Sint Nicoiaas bezoekt Amsterdam. De Landverrader Minister Slingenberg, die Woensdag middag te den Haag de psychotech nische tentoonstelling opende, bekijkt •en der geëxposeerde instrumenten Prins Bernhard bracht Woensdag te Barneveld een bezoek aan de oefeningen met luchtafweergeschut door het corps luchtdoel artillerie uit Utrecht De Prins bezichtigt een hoogtezoeker voor vliegtuigen. Links luitenant-generaal jhr. W. Röell, (Jtommandant van het veldleger Belangstelling voor een stuk geschut. Prins Bernhard bezichtigt een 7'/» c M. luchtafweerkanon bij de Woensdag te Barneveld gehouden oefeningen door het corps luchtdoel-artillerie uit Utrecht Op uitnoodiging van het Initiatief Comité Amsterdam bracht St Nicoiaas met zijn knechts Woensdag een bezoek aan de hoofdstad. De aankomst van den Sint per boot aan de Prins Hendrikkade Wachtend op het moment van opening. De auto's der belangstellenden, die tot de eersten wilden behooren, die onmiddellijk na de opening der nieuwe meer dan acht mijl lange brug van San Francisco naar Oakland Bay wilden passeeren Op den Dam fe Amsterdam ging het Woensdag bij de huldiging van Sint Nicoiaas en de uitdeeling van versna peringen door den Sint geestdriftig toe Wat er van het interieur der winkelzaak van de firma Perry in de Kalverstraat te Amsterdam na den hevigen brand van Woensdag was overgebleven In de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam wordt binnen enkele dagen een tentoonstelling geopend van werken, vervaardigd in den wedstrijd voor de monumentale en versierende beeldhouwkunst 1936 om den Prix de Rome. Het inrichten der expositie FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden), 10) Zooals je weet, droeg je vader den naam van George William Herbert Boroughbridge. Wat je waarschijnlijk niet weet is dat hij eens het recht had den gravelijken titel te voeren. Heb je ooit gehoord van het beroem de, oud-adellijke geslacht der Borough- bridge's? Het heeft een groote rol gespeeld op menig belangrijk moment in de roemrijke geschiedenis van het Britsche Koninkrijk. Onder Willem den Veroveraar onderscheidde zich reeds een Boroughbridge door zijn on geëvenaarde dapperheid. En altijd zijn de le den van dit geslacht bekend geweest om hun onbaatzuchtige aanhankelijkheid aan ko ning en vaderland. Tot de laatste getrouwen van den ongelukkigen Karei I behoorde een Boroughbridge, tot de hoogste scheepsbevel hebbers, die bij Trafalgar onder leiding van Nelon de Fransche vloot versloegen, behoorde wederom een Boroughbridge, terwijl een neef van dezen zeekapitein, adjudant van Wel lington was in den slag bij Waterloo. Alle koningen en koninginnen, die over Engeland hebben geregeerd, overlaadden de leden dit geslacht met gunsten en de hoogste eerbewij zen. In moeilijke bestuurszaken werd vaak de raad van een Boroughbridge ingeroepen en opgevolgd, tegen de adviezen van de hoog ste raadgevers in. Want van hun volstrekte eerlijkheid was elke regeering diep door drongen. Nooit hebben zij iets gedaan wat twijfel aan de oprechtheid hunner bedoelin gen zou kunnen wekken, totdat... Maar laat ik mij niet op zijpaden begeven. Uit dit geslacht dan, zijn zoowel ik, je va der en ook jij gesproten. George William Herbert was de eenige zoon uit mijn huwe lijk met Alice, markiezin Southerdon. Be halve nog met een dochtertje, dat kort na haar geboorte stierf, werd ons huwelijk niet meer met kinderen gezegend. De geboortedatum van je vader is 12 Aug. 1878. Wat een blijdschap vervulde zoowel zijn moeder als mij op dien dag. Wij waren er van overtuigd, dat deze zoon de luisterrijke traditie van zijn geslacht zou voortzetten en ons wapen met nieuwen roem zou overladen. Van jongs af werd hij met de teederste zor gen omgeven. Hij genoot een gelukkige en zorgelooze jeugd op ons voorvaderlijke slot en zijn ouders, zijn vader niet minder als zijn moeder, hadden den knaap zeer lief. Op zijn twaalfde jaar zou er, tegen de ver wachting in. een einde komen aan dezen ge lukkigen tijd. Het had in onze bedoeling ge legen, hem door een gouverneur onderwijs te laten geven tot hij den leeftijd zou hebben bereikt, waarop hij volgens het aloude ge bruik in de adellijke Engelsche families zijn studies kon voortzetten aan de Universiteit van Oxford. Ons mooi bedacht plan, volgens hetwelk wij den jongen zoo lang mogelijk bij ons zouden houden, moest echter mis lukken. Wij waren verplicht hem naar een vrij strenge kostschool te sturen. Niet dat dit noodzakelijk was voor zijn ontwikkeling, neen. Onder leiding van den gouverneur had hij zich in alle vakken, die een jongen van zijn leeftijd behoort te kennen, bekwaamd en met succes. Hij gaf, reeds jong, blijken van verbazende scherpzinnigheid. Zoo her inner ik mij. dat hij, toen hij nauwelijks elf jaar was, meermalen een partij schaak won van Lord Lovensdale, een onzer naaste bu ren, die een gevreesd tegenstander bij dit edele spel was. De aanleiding tot zijn weg zending was een geheel andere Op een zekeren voorjaarsdag kwam- een van de pachters zich bij mij aandienen. Toen Ik den man bad ontvangen, deelde hjJ me, met veel verontschuldigingen en stamelend van verlegenheid mede, dat de jonge graaf zich op zijn hoeve zeer misdragen had. Op mijn verwonderde vraag, waarin zijn mis dragingen dan wel bestonden, vertelde de boer, dat je vader, louter voor zijn genoegen, de hanen tegen elkander liet vechten, het geen een zeer lage liefhebberij moet worden genoemd. Ik had hem dit echter in gedach ten al half en half vergeven, toen de pachter bovendien nog vertelde, dat hij ook tal van andere beesten op geniepige wijze kwelde. Zoo had hij een der katten uren lang met den staart aan een schuurdeur gebonden en toen met een der waakhonden het beest ge sard en razend gemaakt. Met de honden ech ter was hij niet minder wreed. Een dezer die ren had hij een stuk uit de ooren geknipt met een snoeischaar, terwijl hij een ander een bijtend vocht in de oogen had gegoten. Dit alles werd nog overtroffen door zijn onge manierdheid tegenover de pachtersfamilie. Het jongste zoontje van den man had hij, toen hem niet gauw genoeg een der paarden uit den stal werd gebracht, zoo onbarmhar tig met de zweep geslagen, dat het kind er na drie weken nog de striemen van op de huid droeg. Ik beloofde den boer de zaak te zullen onderzoeken, Mijn ongerustheid over het karakter van mijn kind, van wien ik zoo iets niet voor mogelijk had gehouden, was groot. Ik sprak er met je grootmoeder over en na lang heen en weer praten werd be sloten, dat ik den jongen eerst zelf zou on dervragen voor wij een besluit namen. Van deze ondervraging kwam echter niet veel te recht. Wij Borough bridges, hebben allen de zelfde fout wij zijn allen trotsch Ons ver leden heeft ons daarop het recht gegeven. Toen ik mijn zoon aan een ernstig verhoor wilde onderwerpen, gaf hij ternauwernood antwoord. Hij keek mij brutaal in de oogen en haalde zijn schouders op. toen ik hem het gemeene van zijn handeling onder het oog bracht. Dit maakte mij driftig en het kostte mij groote moeite mij zelve te beheer- hem hardhandige wijzo tot rede te brengen. Ook mijn bedreiging hem van huis te zullen wegzenden, indien hij zijn ongepast gedrag niet erkende en er voor ver giffenis vroeg, liet hem onbewogen. Ten laatste zond ik hem weg. Des avonds kwamen mijn vrouw en ik tot de overtuiging, dat het r.erwille van het kind zelve 't beste zou zijn, indien wij het onder strenge tucht plaatsten. Wij maakten ons zelf verwijten, dat wij niet voldoende aandacht aan het karakter van onzen zoon hadden geschonken, en hoopten thans, dat het verblijf op de kostschool hem goed zou doen. Inderdaad vernamen wij over zijn gedrag nooit ernstige klachten. Natuur lijk ging hij zich in jeugdigen overmoed wel eens te buiten, doch dit bewees, dat hij toch wel een echte Boroughbridge was, een uit het geslacht, dat het gevaar niet kent. Als hij met de vacanties thuis kwam, was alles goed. Zijn moeder begon naar hem op te zien en het duurde niet lang of zij ver goodde hem. George was een aantrekkelijke jongen, hij bezat alle eigenschappen van een echt edelman en van zijn vroegere kwade streken viel niets meer te bespeuren. Hij was nu zelfs dikke vrienden geworden met den pachter, die zijn geval eens had aangebracht Geen wonder, dat wij het oogenblik zegen den, waarop wij besloten hem van huis te zenden. Toen hij zeventien jaar was ge worden, zond ik hem naar de Hoogeschool van Oxford. Hij moest nu op eigen beenen staan, maar ik maakte mij daarover niet al te zeer ongerust. In den eersten tijd ging hij zich nogal eens te buiten, maar welke jonge student is bestand tegen de eerste weelde der volstrekte onafhankelijkheid? Zijn studies vorderden desondanks vrij snel: geen wonder, het leeren had hem nooit eenige moeite gekost en wanneer anderen uren achtereen zaten te blokken, was hij met enkele andere losbollen ergens buiten, of in het stadje zich aan het vermaken. Zoo begon het derde en laatste jaar van zijn verblijf in Oxford. Op een goeden dag ontving ik een brief van hem, of ik zoo spoe dig mogelijk naar hem toe wilde konjnn. Hij had me iets belangrijks mede te deelen. Ik veronderstelde eerst, dat hij zijn eerste kalverliefde te doorworstelen had en vatte de zaak niet ernstig op. Op aandringen mijner vrouw echter ondernam ik de reis, inwendig overtuigd, dat er hoogstens een of andere domheid moest worden hersteld. Hoe groot was echter mijn ergernis toen mijn zoon met een gezicht of het de gewoonste zaak ter wereld was, mij om tienduizend pond vroeg. Op mijn vraag of hij schulden had gemaakt, antwoordde hij bevestigend. En indien het nu nog schulden waren geweest bij den kleermaker, den bloemist, den wijn handelaar, dan had ik het hem kunnen ver geven. We hebben allemaal onzen studenten tijd doorgemaakt, Maar het was hier een ge val van speelschuld. Zooals gewoonlijk liet hij weer niet veel los en behandelde de heele geschiedenis of het een niemendalletje was. Op mijn vraag of hij dan niet wist, dat onze familie niet rijk was. maar integendeel tot den armen, maar eerlijken landadel moest worden gerekend, antwoordde hij dat die tien duizend pond er in ieder geval waren en dat voor de eer van de familie de schuld betaald moest worden. Dit laatste was ik volkomen met hem eens, maar ik hielp hem uit den waan, dat ik niet zoo maar over dat geld te beschikken had. Mijn eenige uitkomst was. dat ik gebruik maakte van het crediet, dat ik nog bij verschillende bankinstelingen be zat, maar ik begreep tegelijkertijd, dat ik weer eenige jaren noodig zou hebben voor ik deze som zou hebben terugbetaald. Ten einde raad trof ik met je vader een schik king, waarbij ik mij verplichtte, binnen een week het geld aan hem over te maken, maar van zijn kant moest hij er in berusten, dat van zijn erfdeel zou worden afgehouden de helft van de som, die hij aan de speelbank of aan een der bezoekers van deze Instel ling, dat is mij nooit duidelijk geworden, schuldig was. (Wordt vervolgd)'.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9