O/manrm JONGENSBOEKEN Haarlem's Kunstbezit. Gr. Houtstraat 128 Haarlem PRACHT COLLECTIE FEESTGESCHENKEN WOENSDAG 2 DECEMBER 1936 HAARDE M'S DAGBLAD 9 HET TOONEEL. Amsferdamsche Tooneelvereeniging Een vrouw in haar bloei. Denys Amiel behandelt in La Femme en Fleur, welk stuk door de Amsterdamsche Tooneelvereeniging onder den titel Een Vrouw in haar Bloei wordt gespeeld, hetzelfde gege ven als ongeveer 30 jaar geleden Maurice Don- nay in L'autre Danger heeft gedaan. Amiel plaatst een jongen man van bijna 30 jaar tus- schen moeder en dochter, de moeder, een vrouw van groote charme van 38, de dochter, een modem, wat hard en zakelijk meisje van 20 jaar. In dezen strijd wint de moeder het van de dochter; Pierre Vignal, de jonge man, voelt zich op den duur het meest aangetrok ken tot de rijpere vrouw, de vrouw in haar bloei, niet alleen om haar natuurlijke char mes maar ook om haar innerlijk, dat zoo ge heel bij hem past. De dochter, die intuïtief voelt, dat zij de liefde van Pierre verliest, ver breekt vrijwillig haar verloving en trouwt met een ander, daarmee den weg vrijmakend voor haar moeder, voor wie na een huwelijk zonder geluk en vreugde, een nieuw leven be gint met den man, die haar lief heeft. Het is min of meer een précair onderwerp, omdat hier de strijd gaat tusschen moe del en dochter en het stuk zou allicht daarop zijn gestrand en door het publiek zijn afgewezen, wanneer Amiel dit gegeven niet zoo bijzonder fijn, zoo kiesch en subtiel had behandeld. Valentine Salvat, de moeder, is zich haar liefde voor Pierre Vignal in het begin zelfs in het geheel niet bewust; het is Huguette, de dochter, die haar de oogen opent en in haar eigen innerlijk doet schouwen, wanneer zij haar verloving met Pierre Vignal verbreekt, omdat zij gevoeit, dat zij zijn liefde verloren heeft. Dan pas komt Valentine tot de ontdek king, wat dit ook voor haar beteekent. Het bijzijn van Pierre had ook haar leven rijker en mooier gemaakt en haar liefde voor dezen jongen man dringt van het onderbewuste naar het volle licht, zoodra het haar klaar wordt, dat zij hem nooit meer zal zien. Eerst wan neer Pierre Vignal geheel vrij is en de dochter door haar huwelijk niet meer tusschen hen staat, opent zich de weg tot het geiuk voor Valentine. Psychologisch is het zeer zuiver gezien van den schrijver, dat hij Huguette, de dochter, intuitief laat gevoelen, van welken kant het gevaar dreigt en door wie zij de liefde van Pierre verliest. Men zou kunnen zeggen, dat zij dit gevaar wat al te spoedig speurt, want zij ziet reeds in haar moeder een rivale, voor dat Valentine daar ook maar eenige reden toe geeft. Valentine heeft een groote charme voor mannen, maar zij heeft die charme nooit misbruikt. Integendeel zelfs. Zij is haar man in haar huwelijk altijd trouw geweest en er is bij haar geen spoor van koketterie of raffi nement. Juist daardoor is het mogelijk, dat Pierre, de eerste man, dien zij werkelijk lief krijgt, een zoo grooten invloed op haar krijgt. De liefde van Valentine voor Pierre bloeit on bewust op, zij ontstelt er zelfs van, wanneer haar die plotseling ontdekt wordt, maar die liefde groeit dan ook fel en hevig wanneer Huquette eenmaal vrijwillig is heengegaan. Wel. staan moeder en dochter dat is een heel belangrijk element in dat dramatisch zeer sterke stuk scherp tegenover elkaar, wanneer Huguette in haar meedoogenlooze hardheid haar moeder verwijt, dat deze een vrouw toch nog in het volle bezit van al haar charmes en bekoorlijkheden recht ook op het volle leven meent te hebben. Bij Hu guette" is het zelfverdediging, omdat zij haar geluk in gevaar voelt; Valentine echter zich onbewust nog van haar liefde voor Pierre ziet in dit optreden van haar dochter onnoo- dig'ë hardheid en harteloosheid- en verdedigt zich daarom met alle temperament en harts tocht van een vrouw," die meent nog recht op geluk te hebben. Denys Amiel heeft dit gegeven prachtig uitgewerkt in een stuk, dat aldoor boeit en voortreffelijk tooneel is. De scènes tusschen moeder en dochter zijn zeer subtiel geschre ven en toch sterk dramatisch en slechts één maal namelijk, wanneer Valentine zich haar liefde voor Pierre bewust woi-dt en zich tegenover Huguette al te veel bloot geeft kunnen wij Valentine niet geheel aanvaar den. Misschien zou dit bij meer tempering van het spel door Loudi Nyhoff, die zich in dit tooneel te veel liet gaan, niet zoo sterk zyn opgevallen. Het was het eenige oogen- blik, waarop wij -ons even van de moeder afwendden, omdat zij ons antipathiek werd. Maar hoe fijn en teer, heeft Amiel overigens aldoor de gesprekken weten te houden, hoe zuiver en rein staan de verschillende figuren in dit stuk tegenover elkander. Het is daar door vooral, dat Een Vrouw in haar Bloei door het publiek, ondanks het precair ge geven, aanvaard wordt niet alleen, maar zelfs een zeer groot sucecs heeft. Ook door de door van Dalsum geleide voortreffelijke voorstelling, welke de Am sterdamsche Tooneelvereeniging er van geeft. In het begin vreesden wij er door de zwakke bezetting van enkele bijrollen even voor, maar zoodra het spel zich ont wikkelde tusschen de 3 hoofdpersonen Loudi Nyhoff. Tatia Wyma en Paul Storm, boeide de voorstelling in hooge mate en voerde de actie in haar dramatische ontwik keling ons mee, ons aldoor vasthoudend tot het zeer mooie slot toe. De groote verrassing in deze voorstelling was het spel van Tatia Wyma in de rol van Huguette. Deze nog zeer jeugdige actrice, die Wij behalve bij het eindexamen van de •tooneelschool nog niet in een belangrijke rol zagen, heeft de zeer moeilijke figuur van Huguette heel zuiver en volkomen doorleefd gespeeld. Misschien zou men kunnen zeg gen, dat zij meer een Hollandsch dan een Fransch meisje was en zij haar in het- be gin wat onnoodig hoekig en hard maakte, maar Huguette bloeide in dit spel van Tatia Wyma hoe langer hoe meer voor ons open en in het tweede bedrijf was zij in de .ge sprekken, eerst met Pierre en later met haar moeder, kortweg subliem. Ontroerend was zij in haar houding tegenover haar moe der en de telkens wisselende nuances in haar rol gaf zij verrassend zuiver en diep door voeld weer. Tatia Wyma heeft de haar ge boden kans prachtig benut en zich met deze rol in de rij van onze beste jonge actrices geplaatst. Loudi Nyhoff was Valentine welk een grootsche rol zou dit ook voor Else Mauhs zijn geweest en zij was dit met alle na tuurlijke charme en distinctie, die deze vrouw bezitten moest Loudi Nyhoff speelde de rol met mcoie schakeering, hartstochte lijk in haar verlangen om nog eenmaal jong te zijn, diep smartelijk in de ontdekking van de reden, waarom Huguette in haar een vijandin ziet en met volle overgave en stra lend geluk aan het slot, wanneer de poorten van het geluk voor haar open gaan. Paul Storm was Pierre Vignal en het is van hem een der beste rollen, die wij tot nu toe van dezen acteur gezien hebben, gewor den. Paul Huf gaf sterk relief aan de figuur van Paul Salvat, een kleine rol, welke door zijn spel zeer belangrijk werd. Het stuk van Denys Amiel is door het Amsterdamsche publiek zeer enthousiast ontvangen, een verheugend bewijs, dat er in de hoofdstad nog belangstelling is voor goëd tooneel. J. B. SCHUIL. Theo Frank. Sunny West. Wouter Walden. Pech met de Boemerang. Walter Tomson. Jongens van de Evenaar. (Uitgave: Gebr. Kluitman, Alkmaar) Jaren, voordat het woord „ordening" een politieken klank had gekregen, hadden de uit gevers en de boekhandel in Nederland reeds het plan de uitgave van kinderboeken te or denen, omdat er elk jaar tegen St. Nicolaas veel te veel boeken verschijnen. Men wilde niet meer of minder dan de uitgave van jon gens- en meisjesboeken een of twee jaar stop zetten, maar het is er niet van gekomen en di stroom van boeken voor de jeugd is onver minderd blijven doorstroomen en stroomt nog steeds. Op mijn lessenaar hebben deze weken weer heel wat nieuwe jongensboeken ter be spreking gelegen en zij vormen nog maar een heel klein deel van den nieuw verschenen stapel. Theo Frank is de schrijver van cowboy verhalen en wij weten al van te voren, dat wij met hem op de een of andere ranch aan de grens van Mexico komen te zitten. Het gaat ei- meestal woest toe tusschen de cowboys, de .punchers" en de „rustlers", of te wel de vee dieven en in geen verhalen voor jongens zijn de menschen zoo gauw klaar met hun revol vers als in die van Theo Frank. In Sunny West komen wij dat spreekt vanzelf ook op een ranch, maar de schrijver weet nu een aardige afwisseling in zijn cowboy-verhaal te brengen, door Sunny West naar het militaire college te Santa Fé, een soort kostschool, waar de jongens militair gedrild worden, te sturen en van zoo'n school zijn lezers het een en ander te vertellen. Lang houdt Sunny West het op dat college niet uit en als hij om den goeden naam van zijn vader te verdedi gen een anderen jongen wat te hardhandig «gen den grond heeft geslagen, vlucht hij met zijn vriend Jimmy en die vlucht biedt Theo Frank de gelegenheid alle cowboys, punchers, Mexicaansche bandieten, en wie er verder in die streken wonen op te roepen om een ver haal van het bekende soort in elkaar te zet ten. Natuurlijk zijn de jongens in Nieuw Mexico mannetjes-putters en beleven zij avonturen op hun vlucht, waarvan jongens uit Haarlem of Purmerend zelfs niet droomen. Gevechten met Mexicaansche bandieten, jacht op veedieven, tochten op wilde paarden, en Jimmy, oud 15 jaar, bestuurt een gestolen auto met woeste vaart langs afgronden, dat je ervan zit te beven en rillen, als je er alleen maar van leest. Zooals vele volwassenen een voorliefde heb ben voor Tom Mix op het witte doek. zullen vele jongens met gloeiende wangen lezen van de avonturen van Sunny West en zijn vriend Jimmy. Theo Frank schrijft vlot en levendig en als je hem gelooven wilt, gaat het daar in Nieuw Mexico even woest toe als op het witte doek. Controleeren kunnen wij hem niet en wij zullen het dus maar aannemen, dat het zoo is. Voor jongens is het in ieder geval spannende, soms zelfs opwindende lectuur, die bij velen de lust zal wekken ook nog eens cowboy te worden, waar voorloopig piet veel. kans op bèstaat, waarom die lectuur on danks de vele vechtpartijen niet veel kwaad zal stichten. In Pech met de Boemerang zitten wij in Wijk aan Zee, wat dichter bij huis is. Wouter Walder laat er eenige jongens in de vacantie logeeren, die de badplaats in opschudding brengen met een zelf gemaakten zeilwagen. Wanneer nu nog een Amsterdamsch rijk ban kierszoontje met een zeilwagen komt, die ook door een motor kan worden voortbewogen, wordt het strand bij Wijk aan Zee een ren baan voor zeilwagens. Wouter Walden vertelt er opgewekt van en weet ook het pensionleven op zoo'n kleine Hollandsche badplaats monter en vroolijk te beschrijven. Dit is nu eens een gewoon vacantie-verhaal zonder opge schroefde romantiek, zonder onderaardsche gangen zelfs en Wouter Walden bewijst, dat ook zonder dit alles een jongensboek leesbaar en voor de jeugd amusant kan zijn. Walter Tomson is vermoedelijk een Ameri kaan. want een Hollandsche schrijver zou van de twee mannen, die in Afrika aan den evenaar wonen en van wie verteld wordt in lllilil!l|l!llll!!llllll'll|l!l!ll!llil!lli|l!rill!Willlllllilli!lllllll!llll!!':!llllllll;llilllll|!|l'li!l!lllji!llil!lll:lll!!llllll!!ll!!il!ll"ID Portretten, door Jan Toorop in het Bisschoppelijk Museum. Na de vorige week iets over de portretten door Jan Veth geschreven te hebben, kunnen wij enkele opmerkingen over die door Jan Toorop daarbij laten aansluiten. In het Bis schoppelijk Museum in de Jansst'-aat kan men er een tweetal uit zijn lateren t^d bewonde ren, namelijk dat van Monseigneur Callier, den voorlaatsten Haarlemschen bisschop, en dat van Monseigneur Hensen, kanunnik van het kapittel, professor te Warmond en zeer kunstzinnig geleerde. i'oorop en vetn zijn wei zeer aan elkaar tegengestelde naturen geweest. Toen zij als jongelui elkaar omstreeks 1880 op de Akademie leerden kennen bestond dat verschil waar schijnlijk al door de zeer verscheiden oor sprong hunner levens. Veth kwam uit een geprononceerd provinciaal protestantsch milieu, was geboren in de romantiek van het Indische landschap, uit ouders van verschil lende nationaliteit. Bij het ouder worden zouden die verschillende uitgangspunten steeds duidelijker merkbaar worden, doch waardeering voor elkander zou steeds blijven bestaan. In Toorop's levenswerk kan men, zou men bijna zeggen, al wat in het laatste kwartaal der negentiende eeuw in de schilderkunst gistte en tot uiting kwam als in een spiegel terug vinden. Toegankelijk voor alles wat in die jaren harten en hoofden der kunstzinnige jeugd bevatten ging, nam Toorop aan schier iedere beweging met telkens nieuwen harts tocht deel en, wat in dit geval het bijzondere is, nam in iedere beweging door zijn rijke begaafdheid telkens een opvallende plaats in. Wat uit zijn handen kwam was telkens weer iets bijzonders, zijn aangeboren geniali teit verloochende zich nergens of hij zien nu op zuiver picturaal of op décoratief oi anders aanverwant terrein bewoog. An ders dan de zoo bedachtzame Jan Veth, ging Toorop te werk: terwijl de eerste nog schifte en pluisde en zijn zekerheden lang zaam op elkaar stapelde, liet Toorop alïe emotie ongehinderd op zich inwerken en nam links en rechts daaruit, wat tot schepping van kunstwerk aanleiding kon geven. het boek „Jongens van de Evenaar" waar schijnlijk wel Hollanders inplaats van Ame rikanen hebben gemaakt. Walter Tomson voert zijn jeugdige lezers naar de Westkust van Afrika en later naar het gebied van de Congo en de pygmeeën, waar een Amerikaan- sche zendeling en zijn vriend te midden van de negers werken. Hij beschrijft op eenvou dige manier het leven der negers en neger kinderen aan de rivier de Gaboen en omdat dit op zichzelf reeds belangwekkend genoeg is, behoeft hij er geen wonderlijke avonturen bij te verzinnen. Zooals de auteur het be schrijft, zoo zal het in werkelijkheid ook wel zijn en het is aardig om er van te lezen, vooral als Teddy, een der 2 hoofdpersonen door zijn orgeltje de negers in den waan brengt, dat hij een bovennatuurlijk wezen is. Verklaarbaar is dit zeker. Werd ik zelf, 30 jaar geleden niet door Dajakkers eens voor een wonderman aangekeken, toen ik in hun dorp in de Westerafdeeling van Borneo voor het eerst een gramophoon liet spelen? Een boek waarin op onderhoudende wijze verteld wordt van het leven in Afrika, zon der dat er nu eens in gevochten en gemoord wordt J. B. SCHUIL. Verder ontvingen wij ter bespreking: Th. Joh, de Groot. De Zwarte Zeeroover (uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar). Piet H. de Wit. Twee Jongens in een Ha venstad (uitg. N.V. Hollandia-Drukkerij, Baarn). Chr. van Abcoude. Het verlaten Huis (uitg. van Holkema en Warendorf, Amsterdam). T. R. I. Oehmke. Waar Kris en Klewang dreigden (uitg. Noord-Hollandsche Uitgevers Mij. Amsterdam.) MUZIEK Kunstavond van de „Ver. van Jong-Hervormden". Van de leden dezer jonge vereeniging zagen wij reeds eenigen op het podium, die van het beste gaven wat zij in zich hadden. Bij sommi gen was het natuurlijke aanleg, bij anderen het resultaat van lange studie, maar bij allen toch heerschte de overtuiging, dat men in het belang der gemeenschap te geven had, waar over men beschikte, en zoo kwam er een pro gramma tot stand, dat er lang niet slecht uit- ig. Maai" de V. V. J. H. had daarenboven beslag weten te leggen op „Overveen's Dameskoor", dat zich onder leiding van mej. Cor Igesz reeds eenige malen heeft doen kennen als een vo caal ensemble, waarnaar men met meer dan gewone belangstelling luistert. Onder de eerstbedoelde solisten noemen wij mevr. BroekhuizenDe Smalen, die blijk geeft, het ernstig met de zangstudie te meenen en zich daarom stelt onder uitnemende leiding. Het moment evenwel om zich in het openbaar te doen hooien, is nog niet aangebroken, maar de goede wil, om naai- vermogen bij te dragen, zal hebben overheerscht, en die wil is een niet te onderschatten factor. Mej. Bep van Andel heeft niet alleen reeds haar welluiden de altstem in haar macht, maai- zij beseft ook, dat men Hugo Wolf zingt niet uitsluitend ter wille van den mooien klank. In „Verborgen heid" en in „Ueber Nacht" klonken sentimen ten, die voor velen, die ijverig de noten bestu- deeren, verborgen blijven. En in de liederen van Dvorsjak, die in grooten, stralenden klank moeten worden gezongen, was reeds iets van die blijde welluidendheid, die op zich zelf füreeds in staat is om den hoorder te ver heugen. De heer A. H. Schouten had de pianopartijen voor zijn rekening genomen. Dat was, met een werk van Beethoven (Fallstaff-variazionen) en twee van Liszt een veelomvattende taak, waarbij wij hem gaarne een vleugel ins tee van de piano hadden toegewenscht. Nu moest er, vooral bij Liszt, veel achter blijven in de kast van het instrument. Ook kon men met den pia nist verschillen van meenïng of de „Années de pélérinage" wel heel geschikt zijn, om voor een zoo uiteenloopend gezelschap uitgevoerd te worden. Deze zuiver mediteerende muziek bij Petrarca's sonnetten had op het programma wel een goede plaats gekregen na de liederen van Wolf, maar zij eischt toch een langere voorbereiding van de sfeer, ook al omdat Liszt's romantiek niet meer in onze dagen kan gelden als gemeengoed. Met Beethoven echter deed de heer Schouten een goede keuze, en de aanwezigen reageerden daarop ook zeer dui delijk. Als strijkinstrument was de viool vertegen woordigd met Correlli's „La Folia" en Brahms' sonate in A. Het spel van mevr. Agatha AI- phenaarBoxs heeft mij het meest voldaan in Meer dan Veth was Toorop misschien ar tiest in dien breeden zin van het woord, die een vloeiend scheppen boven bedachtzamen arbeid stelt: doch wanneer beiden op hun best waren, konden zij elkaar als gelijken de hand reiken. Een dergelijke natuur, met zoo groote ont vankelijkheid, gepaard aan een verwonderlijk groote potentie der vingers, moest in die voor de kunst belangrijke jaren tusschen achttien tachtig en den oorlog wel een rijk leven bezit ten. Na de akademiejaren trekt hij naar Brussel, waar zijn neiging voor het socialisme, zijn humanitaire ideeën geboren worden. Hij is daar samen met Antoon Derkinderen. Later gaat hij naar Londen, trouwt in Brussel met een Engelsche, miss Hall, komt dan naar Holland, eerst in Katwijk, later in Den Haag. veel later in Domburg. Hij is voortdurend in beweging, lichamelijk zoowel als geestelijk Het symbolisme der negentiger jaren vindt in Toorop den grootsten verbeelder en het blijkt waarschijnlijk dat. artistiek gesproken, die periode van zijn arbeid ook voor de kunst historie de belangrijkste, de meest bijzondere, eigene zal blijven. Een en ander voerde Toorop als vanzelf naar het Katholicisme, waartoe hij dan ook officieel in 1905 overging. Hij heeft de Ne- derlandsche Katholieke kunst sinds dien ver rijkt met tallooze werken, die nn die aan tra ditie! gehechte sfeer wel eens oppositie heb ben gevonden, maar anderzijds school ge maakt en jongeren weer beïnvloed hebben tot verder gaanden arbeid. Het portret van Professor Hensen is 1911 gedateerd. Het is dus uit de periode waarin Toorop de Apostelkoppen teekende en gaat vooraf aan het prachtig portret, door Toorop van Alphons Diepenbrock gemaakt. In het protest van den Haarlemschen geestelijke geeft Toorop Jan Veth niets toe in fijne door doordringendheid in het model en is zijn schrift, zijn factuur bovendien voorzien van de losheid, de ongedwongenheid, die Veth maar zeer zelden bereikte. Doch wanneer men dit plaatje naast het portretje van den ouden Israels van verleden week legt, zal men in beide groote Hollandsche portrettisten een overeenkomst kunnen ontdekken, die niet im mer voor de hand lag: er spreekt bij beiden de groote eerbied voor het vak van den teeke naar. maar tegelijkertijd voor het model uit. Toen Toorop in Maart 1928 stierf had hij dus bijna een kwart eeuw aan den wederopbloei van een jong-Kathólieke kunst kunnen mede- (s Sigarenhandel SIGAREN: LUXE KISTJES, inh. 10. 25 of 50 SIGAREN vanaf 0.60 PER KISTJE LUXE ASSORTIMENTKISTEN inh. 25, 50 of 100 DIVERSE SIGAREN vanaf 1.50 PER KIST IMPORT-SIGAREN: MANILLA SIGAREN vanaf 7 cent per stuk BRAZIEL SIGAREN 10 cent per stuk HAVANA SIGAREN 35 cent per stuk HOLLANDSCHE en IMPORT CIGARETTEN ALLE COURANTE MERKEN, OOK IN VER PAKKINGEN VAN 50 EN 100 STUKS. 9 Tabakspijpen Sigaren- en Cigarettenpijpjes Aanstekers en andere rookersbenoodigdheden RUIME KEUZE IN DIVERSE PRIJZEN. (Adv. Ingez. Med.) het middendeel der sonate. Hier was het sa menspel met mej. Bets Nederkoorn verras send. Corelh kwam in de vioolpartij niet geheel uit de verf. al was ook hier tegen 't slot al veel te voorschijn dat voorbereidde op de mooie dingen bij Bramhs. Bets Nederkoorn speelde ook de pianopartij van Schubert's Duitsehe Dansen in bewerking voor vrouwenkoor. Aan Cor Igesz en haai- uit gelezen schare onze hartelijke felicitatie, Wat Schubert, en door hem de pianiste legde in den klank der piano, gaf het koor weer in den zang. Keurig in alle opzichten, en hoogfljn vooral van opvatting. En met Peter Cornelius (Fragst du mit den Augelein) overtroffen de leidster en haar koor zic'h zeiven. Eén van Schubert's dansen (op Franschen tekstj zou stellig een da capo hebben uitge lokt, wanneer de tekst niet de heeren in de zaal zoo had ontstemd. Denk eens aan: „Le coeur des hommes est volage" en „II n' aime que pour un instant", en 't was zeker geen toe val, dat er zooveel ondeugende blikken van het podium in de zaal werden geworpen. Maar wat denken de dames van „La donna mobile com' una penna"? Deze beweeglijkheid der da mes is er niet een met de voeten alleen! G. J. KALT. MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. Charles van Isterdael was de solist op het Dinsdagavondconcert van 1 December. Een instrumentalist van beteekenis: dat weten allen, die hem als solocellist van het Resi dentie-orkest een functie die hij van de op richting dezer instelling af vervulde hebben leeren kennen, b.v. uit zijn voortreffelijke ver tolking van de zoo uiterst moeilijke soloviolon- celpartij in R. Strauss' „Don Quixote" dat weren ook vele anderen, die hem als solist of als kamermuziekspeler hoorden. Ook in Haar lem en omgeving is hij als zoolanig een goede bekende en een steeds welkome verschijning op het podium. Daarom heeft men hem gis teren met groote hartelijkheid begroet. En men heeft weer kunnen genieten van de warmte en zwier van zijn spel in Boëllmann's lii'miiMiiii arbeiden en in onze stad zelfs belangrijk werk in de nieuwe Sint Bavo kunnen afleveren. Na veel rumoer, geschrijf en gepraat rondom zijn figuur bij zijn verscheiden is de stilte geval len, die ondanks alles in dezen tijd opmerke lijk blijft. Want figuren van zijn veelzijdige potentie, van zoo ruime toegankelijkheid voor alles wat het leven aan onverwachts en nieuws aanbiedt, van zoo c.urieuse belezen heid en intuïtieve wijsheid, zullen altijd en overal in de kunst zeldzaam blijven en het is wel een beetje triest dat nu pas door die quaesties over het Haagsclie monument, dat John Radecker te zijner nagedachtenis maak te, zijn naam weer op de lippen en in de kranten verscheen. Ook met dezen belangwekkenden mensch heeft schrijver dezes vaak te maken gehad en hij heeft kunnen opmerken hoe er van alles in die buitengewone figuur besloten lag. Hij kon kinderlijk naïef en tegelijk kinderlijk slim zijn en zijn ijdelheid was even onschul dig als zijn listigheid ongevaarlijk. En die eigenschappen, die bij anderen absoluut te verwerpen zouden zijn geweest, bleven bij hem onaantastbaar omdat bij hem ten slotte alles eindigde met een lach, met dien breeden gullen lach op den faunskop dien hij nu een maal had, maar dien hij bovendien zorgvuldig in stand hield en met een grooten witten flapdas gaarne nog markeerde. Waar hij kwam viel hij op. In het Concertgebouw, op artistenfeesten, overal waar velen bijeen waren viel zijn hoog gestalte met den kop van den Oosterling onmiddellijk in het oog en hij ondervond daarin een stil geluk. Zoo zie ik hem nog voor mij in de pauze in het Concertgebouw, als hij, omstuwd door be wondering, zich door de wandelgangen be woog. Dat was zoo omstreeks 1900. Later is hij veel meer teruggetrokken gaan leven: eerst in Nijmegen, later weer in Den Haag, waar hij gestorven is. Zijn levensbeschrijving zou een interessante bijdrage tot de kennis der Hol landsche kunsthistorie in het algemeen kun nen opleveren. Want hooggeschat door zijn tijdgenooten is hij voor iedere jonge generatie hier te lande langen tijd de mentor geweest naar wien geluisterd werd en tevens de vlag, waarmee ieder nieuw scheepje naar zee toog. In één woord: een unieke verscheinlng in de kunst de laatste vijftig jaar. voor wien ook de stad Haarlem een zekere beteekenis heeft gehad. J. H. DE BOLS. „Variations symphoniques" en van zijn fraaie toongeving en de staaltjes van zijn meester lijk technisch kunnen in Tartini's Concert. De volgorde dezer beide werken was anders: het Concert werd vóór de Variations sympho niques uitgevoerd. Van dit werk heeft mij het meest het Grave getroffen. Dit sublieme stuk muziek zou een J. S. Bach waardig geweest zijn. Het gedeelte, waar de solostem zich be weegt boven een orgelpunt der gedempte strijkers is wel een der mooiste momenten die de cellolitteratuur kan bieden en de vertol king van dit ook door het orkest schier vol maakt gespeelde Grave maakte dan ook die pen indruk. Het daaraan voorafgaande Alle gro moderato, welks stijve contouren door de eenigszins onrythmische weergave niet weg genomen konden worden, voldeed slechts ma tig en het opgewekte Finale-Allegro vertelde ons ook niet veel belangrijks. De cadensen, die Van Isterdael in de twee snelle hoofddeelen speelde, waren hoofdzakelijk op technische schittering berekend. De eerste daarvan liet weinig samenhang, slot of zin hooren; de tweede deed staaltjes van prachtig staccato in de opstreek bewonderen, maar viel door de chromatische harmonie-opvolgingen, wel wat uit den stijl van Tartini. In Boëllmann's Va riaties hoorden we Van Isterdael öp volle kracht, hetgeen niet verhinderen kon. dat de solopartij nu en dan in de zware orkestratie onderging. Het werk is tientallen van jaren een lievelingsstuk der cellisten geweest, en heeft ondanks enkele nu wat verouderd klin kende wendingen nog veel, dat den hoorder bekoort en boeit. Een warme melodiek, mooie instrumentale combinaties en een interessan te en goed doordachte structuur, die eenigs zins aan .die van César Franck's Variations symphoniques voor piano en orkest herinnert kan men er in vinden, en deze goede eigen schappen zullen Boëllmann's werk voorloopig nog wel voor vergetelheid bewaren. Het orkest opende den avond met, de Leonore-Ouverture no. 3, waarvan de vertol king leed onder de onvolmaakte stemming der blaasinstrumenten. De trompetsolo klonk wat te sterk, de fluitsolo was daarentegen gedeel telijk onhoorbaar. Ook liet de gelijkheid der strijkers kort voor de Stretta te wenschen over. Mendelssohn's geniale Sommernachts- traum-muziek vormde het slot en bracht mij den boosaardigen onzin, die omtrent dezen hoogbegaafden componist in den laatsten tijd van zekere zijde gelanceerd is en nog wordt, in herinnering. Een van die calomnieën be weert o.a. dat Mendelssohn slechts een pla giaatjager was. Men hoore de volstrekt oor spronkelijke en nog ongeëvenaarde Ouverture van den 17-jarige, die dit alleen al weerlegt; men hoore de andere stukken, die hij op later leeftijd schreef, het tintelende Scherzo, de Nocturne met haar prachtige, weelderige or kestratie en het thema, dat men in het An dante van Brahms' eerste Strijkkwartet op. 88 terugvindt om tot een juiste waardeering van die lasterpraat te geraken. De vertolking was veelszins goed, ook wat de solohoornpartij in de Nocturne betreft. K. DE JONG. SINT NICOLAASFEEST VEREENIGING „ONDERLING GENOEGEN". De vereeniging „Onderling Genoegen" gaf dezer dagen in de groote zaal van het Ge meentelijk Concertgebouw haar 28ste Sint- Nicolaasfeest. Een muziekcorps bracht de goede stem ming er in. Toen de goede Sint op zijn schimmel en zwarte Piet de zaal binnen- kamen, klonk een daverend gejuich. Gerui- men tijd vertoefde St.-Nicolaas met Piet tusschen de kinderen. Daarna werd een aar dig programma afgewerkt. Met veel belangstelling werden de verrich tingen van een „slangenmensch" gevolgd. Daarna werd opgevoerd „Jan Oliebol", spe ciaal voor dit feest geschreven door den heer E. de Wandeler en onder zijn leiding opge voerd door Necrland's Jeugd Ensemble. Hee' dikwijls daverde een lachsalvo door de zaal wanneer „Jan" weer een van zijn guitenstreken uithaalde. In de pauze werden de kinderen getracteerd op chocolademelk en speculaas, waarna het 3e bedrijf van Jan Oliebol werd opgevoerd. Na afloop vroeg de voorzitter den kinde ren hoe zij het ais gasten van „Onderling Ge noegen" gehad hadden, waarop uit ruim vier honderd kindermonden een opgetogen ..fijn!" weerklonk. Laat dit. zoo richtte de voorzit ter zich tot de ouders, voor u een motief zijn, om ons volgend St.-Nicolaasfeest dat zal samenvallen met het dertigjarig bestaan der vereeniging. een feest te doen zijn, nog grootscher van opzet en uitvoering. Daarna ging men over tot het uitreiken der cadeaux En toen ongeveer half zeven de laatste kin deren vertrokken waren, stond de avond- groep reeds lang buiten te wachten. Voor deze groep werd het zelfde programma opgevoerd. Ook St.-Nicolaas en Piet waren weer aanwezig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13