VRIJDAG 6 NOVEMBER 1936
HAARDE M'S DAGBL'AD
9
BIJVOEGSEL
AAN ALLEN!
Als je deze courant ontvangt is het nog
geen 11 November, dat is het eerst a.s. Woens
dag. Jullie weten natuurlijk al, dat er op den
avond van dien llden November een optocht
zal gehouden worden van laten we hopen
honderden, neen van duizenden kinde
ren met vredeslichtjes. Waarom dat op den
llden November gebeurt? Omdat op den Hen
November 1918, dus op den llden dag van
de 11de maand en wel 's morgens om 11 uur
de wapenstilstand inging, die een eind
maakte aan den vreeselijksten aller oorlogen
die er ooit over de wereld gewoed heeft en die
duurde van 1914—1918. Daar er in de ver
schillende landen bijna geen gezin was of
het had één of meer zijner leden in den krijg
verloren, is het te begrijpen, dat er in die
landen geen feesten gevierd werden toen de
oorlog geëindigd was, maar wel, dat er door
het menschdom een zucht van verlichting
ging. Vandaar dat 11 November geen feest
dag geworden is en nooit worden zal. Maar
wel willen wij met onzen vredeslicht-omme-
gang uiting geven aan onzen vurigen wensch
om met alle kracht die in ons is, te werken
voor den vrede.
11 November is altijd een bijzondere dag
geweest. Vooral in 't Noorden van ons land
is het gewoonte om op dien avond met licht
jes zingend langs de huizen te loopen, in de
hoop beloond te worden met allerlei lekkers.
Deze dag was gewijd aan den heiligen Mar-
tinus en heette dan ook Sint-Maartensdag.
In 't Groningerland gebruikt de jeugd voor
verlichting niet den bijna overal gebruikten
lampion maar een uitgeholden rooden man
gel wortel, waarvan de wand nog een paar
milimeters dikte heeft, zoodat het licht van
de brandende kaars er gemakkelijk door-
sc1 'hit. Onder het zingen van het volgende
lied trekt men van huis tot huis.
Sint Martinus bisschop
Roem van onze landen
Dat wij hier met lichtjes loopen,
Is voor ons geen schande
Hier woont 'n rijke man,
Die ons wel wat geven kan,
Veel zal hij geven
Lang zal hij leven,
Zalig zal hij sterven
De hemel zal hij erven,
God zal hem loonen
Met honderdduizend kronen
Met honderdduizend lichtjes aan,
Daar komt Sinte Martinus aan.
Natuurlijk gaat niet altijd de deur open
om de Sint-Maartenzangers wat te geven.
Gebeurt dit laatste niet, dan kan 't gebeuren
dat de zang van het bovenstaande gevolgd
wordt door den zang- van een verwensching,
die te erg is om hier neer te schrijven.
Ook in 't Z. van ons land inzonderheid in
Venlo en omgeving wordt de sterfdag van
den Heiligen Martinus feestelijk gevierd. 11
November is daar een Zondag. Op den avond
daarvoor brandt men daar de Sint-Maar
tenvuren. Weken te voren is men al begon
nen met het bij elkaar brengen van het be-
noodigde brandmateriaal. Al wat branden
kan is welkom; het wordt op een 'akker bui
ten de stad opgestapeld en op den avond van
den lOden November in brand gestoken. De
Venlosche jeugd danst om het vuur en zingt
het volgende schoone lied.
Sintermertes veugelke.
Het ein rooëd keugeltje,
Het ein blauw stertje,
Hoepsa Sintermerte.
Als 't vuur uitgebrand is gaat de jeugd naar
huis om te zien of Sintermerte daar al op
bezoek geweest is om een zak met peren, ap
pelen. noten en kastanjes achter te laten. En
later op den avond gaat moeder appelkoekjes
bakken.
In de Middeleeuwen d.w.z. in de jaren tus-
schen 500 en 1500 noemde men dezen dag
Schuddekorfsdag. Het was reeds toen in 't
bisdom Utrecht de gewoonte hier en daar
een vuurtje te stoken, het Sint-Maartensvuur
En zoodra het goed brandde, bracht men een
mand, gevuld met appels, peren, mispels, no
ten en andere vruchten, die boven het vuur
gehouden werd en dan zoo heen en weer ge
schud werd, dat de inhoud er uit viel of in
dien de bodem door het vuur verbrand was,
in of nabij het vuur viel. Wat op den grond
viel mocht door de omstanders opgeraapt en
behouden worden. Naar deze gewoonte kreeg
de 11de November den naam ..Schuddekorfs
dag" of ook wel „Sint-Maarten-Schudde-
korfsdag". Zoo staat onder den brief, waarbij
Graaf Jan II van Henegouwen in 1303 aan
de stad Leiden het recht gaf om een jaarlijk-
sche kaasmarkt te houden.
Gegeven in 1303 op Sint-Maartens-Schud-
dekorfsdag dat wou dus zeggen 11 Novem
ber 1303.
Ook in andere landen o.a. in Duitschland
en in Engeland wordt deze dag als Sint-
Ha&rtensdag herdacht.
W. B.—Z.
VOOR DE SPEELGOEDDOOS.
door W. B.—Z.
Ziehier een stukje weiland met een hekje
en 2 paarden, moeder en kind. Knip eerst al
les netjes en voorzichtig uit en plak het dan
op stevig carton. Nu gaan we aan 't kleu
ren: de paarden bruin. Het veulen wat lich
ter dan de moeder. Het hek wit. Het gras
groen. Het onderstuk moet je óf op een latje
plakken, of door een gleuf van 'n doos schui
ven. zoodat alles staan kan. Wie zijn speel
goeddoos netjes in orde heeft, moet hem mij
maar eens laten zien. Misschien geef ik er
wel een prijsje voor.
VOOR DE SPEELGOEDDOOS
Dit is de werkpiaats van den hoefsmid. Hij
is juist bezig een paard te beslaan. Knip dit
plaatje maar rechthoekig uit en plak het dan
op carton. Nu ga je aan 't kleuren of verven.
De boom groen met bruine stam. Op den ach
tergrond ook wat groene heesters. De muur
rood, maar de groote steenen grijs. Ook de
gevelsteenen van de poort. De poort bruin,
evenals het paard. Emmer en gereedschap
zwart. De smid heeft een bruine broek en
blauwe kiel. Hij heeft een blauw petje op met
zwarte klep. Ook zwarte schoenen. Het on
derstuk laat je weer rusten in een gleuf van
doos of deksel, of je plakt het tegen hout.
De omlijsting en de vensterbank van de
werkplaats kun je geel kleuren.
PAUL S NIEUWE VRIENDEN.
Paultje zat in het bad te spelen met zijn
bootje en beestjes. A]s het van hem afhing,
zou hij wel urenlang kunnen blijven door
spelen, zoo heerlijk vond hij dat altijd. Dit
mocht hij echter niet van zijn m. aer, want
die vond dat erg ongezond, waarin ze gelijk
had. Vandaag echter had hij zelf niet veel
zin om er lang in te blijven, want zijn groot
moeder zou 's middags komen en hij moest
nog zoo veel doen: zich netjes aankleeden,
zijn speelgoed opruimen en dan boodschap
pen d'er. joi" moeder.
Moeder was erg verbaasd toen ze hem zoo
gauw uit het bad zag komen en zei: „Je bent
zeker ongeduldig geworden, omdat je denkt
aan alles wat je nog moet doen. Als je nu vlug
je speelgoed opruimt, krijg je van mij een
lekkere kop chocolade met koek."
Dat liet Paul zich niet voor de tweede maal
zeggen. Hij was dan ook gauw klaar. Toen hij
met moeder chocola zat te drinken, zei deze:
„Ik heb een lijstje gemaakt van al de bood
schappen, die je straks moet halen. Het is
niet zoo heel erg veel hoor. Er staat onder
aan het lijstje een groote zak chocolaadjes
en koekjes, waar jij en grootmoeder zooveel
van houden
Vroolijk begaf Paul zich op weg naar den
kruidenier, die twee straten verder woonde.
Hij legde het briefje op de toonbank en de
kuidenier, die hem al goed kende, gaf hem,
nog een stukje drop toe. Toen hij den winkel
weer uitstapte, besloot Paul nog even een
straatje om te gaan.
In de volgende straat gekomen, zag hij een
oud vrouwtje voor zich uit loopen met twee
zware tasschen. Er zat van alles en nog wat
in: groente, brood, aardappelen en nog veel
meer. Het vrouwtje liep heel langzaam en
rustte telkens een poosje uit. Paul had van
zijn ouders geleerd, dat hij oude menschen
altijd moest helpen, wanneer dat noodig was,
Hij liep dus vlug op het vrouwtje toe en
vroeg: „Wil ik U misschien helpen? Ik kan
best een tasch dragen, want in de mijne zit
haast niets."
Het vrouwtje'was erg blij. dat ze nu iets
minder te dragen had. Ze vertelde waar ze
woonde en toen ze de straat noemde, wist
Paul, dat dat in een heel arme buurt was. Hij
begon te vertellen, wat hij vandaag allemaal
gedaan had en dat hij zich zoo gehaast had,
omdat zijn grootmoeder straks zou komen.
Het vrouwtje zeide toen: „Ja, ik ben zelf ook
grootmoeder en heb twee kleinkinderen:
Riekje en Han. Hun ouders zijn gestorven en
nu heb ik ze bij mij in huis genomen, want
ze hadden verder niemand, die op hen kon
passen. De laatste week ligt Han ziek in bed,
hij heeft een beetje griep en Riekje past dan
op hem, wanneer ik boodschappen ga doen."
Paul had dadelijk erg medelijden gekregen
met de twee kinderen, toen hij hoorde, dat ze
geen ouders meer hadden Zoo onder al dat
praten, waren ze bij het huis van het vrouw
tje gekomen.
„Ga je nog even mee naar binnen?" vroeg
ze, „dan kan je meteen Riekje en Han zien."
Paul dacht er aan, dat hij eigenlijk naar
huis, moest, want nu kon grootemoeder ieder
oogenblik komen. Maar hij besloot toch naar
binnen te gaan, want hij wilde graag de kin
deren kennen.
Een meisje deed de deur open en zei tegen
Paul, dat ze Riekje heette. Ze nam hem da
delijk mee naar de slaapkamer, die achter de
huiskamer was en daar zag hij Han in bed
liggen. De kinderen waren erg blij, dat ze vi
site hadden gekregen, want ze hadden in de
straat nog heelemaal geen vriendjes en vrien
dinnetjes, omdat ze pas bij hun grootmoeder
waren. Ze lieten hun nieuwen vriend hun
speelgoed zien. Dat was niet veel. Riek had
alleen maar een pop en een poppenwieg en
Han had een blokkendoos en een boek. Paul
bedacht met schaamte, dat hij zoo veel had
en dan nog wel eens mopperde, wanneer hij
niet geregeld iets nieuws kreeg.
Ze waren met z'n drieën gezellig aan het
babbelen, toen grootmoeder binnen kwam
mét een kopje thee voor ieder. „Hè, hebt U er
geen koekje bij?" vroeg Han.
„Neen, jongen, je moet maar weer wachten
tot de volgende week.''
Paul herinnerde zich opeens de groote zak
chocolade en koekjes, die hij in zijn tasch
had. Zonder zich een oogenblik te bedenken,
haalde hij de twee zakken eruit en legde ze
op een tafeltje bij het bed. „Neem dit maar,"
zeide hij. „Moeder heeft ze voor mij gekocht,
dus zal ze het niet erg vinden, wanneer ik ze
weggeef en thuis hebben we nog wel andere
koekjes. Maar deze zijn erg lekker. Proef ze
maar eens gauw.
Nu, de kinderen lieten zich niet lang noo-
den, hoewel grootmoeder nog wel, even be
denkelijk keek en zich afvroeg of ze dat wel
mocht aannemen. Toen ze echter het ver
heugde gezicht van Paul zag, begreep ze wel
dat ze den jongen teleur zou stellen, wanneer
ze weigerde. Ze nam zelf toen ook een koekje
en vond het heerlijk. Omdat het zoo gezellig
was, ging de tijd zoo gauw om, dat Paul
schrok, toen het vrouwtje tegen hem zei: „Ik
wil je heelemaal niet wegjagen, maar je
moeder zou misschien wel eens ongerust kun
nen worden, wanneer je zoo lang wegblijft en
je grootmoeder zou immers ook nog komen?"
Paul stond vlug op, groette de kinderen en
hun grootmoeder en vroeg of hij nog eens
mocht komen, omdat hij het zoo prettig had
gevonden. De kinderen vonden dat natuurlijk
uitstekend.
Paul holde toen naar huis. Moeder deed
zelf de deur open en vroeg: „Waar ben je ge
bleven? Grootmoeder is wat vroeger geko
men dan we verwachtten en ze heeft al naar
je uitgekeken!"
De jongen begroette eerst hartelijk zijn
grootmoeder en begon toen te vertellen, waar
hij was geweest en wat hij er allemaal had
gezien. Zijn grootmoeder zei, dat zij het mooi
van hem vond, dat hij het oude vrouwtje zoo
had geholpen. Moeder pakte ondertusschen
de boodschappentasch uit. Opeens riep ze
verbaasd uit: „Hoe heb ik het nou? Ik zie de
koekjes en chocolaadjes niet; je hebt toch
zeker niet vergeten om ze te koopen?"
Paul antwoordde: „Neen, ik heb ze wel ge
kocht, maar later aan die twee kinderen ge
geven. U had ze toch eigenlijk voor mij ge
kocht en ik dacht, dat U het wel niet erg zou
vinden, dat ik ze weggaf. Die kinderen had
den heelemaal geen snoepjes in huis. Vindt
U het erg?"
„Neen, natuurlijk niet," sprak moeder, „ik
was alleen erg verbaasd omdat ik dacht dat
je het had vergeten en dan nog wel zooiets
lekkers. Misschien kan je Han ook nog wat
speelgoed van je geven en Riekje misschien
een boek, want poppen heb je natuurlijk
niet."
Grootmoeder had weer een mooi boek voor
hem meegebracht. Nadat ze een heele tijd
met hem gepraat had en al de nieuwtjes had
verteld van het dorp, waar ze vandaan kwam.
zei ze: „Kom, laten we nu eens naar je
speelgoed kijken. Ik zal ook mee helpen zoe
ken."
Ze gingen samen naar de speelkamer en
ontdekten een heeleboel speelgoed, waar Paul
nooit meer mee speelde. Heel diep in een
hoekje ontdekten ze zelfs nog een aardig
popje en een kinderfornuisje. Paul herinner
de zich toen. dat een nichtje van hem enkele
maanden geleden bij hem had gelogeerd en
dat ze dikwijls met het fornuisje had ge
speeld. Hij had echter nooit geweten, dat ze
het hier had vergeten. Ze scheen het ook
niet erg gemist te hebben, want anders zou
haar moeder er wel om geschreven hebben.
Ze hadden nu dus toch nog wat voor Riekje.
Voor Han hadden ze drie boeken, een auto,
een vliegtuig en een stoommachine.
Er werd besloten, dat Paul het 's middags
even mocht gaan brengen. Daarna zouden ze
met grootmoeder gezellig naar de stad gaan.
De^twee kinderen waren natuurlijk erg blij,
toen ze hun nieuwe vriend met zooveel moois
zagen binnen komen. Riekje vond het niets
erg, dat Han eigenlijk veel meer had gekre
gen. want Han beloofde, dat zij ook net zoo
goed met zijn speelgoed mocht spelen en de
boeken mocht ze ook lezen. Paul ging gauw
weer weg, want hij werd een beetje verlegen
door al hun dankbetuigingen. Toch was hij
nog nooit zoo verheugd geweest als op het
oogenblik, dat hij de blijde gezichten van de
twee kinderen zag en hij bedacht, dat het
toch iets heel prettigs was, wanneer je
iemand een plezier kon doen.
De drie kinderen zijn altijd goede vrienden
gebleven en de grootmoeder van Riekje en
Han maakte zich nu niet meer zoo veel zorg
om de kinderen, want ze kreeg dikwijls iets
van Paul's moeder.
L. B.
VOOR KNAPPE TEEKENAARS.
Probeer eens dezen aardigen poesekop te
teekenen. Je zet eerst een rechthoek neer,
die iets langer is dan breed. Je verdeelt deze
in 4 gelijke stukken. Dan trek je twee diago
nalen. Nu teeken je er maar lustig op los.
Gaat het goed, probeer het dan eens zonder
rechthoek
EEN SINTERKLAASCADEAUTJE.
Misschien vinden jullie het een beetje
vroeg, om nu al aan Sinterklaascadeautjes
te beginnen, meisjes, maar als je je even
bedenkt hoe onpleizierig het is, wanneer je
op het laatste oogenblik nog van alles klaar
moet maken, zal je het ook wel prettiger vin
den maar tijdig te beginnen.
Een heel aardig cadeautje voor moeder,
tante, zusje, nichtje of vriendinnetje is het
servettaschje, dat je hier afgebeeld ziet. Het
is vervaardigd van linnen of katoen. De over
slag is rond geknipt. Het maken van dit
taschje levert natuurlijk in het geheel geen
moeilijkheden op. Als het taschje in elkaar
zit, teeken je op het overslag de drie dan
sende varkentjes met dunne potloodlijnen
Daarna borduur je deze met vroolijke kleu
ren.
Je moet natuurlijk licht- en kleurecht ma
teriaal gebruiken.
Het lapje, dat je noodig hebt voor dit ser
vettaschje is 39 bij 28 centimeter groot.
Als je de varkentjes geborduurd hebt, fes
tonneer je tenslotte de rande nom. Als het
noodig is. wasch je't taschje eerst en je strijkt
het vervolgens op.
Is dat geen cadeautje, waar iedereen, die
het krijgt, erg blij mee zal zijn?
VERASSING.
Wanneer je dit plaatje ziet, dan zul je niet
dadelijk weten, wat het te beteekenen heeft.
Neem nu een potlood en maak daarmede al
de hokjes, waarin je een puntje ziet, zwart.
Dan zul je eens zien, wat een aardig plaatje
er ontstaat. Je moet het echter voorzichtig
en niet slordig doen, want wanneer je het
slordig doet, wordt het lang zoo mooi niet.
MALLE DRIES.
(15de vervolg).
De dame met haar dochtertje werden toen
op brancards gelegd en naar 't hotel vervoerd.
Daar was nog een dokter bij en ze vonden het
daar zeker lichter en ruimer dan bij Jochem.
Al 't volk liep toen ook naar 't hotel. Niemand
had er erg in, dat Dries bewusteloos lag".
„En niemand was bij hem achtergebleven?"
Juffrouw Bref barstte nu in tranen uit.
„Ze dachten, dat hij uit lag te rusten. Die
mevrouw moet tegen onzen dokter gezegd
hebben: Die man, die ons gered heeft, wil
ik bedanken, wil ik de hand drukken. De
dokter vroeg toen naar uw broer. Enkelen
hadden hem wel zien liggen, maar niemand
dacht, dat 't zoo erg was".
„Hoe erg? Wat had hij dan?" Juffrouw Bref
greep den arm van buurvrouw en schudde die
in haar angst heen en weer.
Tingeling! Daar klonk de huisbel. Buur
vrouw deed open. Burgemeester Terborg en
mevrouw kwamen binnen. Buurvrouw vertelde
vlug in telegramstijl, hoe leelijk juffrouw
Bref te pas was gekomen.
„Ook dat nog", bromde de burgervader.
Mervouw Terborg deed moeite haar tranen
binnen te houden, toen ze daar die goede juf
frouw de la Brêve zoo hulpeloos en zoo innig
verdrietig zag liggen op de rustbank. „Arme
ziel", zei ze hartelijk.
Toen was er een benauwde stilte. De burge
meester snoot plotseling heel hard zijn neus
en zei: „Juffrouw de la Brêve, de toestand van
uw broer valt werkelijk mee. Zijn sterke na
tuur zal 't zeker te boven komen. Mijn vrouw
en ik kwamen hier om u mee te nemen naar
't ziekenhuis in de stad. Maar nu u niet kunt
loopen, moet u onze logé zijn".
„Ja, u moet toch mee. Ik wil u verzorgen
zooals u ons vaak verzorgd heeft", zei de bur
gemeestersvrouw spontaan. Wat haar man
voorstelde, was haar uit 't hart gegrepen.
„Ik wil naar Dries", zei juffrouw Bref en
ze probeerde van de rustbank op te staan.
Haar „ik wil" klonk zoo zeker, dat geen der
drie bezoekers dadelijk een antwoord klaar
had.
„Juffrouw de la Brêve. weest u voorzichtig",
zei mevrouw terwijl ze haar arm als steun
aanbood.
„Ik smeek u mij te laten. Hier heb ik toch
geen rust".
„Maar hier zult u ook niet blijven", begon
nu de burgemeester. En hij vervolgde: „wij
nemen u mee naar ons huis".
„Neemt u mij alsjeblieft mee naar mijn
broer. U is meer dan vriendelijk voor me. maar
ik heb maar een verlangen en dat is hem te
zien. met hem te spreken. Tegenover anderen
is hij immers malle Dries?"
„Dat zal hij nooit meer zijn. Voor ons allen
voor 't geheele dorp is hij een held, een groote
held. Mevrouw Wutzen ijlde zelfs over hem in
haar koorts".
„Neem mij mee, u zult geen last van mij
hebben", smeekte juffrouw Bref weer. „Merkt
u wel, dat ik al sta?"
De burgemeester en zijn vrouw keken elkaar
aan. Ze waren er diep van overtuigd, dat zus
ter Lotte heviger leed, dan ze uitte, maar ze
geloofden beiden dat ze haar wensch moesten
vervullen.
„Goed we zullen probeeren u mee te
nemen", zei de burgemeester. „Buurvrouw
moet maar even helpen, dan zullen we met
vereende krachten u in mijn auto zien te
krijgen. Ik ga nu naar buiten en zal hem
vlak voor het hek rijden, 't Is misschien ver
standig. dat mijn vrouw het been nog even
zwachtelt".
„Ik dank u", zei juffrouw Bref uit den grond
van haar hart.
Toen de burgemeester vertrokken was, nam
mevrouw het been onder handen. Het was
leelijk opgezet. Even ging het door haar heen:
of 't niet verstandiger was den dokter om
raad te vragen. Maar zij begreep, hoe juffrouw
de la Brêve alleen maar tot rust zou kunnen
komen als zij bij haar broer was geweest. Geen
kwartier later was de auto op weg naar de
stad. Buurvrouw had nog een extra kussen
onder het pijnlijke been van juffrouw Bref ge
legd.
(Wordt vervolgd).