®1 Edmond Picard herdacht. Blijift IFit! Een Belgische première. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD H.D. VERTELLING Brieven van een Controleur B.B. ZATERDAG 2 JANUARI 1937 HAAREEM'S DA GE CAD 7 Het Nederlandsche Boek te Brussel. (Van onzen Brusselschen correspondent.) De Belgische intelligentia heeft niet zon der plechtigheid den dag herdacht waarop honderd jaren geleden Edmond Picard gebo ren werd. En inderdaad, zoo ooit. dan is deze hulde verdiend, want Picard vertegenwoordigt een der toppunten van het geestelijk leven in dit land. Hij was op velerlei gebied werkzaam en zijn belangstelling ging naar vele zaken uit. Edmond Picard begon zijn loopbaar bij de marine. Op den vier en twintigsten Fe bruari 1854 scheepte hij zich in op de Vasco da Gama. De brieven welke hij van die reis aan zijn moeder schreef zijn bewaard geble ven. Het is merkwaardig, die te vergelijken met de twee boeken jeugdherinneringen, welke hij vijf en twintig jaar later opstelde. Deze twee deelen getiteld: ,,L' Amiral" en „En Con- golie" gelden nog immer als voorbeelden van levend menschelijk proza, dat tot het beste behoort dat in België geschreven is. Al spoe dig gaf hij het varen op en studeerde rechten. Ook op dit gebied heeft hij enorm veel ge presteerd. Aan hem dankt- men de „Pandectes Beiges" een aantal handboeken, die nog im mer hun volle autoriteit behouden hebben en zijn meesterwerk „Paradoxe sur l'Avocat" waarvan wel eens een nieuwe typografisch welverzorgde uitgave mocht verschijnen, want dit boek heeft in de gansche Fransche letterkunde zijn weerga niet. Terwijl Edmond Picard jarenlang beschouwd werd als de grootste en origineelste rechtsge leerde van België, vond hij niettemin tijd voor nog vele andere bezigheden. Hij was hoogleeraar, tooneelschrijver, kunstcriticus, redenaar en politicus. Groote bekendheid ver wierf hij zich ook door de stichting van de Académie Libre de la Belgique, beter bekend onder de naam Académie Picard, de eenige academie met een niet academischen geest, waarvan werkelijk de beste en de moedigste geesten thans nog lid zijn. Het was Picard's bedoeling daarin voornamelijk de jongere kunstenaars en schrijvers, zij die iets nieuws brachten, te vereenigen. En het teekent zijn bedoelingen uitstekend, dat hij vaststelde, hoe bij gelijkheid van stemmen over een nieuw lid, voorrang gegeven moest worden aan de jongste van jaren. In het Palais de Justice te Brussel werd een herdenkingsplechtigheid gehouden, waarbij regeering en hooge magistratuur vertegen woordigd waren. Men schijnt hem zijn zonden dus vergeven te hebben. Men moet namelijk weten, dat vlak na den oorlog Edmond Picard aan de schandelijkste aanvallen van de zijde der patriotten door dik en dun heeft bloot ge staan. In die sombere jaren van verdwazing, waarin de oorlogsmentaliteit nawerkte en een bijzonder hatelijken vorm aannam, werd één van Picard's kameraden een indertijd zeer be kend journalist, Ray Nyst, in beschuldiging gesteld, omdat hij tijdens de bezetting had medegewerkt aan een blad „La Belgique" ge- heeten, dat onder Duitsche censuur stond. Picard nam de verdediging van Nyst op zich met het hem^eigen vuur en zonder zich te storen aan vooroordeelen en ij dele opwinding. Hiermede haalde hij zich de haat der hoera- vaderlanders op den hals en geen scheldwoor den waren fel genoeg om hem te treffen. Dit was zijn laatste proces. Hij trok zich op het platteland terug en hij stierf 19 Februari 1924 te Dave-sur-Meuse, 88 jaar oud. Na zijn dood is het besef van zijn ware be- teekenis pas langzaam doorgedrongen en nu de kleine hartstochten wat bedaard zijn en men hem historisch kan gaan beschouwen, erkent men dat hij een der grootste Belgen is die er ooit geleefd hebben. Over het algemeen is het voor een Belg moei lijk om in het eigen land erkenning te vinden. Dit bemerken vooral alle Fransch schrijven- den. Zij kunnen hun landgenooten uitsluitend via Parijs bereiken. Een auteur tfvan Europee- sche beteekenis als Franz Hellens was reeds de vijftig gepasseerd en had al een zeer be langrijk oeuvre achter zich, voordat men in België zelf zijn bestaan erkende. Pas toen de groote Fransche uitgevers Grasset en later Gallimard het een eer vonden zijn proza in hun fonds op te nemen begon men in Brussel vertrouwen te krijgen. Op een ander plan voltrok zich het zelfde met Georges Simenon. Een vergelijking tus- schen die twee schrijvers is niet mogelijk. Franz Hellens is een groot schrijver tout court, en Simenon een groot schrijver van amusementslectuur. Hij debuteerde in zijn ge boortestad Luik in de journalistiek, maar be greep al heel spoedig, dat een werkelijk wel slagen mogelijk zou zijn, indien hij een kans kreeg zich in Parijs te doen gelden. Dit nu is Simenon, dank zij zijn onmiskenbaar talent en zijn doorzettingsvermogen, volkomen ge lukt. Juist vijf en dertig jaar oud heeft hij meer dan twee honderd romans op zijn naam staan. Zijn werkelijk groote reputatie dateert van zijn contact met de zoo pas gestorven uit gever Arthème Fayard. Hij leverde met lof waardige stiptheid iedere maand een roman van ongeveer 240 bladzijden, welke door Fayard volgens de meest geperfectionneerde Ameri- kaansche methodes gelanceerd werd. Dit is de serie van den inspecteur Maigret; detective verhalen steeds in een andere omgeving spe lende, vlot en geestig geschreven, welke nog immer veel gelezen worden. Daarna begon Simenon een nieuwe reeks bij den uitgever Gallimard, welke nog steeds niet afgesloten is. Georges Simenon is op dit oogenblik zeker de meest gelezen schrijver in de Fransche taal en men kan rekenen, dat hij alleen met zijn boeken en groote reportages zich bon an, mal an, een inkomen van een .dertig duizend gulden bij elkaar schrijft. Het is duidelijk, dat men nu in Bèlgië ook heel trotsch is op zijn roem. Dit bleek wel, toen dezer dagen de pre mière van Simenon's eerste tooneelstuk te Brussel ging. Hij had dit zelf bewerkt naar een van zijn meest gelezen romans, waarvan het ook den titel draagt: „Quartier Nègre". Daarin wordt ons geschilderd den ondergang van een jong Fransch ingenieur in Panama, die zich meer en meer vereenzelvigt met- de inboor lingen en hun bont bestaan, doordat hij bij een negermeisje de liefde vindt, welke zijn vrouw hem onthoudt. Het stuk is niet sterk, ^tgeen niemand verbazen zal, die Simenon's werk kent. In al zijn boeken vormen anecdo- ten en psychologie de zwakke punten. De be koring en de waarde er van ligt in het meester schap, waarmede hij ons landschappen en stemmingen weet te suggereeren. Dit vermo gen nu komt op de planken geenszins tot zijn recht, zoodat de tekortkomingen in de hande ling en de creatie van zijn figuren ons te meer opvallen. Maar het succes was overwel digend. In geen jaren hebben we zoo'n volle en deftige premièrezaal gezien! Verschillende ministers en vele gezanten waren aanwezig. Tout Bruxelles was samengestroomd om den verloren letterkundigen zoon in te halen en om te laten zien, hoezeer men het op prijs stelde dat hij de eerste opvoering van zijn eerste stuk in Brussel gaf, voordat Parijs aan de beurt kwaml Als een vingerwijzing en een feit van be teekenis moeten wij ten slotte signaleeren. dat thans voor de eerste maal te Brussel een Nederlandsche boekenbeurs gehouden is, en, wat meer zegt, met succes! De boekenbeurs is in het Vlaamsche land al sedert geruimen tijd een geliefd instituut. Een maal per jaar toonen er de Vlaamsche en de Belgische ver tegenwoordigers der Nederlandsche uitgevers hunne nieuwe uitgaven. De stands worden met veel smaak en zorg aangekleed en in Ant werpen, altijd in de maand November, stroo men de belangstellenden /toe. Er zijn dagen, dat er 20.000 bezoekers komen. Ook In Oostende, Gent, Kortrijk zijn boekenbeurzen gehouden, maar in Brussel durfde men het niet aan, omdat men vreesde er geen belang stelling voor Nederlandsche uitgaven te vin den. In zeer korten tijd zijn de toestanden echter radicaal gewijzigd en is er zelfs een Nederlandsch snobisme aan het groeien. De zelfde deftige Brusselsche burgerij die vroeger het Nederlandsch een taal voor stal en keuken achtte, geeft thans geen diner of er zijn een of meer Vlaamsche schrijvers als vertroetelde eeregasten aanwezig. Men stuurt de kinderen naar Holland om de taal te leeren, men zoekt Hollandsche gouvernantes en legt Nederland sche boeken op de salontafeltjes neer. Bij de opening van de Brusselsche boekenbeurs wa ren dan ook tal van autoriteiten aanwezig en de inrichters zijn zeer tevreden zoowel over hetbezoek als over den verkoop. Wie had dat zelfs een jaar of drie geleden durven denken laat staan voorspellen! JAN GRESHOFF. Op bezoek bij Grootpapa doorL. S. Het moest er dan eindelijk maar eens van komen, had Grootpapa geschreven. Als Em my van plan was om met dat jongemensoli Winters te gaan trouwen, dan moest ze hem maar eens komen voorstellen. Emmy, dat ben ik. Het jongemensch Win ters is die goeie Dick en Grootpapa wel, dat is niet alleen het hoofd, maar ook het geweten van de familie. Hij weet beter dan een van ons, wat we moeten doen en laten; wat, „in ons geval", goed is en wat slecht. Waarom óns geval er anders uit zou zien dan dat van andere menschen, is me een raad sel. Maar dat zal wel iets te maken hebben met het feit, dat Grootpapa onze voor ouders allemaal bij naam en toenaam kent en dat hij zelf resideert wonen is het woord niet op een restant slot met 'n zware hypotheek en veel familiewapens. Ge- Gelukkig voor Grootpapa zie je dat zilveren dak niet en de wapens wél, en dus kan hij de eer ophouden. Het is heuseh geen wonder dat Dick en ik het samen al lang eens waren, voordat we er aan dachten om het fiat van Grootpapa te gaan halen. Hij is verschrikkelijk lastig en heeft allerlei criteria, waar een gewoon mensoh niet aan denkt. Ik vind het allang goed dat Dick een brave jongen is, maar Grootpapa zal natuurlijk allereerste kijken naar zijn famlie en de lengte van onze beide stamboomen vergelijken. Dat maakt zoo'n week-ennd in het hoofdkwartier niet be paald gezellig. Enfin, het moest dan toch maar eens plaats hebben en na Grootpapa's wensch (lees: bevel) om ons eens samen te zien, heb ben we een plan opgemaakt. Grootpapa's huis ligt ver buiten de bewoonde wereld en het week-end kon meteen dienstig gemaakt worden aan andere bezoeken. Dick en ik sa men op het stamslot was iets ondenkbaars vanwege het decorum: ik hoorde alleen te arriveeren en Dick kon dan den volgenden morgen zijn opwachting komen maken. We besloten. Vrijdagavond door te brengen bij vrienden en vandaar zou Dick dan den vol genden morgen met de bus naar Grootpa pa's huis komen; ik zou Vrijdags meteen doorreizen en kon dat met een taxi nog wel halen. We zijn Vrijdagmiddag gezellig samen af gereisd en hebben met z'n beidjes in Utrecht gedineerd. Dat was ook net het eenige, dat conform het plan verliep, want de rest Om te beginnen wisten we geen van beiden, waar onze vrienden precies woonden. Hun huis was pas nieuw en stond in een onont warbare buitenwijk. Met het gevolg, dat we er knapjes laat aankwamen. Ze bleken op ons gewacht te hebben om gezellig nog wat naar een cabaret te gaan. Ik zag Dicks ge zicht betrekken en rekende al voor mezelf uit. of ik nog ooit dien avond het hoofdkwar tier zou kunnen bereiken. Maar daar werd eenvoudig niet naar gevraagd en eer we het wisten, zaten we met een heele troep in 'n paar auto's en redenliefst naar Amster dam. Enfin, de avond ging zooals dat altijd gaat en het slot was, dat Dick en ik uitmaakten dat we beter van daaruit via Amersfoort naar Grootpapa konden reizen. Niet dat Dick het wagen zou. samen met mij in den nacht te arriveeren: maar hij zou zien logies in het dorp te krijgen en dan zou den we 's morgens tenminste bijtijds (Groot papa is matineus) bij de hand zijn. Dat maakt al vast een goeden indruk. We hadden nog eenige moeite om ons van de vrienden los te maken, maar wisten ze tenslotte te overtuigen dat dit de beste op lossing was. Toen we want feestelijk ge stemde menschen hebben nooit haast ons eindelijk van hen hadden bevrijd, kwamen we precies vroeg genoeg om den trein voor onze neuzen te zien wegrijden. En het was de laatste. Wat nu? In Amsterdam blijven? Maar dan moest Grootpapa worden opge beld. en zooiets kun je bij hem 's avonds na tienen niet doen. We wisten dat hij speciaal voor het bezoek vandaag zou zijn terugge komen van een of andere familie-tournee en het kon best zijn, dat hij doodmoe vroeg naar bed was gegaan. Doorreizen, dat was het eenige. Maar hoe? „Een taxi" opperde Dick. Maar het was minstens nog anderhalf uur en nachttarief is dubbel en daarbij zou Dick ook nog in het dorp moeten logeeren. We maakten de kas eens op en kwamen tot de conclusie, dat we met een menschlieven- den chauffeur misschien een heel eind zou den komen; Dick moest in ieder geval zijn logies zelf kunnen betalen, want ik zou Grootpapa's gezicht wel eens willen zien als de rekening van het hotel op het slot werd gepresenteerd! Eerst stelde Dick nog voor, in Amsterdam op het politie-bureau of bij de Onbehuisden te overnachten, maar het leek me-toch minder wenschelijk dat hij in staat van verwildering onder Grootpapa's oogen kwam. Zoo besloten we dan. samen te gaan. Het moet voor den taxi-chauffeur een won derlijke gewaarwording zijn geweest, toen we hem vroegen hoeveel kilometer hij reed voor zoo-en-zooveel. Na wat over en weer praten ik viel om van de slaap raakten we het eens en zou hij ons naar het dorp rij den en mij dan zelfs nog bij Grootpapa af zetten; als Dick geen geld meer voor het hotel had. kom ik tenslotte altijd den volgen den morgen een leening sluiten bij Groot papa's tuinman, die is zoo kwaad nog niet. We reden en ik viel meteen in slaap. Alles kwam nu immers prachtig voor elkaar. Ik werd na een uur wakker door een heftige schok, 'k Droomde juist dat Grootpapa en Dick elkaar naholden om de put op de bin nenplaats en ik schrok wakker. Het was pik donker en het regende. Er was mijlen ver geen huis en geen sterveling te bekennen en de oude taxi stond midden op een landweg en verroerde geen vin. Dick en de chauffeur deden samen wat ze konden, maar er kwam geen beweging in. Tenslotte zou de chauf feur probeeren, ergens hulp te krijgen en verdween in het stikdonker. Dick en ik ble ven achter in de auto. Het was inmiddels bij half twee geworden, We hadden zoowat een uur gereden en konden nieit meer dan veer tig kilometer van onze bestemming af zijn, wat in ieder geval een prettig idee was. Als je toch eenmaal gestrand bent, doen tien kilometer meer of minder er niets toe. Heel in de verte naderden twee lichten. Dick bedacht met schrik, dat de accu van de taxi uitgeput was en er dus geen achterlicht brandde. Ik werd in den regen aan den berm gezet en Dick liep met zijn zaklantaarn (die ik hem had meegegeven omdat Grootpapa's behuizing vrij van electrisch licht is) de auto tegemoet. Het bleek een van die nach telijke goederentransporten te zijn zooiets als de "AmsterdamGroningen-expres. met twee chauffeurs en een enorme sleep op zes wielen. De zaak stopte dertig meter achter onzen wagen en we hoorden, dat het naaste dorp nog anderhalf uur loopen ver was. Waarop Dick bliksemsnel uitrekende, hoe veel vracht hij schuldig was, het geld met een gekrabbelde explicatie er bij onder de voorbank stopte en onze koffers naar buiten haalde. „Wat doe je nou. vader?" vroeg een van de twee .Dat geld vindt-ie nooit, er berine hier landloopers genoeg". Zoo namen we het geld maar weer mee en zaten vijf minuten later te schokken achter in de vrachtauto, niet onbehaaglijk tusschen balen meel en rondom in carton gehulde fietsen. De chauffeurs zouden uitkijken naar eenzame wandelaars om zoo te probeeren, onzen taximan nog op te pikken. We kon den hem dan althans betalen. Voor de ze kerheid had Dick het nummer van den wa gen genoteerd, dus in orde kwam het toch wel. We schudden een eeuwigen tijd en ik had alle gelegenheid om me de ontvangst bij Grootpapa voor te stellen. Zou hij opgeble ven zijn? en me woedend ontvangen? Da.t beloofde dan later wat voor Dick. Waar schijnlijker was, dat Grootpapa regelrecht naar bed was gegaan. Dat deed hij vroeger altijd, als ik eens laat kwam. Ik kon dan bellen en ging naar mijn slaapkamer, en we troffen elkaar dan aan het ontbijt, om half acht. Maar kon ik om half drie in den nacht eigenlijk wel bellen? Hopelijk was er nie mand opgebleven. Maar zelfs al sliep het personeel, dan zou Grootpapa de bel kunnen hooren. Ik kende hem genoeg om te weten wat er zwaaien zou. Allemaal dingen die me benauwden en die er Dicks stemming ook niet rooskleuriger op maakten. Na 'n twintig minuten stopten we plotseling. We dachten al. dat de taxi-chauf feur gevonden was, maar het was iets an ders. Zware mannenstemmen, voetstappen om den wagen, en opeens werd de achter deur opengegooid en knipperden onze oogen in het schelle licht van een electrische toorts. We zagen vaag laarzen blinken en een bar- sche stem zei: „rijksveldwacht". We klom men als een paar betrapte kwajongens van de lading af. En daar stonden we weer in den regen. Er was iets niet in orde met de lading of de papieren, in ieder geval merk ten we wel dat er het eerste uur van verder rijden wel niets komen zou. En zoo stonden we om en bij twee uur weer op den weg, in het donker, met- dankbaarheid in het, hart omdat we feitelijk niet eens hadden mogen meerijden en er met een reprimande waren afgekomen. Grootpapa zou het niet over leefd hebben als een telg van zijn huis een bekeuring had opgeloopen! We sjokten verder met onze koffertjes. „Als we maar niet om halfacht present hoefden te zijn", zuchtte ik. „Ja, dan konden we een hooiberg opzoekenzei Dick met een ge weldige gaap. Maar we wisten- er zouden onheilen losbarsten als ik niet keurig vol gens den regel van het huls mijn stamhoofd in de eetkamer opwachtte. En dus gingen we verder, ons troostend met de gedachte dat we niet langer dan twee uur loopen van het huis konden zijn en dus nog voor half acht konden arriveeren We hadden geen flauw idee. waar we pre cies liepen. Ergens moesten we bij een ge hucht rechtsaf, maar hoe is in een stikdon- Em igrantenwerk. Daar ik mijn kroniek de vorige maal afbrak door de beschrijving van de viering van de ver loving van Prinses Juliana hier op Kloenkoeng, valt er nu wel weer wat te vertellen. Allereerst dan mijn bezoek aan Bangli waar ik verschillende inspecties te doen had o.a. in het hospitaal en krankzinnigengesticht, een altijd minder vroolijk werk. Doch hier viel het mee omdat alles er zoo rustig, netjes en fleu rig uitziet. Ook zijn de ruim 100 verpleegden over het algemeen niet van de gevaarlijke soort, zoodat ze wel onder toezicht, maar dan toch vrij rondloopen en allerlei werk doen: landbouw, timmeren, huisnijverheid, waar onder mooi Balineesch houtsnij- en weefwerk. Zelfs heeft de dokter hen zoo ver gekregen dat ze als ballenjongens op de nabij gelegen ten nisbanen fungeeren, waarbij soms het eenige bezwaar is, dat ze zelf gaan spelen in plaats van de ballen aan de spelers te geven. Maar dat is dan ook het eenige bezwaar dat je tegen de werk-therapie van de krankzinnigen te Bangli kunt hebben. Op de bestuursvergadering op Bangli kreeg ik ook de telling binnen van het aantal tem pels dat er hier op deze onderafdeeling is, en dat viel veel grooter uit dan iedereen gedacht had, n.l. ruim 2300! Niet voor niets heet Bali dus het land van de duizenden tempels, want voor heel Bali zal het aantal zeker wel over de 15000 zijn. Den volgenden dag naar Noesa Penida voor mijn emigrantenwerk. Daar ik de stoomboot Xenia ter beschikking had gekregen, gingen er nog een twintig andere passagiers mee. ook de regent en verschillende Inlandsche ambtenaren, allen voor diverse vergaderingen of tournée. Ook was er een Engelschman aan boord die met onzen veearts opdracht had, alle honden, een ware plaag van Bali, neer te schieten. Om 9 uur zijn wij van Padangbaai vertrokken en om 11 uur, via zware golven en hevige branding, op Noesa geland. Wij waren allen kletsnat en een groot deel zwaar zeeziek, ik gelukkig niet. Daar op Sampelen vergade ring gehouden met de volkshoofden en toen weer aan boord om naar een volgend eiland te trekken. Het was weer een heele last om door de branding aan boord te komen! Aan boord hebben we zitten bridgen tot we het volgende punt bereikt hadden. We kondeoi daar door het vuile water niet van boord, bleven den morgen afwachten en hadden 's nachts nog een angstig moment toen de boot die een K.M. uit de kust lag, plots in een te sterken stroom kwam en op drift sloeg net in de richting van een gemeen rif. Gelukkig was er nog genoeg stoom op, zoodat de schroef voldoende kon draaien om tegen den stroom op te werken en het anker weer rust te geven en een stevige plaats te zoeken. Den volgen den morgen den wal op. allerlei werk gedaan en weer een dertig emigranten voor Djem- brana gestrikt, die we aan boord meenamen. Een zielig stel arme stakkers, menschen zon der eenig bezit, kinderen heelemaal, en de volwassenen voor driekwart naakt. Als eenige bagage een matje om op te slapen en een stuk zout. Ze vertrouwen zich ten volle toe aan mijn plannen en zorgen en hebben het dan ook goed in het nieuwe land dat ik voor hen uitkoos. Ze krijgen daar 6 maanden steun met eten en huizenbouw en komen daar vast te recht. Ik heb er al een dikke 500 menschen zitten en op den duur moet dat tot een kleine tienduizend groeien. Het is mooi en nuttig werk waar ik volle satisficatie van heb. Als je zoo'n stel arme kerels zonder eenige verdere toekomst op Noesa Penida, over een maand of twee, weer veel gelukkiger, hoopvalier en ge zonder terug ziet op Djembara, dan heb je daar schik in. En toch. al weet je dat ze een goede toekomst tegemoet gaan, blijft het toch altijd een tragisch gezicht, als je ze in zoo'n klein prauwtje, bang en zeeziek aan boord ziet komen. Ik tap dan een mop. zet hen aan het werk, leidt hun gedachten af, zet hen den volgenden morgen in autobussen en dan rij den ze de 150 K.M. naar hun nieuwe land. Daar ik er onderweg nog een veertig oppikte en de boot er den volgenden dag weer een 40 aanbracht, kon ik er den morgen daarop een dikke honderd naar Djambrana verzenden, keren nacht een gehucht te ondersoheiden? Dicks zaklantaarn en we waren zuinig op de batterij verlichtte vijf meter vóór ons. Meestal liepen we maar op het gevoel. We waren doornat. De moed der wanhoop be zielde ons. Eindelijk onderscheidden we vaag iets van water en een brug aan den rechter kant. Op hetzelfde oogenblik verscheen ver achter ons de vrijgelaten' vrachtauto en de enorme koplampen verlichtten een verkeers bord vóór ons. waarop we zagen dat we wer kelijk op den goeden weg waren We sloegen rechtsaf, trokken het gehucht door onder een onophoudelijk geblaf van minstens tien woedende waakhonden, en arriveerden om kwart over vier bij het kasteel. .Het- dorp is nog een kwartier verder", legde ik Dick uit. Maar hij weigerde. Hij was te moe. en wilde me niet in den steek laten. Ik kon me ook voorstellen dat een nachtrust van half vijf tot half zeven vrijwel gelijk nihil is. De herbergier kon Dicks late aankomst boven dien best later rapporteeren en wie weet wat Grootpapa daar allemaal uit distilleerde. Wat mij aangaat ik durfde niet te bellen. We dwaalden in het duister rond het huis. zacht jes rammelend aan alle deuren. Lex de hof hond had ik losgemaakt en meegenomen, hij was gelukkig .muisstil. Tenslotte stonden we weer op Ihet voorplein. Heel ver weg in het oosten werd de hemel lichter. Een haan be gon schor te kraaien. „Wat nu?" We keken mekaar aan. Toen kregen we beiden tegelijk het groote, warme hok van Lex in het oog. En zonder een woord te zeggen liepen we er heen. Met z'n drieën hebben we het broe derlijk gedeeld, Het was hard en nauw, maar tenminste warm en droog. Toen het om zeven uur heelemaal licht was geworden en het keukenmeisje de luiken opengooide, sloop ik door de aohterdeur binnen. Dick knapte zich ergens in de struiken wat op Ik vond m'n kamer klaar, pakte mijn koffertje uit, maak te mijn bed in wanorde, waschte me en pro beerde alle sporen van den nacht te verwij deren. Om klokslag half acht was ik in de ont bijtkamer Er was gedekt voor één. Ik belde om thee James, de knecht bediende. Waar Grootpapa was?" De jonker heeft gisteren opgebeld, dat hij pas vanmiddag om vijf uur hier kan zyn....* Over een week ga ik daar dan ook heen om hen verder te instalieeren. Ik hoop op die manier van het thans overvolle Noesa Penida. „het eiland in nood", zooals de couranten het noemen, weer een bewoonbaar eiland ie maken en tevens daar in Djambrana een nieuw land te openen. Ik hoop en denk we! dat het lukt, al zal i k het werk niet af kunnen krijgen, want daarvoor zit ik natuurlijk niet lang ge noeg op Kloengkoeng. Toch gaat alles niet altijd daar op rolletjes, want een poosje geleden brak er plotseling een ziekte uit, met het gevolg dat er in een week 8 menschen stierven. Het waren voor ons wel geen verontrustende gevallen, heel normaal zelfs in een nieuwe vestiging, maar de luitjes trokken het zich erg aan, dachten aan dui vels en demonen, temeer daar er een eigen aardig groote voetafdruk in de buurt was ge vonden (volgens ons normaal) maar volgens hen abnormaal en van den duivel afkomstig. En toen dan nog een dekoen (soort medicijn meester) verkondigde dat de menschen niet met den noodigen eerbied hun huizen te Noesa hadden verlaten d.w.z. niet voldoende en op de goede manier aan hun goden hadden geofferd en afscheid genomen, zoodat die go den nu minder goed gestemd waren en daar door nu de misère over hun nieuwe land was gekomen, ja. toen was Leiden in last en waren ze allen uit hun nieuwe huisjes geloopen. Ze wilden niet meer werken en waren heelemaal de kluts kwijt. En nu moesten wij er weer bij komen om het zaakje in orde te maken. En daar het bestuur nu eenmaal overal raad op weet. of moet weten, werd ook dit varkentje weer gewasschen. Wij, Controleurs van Kloeng koeng en Djembrana. de twee regenten van die streken, de districtshoofden en last not least de Pedanda oftewel priester van Kloengkoeng, trokken er heen met een vrachtauto vol offer gaven, waaronder als voornaamste: wijwater en grond uit de tempels van Noesa Penida en Kloengkoeng. Hiermede werd voor hen allen een groot offerfeest gegeven, plechtig en pri mitief om te zien. daar midden in de pas ontgonnen bosschen met een aandachtig en af wachtend publiek. Het was heusch indruk wekkend. Ik hoop nu maar dat het een nuttig effect heeft en de menschen hun gemoedsrust terugvinden. We spraken hun allen ook *og een bemoedigend woordje toe en ze zouden den volgenden dag weer gewoon aan den slag gaan. De ziekte is al afgenomen en als er nu maar geen dooden meer vallen zal alles wel verder normaal gaan. We bezochten daarna nog de geheele ontginning, spraken overal een woordje en gingen den volgenden dag weer gerust huis toe. uutlllllg Ol U CC1I Oefening 37 is een goede oefening om alle spieren aan de ach terzijde van het li chaam te rekken. De teekening geeft de bedoeling al dui delijk weer: In ge hurkte houding en de handen dicht bij de voeten op den grond; daarna snel de beenen volkomen strekken, maar tóch de handen aan den grond laten. Onmiddellijk hierna weer snel de beenen bui gen. Dit laatste deel is 'n vallende beweging, dus doet dit snel en ongedwongen. Twintig maal herhalen. Is deze oefening u te moeilijk, dan is oefening 14 een prachtige voorbereiding. Oefening 38. U kunt 't beste tot „schouder stand" komen, door uit zittende houding met de beenen recht uit, achterover te rol len, beenen omhoog brengen, en vóór U dreigt terug te rollen, l de handen in de len- t den plaatsen. (Zie a Oefening 7). Is het u l gelukt in schouder- stand te komen, dan i langzaam beide bee nen tegelijk gestrekt laten dalen, zooals de stippellijn aangeeft. Als het uiterste bereikt is (het is zelfs mogelijk door te gaan tot de voeten den grond raken!) weer langzaam te rug gaan en hoog uitstrekken. Deze oefening vijfmaal herhalen. Oefening 39. Na deze beide zware oefenin gen ter afwisseling weer eens een evenwichts oefening. Maar het is geen gemakkelijke! We beginnen staande op het rechter been. Dan buigen we langzaam naar beneden en leggen een zakdoek neer achter den hiel van den rech ter voet. Weer langzaam rechtop komen: weer buigen en met de andere hand den zakdoek oprapen. De rechtervoet mag bij deze oefening niet verschuiven, maar verder kunt u. om het evenwicht te bewaren, uw beenen, romp. ar men zooveel buigen of bewegen als u wilt. Als het gelukt, probeert u het dan ook nog eens staande op het andere been? Oefening 40. In spreidstand beide armen links heffen. Met bei- de armen snel en /'/'"V- soepel concentrische cirkels beschrijven. Doet dit vooral niet stijf. Om de cirkels nog grooter te maken kunt u beurtelings een knie buigen. Het is wel eens aardig om aan deze oefening een ademhalingsoefening te verbinden. (Oefe ning 40 a). Vóór u begint zoo diep mo gelijk inademen. Tij dens het langzame uitademen zooveel moge- Üjw cirkels met de armen makend. Stilstaand inademen en daarna hetzelfde maar de cirkels in tegengestelde richting. JULES KAMMEIJER, Lich. Opv. M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13