O/manrm
JONGENSBOEKEN
Haarlem's Kunstbezit.
Gr. Houtstraat 128 Haarlem
PRACHT COLLECTIE FEESTGESCHENKEN
WOENSDAG 2 DECEMBER 1936
HAARDE M'S DAGBLAD
9
HET TOONEEL.
Amsferdamsche Tooneelvereeniging
Een vrouw in haar bloei.
Denys Amiel behandelt in La Femme en
Fleur, welk stuk door de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging onder den titel Een Vrouw
in haar Bloei wordt gespeeld, hetzelfde gege
ven als ongeveer 30 jaar geleden Maurice Don-
nay in L'autre Danger heeft gedaan. Amiel
plaatst een jongen man van bijna 30 jaar tus-
schen moeder en dochter, de moeder, een
vrouw van groote charme van 38, de dochter,
een modem, wat hard en zakelijk meisje van
20 jaar. In dezen strijd wint de moeder het
van de dochter; Pierre Vignal, de jonge man,
voelt zich op den duur het meest aangetrok
ken tot de rijpere vrouw, de vrouw in haar
bloei, niet alleen om haar natuurlijke char
mes maar ook om haar innerlijk, dat zoo ge
heel bij hem past. De dochter, die intuïtief
voelt, dat zij de liefde van Pierre verliest, ver
breekt vrijwillig haar verloving en trouwt
met een ander, daarmee den weg vrijmakend
voor haar moeder, voor wie na een huwelijk
zonder geluk en vreugde, een nieuw leven be
gint met den man, die haar lief heeft.
Het is min of meer een précair onderwerp,
omdat hier de strijd gaat tusschen moe del
en dochter en het stuk zou allicht daarop zijn
gestrand en door het publiek zijn afgewezen,
wanneer Amiel dit gegeven niet zoo bijzonder
fijn, zoo kiesch en subtiel had behandeld.
Valentine Salvat, de moeder, is zich haar
liefde voor Pierre Vignal in het begin zelfs
in het geheel niet bewust; het is Huguette,
de dochter, die haar de oogen opent en in
haar eigen innerlijk doet schouwen, wanneer
zij haar verloving met Pierre Vignal verbreekt,
omdat zij gevoeit, dat zij zijn liefde verloren
heeft. Dan pas komt Valentine tot de ontdek
king, wat dit ook voor haar beteekent. Het
bijzijn van Pierre had ook haar leven rijker
en mooier gemaakt en haar liefde voor dezen
jongen man dringt van het onderbewuste naar
het volle licht, zoodra het haar klaar wordt,
dat zij hem nooit meer zal zien. Eerst wan
neer Pierre Vignal geheel vrij is en de dochter
door haar huwelijk niet meer tusschen hen
staat, opent zich de weg tot het geiuk voor
Valentine.
Psychologisch is het zeer zuiver gezien van
den schrijver, dat hij Huguette, de dochter,
intuitief laat gevoelen, van welken kant het
gevaar dreigt en door wie zij de liefde van
Pierre verliest. Men zou kunnen zeggen, dat
zij dit gevaar wat al te spoedig speurt, want
zij ziet reeds in haar moeder een rivale, voor
dat Valentine daar ook maar eenige reden
toe geeft. Valentine heeft een groote charme
voor mannen, maar zij heeft die charme nooit
misbruikt. Integendeel zelfs. Zij is haar man
in haar huwelijk altijd trouw geweest en er
is bij haar geen spoor van koketterie of raffi
nement. Juist daardoor is het mogelijk, dat
Pierre, de eerste man, dien zij werkelijk lief
krijgt, een zoo grooten invloed op haar krijgt.
De liefde van Valentine voor Pierre bloeit on
bewust op, zij ontstelt er zelfs van, wanneer
haar die plotseling ontdekt wordt, maar die
liefde groeit dan ook fel en hevig wanneer
Huquette eenmaal vrijwillig is heengegaan.
Wel. staan moeder en dochter dat is een
heel belangrijk element in dat dramatisch
zeer sterke stuk scherp tegenover elkaar,
wanneer Huguette in haar meedoogenlooze
hardheid haar moeder verwijt, dat deze
een vrouw toch nog in het volle bezit van al
haar charmes en bekoorlijkheden recht ook
op het volle leven meent te hebben. Bij Hu
guette" is het zelfverdediging, omdat zij haar
geluk in gevaar voelt; Valentine echter zich
onbewust nog van haar liefde voor Pierre
ziet in dit optreden van haar dochter onnoo-
dig'ë hardheid en harteloosheid- en verdedigt
zich daarom met alle temperament en harts
tocht van een vrouw," die meent nog recht
op geluk te hebben.
Denys Amiel heeft dit gegeven prachtig
uitgewerkt in een stuk, dat aldoor boeit en
voortreffelijk tooneel is. De scènes tusschen
moeder en dochter zijn zeer subtiel geschre
ven en toch sterk dramatisch en slechts één
maal namelijk, wanneer Valentine zich
haar liefde voor Pierre bewust woi-dt en zich
tegenover Huguette al te veel bloot geeft
kunnen wij Valentine niet geheel aanvaar
den. Misschien zou dit bij meer tempering
van het spel door Loudi Nyhoff, die zich in
dit tooneel te veel liet gaan, niet zoo sterk
zyn opgevallen. Het was het eenige oogen-
blik, waarop wij -ons even van de moeder
afwendden, omdat zij ons antipathiek werd.
Maar hoe fijn en teer, heeft Amiel overigens
aldoor de gesprekken weten te houden, hoe
zuiver en rein staan de verschillende figuren
in dit stuk tegenover elkander. Het is daar
door vooral, dat Een Vrouw in haar Bloei
door het publiek, ondanks het precair ge
geven, aanvaard wordt niet alleen, maar
zelfs een zeer groot sucecs heeft.
Ook door de door van Dalsum geleide
voortreffelijke voorstelling, welke de Am
sterdamsche Tooneelvereeniging er van
geeft. In het begin vreesden wij er door
de zwakke bezetting van enkele bijrollen
even voor, maar zoodra het spel zich ont
wikkelde tusschen de 3 hoofdpersonen
Loudi Nyhoff. Tatia Wyma en Paul Storm,
boeide de voorstelling in hooge mate en
voerde de actie in haar dramatische ontwik
keling ons mee, ons aldoor vasthoudend tot
het zeer mooie slot toe.
De groote verrassing in deze voorstelling
was het spel van Tatia Wyma in de rol van
Huguette. Deze nog zeer jeugdige actrice, die
Wij behalve bij het eindexamen van de
•tooneelschool nog niet in een belangrijke
rol zagen, heeft de zeer moeilijke figuur van
Huguette heel zuiver en volkomen doorleefd
gespeeld. Misschien zou men kunnen zeg
gen, dat zij meer een Hollandsch dan een
Fransch meisje was en zij haar in het- be
gin wat onnoodig hoekig en hard maakte,
maar Huguette bloeide in dit spel van Tatia
Wyma hoe langer hoe meer voor ons open
en in het tweede bedrijf was zij in de .ge
sprekken, eerst met Pierre en later met
haar moeder, kortweg subliem. Ontroerend
was zij in haar houding tegenover haar moe
der en de telkens wisselende nuances in haar
rol gaf zij verrassend zuiver en diep door
voeld weer. Tatia Wyma heeft de haar ge
boden kans prachtig benut en zich met deze
rol in de rij van onze beste jonge actrices
geplaatst.
Loudi Nyhoff was Valentine welk een
grootsche rol zou dit ook voor Else Mauhs
zijn geweest en zij was dit met alle na
tuurlijke charme en distinctie, die deze
vrouw bezitten moest Loudi Nyhoff speelde
de rol met mcoie schakeering, hartstochte
lijk in haar verlangen om nog eenmaal jong
te zijn, diep smartelijk in de ontdekking van
de reden, waarom Huguette in haar een
vijandin ziet en met volle overgave en stra
lend geluk aan het slot, wanneer de poorten
van het geluk voor haar open gaan.
Paul Storm was Pierre Vignal en het is
van hem een der beste rollen, die wij tot nu
toe van dezen acteur gezien hebben, gewor
den.
Paul Huf gaf sterk relief aan de figuur
van Paul Salvat, een kleine rol, welke door
zijn spel zeer belangrijk werd.
Het stuk van Denys Amiel is door het
Amsterdamsche publiek zeer enthousiast
ontvangen, een verheugend bewijs, dat er in
de hoofdstad nog belangstelling is voor goëd
tooneel.
J. B. SCHUIL.
Theo Frank. Sunny West.
Wouter Walden. Pech met de Boemerang.
Walter Tomson. Jongens van de Evenaar.
(Uitgave: Gebr. Kluitman, Alkmaar)
Jaren, voordat het woord „ordening" een
politieken klank had gekregen, hadden de uit
gevers en de boekhandel in Nederland reeds
het plan de uitgave van kinderboeken te or
denen, omdat er elk jaar tegen St. Nicolaas
veel te veel boeken verschijnen. Men wilde
niet meer of minder dan de uitgave van jon
gens- en meisjesboeken een of twee jaar stop
zetten, maar het is er niet van gekomen en di
stroom van boeken voor de jeugd is onver
minderd blijven doorstroomen en stroomt nog
steeds. Op mijn lessenaar hebben deze weken
weer heel wat nieuwe jongensboeken ter be
spreking gelegen en zij vormen nog maar een
heel klein deel van den nieuw verschenen
stapel.
Theo Frank is de schrijver van cowboy
verhalen en wij weten al van te voren, dat wij
met hem op de een of andere ranch aan de
grens van Mexico komen te zitten. Het gaat
ei- meestal woest toe tusschen de cowboys, de
.punchers" en de „rustlers", of te wel de vee
dieven en in geen verhalen voor jongens zijn
de menschen zoo gauw klaar met hun revol
vers als in die van Theo Frank. In Sunny
West komen wij dat spreekt vanzelf
ook op een ranch, maar de schrijver weet nu
een aardige afwisseling in zijn cowboy-verhaal
te brengen, door Sunny West naar het militaire
college te Santa Fé, een soort kostschool, waar
de jongens militair gedrild worden, te sturen
en van zoo'n school zijn lezers het een en
ander te vertellen. Lang houdt Sunny West
het op dat college niet uit en als hij om
den goeden naam van zijn vader te verdedi
gen een anderen jongen wat te hardhandig
«gen den grond heeft geslagen, vlucht hij met
zijn vriend Jimmy en die vlucht biedt Theo
Frank de gelegenheid alle cowboys, punchers,
Mexicaansche bandieten, en wie er verder in
die streken wonen op te roepen om een ver
haal van het bekende soort in elkaar te zet
ten. Natuurlijk zijn de jongens in Nieuw
Mexico mannetjes-putters en beleven zij
avonturen op hun vlucht, waarvan jongens
uit Haarlem of Purmerend zelfs niet droomen.
Gevechten met Mexicaansche bandieten, jacht
op veedieven, tochten op wilde paarden, en
Jimmy, oud 15 jaar, bestuurt een gestolen
auto met woeste vaart langs afgronden, dat
je ervan zit te beven en rillen, als je er alleen
maar van leest.
Zooals vele volwassenen een voorliefde heb
ben voor Tom Mix op het witte doek. zullen
vele jongens met gloeiende wangen lezen van
de avonturen van Sunny West en zijn vriend
Jimmy. Theo Frank schrijft vlot en levendig
en als je hem gelooven wilt, gaat het daar
in Nieuw Mexico even woest toe als op het
witte doek. Controleeren kunnen wij hem niet
en wij zullen het dus maar aannemen, dat het
zoo is. Voor jongens is het in ieder geval
spannende, soms zelfs opwindende lectuur,
die bij velen de lust zal wekken ook nog eens
cowboy te worden, waar voorloopig piet veel.
kans op bèstaat, waarom die lectuur on
danks de vele vechtpartijen niet veel kwaad
zal stichten.
In Pech met de Boemerang zitten wij in
Wijk aan Zee, wat dichter bij huis is. Wouter
Walder laat er eenige jongens in de vacantie
logeeren, die de badplaats in opschudding
brengen met een zelf gemaakten zeilwagen.
Wanneer nu nog een Amsterdamsch rijk ban
kierszoontje met een zeilwagen komt, die
ook door een motor kan worden voortbewogen,
wordt het strand bij Wijk aan Zee een ren
baan voor zeilwagens. Wouter Walden vertelt
er opgewekt van en weet ook het pensionleven
op zoo'n kleine Hollandsche badplaats monter
en vroolijk te beschrijven. Dit is nu eens een
gewoon vacantie-verhaal zonder opge
schroefde romantiek, zonder onderaardsche
gangen zelfs en Wouter Walden bewijst, dat
ook zonder dit alles een jongensboek leesbaar
en voor de jeugd amusant kan zijn.
Walter Tomson is vermoedelijk een Ameri
kaan. want een Hollandsche schrijver zou
van de twee mannen, die in Afrika aan den
evenaar wonen en van wie verteld wordt in
lllilil!l|l!llll!!llllll'll|l!l!ll!llil!lli|l!rill!Willlllllilli!lllllll!llll!!':!llllllll;llilllll|!|l'li!l!lllji!llil!lll:lll!!llllll!!ll!!il!ll"ID
Portretten, door Jan Toorop
in het Bisschoppelijk Museum.
Na de vorige week iets over de portretten
door Jan Veth geschreven te hebben, kunnen
wij enkele opmerkingen over die door Jan
Toorop daarbij laten aansluiten. In het Bis
schoppelijk Museum in de Jansst'-aat kan men
er een tweetal uit zijn lateren t^d bewonde
ren, namelijk dat van Monseigneur Callier,
den voorlaatsten Haarlemschen bisschop, en
dat van Monseigneur Hensen, kanunnik van
het kapittel, professor te Warmond en zeer
kunstzinnig geleerde.
i'oorop en vetn zijn wei zeer aan elkaar
tegengestelde naturen geweest. Toen zij als
jongelui elkaar omstreeks 1880 op de Akademie
leerden kennen bestond dat verschil waar
schijnlijk al door de zeer verscheiden oor
sprong hunner levens. Veth kwam uit een
geprononceerd provinciaal protestantsch
milieu, was geboren in de romantiek van het
Indische landschap, uit ouders van verschil
lende nationaliteit. Bij het ouder worden
zouden die verschillende uitgangspunten
steeds duidelijker merkbaar worden, doch
waardeering voor elkander zou steeds blijven
bestaan.
In Toorop's levenswerk kan men, zou men
bijna zeggen, al wat in het laatste kwartaal
der negentiende eeuw in de schilderkunst
gistte en tot uiting kwam als in een spiegel
terug vinden. Toegankelijk voor alles wat in
die jaren harten en hoofden der kunstzinnige
jeugd bevatten ging, nam Toorop aan schier
iedere beweging met telkens nieuwen harts
tocht deel en, wat in dit geval het bijzondere
is, nam in iedere beweging door zijn rijke
begaafdheid telkens een opvallende plaats
in. Wat uit zijn handen kwam was telkens
weer iets bijzonders, zijn aangeboren geniali
teit verloochende zich nergens of hij zien
nu op zuiver picturaal of op décoratief oi
anders aanverwant terrein bewoog. An
ders dan de zoo bedachtzame Jan Veth,
ging Toorop te werk: terwijl de eerste nog
schifte en pluisde en zijn zekerheden lang
zaam op elkaar stapelde, liet Toorop alïe
emotie ongehinderd op zich inwerken en nam
links en rechts daaruit, wat tot schepping
van kunstwerk aanleiding kon geven.
het boek „Jongens van de Evenaar" waar
schijnlijk wel Hollanders inplaats van Ame
rikanen hebben gemaakt. Walter Tomson
voert zijn jeugdige lezers naar de Westkust
van Afrika en later naar het gebied van de
Congo en de pygmeeën, waar een Amerikaan-
sche zendeling en zijn vriend te midden van
de negers werken. Hij beschrijft op eenvou
dige manier het leven der negers en neger
kinderen aan de rivier de Gaboen en omdat
dit op zichzelf reeds belangwekkend genoeg
is, behoeft hij er geen wonderlijke avonturen
bij te verzinnen. Zooals de auteur het be
schrijft, zoo zal het in werkelijkheid ook wel
zijn en het is aardig om er van te lezen,
vooral als Teddy, een der 2 hoofdpersonen
door zijn orgeltje de negers in den waan
brengt, dat hij een bovennatuurlijk wezen is.
Verklaarbaar is dit zeker. Werd ik zelf, 30
jaar geleden niet door Dajakkers eens voor
een wonderman aangekeken, toen ik in hun
dorp in de Westerafdeeling van Borneo voor
het eerst een gramophoon liet spelen?
Een boek waarin op onderhoudende wijze
verteld wordt van het leven in Afrika, zon
der dat er nu eens in gevochten en gemoord
wordt
J. B. SCHUIL.
Verder ontvingen wij ter bespreking:
Th. Joh, de Groot. De Zwarte Zeeroover
(uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar).
Piet H. de Wit. Twee Jongens in een Ha
venstad (uitg. N.V. Hollandia-Drukkerij,
Baarn).
Chr. van Abcoude. Het verlaten Huis (uitg.
van Holkema en Warendorf, Amsterdam).
T. R. I. Oehmke. Waar Kris en Klewang
dreigden (uitg. Noord-Hollandsche Uitgevers
Mij. Amsterdam.)
MUZIEK
Kunstavond van de „Ver.
van Jong-Hervormden".
Van de leden dezer jonge vereeniging zagen
wij reeds eenigen op het podium, die van het
beste gaven wat zij in zich hadden. Bij sommi
gen was het natuurlijke aanleg, bij anderen
het resultaat van lange studie, maar bij allen
toch heerschte de overtuiging, dat men in het
belang der gemeenschap te geven had, waar
over men beschikte, en zoo kwam er een pro
gramma tot stand, dat er lang niet slecht uit-
ig.
Maai" de V. V. J. H. had daarenboven beslag
weten te leggen op „Overveen's Dameskoor",
dat zich onder leiding van mej. Cor Igesz reeds
eenige malen heeft doen kennen als een vo
caal ensemble, waarnaar men met meer dan
gewone belangstelling luistert.
Onder de eerstbedoelde solisten noemen wij
mevr. BroekhuizenDe Smalen, die blijk geeft,
het ernstig met de zangstudie te meenen en
zich daarom stelt onder uitnemende leiding.
Het moment evenwel om zich in het openbaar
te doen hooien, is nog niet aangebroken, maar
de goede wil, om naai- vermogen bij te dragen,
zal hebben overheerscht, en die wil is een
niet te onderschatten factor. Mej. Bep van
Andel heeft niet alleen reeds haar welluiden
de altstem in haar macht, maai- zij beseft ook,
dat men Hugo Wolf zingt niet uitsluitend ter
wille van den mooien klank. In „Verborgen
heid" en in „Ueber Nacht" klonken sentimen
ten, die voor velen, die ijverig de noten bestu-
deeren, verborgen blijven. En in de liederen
van Dvorsjak, die in grooten, stralenden
klank moeten worden gezongen, was reeds
iets van die blijde welluidendheid, die op zich
zelf füreeds in staat is om den hoorder te ver
heugen.
De heer A. H. Schouten had de pianopartijen
voor zijn rekening genomen. Dat was, met een
werk van Beethoven (Fallstaff-variazionen)
en twee van Liszt een veelomvattende taak,
waarbij wij hem gaarne een vleugel ins tee van
de piano hadden toegewenscht. Nu moest er,
vooral bij Liszt, veel achter blijven in de kast
van het instrument. Ook kon men met den pia
nist verschillen van meenïng of de „Années
de pélérinage" wel heel geschikt zijn, om voor
een zoo uiteenloopend gezelschap uitgevoerd te
worden. Deze zuiver mediteerende muziek bij
Petrarca's sonnetten had op het programma
wel een goede plaats gekregen na de liederen
van Wolf, maar zij eischt toch een langere
voorbereiding van de sfeer, ook al omdat
Liszt's romantiek niet meer in onze dagen kan
gelden als gemeengoed. Met Beethoven echter
deed de heer Schouten een goede keuze, en de
aanwezigen reageerden daarop ook zeer dui
delijk.
Als strijkinstrument was de viool vertegen
woordigd met Correlli's „La Folia" en Brahms'
sonate in A. Het spel van mevr. Agatha AI-
phenaarBoxs heeft mij het meest voldaan in
Meer dan Veth was Toorop misschien ar
tiest in dien breeden zin van het woord, die
een vloeiend scheppen boven bedachtzamen
arbeid stelt: doch wanneer beiden op hun best
waren, konden zij elkaar als gelijken de hand
reiken.
Een dergelijke natuur, met zoo groote ont
vankelijkheid, gepaard aan een verwonderlijk
groote potentie der vingers, moest in die voor
de kunst belangrijke jaren tusschen achttien
tachtig en den oorlog wel een rijk leven bezit
ten. Na de akademiejaren trekt hij naar
Brussel, waar zijn neiging voor het socialisme,
zijn humanitaire ideeën geboren worden. Hij
is daar samen met Antoon Derkinderen. Later
gaat hij naar Londen, trouwt in Brussel met
een Engelsche, miss Hall, komt dan naar
Holland, eerst in Katwijk, later in Den Haag.
veel later in Domburg. Hij is voortdurend in
beweging, lichamelijk zoowel als geestelijk
Het symbolisme der negentiger jaren vindt
in Toorop den grootsten verbeelder en het
blijkt waarschijnlijk dat. artistiek gesproken,
die periode van zijn arbeid ook voor de kunst
historie de belangrijkste, de meest bijzondere,
eigene zal blijven.
Een en ander voerde Toorop als vanzelf
naar het Katholicisme, waartoe hij dan ook
officieel in 1905 overging. Hij heeft de Ne-
derlandsche Katholieke kunst sinds dien ver
rijkt met tallooze werken, die nn die aan tra
ditie! gehechte sfeer wel eens oppositie heb
ben gevonden, maar anderzijds school ge
maakt en jongeren weer beïnvloed hebben
tot verder gaanden arbeid.
Het portret van Professor Hensen is 1911
gedateerd. Het is dus uit de periode waarin
Toorop de Apostelkoppen teekende en gaat
vooraf aan het prachtig portret, door Toorop
van Alphons Diepenbrock gemaakt. In het
protest van den Haarlemschen geestelijke
geeft Toorop Jan Veth niets toe in fijne door
doordringendheid in het model en is zijn
schrift, zijn factuur bovendien voorzien van
de losheid, de ongedwongenheid, die Veth
maar zeer zelden bereikte. Doch wanneer men
dit plaatje naast het portretje van den ouden
Israels van verleden week legt, zal men in
beide groote Hollandsche portrettisten een
overeenkomst kunnen ontdekken, die niet im
mer voor de hand lag: er spreekt bij beiden
de groote eerbied voor het vak van den teeke
naar. maar tegelijkertijd voor het model uit.
Toen Toorop in Maart 1928 stierf had hij dus
bijna een kwart eeuw aan den wederopbloei
van een jong-Kathólieke kunst kunnen mede-
(s Sigarenhandel
SIGAREN:
LUXE KISTJES, inh. 10. 25 of 50 SIGAREN
vanaf 0.60 PER KISTJE
LUXE ASSORTIMENTKISTEN
inh. 25, 50 of 100 DIVERSE SIGAREN
vanaf 1.50 PER KIST
IMPORT-SIGAREN:
MANILLA SIGAREN vanaf 7 cent per stuk
BRAZIEL SIGAREN 10 cent per stuk
HAVANA SIGAREN 35 cent per stuk
HOLLANDSCHE en IMPORT CIGARETTEN
ALLE COURANTE MERKEN, OOK IN VER
PAKKINGEN VAN 50 EN 100 STUKS.
9
Tabakspijpen Sigaren- en Cigarettenpijpjes
Aanstekers en andere rookersbenoodigdheden
RUIME KEUZE IN DIVERSE PRIJZEN.
(Adv. Ingez. Med.)
het middendeel der sonate. Hier was het sa
menspel met mej. Bets Nederkoorn verras
send. Corelh kwam in de vioolpartij niet geheel
uit de verf. al was ook hier tegen 't slot al veel
te voorschijn dat voorbereidde op de mooie
dingen bij Bramhs.
Bets Nederkoorn speelde ook de pianopartij
van Schubert's Duitsehe Dansen in bewerking
voor vrouwenkoor. Aan Cor Igesz en haai- uit
gelezen schare onze hartelijke felicitatie, Wat
Schubert, en door hem de pianiste legde in
den klank der piano, gaf het koor weer in den
zang.
Keurig in alle opzichten, en hoogfljn vooral
van opvatting. En met Peter Cornelius (Fragst
du mit den Augelein) overtroffen de leidster
en haar koor zic'h zeiven.
Eén van Schubert's dansen (op Franschen
tekstj zou stellig een da capo hebben uitge
lokt, wanneer de tekst niet de heeren in de
zaal zoo had ontstemd. Denk eens aan: „Le
coeur des hommes est volage" en „II n' aime
que pour un instant", en 't was zeker geen toe
val, dat er zooveel ondeugende blikken van het
podium in de zaal werden geworpen. Maar wat
denken de dames van „La donna mobile
com' una penna"? Deze beweeglijkheid der da
mes is er niet een met de voeten alleen!
G. J. KALT.
MUZIEK.
CONCERT DER H. O. V.
Charles van Isterdael was de solist op het
Dinsdagavondconcert van 1 December. Een
instrumentalist van beteekenis: dat weten
allen, die hem als solocellist van het Resi
dentie-orkest een functie die hij van de op
richting dezer instelling af vervulde hebben
leeren kennen, b.v. uit zijn voortreffelijke ver
tolking van de zoo uiterst moeilijke soloviolon-
celpartij in R. Strauss' „Don Quixote" dat
weren ook vele anderen, die hem als solist of
als kamermuziekspeler hoorden. Ook in Haar
lem en omgeving is hij als zoolanig een goede
bekende en een steeds welkome verschijning
op het podium. Daarom heeft men hem gis
teren met groote hartelijkheid begroet. En
men heeft weer kunnen genieten van de
warmte en zwier van zijn spel in Boëllmann's
lii'miiMiiii
arbeiden en in onze stad zelfs belangrijk werk
in de nieuwe Sint Bavo kunnen afleveren. Na
veel rumoer, geschrijf en gepraat rondom zijn
figuur bij zijn verscheiden is de stilte geval
len, die ondanks alles in dezen tijd opmerke
lijk blijft. Want figuren van zijn veelzijdige
potentie, van zoo ruime toegankelijkheid
voor alles wat het leven aan onverwachts en
nieuws aanbiedt, van zoo c.urieuse belezen
heid en intuïtieve wijsheid, zullen altijd en
overal in de kunst zeldzaam blijven en het is
wel een beetje triest dat nu pas door die
quaesties over het Haagsclie monument, dat
John Radecker te zijner nagedachtenis maak
te, zijn naam weer op de lippen en in de
kranten verscheen.
Ook met dezen belangwekkenden mensch
heeft schrijver dezes vaak te maken gehad en
hij heeft kunnen opmerken hoe er van alles
in die buitengewone figuur besloten lag. Hij
kon kinderlijk naïef en tegelijk kinderlijk
slim zijn en zijn ijdelheid was even onschul
dig als zijn listigheid ongevaarlijk. En die
eigenschappen, die bij anderen absoluut te
verwerpen zouden zijn geweest, bleven bij
hem onaantastbaar omdat bij hem ten slotte
alles eindigde met een lach, met dien breeden
gullen lach op den faunskop dien hij nu een
maal had, maar dien hij bovendien zorgvuldig
in stand hield en met een grooten witten
flapdas gaarne nog markeerde. Waar hij
kwam viel hij op. In het Concertgebouw, op
artistenfeesten, overal waar velen bijeen
waren viel zijn hoog gestalte met den kop
van den Oosterling onmiddellijk in het oog
en hij ondervond daarin een stil geluk. Zoo
zie ik hem nog voor mij in de pauze in het
Concertgebouw, als hij, omstuwd door be
wondering, zich door de wandelgangen be
woog. Dat was zoo omstreeks 1900. Later is
hij veel meer teruggetrokken gaan leven: eerst
in Nijmegen, later weer in Den Haag, waar hij
gestorven is. Zijn levensbeschrijving zou een
interessante bijdrage tot de kennis der Hol
landsche kunsthistorie in het algemeen kun
nen opleveren. Want hooggeschat door zijn
tijdgenooten is hij voor iedere jonge generatie
hier te lande langen tijd de mentor geweest
naar wien geluisterd werd en tevens de vlag,
waarmee ieder nieuw scheepje naar zee toog.
In één woord: een unieke verscheinlng in de
kunst de laatste vijftig jaar. voor wien ook
de stad Haarlem een zekere beteekenis heeft
gehad.
J. H. DE BOLS.
„Variations symphoniques" en van zijn fraaie
toongeving en de staaltjes van zijn meester
lijk technisch kunnen in Tartini's Concert.
De volgorde dezer beide werken was anders:
het Concert werd vóór de Variations sympho
niques uitgevoerd. Van dit werk heeft mij het
meest het Grave getroffen. Dit sublieme stuk
muziek zou een J. S. Bach waardig geweest
zijn. Het gedeelte, waar de solostem zich be
weegt boven een orgelpunt der gedempte
strijkers is wel een der mooiste momenten die
de cellolitteratuur kan bieden en de vertol
king van dit ook door het orkest schier vol
maakt gespeelde Grave maakte dan ook die
pen indruk. Het daaraan voorafgaande Alle
gro moderato, welks stijve contouren door de
eenigszins onrythmische weergave niet weg
genomen konden worden, voldeed slechts ma
tig en het opgewekte Finale-Allegro vertelde
ons ook niet veel belangrijks. De cadensen, die
Van Isterdael in de twee snelle hoofddeelen
speelde, waren hoofdzakelijk op technische
schittering berekend. De eerste daarvan liet
weinig samenhang, slot of zin hooren; de
tweede deed staaltjes van prachtig staccato
in de opstreek bewonderen, maar viel door de
chromatische harmonie-opvolgingen, wel wat
uit den stijl van Tartini. In Boëllmann's Va
riaties hoorden we Van Isterdael öp volle
kracht, hetgeen niet verhinderen kon. dat de
solopartij nu en dan in de zware orkestratie
onderging. Het werk is tientallen van jaren
een lievelingsstuk der cellisten geweest, en
heeft ondanks enkele nu wat verouderd klin
kende wendingen nog veel, dat den hoorder
bekoort en boeit. Een warme melodiek, mooie
instrumentale combinaties en een interessan
te en goed doordachte structuur, die eenigs
zins aan .die van César Franck's Variations
symphoniques voor piano en orkest herinnert
kan men er in vinden, en deze goede eigen
schappen zullen Boëllmann's werk voorloopig
nog wel voor vergetelheid bewaren.
Het orkest opende den avond met, de
Leonore-Ouverture no. 3, waarvan de vertol
king leed onder de onvolmaakte stemming der
blaasinstrumenten. De trompetsolo klonk wat
te sterk, de fluitsolo was daarentegen gedeel
telijk onhoorbaar. Ook liet de gelijkheid der
strijkers kort voor de Stretta te wenschen
over. Mendelssohn's geniale Sommernachts-
traum-muziek vormde het slot en bracht mij
den boosaardigen onzin, die omtrent dezen
hoogbegaafden componist in den laatsten tijd
van zekere zijde gelanceerd is en nog wordt,
in herinnering. Een van die calomnieën be
weert o.a. dat Mendelssohn slechts een pla
giaatjager was. Men hoore de volstrekt oor
spronkelijke en nog ongeëvenaarde Ouverture
van den 17-jarige, die dit alleen al weerlegt;
men hoore de andere stukken, die hij op later
leeftijd schreef, het tintelende Scherzo, de
Nocturne met haar prachtige, weelderige or
kestratie en het thema, dat men in het An
dante van Brahms' eerste Strijkkwartet op.
88 terugvindt om tot een juiste waardeering
van die lasterpraat te geraken. De vertolking
was veelszins goed, ook wat de solohoornpartij
in de Nocturne betreft.
K. DE JONG.
SINT NICOLAASFEEST VEREENIGING
„ONDERLING GENOEGEN".
De vereeniging „Onderling Genoegen" gaf
dezer dagen in de groote zaal van het Ge
meentelijk Concertgebouw haar 28ste Sint-
Nicolaasfeest.
Een muziekcorps bracht de goede stem
ming er in. Toen de goede Sint op zijn
schimmel en zwarte Piet de zaal binnen-
kamen, klonk een daverend gejuich. Gerui-
men tijd vertoefde St.-Nicolaas met Piet
tusschen de kinderen. Daarna werd een aar
dig programma afgewerkt.
Met veel belangstelling werden de verrich
tingen van een „slangenmensch" gevolgd.
Daarna werd opgevoerd „Jan Oliebol", spe
ciaal voor dit feest geschreven door den heer
E. de Wandeler en onder zijn leiding opge
voerd door Necrland's Jeugd Ensemble.
Hee' dikwijls daverde een lachsalvo door
de zaal wanneer „Jan" weer een van zijn
guitenstreken uithaalde. In de pauze werden
de kinderen getracteerd op chocolademelk en
speculaas, waarna het 3e bedrijf van Jan
Oliebol werd opgevoerd.
Na afloop vroeg de voorzitter den kinde
ren hoe zij het ais gasten van „Onderling Ge
noegen" gehad hadden, waarop uit ruim vier
honderd kindermonden een opgetogen ..fijn!"
weerklonk. Laat dit. zoo richtte de voorzit
ter zich tot de ouders, voor u een motief
zijn, om ons volgend St.-Nicolaasfeest dat
zal samenvallen met het dertigjarig bestaan
der vereeniging. een feest te doen zijn, nog
grootscher van opzet en uitvoering. Daarna
ging men over tot het uitreiken der cadeaux
En toen ongeveer half zeven de laatste kin
deren vertrokken waren, stond de avond-
groep reeds lang buiten te wachten.
Voor deze groep werd het zelfde programma
opgevoerd. Ook St.-Nicolaas en Piet waren
weer aanwezig