Prins Bernhard bezoekt Werkspoor.
De Landverrader
De Koninklijke Militaire Academie te Breda bestond Dinsdag
108 jaar, ter gelegenheid waarvan het cadettenkorps met de
stafmuziek van het zesde regiment Infanterie een marsch door
de stad maakte en voor de autoriteiten defileerde
Met de werkzaamheden aan den bouw van het nieuwe hoofdbureau van
politie aan het Haagsche Veer te Rotterdam vordert men thans snel, zoodat
binnen afzienbaren tijd Rotterdam een nieuw hoofdbureau van politie rijker
zal zijn
Na den ontzaglijken brand ie
Angers. Een der siraien, waar
van alle buizen vernield werden
De menigte te Salamanca bij de viering
der erkenning van de Spaansche
pegeering Franco door Duitschland en
Italië
De Noor Sörensen bezette deze week
met een sprong van 32 meter de
eerste plaats bij de openingswedstrijden
in het skispringen op den Zugspitz
In gezelschap van ir. Damme, directeur van .Werkspoor", verlaat
Prins Bernhard een der werkplaatsen van .Werkspoor te Amsterdam,
waar hij Dinsdag een bezoek bracht
Een aantal stoomtreilers, die sinds eenige jaren in de haven van IJmuiden
een triest voorbeeld van de crisis vormden, zijn thans ter slooping verkocht
(boven). Onder: een droevig detail van het ter slooping verkochte .oudroest"
FEUILLETON
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
9)
Terwijl de bedrijvige heer in een hoek van
het groote vertrek in zijn brandkast stond
te snuffelen, nam het meisje de omgeving
eens op. Ongetwijfeld moest de bewoner een
welgesteld man zijn, want de meubileering
van het vertrek was, hoewel eenvoudig, toch
zeer kostbaar. Een antieke kast en éenige
schilderijen van oude meesters, die aan den
wand hingen, vertegenwoordigden ieder voor
zich een klein vermogen, terwijl eenige Chi-
neesche vazen op den marmeren schoorsteen
mantel getuigden, dat de eigenaar een kun
dig verzamelaar was. Maar veel tijd om rond
te zien werd Gladys niet gegund; met eenige
mappen onder zijn arm kwam de deftige
oude heer wederom naar het bureau terug.
Zonder iets te zeggen, schoof hij voor zich
zelf een kantoorstoel bij, legde de mappen
open en zette zijn hoornen bril vóór op zijn
neus. Gladys kreeg een prettigen indruk van
dezen man. Niet alleen was hij hoffelijk en
had hij haar behandeld, zooals zijn deftig
ste cliënte het niet beter zou kunnen ver
langen, maar heel zijn verschijning was
haar aangenaam. Hij had een blozend, ver
standig gezicht en een paar vriendelijke
grijze oogen, waaraan men evenwel toch
zeer goed kon zien, dat de eigenaar er van
niet met zich spotten liet,
Ik behoef niet te vragen of u bewijzen
wilt, dat u inderdaad mejuffrouw Gladys
Boroughbridge bent. Ik heb namelijk zoowel
uw vader als uw grootvader gekend en u hebt
precies dezelfde trekken als zij beiden.
Voor het meisje hierop iets kon antwoor
den, ging de spreker voort:
Sta mij daarom toe mijzelf aan u voor
te stellen mejuffrouw Boroughbridge. Mijn
naam is Branton, notaris. Hij stond even
uit zijn stoel op en maakte een lichte bui
ging.
Gladys was sprakeloos; ze kon slechts even
knikken. Waar moest dit alles op uitloopen?
Wat zou haar nu eigenlijk verteld worden?
Notaris Branton nam met een zeker ge
baar eenige getypte vellen uit een der beide
mappen, vouwde zijn deftige handen er over
en ging verder:
Ik heb u iets mede te deelen, mejuf
frouw, wat voor u persoonlijk voor uw toe
komst van het grootste gewicht is. Ik wil u
niet lang en niet onnoodig in spanning laten.
Maar u moet me eerst beloven niet ziek van
schrik of van vreugde te worden. Want zoo
wel het een als het ander is mogelijk. Uit
zijn stem klonk een vaderlijke bezorgdheid,
die Gladys dadelijk gerust stelde.
Vriendelijk gaf ze ten antwoord: Ik wil
mijn best er voor doen, meneer Branton.
Over deze papieren zullen we het dan
aanstonds hebben; eerst moet ik u verzoe
ken, dezen brief te lezen. Met een snelle be
weging zocht zijn hand onder de papieren
en daarna overhandigde hij aan de steeds
meer verbaasde Gladys een gezegelde enve
loppe.
Gladys bleef met het voorwerp in de han
den zitten, zonder zich te verroeren. Blik
semsnel ging opeens de dwaze gedachte door
haar hoofd, dat ze nu, op dit oogenblik, op
kantoor had behooren te zitten, maar in
middels bleef ze den notaris strak aankijken.
De bedoeling is. dat u die enveloppe
opent, lachte de heer Branton.
Gladys nam een zilveren vouwbeen van
de tafel en sneed met bevende handen het
couvert open
Ze trok "er een stapeltje kleine getypte vel
letjes uit, waarop een gedrukt hoofd stond.
Dat las ze het eerst. „Hotel Esplanada", Ma
drid, stond er gedrukt. Ze zag weer op en
scheen den notaris iets te willen vragen.
Deze echter had zich omgedraaid en stond
met de handen op den rug met welgevallen
zijn schilderijencollectie te bezien.
Gladys bedacht zich echter en begon te
lezen.
Aldus luidde de brief, welke het meisje zon
der een oogenblik op te zien aan één stuk
tot het einde toe las:
20 April 19
„Hotel Esplanada"
Madrid.
Mijn teergeliefde Kleindochter.
„Wanneer je dezen brief zult lezen, zal ik
niet meer in leven zijn. In een land, dat mij
vreemd is, bij een volk, dat ik niet ken, zal
mijn graf zijn. Ver van mijn geliefd Enge
land, ver van de plaatsen, waar ik geleefd en
geleden heb, zal ik sterven. Geen liefdevolle
vrouwenhand zal mijn oogen toedrukken,
geen vrienden zullen hier om mij heen
staan en mij het scheiden uit deze wereld
trachten gemakkelijk te maken Maar dit
laatste zou ook niet noodig zijn. Want, nu
ik mijn einde voel naderen, is het mij niet
onwelkom. Ik wacht den dood met gelaten
heid en zonder veel smart verlaat ik dit le
ven, dat mij weinig vreugde, maar zeer veel
verdriet heeft gebracht. Doch alvorens mijn
aardsch bestaan ten einde is, wil ik herstel
len, zooveel mogelijk althans, hetgeen ik in
vijandschap en onverzoenlijkheid heb mis
dreven, tegenover jou, mijn onbekende, maar
daarom niet minder geliefde, kleindochter.
Ik zie thans, maar helaas te - dat ik
jouw leven en het. mijne gelukkig had kun
nen makenindien ik mij niet verhard had in
mijn wrok en meer tót vergeven geneigd was
geweest. Toen ik nog bij machte was alles
zooveel mogelijk goed" te maken, heb ik dat
uit zelfverblinding en in verkeerden trots na
gelaten: ik mag mij dus niet bek!" "en, nu
ik hier verlaten van iedereen lig te sterven.
Het is een rechtvaardige straf voor mijn ach-
telooze handelwijze.
Lief kind, ik wil je niet verhelen, dat ik
ook tegenover jou gevoelens van afkeer en
zelfs van haat heb gekoesterd. Ik vraag je
hiervoor thans vergeving. Ik ben er van
overtuigd, dat, indien je mijn fouten niet zult
kunnen vergoelijken, je althans zult begrij
pen, hoe het mogelijk werd, dat ik ze bedreef.
Het Is verkeerd en dwaas van mij geweest,
op jou eveneens te laten neerkomen de straf,
welke ik op je vader heb toegepast. Jij im
mers bent onschuldig aan hetgeen hij mis
dreef, Maar mijn haat tegen je vader was
zoo diep geworteld, dat ik én je moeder én
jou nooit heb willen kennen. Nogmaals, ik
erken hierin verkeerd te hebben gedaan,
maar nu nog, in het aangezicht van den
dood kost het mij moeite, je vader vergif
fenis te schenken. Wat hij tegenover mij en
en niet minder tegenover jou heeft mis
daan, is inderdaad zoo ernstig, dat ik in dit
uur de rechtvaardigheid van mijn vaderlijke
toorn wederom volkomen begrijp.
Het is mij niet bekend, of je vader je ooit
zijn levensgeschiedenis heeft verteld, even
min ben ik er van op de hoogte, of je moe
der van zijn levensgedrag afwist, maar als
een goed oehter zul je waarschijnlijk altijd
met eerbied naar je vader hebben opgezien.
Hoe het mij dan ook spijt, lief kind. ik moet
je voorbereiden op een teleurstelling; je va
der was niet de man, waarvoor je hem in
je jeugdige verbeelding zult hebben aange
zien. Een duidelijke voorstelling van je va
der zul je waarschijnlijk niet hebben. Je was
immers ternauwernood acht jaren toen hij
kwam te sterven. En indien hij je mocht
hebben verhaald van hetgeen een schand
vlek op zijn leven vormde, zul je daarvan
geen duidelijke herinnering hebben en zijn
woorden zijn wellicht nog maar vaag in je
geheugen achter gebleven Des te beter, dan
behoef je tenminste zijn leugens niet te ver
geten. Het moet je hard klinken, wat ik daar
neerschrijf. Maar Ik ken mijn zoon beter dan
jij je vader kent; ik weet, dat hij den moed
niet zou hebben gehad voor de waarheid uit
te komen. Doch genoeg daarover. Een enkel
woord nog over mijzelf. Na vele omzwervin
gen ben ik hier in Madrid tenlaatste aange
komen voor „de laatste reis". Ik ben jaren
lang niet alleen door Europa maar ook door
Amerika en Azië getrokken, overal tever
geefs trachtend mijn leed te vergeten, en mij
te verbergen voor het afschuwelijke, meestal
gehuichelde, medelijden der menschen. O,
die belangstelling in mijn lot, die niets-ont-
ziende nieuwsgierigheid der menschen, die
overal mijn naam kenden en van het wan
gedrag van mijn zoon hadden gehoord. Ik
wist niet hoe het te ontloopen. Ik nam een
valschen naam aan, maar nóg herkende men
mij. Als ik een gezelschap binnentrad, ver
stomden een oogenblik de gesprekken, en
men wees elkander, spottend of medelij
dend, den vader van den ontaarden zoon,
die den naam van zijn geslacht had te
schande gemaakt voor immer. Nergens vond
ik rust. Ik bezocht de grootsche kunstge
wrochten aller eeuwen, ik zocht verstrooiing
aan de heerlijkste kusten; ik wierp mij in
menig speelavontuur; ik dreigde zelfs aan
den drank verslaafd te raken, alles om
slechts te kunnen vergeten. En instede, dat
met het klimmen der jaren mijn to^rn ver
minderde of mijn leed werd verzacht, werden
beide steeds grooter en grooter. Ik vraag
je niet om je medelijden. Het eenige. wat ik
verlang is. dat je mij ondanks alles niet on
rechtvaardig zult beoordeelen, want ik ben
een man, die na den misdaad van zijn zoon
geen gelukkig uur meer heeft gekend.
En thans, mijn kleinkind, wil ik je gere
geld verhalen van hetgeen de oorzaak van
alles is geweest, van mijn ongeneeslijk ver
driet. van de schande die over ons huls is
gekomen van het feit. dat je er onkundig
van bent gebleven, en wie en wat je in wer
kelijkheid zijt.
(Wordt vervolgd),