje noemt haar altijd Loek. 't Lijkt een heel verstandig dier, Samen hebben zij plezier. Gaat Hompelepompen op de thee, Dan gaat Loekie altijd mee. Ze zet haar brilletje dan af, Dat Hompelompie aan haar gaf. TONY'S FEESTJURKJE. Louki gaat met haar moeder naar d« naaister. Ze krijgt namelijk een nieuwe jurk, want over een paar weken trouwt moeders jongste zuster en dan mag Louki ook op het feest komen. Het moet dus een heele mooie jurk worden. De naaister laat verschillende modellen zien; maar moeder keurt ze bijna allemaal af, omdat ze te kinderachtig zijn voor Louki. Eindelijk valt de keus op een jurk met strookjes. „Wat een mooie!" roept Louki verheugd uit „Die jurk lijkt me niet zoo moeilijk te maken; ik kan voor Tony mijn pop, wel pre cies dezelfde jurk maken. Ze mag namelijk ook mee, ziet u!" zegt ze dan tegen de naai ster. Die heeft schik in het kleine meisje en geeft haar gewillig de noodige aanwijzingen. Hiernaast op de illustratie zien jullie de jurk, die Louki voor pop Tony gemaakt heeft. Ook staat de afbeelding van het patroontje er bij. Het jurkje wordt op de volgende manier gemaakt: Aan het blousje wordt de rok gerimpeld en de mouwtjes worden er in gezet. Je ziet op de teekening de helft van het patroon van het blousje. Voor de rok aan het blousje ge zet wordt, rimpel je er eerst de valencienne- kantjes op. Dan stik je den rok aan den ach terkant dicht en zet hem aan het blousje. Ook de mouwtjes en de hals worden met een kantje afgezet. Tenslotte maak je op den linkerschouder van het jurkje een groote strik van rose satin. Dat staat heel feestelijk. Louik kreeg een jurk van witte organdie en ze maakte de poppejurk van datzelfde materiaal. Maar jullie kunt natuurlijk kie zen, wat je wilt. Als je maar zorgt, dat je soepel vallend materiaal kiest TANTE TINE, jj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9