Herinneringen aan Februari 1901
36 Jaar Tevoren..
Nederlandsche Handelsmissie gaat er heen. -
Wat kunnen wij er leveren
WOENSDAG 9 DECEMBER 1936
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Het vorstelijk huwelijk
vóór zes en dertig jaar.
a. gebeurtenissen van de week
van 1 tot 7 Februari 1901
zullen binnenkort herleven.
Bijna zes en dertig jaar zal
hei geleden zijn, dat ons volk, in
groote eensgezindheid, feest vierde, en
dat de Residentie een kleurig en
fleurig aanzien en een ongekende
drukte had, als nadien niet zoo dik
wijls meer is voorgekomen.
Vijf en dertig jaren, nadat het huwe
lijk van H.M. de Koningin met wijlen
Z. K. H. Prins Hendrik te 's Graven-
hage werd voltrokken, zal ook thans
de Hofstad getuige zijn van een vor
stelijk huwelijk; de echtverbintenis
van H.K.H. Prinses Juliana en Z.D.H.
Prins Bernhard. Den Haag zal de eer
ste week van het nieuwe jaar in feest
tooi prijken en duizenden en nog eens
duizenden zullen in die dagen niet
ophouden, het prinselijk paar toe te
juichen, zooals dit óók het geval was
in 1901.
Van de vele herinneringen willen wij hier
nog eens een en ander vertellen. Het ligt voor
de hand, dat wij bij het begin beginnen'
En dat begin dagteekent van den 15-den Oc
tober 1900. Op dien dag kwamen de Koningin
en de Koningin-Moeder van een bezoek aan
den Erf graaf en de Erfgravin van Erbach-
Schönberg te Klönig en aan den Grootherto;
en de Groothertogin van Hessen te Darm
stadt, op het Loo terug.
Op Dinsdagavond verscheen een buiten
gewoon nummer van de Nederlandsche
Statascourant en werd het nieuws ook in de
dagbladen bekend. Deze buitengewone Staats
courant van Woensdag 17 October 1900 (nr.
243) luidde:
„Proclamatie van den 16den October 1900,
betreffende de verloving van Hare Majesteit
de Koningin.
Wij, Wilhelmina, bij de gratie Gods Konin
gin der Nederlanden, Prinses van Oranje-
Nassau, enz. enz.,
AAN MIJN VOLK!
Het is Mij een behoefte, aan het Neder
landsche Volk, van welks levendige belang
stelling in het geluk van Mij en Mijn Huis
Ik zoo diep ben overtuigd, persoonlijk mede-
deeling te doen van Mijne Verloving met Zijne
Hoogheid, Hertog Hendrik van Mecklenburg-
Schwerin.
Moge deze gebeurtenis, onder Gods zegen,
bevorderlijk zijn aan het welzijn van Ons
land en van zijne Bezittingen en Koloniën
in Oost en West.
Laten en bevelen, dat deze Proclamatie in
de Staatscourant en in het Staatsblad opgeno
men en ter plaatse, waar zulks gebruikelijk
is, aangeplakt zal worden.
Gedaan op het Loo, heden den löden
October 1900.
WILHELMINA'1
Den 20sten December kwamen bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal de vier wetsont
werpen in, die, in verband met het a.s. huwe
lijk, waren in gereedheid gebracht, na over
leg der Regeering en van den Vice-president
van den Raad van State, jhr. mr. J. W. M
Schorer. Voor de belangen van Prins Hendrik
trad in deze op Dr. Langfeld, President van het
Mecklenburgsche Landes-Gericht.
Alle vier wetsontwerpen werden in haar ge
heel, zonder hoofdelijke stemming of met
bijna algemeene stemmen aangenomen. Zij
kwamen op 7 Januari 1901 bij de Eerste Kamer
in: den volgenden dag werden zij in de af-
deeling behandeld en op 9 Januari, na zeer
korte discussie, volgde aanneming; ook hier
zonder stemming.
Prins Hendrik, Nederlander geworden, kwam
op den 31sten Januari uit Duitschland terug
en werd in Den Haag op plechtige wijze ont
vangen door vertegenwoordigers der Konin
gin, ministers enz. De minister* van Finan
ciën sprak den Prins toe, waarbij hij o.m,
zeide: „Wij begroeten thans Uwe Hoogheid
als Bruidegom van Hare Majesteit, onze ge
liefde en hoogvereerde Koningin en tevens
als Nederlander".
Zoowel in. als buiten het Paleis Noord
einde heerschte een geestdriftige feeststem
ming, die weliswaar eenigszms getemperd
werd door het overlijden van Z. D. H. den
Groothertog van Saxen-Weimar-Eisenach,
een oom van H.M., en door het overlijden van
H.M. Koningin Victoria van Engeland, waar
ons Hof den rouw voor moest aannemen,
maar een en ander belette toch niet, dat het
glorierijke dagen waren voor de Residentie,
waarin meer dan eens de hechte verknocht
heid van ons volk aan het Oranje-huis, zich
openbaarde.
JL/ e bruidsdagen van cfe Koningin en Prins
Hendrik gingen in op 21 Januari, toen van
het voorgenomen huwelijk ten Stadhuize te
Den Haag kennis gegeven werd.
Het behoeft geen betoog, dat de bruids-
bouquetten bij tientallen aan het Paleis af
gegeven werden. Vooral de bloemen, welke de
bewoners van het Noordeinde brachten, trok-
ken zeer de aandacht. Het paleis was als het
ware herschapen in een machtige bloemen
zee en de Residentie zag er niet minder fraai
uit. Overal verrezen eerepoortèn, versierd met
dennengroen en oranje. Het ruiterstandbeeld
van den Grooten Oranjevorst van Willem
den Zwijger was eenvoudig versierd. Hier
begon de bruidsweg in een dubbelen boog; hij
werd door de Paleis-, Oranje- en Parkstraat,
over Kneuterdijk en Plaats, via de Gevan
genpoort, over het Buitenhof, door de Gra
venstraat en over de Groenmarkt, tot aan de
Groote of St.-Jacobskerk voortgezet.
De eerebogen werden gevormd door twee
geweldige zuilen, die aan de beide zijden dei-
straat op voetstukken van 2 M. waren opge-
WIELRIJDER TE WATER GERAAKT EN
VERDRONKEN.
Dinsdagavond te ongeveer half zeven is
een der tig jar e wielrijder bij het Frederik
Hendrikplantsoen in het water van de Nas-
saukade te Amsterdam gereden. Van alle
kanten toegeschoten burgers slaagden er be
trekkelijk spoedig in, den drenkeling met be
hulp van een boothaak op het droge te bren
gen. Personeel van den Geneeskundigen
Dienst, welke onmiddellijk gewaarschuwd
was. is nog geruimen tijd bezig geweést met
pogingen de levensgeesten op te wekken,
evenwel zonder gunstig resultaat.
bouwd en verbonden door zware guirlandes
van groen. Op de witte zuilen, met latwerk
bekleed, waartusschen frisch groen opklom,
waren slingers van witte rozen en andere
bloemen, vervaardigd, uit was, bevestigd. Bo
ven elke zuil stond een stralende zon, goud
gekleurd, gelijk de ornamenten op de hooge
kolommen.
Niet alleen langs den bruidsweg was een
feesttooi aangebracht. De geheele Residentie
schitterde in een pracht van kleuren, bloe
men en vlaggen tooi; ook in de allerarmste
buurten had men zich beijverd, zijn vreug
de aan den dag te leggen. Groote magazijnen
en officieele gebouwen waren prachtig ver
sierd. Vooral aan de paleizen van H.M. de Ko
ningin-Moeder en van den Prins en de Prin
ses von Wied, aan de woning van den Com
missaris der Koningin was bijzonder veel zorg
besteed.
De armen en weezen worden niet
vergeten.
He'
et Haagse-hé feestcomité (en ook in
andere plaatsen van Nederlaaid geschiedde
het) beraamde plannen om de misdeelden
onder de bevolking een feest te geven, dat voor'
hen een reden tot dankbaarheid zou kunnen
vormen.
Uit de opbrengst van de inschrijvingen en
-de op 31 Januari gehouden collecte werden
zestienduizend bons bekostigd voor vleesch
en rijst, koffie, erwten eii boonen enz. Een
en ander werd door bemiddeling van welda
dige instellingen, op zeer onpartijdige wijze,
verdeeld; in de dagen van 4 tot 6 Februari
mocht geen kommer gekend worden!
Naast de armen was ook gedacht aan de
ouden van dagen en verpleegden in alle ge
stichten. In ziekenhuizen werden de ver
pleegden onthaald.
Voor de weezen en de kinderen uit andere
liefdadige inrichtingen van Den Haag werd
een grootsch feest georganiseerd, dat in den
avond van den 31sten Januari in de Groote
Zaal van den Haagschen Dierentuin ge
houden werd. Daartoe was deze zaal geheel
met vlaggenguirlandes en tropheeën versierd.
Van zes uur af kwamen de ongeveer duizend
weezen, jongens en meisjes uit alle gestichten
van de Residentie en van Scheveningen en de
overige verpleegden in kindergestichten van
de stad, de zaal vullen.
Het aanstaand Koninklijk Huwelijk brengt ons de feestelijkheden,
bijna zes en dertig jaar geleden gehouden, bij het huwelijk van Koningin
Wilhelmina, weer in
gedachten. Wij drukken
hiernaast het eerste van
een serie artikelen af,
waarin de herinnering
aan die tiiden van blijd
schap weer wordt ver
levendigd.
Eerefront van officieren op
7 Januari.
's-GRAVENHAGE, 8 December. De chef
van den Marinestaf brengt ter kennis van alle
officieren der Kon. Marine reserve, dat het
in het voornemen ligt, om ter gelegenheid van
het huwelijk van Prinses Juliana en Prins
Bernhard op 7 Januari eën eerefront op te
stellen in de omgeving van de Groote Kerk.
Zij die hiervoor in aanmerking wenschen te
komen, worden verzocht, daarvan schrfitelijk
kennis te geven voor 20 December a.s. aan den
chef vdn den Marinestaf, p./a. Dep. van defen
sie.
Rekening houdende met de beperkte plaats
ruimte, waarover zal worden beschikt, t.z.t.
worden bericht, wie van de officieren, die
zich voor deelnemen hebben aangemeld, in
aanmerking komen. Het deelnemen aan het
eerefront wordt niet als dienstreis aange-
markt.
De tenue is burnous, broek zonder galon,
steek, c.q. helm, sabel en vutte handschoenen.
Afzonderlijk eerefront.
De chef van den marinestaf brengt verder
ter kennis, dat het voornemen bestaat door
die officieren van de Kon. Marine reserve die
geboren zijn in de jaren 1909 en 1911 een af
zonderlijke eerefront te doen innemen, dat
eveneens zal worden opgesteld in de omgeving
van de Groote Kerk.
Zij, die voor dit afzonderlijk eerefront in
aanmerking wenschen te komen, worden ver
zocht dit bij hun schrijven te vermelden.
In het zogvan Raven Floki
Nieuw Ijoek van Jan P. Strijbos.
In de 17e eeuw waren onze walvischvaarders
in IJsland graag geziene bezoekers. Doch later
is die band tusschen Holland en IJsland losser
geworden, en pas in de laatste jaren zijn er
weer enkele pogingen gedaan, om tot een
nauwer contact te geraken. Daartoe dragen de
studenten-werkkampen, welke elk jaar op
IJsland worden gehouden, in belangrijke mate
bij.
Maar toch is onze kennis van dat land
daar ver in het Noorden nog zeer gering. Zoo
zeer zelfs, dat het Bert W. Garthoff overkwam,
zooals hij in de inleiding tot het nieuwe boek
van Jan P. Strijbos vertelt, dat onmiddellijk
na afloop van 'n lezing welke hij hield in een
plaatsje onder de rook van Amsterdam: „zich
ergen de zware gestalte van een ras-echte
Mokummer verhief die het mij te beurt val
lend applaus volkomen vernietigde door on
omwonden zijn onvoldaanheid te luchten met
de vraag:
„Zeg es vader! Waar blijve nou me Eski
mo's?"
„Zie", zoo vervolgt Garthoff, „dat is het 'm:
wat weet „men" van IJsland? We kennen
het via de krant als veelb^spot leverancier
van depressies, het wordt ons op school zeer
terloops eens genoemd om Geysir en Hekla
en we hebben er aan Jules Verne's fantasten-
Iets over Argentinië.
Het Congrespiem te Buenos Aires.
Het valt te begrijpen, dat Zuid-Amerika
thans meer dan te voren de publieke aan
dacht van Nederland tot zich trekt, nu een
handelsmissie onder leiding van Jhr. Mr. Dr.
H. A. van Karnebeek, en samengesteld uit
eenige leidende figuren uit ons economische
leven, zich daarheen begeven zal om voor
onze producten te zoeken naar nieuwe mo
gelijkheden. Uit dat gezichtspunt bekeken is
ongetwijfeld Argentinië het gewichtigste land
van het geheele Latijnsch-Amerikaansche
werelddeel. Niet omdat deze republiek de
roots te of de volkrijkste is, want. hoe uitge
strekt ook, wordt zij door Brazilië in beide
opzichten overtroffen; intusschen vormen de
12 millioen inwoneres van Argentinië een
markt, die grooter mogelijkheden oplevert
dan menige talrijke bevolking van meer tropi
sche of exotische levensaard. Immers, Ar
gentinië heeft zich, dank zij een gematigd
klimaat en een vrijwel uitsluitend blanke be
volking, geheel ontwikkeld in de richting,
welke alle extensieve agrarische gebieden op
gegaan zijn. een richting die feitelijk niet zoo
veel verschilt van datgene wat wij in ons
eigen land aanschouwen op de Groningsc-he
Friesche klei of op de Zuid-Hollandsche
en Zeeuwsche eilanden de landbouw brengt
er de koopkracht, en deze laatste dekt hare
behoeften grooten deels in de naburige markt
steden, in den vorm van machinerieën voor
het bedrijf, van kleeding en van niet-zelf-
erbouwd voedsel, en van allerlei andere fa
brikaten voor wier voorziening het agrarische
platteland aangewezen is op de industrieel?
centra des rijks.
Niet veel anders is de gang van zaken in
Argentinië. Men verbouwt er tarwe, maïs, lijn
zaad in geweldige hoeveelheden. Men ver
werkt er de millioenen stuks rundvee en scha
pen, die in de pampaweiden hun voedsel vin
den, tot bevroren vleesch, met huiden, vet, wol
en dergelijke als bijproducten. Van de op
brengst dezer productie moet de natie als ge
heel betalen:
1, rente en aflossing op de buitenlandsche
leeningen. resp. de dividenden of rente op
aandeelen en obligaties der met buiten-
landsch kapitaal gebouwde spoorwegen: en
2e. de fabrikaten, welke het eigen land niet
Nederland is vanouds een gewichtige af-
voortbrengt,
nemer van de Argentijnsche agrarische
voorbrengselen. Er is dus alle reden om ook
omgekeerd aan Argentinië een deel van onze
eigen productie te willen verkoopen. Niet dat
een dergelijke handel nu bepaald vastgelegd
behoeft te worden in starre proporties. Daar
tegen verzet zich bepaald onze eigen tradi
tie van vrijen wereldhandel, die spontaan
zijn evenwicht moet zien te vinden.
Aan den anderen kant echter treedt Ar
gentinië ons ongevraagd met vriendelijke be
doelingen tegemoet, door aan Nederlandsche
goederen een voorkeur toe te kennen bij het
verdeelen der voor importfinanciering be-
noodige betaalmiddelen, een privilege dat
bestemd is als belooning voor 's lands beste
klanten. Is aldus de algemeene sfeer voor ons
land gunstig genoeg, een tweede overweging is
natuurlijk welke soort van goederen Neder
land voortbrengt, die door Argentinië be
geerd kunnen worden, waaraan zich dan
uiteraard de overweging vastknoopt of de door
ons gevraagde prijzen concurreerend zijn.
Want het spreekt vanzelf, dat ook andere
industrieele landen van dit Zuid-Amerikaan-
sche afzetgebied werk maken; niet alleen de
zeer groote. zooals Engeland, de V.S., Duitsch
land en Japan, maar ook de met ons zelf
vergelijkbaren, waaronder België, Zweden en
Italië te rekenen zijn.
Als agrarisch land heeft Argentinië na
tuurlijk in de eerste plaats behoefte aan ma
chines van allerlei aard. voor den landbouw
en voor de allereerste bewerking der landelijke
voortbrengselen, voor het vervoer enz. enz.
Vooi-ts heeft een zoo snel grpéiend volk een
onverzadiglijke behoefte aan openbare kunst
werken, voor licht, verwarming, verkeer, ge
zondheid etc. etc. Tenslotte valt er op het
gebied van kleeding en voeding nog heel wat
te leveren waarir. de nog jonge industrie des
lands nog niet voldoende kan voorzien.
Om nu den invoer van luxe goederen maar
niet eens in aanmerking te nemen. Zelfs de
andeüjke bedrijven als zoodanig hebben
doorloopend behoefte aan veredelende be-
standdeelen. zooals die met eindeloos gespe
cialiseerde zorg en op grond van lange erva
ring worden voortgebracht in andere landen
van meer intensieve werkwijze. Men denke
hierbij aan stamboekvee aan poot- en zaai
goed en dergelijke
Een geweldige moderne hoofdstad.
De bevolking van Argentinië woont voor
ongeveer een vijfde deel bijeen in de hoofd
stad Buenos Aires een zeer drukke en zich
snel moderniseerende metropolis van 2 Va mil
lioen inwoners. Aan de elegantie van Parijs
paart deze reuzenstad de voortvarendheid van
New York. Omvangrijke openbare werken
worden er met groote doortastendheid en
in verbazingwekkend snel tempo uitgevoerd.
Het sloopen en opruimen van een dozijntje
stratenblokken, enkel om wat vrijheid van
beweging te scheppen voor het geweldige
motorverkeer, is er aan de orde van den dag.
De nieuwe bebouwing, welke zich langs de
aldus geopende verkeersaderen vormt, neemt
hoe langer hoe meer de Noord-Amerikaansche
idealen van wolkenkrabbers over. De' oude
kathedraal, een verdiepingloos gebouw met
klassiek zuilenfront, ziet zich reeds omgeven
door huizen van dertig verdiepingen. De
menschenstroomen, die zich dagelijks eenige
malen verplaatsen van de zakenwijk naar de
woonbuurten, worden hoe langer hoe meer
onder den grond vervoerd. Hotels zijn er ver
rezen van een omvang, zooals wij dien in
Nederland niet kennen. Havens worden er op
groote schaal aangelegd, zoowel in de hoofd
stad zelf als langs de groote rivier die de
beste landbouwgebieden des lands doorsnijdt,
de machtige Parana. Want 's lands belang
heeft een vlot scheepverkeer noodig. Even
als Rotterdam en Amsterdam een graanboot
snel moet kunnen lossen, zoo moeten ook in
silo's langs het Argentijnsche havenfront in
staat zijn om in één etmaal zulk een schip
vol te spuiten met deze eetbare lading.
Van de overige Argentijnsche steden heeft
Rosario zich reeds ontwikkeld tot een opeen-
hooping van meer dan een half millioen men-
schen. Het is een centrum van landbouw en
veeteelt doch tevens van spoorwegverkeer en
havenbedrijf, want de Parana is tot hier en
nog een heel stuk hoogerop, bevaarbaar voor
zeeschepen. Ook Bahia Blanca, in het schiei
boomlooze zuiden aan een slijkerige zeeboe
zem gelegen, is zulk een landbouwhaven, waar
op eenige groote spoorlijnen de graanvoor
raden uit een uitgestrekt achterland loozen.
Langs het waterfront vindt men voorts tal
van groote exportslachterijen, hier „frigorifi-
cos" genaamd, omdat hun techniek van ver
duurzaming in hoofdzaak op lage temperatu
ren geschiedt. De meeste schepen, die ge
regeld op Argentinië varen, zijn dan ook uit-
;erust met vriesinstallatles voor het vervoer
van bevroren of gekoeld vleesch, en laatstelijk
voor het overbrengen van het voortreffelijk?
Argentijnsche fruit. Het zeeschip meert dan
rechtstreeks voor de fabriek en de in zakken
;enaaide runder- of schapenkarkassen wor
den regelrecht uit de koelhuizen naar de
vrieskamer gedragen.
Wie het historisch interessante of het land
schappelijk schoone van Argentinië wenchst
te zien, moet verder het binnenland in naar
oude provinciesteden zooals Cordoba of Tucu-
man en naar de grootste natuurwonderen
zooals de door de tropische pracht omgeven
watervallen van de Iguazu of de hemelhooge
bergketenen der Andes, op de grens van Chili,
of de koele bergmeren in het Zuidwesten. In
dergelijke streken vindt men nog de laatste
overblijfselen van de oude Argentijnsche leef
wijze terug, met een schilderachtig restant van
Indianen en gauchos. De groote kern des lands
echter, die voor onzen handel van zulk een
beteekenis kan worden, ligt in het midden van
Ie Plata-monding tot diep de voormalige
Pampa in! Daar is het. dat Argentinië ziel
ontwikkeld heeft tot één van 's werelds ge
wichtigste economische centra.
hand rondgewandeld in den aanvang van zijn
reis „Naar het middelpunt der Aarde".
Maar na lezing van het lijvige en fraai ge-
illustreerde boek van Jan P. Strijbos 1) zal
IJsland niet zoo onbekend meer zijn voor ons.
We zwerven te paard met hem over de uitge
strekte vlakten van het binnenland, trekken,
trekken met hem naar het vogelrijke Myvatn
(muggenwater) en naar de kleine vogel
eilandjes voor de kust. We beleven zelf een
oogenblik de angst, die zich van hem meester
maakt, toen hij aan een dun touw met den
vogeljager Magnus de steile vogelrotsen af
daalde, wat ik even voor u overschrijf:
„„Een wonderlijk gevoel bekruipt mij. Hon
derden foto's en tal van films heb ik gezien
van vogelvangers, hangend aan een dunne
lijn boven pijllooze diepten en afgronden,
zwevend tusschen hemel en aarde en telkens,
bij het zien van deze afbeeldingen heb ik moe
ten bekennen, dat voor zooiets mij de durf zou
ontbreken. En daar staan wij nu, terwijl de
„egghunter" beneden roept en ons voor een
„fait accompli" stelt. Het touw kan allicht
stukschuren over den scherpen la varand, er
kunnen rotsblokken en steenen van de sterk
verweerde klifkust losraken en den vogel
jager verpletteren. Elk jaar komen op IJsland
gemiddeld vijf koene en stoutmoedige vogel
jagers bij het uiterst gevaarlijke en riskante
bedrijf om het leven.
Ik monster het touw en de paaltjes, waar
aan ik aanstonds mijn leven moet toevertrou
wen. Wie van ons beiden kreeg eigenlijk dat
vervoekte plan in zijn hoofd om naar Grlmsey
te trekken? Nu hebben we de consequenties
waarvan te aanvaarden, zitten we in het
schuitje en moeten meevaren.
Bert, moediger dan ik en speelsch als een
jonge hond, duikt het eerst over den afrond.
Gelukkig denk ik, dat geeft nog eenige minu
ten uitstel. Ik probeer rustig te zijn en alles
kalm te realiseeren. Maar Bert. is kwiek en
vlug en weldra is het oogenblik gekomen, dat
ik volgen moet.
Zonder gelegenheid te hebben er bij na te
denken, meer werktuigelijk, grijp ik het touw
en volg inderdaad het voorbeeld van mijn lot-
genooten.
Hand voor hand gaat het omlaag, ik tracht
met de voeten steunpunten te vinden, een
methode die ik van de beide anderen afgeke
ken heb en die de eenige juist is. maar ik
klamp mij nog te veel aan den rotswand vast
en schuur met de knokkels van mijn vingers
over de messcherpe en harde rotspunten. Een
kort oogenblik zweef ik tusschen hemel en
aarde; Magnus, de vogelvanger en Bert. de
slingeraap, trekken op het juiste moment het
touw strak, dan sta ik bibberend en ontdaan
op een smal gemzenpaadje; naast mij een
diepe afgrond".
Strijbos zou zichzelf niet zijn, als niet een
groot deel van het boek aan de vogels gewijd
was. Maar toch bevat het nog heel wat meer,
en vooral krijgen we na het lezen van dit
boek een heel andere kijk op den IJslander.
We lezen verbaasd, hoe zelfs de meest afgele
gen boerderij, diep in het binnenland, voorzien
is van radio, electrisch licht, telefoon en
centrale verwarming, installaties, die de IJs
lander zelf aanlegt. En dat alles vinden we
dan vaak in een oude boerderij, waarvan de
muren bestaan uit een dikke laag plaggen
en ook het dak met een dikke laag zoden is
afgedekt.
We lezen ook hoe de IJslander, die we ons
meestal voorstellen als een soort in robbevel-
len gehulde Eskimo, geestelijk zeer goed ont
wikkeld is, een levendige interesse heeft voor
alle mogelijke onderwerpen en mee weet te
praten over dingen, die ver boven het begrip
van den gemiddelden West-Europeeër gaan.
Een verklaring daarvoor geeft misschien het
volgende citaat:
„De groote mate van intellectueele ontwik
keling. waarop de IJslanders ongetwijfeld
kunnen bogen, is voor een deel ook het ge
volg van het klimaat en de omstandigheden,
waaronder zij leven. De zeer lange en donkere
winters stimuleeren tot lezen en er is niets
wat een IJslander zoo graag doet, als lezen.
In elke boerderij vinden wij een welvoorziene
boekenkast, heel vaak een bibliotheek waar
we versteld van staan. In den winter is het
weer vaak oorzaak dat het werken buiten on
mogelijk wordt, wekenlang is men gebonden
aan de boerderij en een groot gedeelte van
den tijd wordt, dan met lezen doorgebracht.
Ook in den zomer zagen wij vaak dat de
IJslanders, wanneer zij onder het werk even
naar de boederij kwamen om een kop koffie
te drinken, onmiddellijk een boek. een tijd
schrift of een krant pakten,
IJslandsch meisje in nationale dracht.
Er is geen land waar zooveel drukwerk ver
schijnt als op IJsland. Bij voorkeur leest men
historische werken, legenden, sagen, reisver
halen, gedichten, werken over kunst en cul
tuur, spiritisme, filosofie en muziek; voor
detective-verhalen heeft de IJslander geen
tijd". Men ziet, een lijstje, waarvoor menig
Europeaan zich niet zou behoeven schamen.
En waar vinden we op de Hollandsche boer
derijen een uitgebreide bibliotheek? Heel be
langrijk tenslotte in dit boek. is de knappe
inleiding van Bert V/. Garthoff, waarvan we
reeds bij het begin van dit artikel gewaag
den. en die ons een duidelijk en scherp beeld
geeft van de histor'^che en economische ont
wikkeling- van IJs'and.
Zoo is dit nieuwe boek van Jan P. Strij
bos niet alléén geworden een boeiend reis
verslag, doch tevens een enthousiast pleidooi
voor het onbekende en maar al te vaak m i s-
kende IJsland.
Haarlem, 7 December 1936.
KO. ZWEERES.
1) In het zog van Raven-Floki. naar IJs
land met Jan P. Strijbos. met een historische
inleiding van Bert W. Garthoff. Foto's van
den schrijver en Willem van de Poll. Amster
dam, L. J. Veen, N.V, z.j.