DONDERDAG 31 DECEMBER 1936
HAARLEM'S DAGBLAD
7
WETENSWAARDIGHEDEN.
De merkwaardigste krant ter wereld is on
getwijfeld die, welke in de toedra's van Sibe
rië verschijnt. De bewoners zijn vaak weken
lang volkomen van de wereld afgesloten. In
een van de dorpen wordt niu een krant ge
schreven. die de weinige nieuwtjes bevat. Bo
vendien bevat de krant vele leege kolommen.
Het blad gaat nu van huis tot huis en ieder
schrijft er een nieuwtje bij. Zoo trekt de
krant door een gebied, dat 800 kilometer
breed en 300 kilometer lang is.
In een dorp in de nabijheid van Riga
woont een zeventienjarig meisje, dat lezen
noch schrijven kan. Dit kind kan alles wat
men haar voorzet na dagen en weken nog op
zeggen. onverschillig of men nu Fransch.
Duitseh of Engelsch tegen haar gesproken
heeft. De moeilijkste wetenschappelijke woor
den kan ze herhalen, zonder dat ze een fout
maakt.
We zitten zoo tegen liet eind van December
wel in de feestdagen. De Kerstdagen zijn pas
achter den rug of we hebben het Nieuwjaars
feest al weer in 't vooruitzicht. Dat is niet al
tijd zoo geweest. Nog in de dagen van Karei
de Groote begon het nieuwe jaar bij het be
gin der lente, dus op 21 Maart. Eerst onder
de laatste vorsten uit zijn geslacht werd in
hun rijk het begin van 't jaar vastgesteld op
1 Januari. Lang niet alle rijken volgden dit
voorbeeld dadelijk. Eerst in de 13de eeuw
volgde Klngeland, Frankrijk in 1564, Spanje
en de Nederlandsche gewesten in 1575. Vene
tië en Florence, die toen nog machtige repu
blieken waren, volgden eerst in 1653 en 1745
De overgang van het oude naar het nieuwe
jaar is vian de vroegste tijden af met veel la
waai gepaard geweest. Hiervan is nog over
gebleven het schieten tegen twaalven. Tegen
woordig wordt dat meestal opgevat als het
uitschieten of vaarwel zeggen van het oude
jaar. Oorspronkelijk is het bedoeld geweest,
evenals het klok luiden bij een begrafenis,
om de booze geesten die om ons heen zweef
den schrik aan te jagen en te verdrijven. Po
litieverordeningen hebben welhaast overal
een eind gemaakt aan dit aloud gebruik.
Maar wat nog niet uit de mode geraakt is
op den oudejaarsavond is het smullen van
oliebollen of appelflappen. Gelukkig maar
hè? Ook dit is een zeer, zeer oud gebruik. Al
leen bakte men toen niet zelf, maar men
liet de koeken bakken door een oude vrouw.
Uit het meer of minder rijzen van het deeg
werd dan tevens voorspeld hoe 't jaar voor
't gezin verloopen zou. In mijn jeugd was niet
zoo zeer 't oliebollen bakken in zwang als wel
het bakken van platte koeken, die, zoodra ze
uit 't ijzer kwamen want deze werden in
speciale ijzers gebakken op een rond
stokje gerold werden en oblieën genoemd
werden. Waai om die koeken opgerold wer
den? Als een zinnebeeld van 't jaar, dat voor
ons ligt en zich immers ook langzamerhand
ontwikkelt. Wat ook uit dien ouden tijd is
overgebleven? Het nieuwjaarwenschen. Oor
spronkelijk was dit alleen een groet. En wie
dan het eerst groette kreeg van den ander
een geschenk. Vóór het Romeinsohe rijk een
keizerrijk was geworden, was het daar de
gewoonte elkaar ais nieuwjaarsgeschenk
jonge twijgjes te geven, als zinnebeeld van de
vernieuwing van 't jaar. Eerst onder de kei
zers werden deze takjes vervangen door kost
baarder geschenken, maar keizer Tiberius
•schafte het gebruik af, omdat het teruggeven
vaai tegengeschenken hem veel te duur kwam
Dit geschenken geven is nog gewoonte in
Frankrijk en het geschenk is dan veelal een
bonbonnière. Als overblijfsel van dit geschen
ken geven is bij ons nog gebleven het geven
van de nieuwjaarsfooi, hoewel ook dat veel
minder gebeurt dan vroeger. Een paar
eeuwen geleden was het gewoonte dat zoo
genaamde Nieuwjaarszangers larigs de hui
zen gingen om in gezelschap hun wensch al
zingende voor te dragen. Daar het hierbij niet
altijd even rustig toeging is het te begrijpen,
dat deze manier van nieuwjaaxswenschen
door de overheid verboden word. Toch bleef
het nieuwjaarwenschen in de hoop een fooi
te krijgen in de mode, doch nu maakte men
gebruik van1 zoogenaamde nieuwjaarspren-
ten. De nachtwacht of klepperman, de por
der en de lantaarnopsteker boden hun be
rijmden wensch aan. Een van deze wenschen
eindigde b.v. als volgt;
Wij, die deze stad verlichten
Als de dagtoorts komt te zwichten,
Wenschen U, o burgerschaar,
Heil en zegen in dit jaarl
Ook deze prenten zijn van het tooneel ver
dwenen en hebben haar plaats moeten af
staan aan de geïllustreerde nieuwjaarskaar
ten. Wij meenen misschien, dat dit een vin
ding van onzen tijd. is, doch bij de Chineezen
was deze manier van nieuwjaarwenschen al
sedert eeuwen in gebruik. De kaarten waren
in den regel versierd met afbeeldingen van
voorstellingen, die een lang en gelukkig le
ven moesten verbeelden. Dus zoo iets als bij
ons het hoefijzer. De bedoeling hiervan is
immers, dat het geluk, dat men ons toe-
wenscht steeds moge toenemen en men heeft
hierbij gedacht aan de overeenkomst in vorm
met de maan, die op weg is om volle maan te
worden en zoo zou dan ook het geluk moeten
toenemen. Op 't platteland spijkert men
soms nog een oud hoefijzer aan de schuurdeur
en schepelingen spijkeren het soms aan de
mast hopende zich aldus van een goede reis
te verzekeren.
W. B.—Z.
VERRASSING.
Ik denk niet, dat jullie zoo knap bent.
dat je dadelijk zien kunt, wat dit plaatje voor
stelt. Dat kun je pas ontdekken, wanneer je
met potlood of inkt netjes die vakjes zwart
hebt gemaakt, waarin je een punt ziet
staan.
TANTE TIKE.
EEN EIGENGEMAAKTE
TOOVERLANTAARN.
Nu het weer zoo vroeg donker is en wij
thuis de gezelligheid moeten zoeken, is het
altijd leuk om een tooverlantaarn te heb
ben. Ik zal jullie nu eens vertellen hoe je er
zelf één kunt maken. Heelemaal alleen kun
je zoo'n toestel echter niet in elkaar zetten,
omdat het wel een beetje moeilijker is dan de
meeste andere knutselwerkjes, en bovendien
komt er electriciteit bij te pas. Je roept dus
maar de hulp in van je ouders of van een
grooteren b.oer.
We beginnen dan met een houten kast te
maken, die 24 centimeter hoog is en 1-3 cen
timeter diep. Maak in den voorkant van het
kastje een ronde opening van 5 centimeter,
waarin een koker van metaal of hard karton
wordt geplaatst, die 5 centimeter lang is. Ei*
behoort ook nog een gewone, dubbelbolle
lens, die bij voorkeur een middellijn moet
hebben van 5 centimeter, bij-. Neem eerste
kwaliteit glas, dat goed doorzichtig is en
plaats dat in eenkoker van 9 centimeter
lang. Plak een cartonnen ring aan ie deren,
kant van dit vergrootglas, wanneer het zich
in verticale houding bevindt.
De lens-koker wordt geplaatst in den koker
die zich al'in de opening van het kastje be
vindt. De eerstgenoemde koker moet kunnen
draaien in- den laatstgenoemde, daarom is
het aan te raden de opening in den voorkant
een ietsje grooter te maken dan 5 centimeter.
De 'twee onderste teekeningen van het
eerste plaatje laten zien, op welke wijze je
den achterwand van het kastje moet maken.
De gleufjes, waardoor de plaatjes moeten
worden geschoven, staan op een afstand van
10 centimeter van elkaar.
Opdat de kast niet om zal vallen,, bevesti
gen wij haar op een zware plank, In den lin
ker- of rechterzijwand worden drie gaatjes
geboord. Door een van die gaatjes wordt een
electrische draad geleid, die twee lampen van
75 watt met elkaar verbindt. De lampen wor
den geplaatst, zooals op het tweede plaatje
is aangegeven, dus één aan den linker- en
één aan den rechterkant van de openingen
in het midden.
Jullie zult wel weten, dat je een witte muur
een wit laken of een groot stuk papier noodig
hebt, om de plaatjes op te projecteeren.
Aan den bovenkant kan nog een kijk
raampje gemaakt worden van een middellijn
van 10 centimeter. Hierdoor kun je kijken, of
bijvoorbeeld het knipje van den achterwand
goed is gesloten.
De beste afstand tusschen het toestel en
het projectiedoek, dat heel strak moet zijn,
is ongeveer 1.10 meter.
De projectie zal duidelijker en scherper
worden, wanneer er aan de zijkanten, dus
achter de lampen, aan den binnenkant van
het kastje, twee reflectors worden geplaatst.
Deze dingen zijn in lederen electriciteit-win-
kel te Verkrijgen.
Wanneer je deze eigen-gemaakte tooverlan
taarn gemaakt hebt. kun je er allerlei plaat
jes door projecteeren.
IN HET RESTAURANT.
Gast: „Kellner, ik heb een halve kip be
steld. Hoe lang moet ik daar nu nog op wach-
Kellner: „Tot er iemand komt, die de tweede
helft bestelt, want wij kunnen toch niet een
halve kip speciaal voor u gaan slachten!"
Een heer komt een hotel binnen en vraagt
den portier: „Logeert hier ook een zekere heer
Van Duin?"
„Helaas niet", antwoordde de portier, die
tot voor korten tijd verkooper is geweest.
„Maar kan ik U misschien met iets anders
dienen?"
Hansje en haar ouders zijn bij een tante
uitgenoodig om te komen eten. Wanneer men
aan tafel gaat, dwalen haar oogen nieuws
gierig over de tafel heen. Er staat o.a. een
groote schotel met slagroom op. Verbaasd kijkt
zij daar naar. Dan fluistert ze haar moeder in
het oor: „Ik wil alles eten, maar dat, waar
yader zich mee scheert, zal ik wel niet lusten".
DE GOUDEN HAZELNOOTEN
Igor, een arme Russische houthakker,
woonde eenzaam in zijn houthakkerswoning
midden in een groot bosch. lederen dag trok
hij er op uit om hout te hakken. Daar hij dit
heelemaal alleen moest doen, was het een
moeilijk en zwaar werk. Hij hield echter van
zijn werk en van het bosch, waarin zooveel
vogels zongen en zooveel eekhoorntjes de
boomstammen opkropen. De measte dieren
waren dan ook niet schuw voor hem. vooral
de vogels niet, want op koude winterdagen,
wanneer een dikke ijslaag den grond bedekte,
konden ze altijd rekenen op een uitgebreid
maal van broodkorstjes voor de deur van
Igor's woning.
Twee keer in de week reed Igor met zijn
wagentje naar het naastbij gelegen dorpje om
inkoopen te doen. Het dorpje lag wel twee
uur rijden van hun woning af, daarom ging
hij er weinig naar toe. Zijn inkoopen beston
den alleen uit wat etenswaren, daar hij geen
geld had voor andere dingen. Hij begeerde
trouwens ook in het geheel geen luxe voor
werpen of mooie kleeren.
Toen hij echter weer op een middag in het
dorpje was in den winkel, waar hij altijd zijn
boodschappen deed, stond er een mooie wa
gen voor de deur stil, waar een deftig heer
uitstapte. Genoemde winkel nu, was de eenige
van het geheele dorp: er werd dus van alles
en nog wat verkocht. De deftige heer stapte
den winkel binnen en vroeg het een en ander
Toen hij wat had gekocht, informeerde hij
naar den weg naar de groote stad. want hij
was verdwaald.
De winkelier verzocht hem him iets te wil
len vertellen over de groote stad, omdat hij
en Igor daar nog nooit waren geweest. De
heer keek hen even minachtend aan en ant
woordde: „Ik begrijp niet, dat er nog men-
schen zijn. die nog nooit in een stad zijn ge
weest. Wat in1"-sen zij veel, want niets is zoo
mooi als het leven in een stad. Ik ben eens
twee dagen in een dorpje geweest. Langer
kon ik het er niet uithouden. Nooit gebeurt
er wat. 's Avonds is het er vreeselij'k don
ker, terwijl er in een stad juist iederen dag
wat gebeurt en de straten iederen avond
feestelijk verlicht zijn. Natuurlijk moet je
rijk zijn, wanneer je veel plezier wilt hebben,
maar wanneer je rijk bent-, kan je ook al de
mooie dingen koopen. welke in een stad te
verkrijgen zijn, en dat zijn er heel wat. Neen,
ik begrijp heusch niet. waarom jullie niet eens
eeri'kijkje gaat nemen in de stad. Dan zul je
wel merken, wat je allemaal mist.
Zoo praatte de deftige heer nog een poosje
voort en hij had de hoofden van Igor en den
winkelier heelemaal op hol gebracht. Eindelijk
verliet hij den winkel weer.
Ook Igor keerde weer naar huis terug. Ge
durende den thuisrit echter dacht hij steeds
aan hetgeen de heer gezegd had en hij werd
hoe langer hoe ontevredener met zijn leven.
Toen hij des avonds in bed kroop, duurde het
geruknen tijd, voor hij den slaap kon vatten.
Den volgenden morgen trok hij er weer op
uit om boomen te hakken. Een uur lang
werkte hij achter elkaar door. Daarvan was
hij zoo moe, dat hij even ging zitten op een
boomstronk om wat uit te nisten. Hij begon
wat ha ze In oo ten te eten, die hij in zijn zak
had. Daar hoorde hij geritsel in de boombla
deren. Hij keek op en zag een eekhoorntje,
dat hem achterdochtig aankeek. Igor wierp
een hazelnoot op den grond, dicht bij den
stam van den boom. waar de eekhoorn zat.
Het diertje zag zeker aan zijn gezicht, dat hij
veel van beesten hield, want het sprong met
een naar beneden en pakte het nootje Doch
wat gebeurde er nu! Het eekhoorntje nam de
hazelnoot tusschen zijn beide voorpooten.
smeet het weer neer en ziehet was een
goudkorreltje geworden.
Igor was natuurlijk zeer verbouwereerd.
Hij wierp den eekhoorn nog een noot toe en
nog één cn nog één en elke noot werd weer
een goudkorreltje. Op het laatst kon Igor een
heelen zak vullen met al dat goud. Toen hij
geen hazelnooten meer had, sprong het eek
hoorntje weer in den boom en verdween van
den eenen tak op den anderen springend.
Igor was nog steeds zoo verbaasd, dat hij
niet wist. wat hij eigenlijk met zijn rijkdom
moest beginnen. Plotseling schoot hem te
binnen, wat den dag van te voren die rijke
heer hem allemaal had verteld over het mooie
leven in een groote stad. Hij besloot ook daar
heen te gaan. Zoo gezegd, zoo gedaan.
Meteen ging hij op weg naar de stad. waar
hij tegen den avond arriveerde. Eerst kocht
hij mooie kleeren en" daarna nam hij zijn in
trek in een groot hotel. Inmiddels was het
donker geworden en ja. nu zag hij, dat die
heer de waarheid had gesproken, toen hij ver
telde. dat de straten zoo feestelijk verlicht
waren.
Igor genoot van alles, wat hij in de stad
zag. maar hij zag dan ook alleen de mooi*
winkels en die deelen van de waar h-
rijke menschen woonden Omdat de men-
schen merkten, dat hij heel rijk was. kreeg
hij spoedig vele vrienden, die hij altijd mee
uit nam. Ted°ren avo^d zat hij in een schouw
burg en dacht bij zichzelf: ..Ja dat heb ik
toch maar altijd moeten missen, deze heer
lijke dingen,"
illlllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Gerda komt vroolijk thuis en vertelt haar
ouders, dat zij over is gegaan naar de tweede
klasse. Iedereen is even blij. Een poosje later
vraagt haar vader: „En wie is er blijven
zitten?"
Gerda antwoordde: „Wij zijn allemaal over
gegaan, alleen de onderwijzer is blijven zit
ten!"
De onderwijzer vroeg eens aan Henk: „Wan
neer je vader 1 gulden heeft, je moeder daar
van vijftig centen, je zuster dertte centen en
jou de rest geeft, wat zou iij dan hehben0'
Aarzelend antwoordt Henk: „Dat weet ik
nog niet precies".
„Zoo'n eenvoudig sommetje kan ie toch
zeker wel uitrekenen?"
„Jawel, maar ik weet nog niet of ik voos
dat geld dropjes of zuurtjes zal koopen, j
AAN ALLEN!
Daarin staan de paarden, de olifanten, scha
pen honden (dat zijn leeuwen) en giraffen.
Ook een apenkooi heeft, hij gemaakt en Jak-
kie de aap, kijkt heel nieuwsgierig door de
tralies. De „slungelpop", zooals Jantje hem
noemt, is oppasser en leidt de bezoekers rond.
.Ei-genlijk wel een beetje kale dierentuin,"
denkt Jan plotseling. „Wat staat er eigenlijk
nog meeir in?" Oh ja, hij weet het al. Boomen
en heesters staan er in een dierentuin. Maar
hoe moet hij daaraan komen? Jantje kijkt
onderzoekend de kamer rond. Op tafel staat
een groote vaas seringen, die moeder een
paar dagen geleden voor haar verjaardag
heeft gekregen. Als hij die eens nam? Nee.
niet de heele vaas, dat zou moeder dadelijk
merken! Een tak was ook wel genoeg! Toen
moeder even naar de keuken was. stond Jan
tje snel op en pakte een tak seringen. Die
zette hij in een potje. Wat stond dat mooi!
Nu leek zijn dierentuin veel echter.
Toen moeder weer binnenkwam, zei hij:
„Moes, het is etenstijd voor de dieren!"
Mosder lachte: „Je bedoelt zeker etenstijd
voor jou, hè? Nu, hier heb je een paar koek
jes". Teen zag ze de sering.
„Oh Jantje, heb je die gepakt? Dat mag je
toch niet!"
„Mam, ik zal er heel voorzichtig mee zijn
Toe, laat me er zoolang mee spelen. Mijn
dierentuin lijkt veel echter zoo!"
Moeder liet zich overhalen en Jan mocht
de tak seringen houden.
Toen vader om zes uur thuiskwam en Jan
opruimen moest, vond hij het erg jammer,
„maar", zei hij tegen moeder, „morgen speel
ik weer „dierentuintje"."
En onder het eten had hij het zoo druk
met vertellen, dat moeder moest zeggen:
„Nu eens even je mond houden, Jan en
eten! Anders ben je het laatst klaar en dan
moeten we op je wachten!"
RITA.
Op een goeden dag echter raakte hij ver
dwaald en kwam terecht In slopjes en steeg
jes en straten met armoedige huizen. Ver
baasd keek hij om zich heen: hij dacht, dat
er alleen maar rijke menschen in een stad
woonden, doch nu zag hij. dat er ook heel
veel arme menschen waren. Hij begreep niet,
hoe dezen het in een stad konden uithouden,
wanneer zij niet iederen avond een theater
konden bezoeken. Dat deze menschen echter
niet zoo ongelukkig waren, als hij wel dacht,
bewees een vroolijk gezang, dat hij uit een
van de ramen van de hooge huizen vernam.
Hij keek naar de richting, waar het. gezang
vandaan kwam en zag een jong meisje, dat
zingend enkele plantjes en bloemen begoot.
Met veel toewijding deed ze dit. Het leek wel,
of dit het belangrijkste werk in de wereld was
het verzorgen van bloemen en planten.
Een paar huizen verder zag hij een oud
vrouwtje, dat een mooi zingend vogeltje in
een kooi buiten hing. omdat de zon zoo vroo
lijk scheen. Vriendelijk knikte zij het beestje
In een tuin voor een ander huis zag hij een
man ijverig werken in een klein tuintje Hoe
wel 't tuintje erg klein was, stonden er toch
veel mooie bloemen in. Even later kwam een
vrouw den tuin in en met haar man keek ze
tevreden naar de bloemen.
Toen begreep Igor, dat niet geld de men
schen tevreden en gelukkig maakt, maar hun
liefde voor planten en dieren. Hij voelde nu
ook. dat hij eigenlijk zijn vogeltjes begon te
missen. Pas in dit straatje had hij weer eens
het mooie gezang van een vogel gehoord. Ja,
die deftige heer had wel gelijk gehad, dat er
in een stad veel vermaak was en dat er fees-
telijk-verlichte straten waren en waarschijn
lijk was die heer ook wel gelukkig, maar toch
beklaagde Igor hem, want hij wist niet hoe
mooi het buiten kon zijn, vooral in de lente,
wanneer al de knoppen uitkwamen en de
boombladeren zoo'n zachte groene kleur had
den. Ook zou hij wel nooit de vogels in het
bosch hebben hooren zingen, anders had hij
het in het dorpje.vast wel langer dan twee
dagen uitgehouden.
De menschen hier in deze nauwe straatjes
wisten wel. hoe mooi het buiten was, want
anders zouden zij niet zooveel tijd en zorg
besteden aan vogels en bloemen. Voor hun
werk moesten zij zeker in de stad wonen.
Enkele ui'en later sloop Igor heel laat in
den nacht met zijn groote zak vol goudkor
rels nog eens door al die kleine straatjes. In
elke brievenbus stopte hij een goudkorreltje.
Geen enkel huis sloeg hij over Toen hij klaar
was, had hij nog maar drie korreltjes over.
„Kijk," dacht hij, dat is net het geluksgetal.
Het is dus goed wat ik gedaan heb. Ik ben
niet zoo heel jong meer en nu ik deze drie
korreltjes nog heb, hoef ik niet meer zoo erg
hard te werken om aan den kost te komen,"
Hij begaf zich vervolgens naar den man,
die beloofd had op zijn wagentje te zullen
passen. Zijn paard en wagen bleken goed
verzorgd te zijn. Igor reed weer naar huis.
Hoe verder hij van de stad af geraakte, hoe
mooier hij den weg begon te vinden Och. de
stad vond hij niet leelijk, maar hier buiten
was het toch wel tien keer zoo mooi.
Eindelijk kwam hij in de nabijheid van
zijn eigen bosch; hij hoorde al weer het ge
zang van de vele vogels; hij zag het frissche
groen van het gras en de boombladen en
voelde zich heel tevreden. Het paard rook ze
ker ook zijn stal. want het begon hard te loo-
pen. Daar kwam de woning al in zicht
Igor zag een paar vogels voor de deur
zitten.
„Ja. dat ik daar nu heelemaal niet om heb
gedacht," zei hij bij zichzelf. „Over een maand
is de winter er al weer. Ik ben blij, dat ik
weer terug ben gekomen. Stel je toch eens
voor, dat mijn vogeltjes de volgende maand
geen broodkorstjes zouden vinden voor mijn
deur. Dat gaat immers niet. Ik zal dus wel
altijd hier moeten blijven," en tevreden en
gelukkig keek hij om zich heen
L. B
HOE JANTJE EEN DIERENTUIN
MAAKTE.
„Moes, ik verveel me zoo
„Ga dan met je blokken spelen, Jani"
„Heb ik al gedaan, moes en met mijn bouw
doos en al m'n spelletjes heb ik ook al ge
speeld!"
„Ja dan weet ik niet, Jantje!"
„Mams, mag ik op straat spelen?"
„Geen denken aan, Jan. Het regent en
sneeuwt, er is niemand op straat!"
„Mams, wat moet ik dan doen? Ik verveel
me zoo heel, heel erg!" Jantje zegt het bijna
huilend. Moedei- zucht eens. Dan zegt ze op
gewekt:
„Ik weet een leuk spelletje voor je. Zoek
al je dieren uit de speelgoedkast en een paar
poppen, je blokken- en bouwdoos en dan ga
je een dierentuin ma ken l"
,;Hoe dan, miaims?"
„Wel van je blokken bouw je stallen en
hokken en daarin zet je de dieren en de
poppen zijn oppassers en bezoekers!"
„Ja, dat is een fijn spelletje, mams!"
Jantje vliegt naar zijn speelgoedkast en komt
even later terug met al zijn speelgoed. Als
moeder na een poosje naar hem kijkt, ziet
ze hem druk bezig.
Mooie stallen heeft hij gebouwd en hokken.