®1
Edmond Picard herdacht.
Blijift IFit!
Een Belgische première.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
H.D. VERTELLING
Brieven van een Controleur B.B.
ZATERDAG 2 JANUARI 1937
HAAREEM'S DA GE CAD
7
Het Nederlandsche Boek
te Brussel.
(Van onzen Brusselschen correspondent.)
De Belgische intelligentia heeft niet zon
der plechtigheid den dag herdacht waarop
honderd jaren geleden Edmond Picard gebo
ren werd. En inderdaad, zoo ooit. dan is deze
hulde verdiend, want Picard vertegenwoordigt
een der toppunten van het geestelijk leven in
dit land. Hij was op velerlei gebied werkzaam
en zijn belangstelling ging naar vele zaken
uit. Edmond Picard begon zijn loopbaar bij
de marine. Op den vier en twintigsten Fe
bruari 1854 scheepte hij zich in op de Vasco
da Gama. De brieven welke hij van die reis
aan zijn moeder schreef zijn bewaard geble
ven. Het is merkwaardig, die te vergelijken
met de twee boeken jeugdherinneringen, welke
hij vijf en twintig jaar later opstelde. Deze
twee deelen getiteld: ,,L' Amiral" en „En Con-
golie" gelden nog immer als voorbeelden van
levend menschelijk proza, dat tot het beste
behoort dat in België geschreven is. Al spoe
dig gaf hij het varen op en studeerde rechten.
Ook op dit gebied heeft hij enorm veel ge
presteerd. Aan hem dankt- men de „Pandectes
Beiges" een aantal handboeken, die nog im
mer hun volle autoriteit behouden hebben en
zijn meesterwerk „Paradoxe sur l'Avocat"
waarvan wel eens een nieuwe typografisch
welverzorgde uitgave mocht verschijnen,
want dit boek heeft in de gansche Fransche
letterkunde zijn weerga niet.
Terwijl Edmond Picard jarenlang beschouwd
werd als de grootste en origineelste rechtsge
leerde van België, vond hij niettemin tijd
voor nog vele andere bezigheden. Hij was
hoogleeraar, tooneelschrijver, kunstcriticus,
redenaar en politicus. Groote bekendheid ver
wierf hij zich ook door de stichting van de
Académie Libre de la Belgique, beter bekend
onder de naam Académie Picard, de eenige
academie met een niet academischen geest,
waarvan werkelijk de beste en de moedigste
geesten thans nog lid zijn. Het was Picard's
bedoeling daarin voornamelijk de jongere
kunstenaars en schrijvers, zij die iets nieuws
brachten, te vereenigen. En het teekent zijn
bedoelingen uitstekend, dat hij vaststelde, hoe
bij gelijkheid van stemmen over een nieuw
lid, voorrang gegeven moest worden aan de
jongste van jaren.
In het Palais de Justice te Brussel werd een
herdenkingsplechtigheid gehouden, waarbij
regeering en hooge magistratuur vertegen
woordigd waren. Men schijnt hem zijn zonden
dus vergeven te hebben. Men moet namelijk
weten, dat vlak na den oorlog Edmond Picard
aan de schandelijkste aanvallen van de zijde
der patriotten door dik en dun heeft bloot ge
staan. In die sombere jaren van verdwazing,
waarin de oorlogsmentaliteit nawerkte en een
bijzonder hatelijken vorm aannam, werd één
van Picard's kameraden een indertijd zeer be
kend journalist, Ray Nyst, in beschuldiging
gesteld, omdat hij tijdens de bezetting had
medegewerkt aan een blad „La Belgique" ge-
heeten, dat onder Duitsche censuur stond.
Picard nam de verdediging van Nyst op zich
met het hem^eigen vuur en zonder zich te
storen aan vooroordeelen en ij dele opwinding.
Hiermede haalde hij zich de haat der hoera-
vaderlanders op den hals en geen scheldwoor
den waren fel genoeg om hem te treffen. Dit
was zijn laatste proces. Hij trok zich op het
platteland terug en hij stierf 19 Februari 1924
te Dave-sur-Meuse, 88 jaar oud.
Na zijn dood is het besef van zijn ware be-
teekenis pas langzaam doorgedrongen en nu
de kleine hartstochten wat bedaard zijn en
men hem historisch kan gaan beschouwen,
erkent men dat hij een der grootste Belgen is
die er ooit geleefd hebben.
Over het algemeen is het voor een Belg moei
lijk om in het eigen land erkenning te vinden.
Dit bemerken vooral alle Fransch schrijven-
den. Zij kunnen hun landgenooten uitsluitend
via Parijs bereiken. Een auteur tfvan Europee-
sche beteekenis als Franz Hellens was reeds
de vijftig gepasseerd en had al een zeer be
langrijk oeuvre achter zich, voordat men in
België zelf zijn bestaan erkende. Pas toen de
groote Fransche uitgevers Grasset en later
Gallimard het een eer vonden zijn proza in
hun fonds op te nemen begon men in Brussel
vertrouwen te krijgen.
Op een ander plan voltrok zich het zelfde
met Georges Simenon. Een vergelijking tus-
schen die twee schrijvers is niet mogelijk.
Franz Hellens is een groot schrijver tout
court, en Simenon een groot schrijver van
amusementslectuur. Hij debuteerde in zijn ge
boortestad Luik in de journalistiek, maar be
greep al heel spoedig, dat een werkelijk wel
slagen mogelijk zou zijn, indien hij een kans
kreeg zich in Parijs te doen gelden. Dit nu is
Simenon, dank zij zijn onmiskenbaar talent
en zijn doorzettingsvermogen, volkomen ge
lukt. Juist vijf en dertig jaar oud heeft hij
meer dan twee honderd romans op zijn naam
staan. Zijn werkelijk groote reputatie dateert
van zijn contact met de zoo pas gestorven uit
gever Arthème Fayard. Hij leverde met lof
waardige stiptheid iedere maand een roman
van ongeveer 240 bladzijden, welke door Fayard
volgens de meest geperfectionneerde Ameri-
kaansche methodes gelanceerd werd. Dit is de
serie van den inspecteur Maigret; detective
verhalen steeds in een andere omgeving spe
lende, vlot en geestig geschreven, welke nog
immer veel gelezen worden. Daarna begon
Simenon een nieuwe reeks bij den uitgever
Gallimard, welke nog steeds niet afgesloten is.
Georges Simenon is op dit oogenblik zeker
de meest gelezen schrijver in de Fransche
taal en men kan rekenen, dat hij alleen met
zijn boeken en groote reportages zich bon an,
mal an, een inkomen van een .dertig duizend
gulden bij elkaar schrijft. Het is duidelijk, dat
men nu in Bèlgië ook heel trotsch is op zijn
roem. Dit bleek wel, toen dezer dagen de pre
mière van Simenon's eerste tooneelstuk te
Brussel ging. Hij had dit zelf bewerkt naar een
van zijn meest gelezen romans, waarvan het
ook den titel draagt: „Quartier Nègre". Daarin
wordt ons geschilderd den ondergang van een
jong Fransch ingenieur in Panama, die zich
meer en meer vereenzelvigt met- de inboor
lingen en hun bont bestaan, doordat hij bij
een negermeisje de liefde vindt, welke zijn
vrouw hem onthoudt. Het stuk is niet sterk,
^tgeen niemand verbazen zal, die Simenon's
werk kent. In al zijn boeken vormen anecdo-
ten en psychologie de zwakke punten. De be
koring en de waarde er van ligt in het meester
schap, waarmede hij ons landschappen en
stemmingen weet te suggereeren. Dit vermo
gen nu komt op de planken geenszins tot zijn
recht, zoodat de tekortkomingen in de hande
ling en de creatie van zijn figuren ons te
meer opvallen. Maar het succes was overwel
digend. In geen jaren hebben we zoo'n volle
en deftige premièrezaal gezien! Verschillende
ministers en vele gezanten waren aanwezig.
Tout Bruxelles was samengestroomd om den
verloren letterkundigen zoon in te halen en
om te laten zien, hoezeer men het op prijs
stelde dat hij de eerste opvoering van zijn
eerste stuk in Brussel gaf, voordat Parijs aan
de beurt kwaml
Als een vingerwijzing en een feit van be
teekenis moeten wij ten slotte signaleeren.
dat thans voor de eerste maal te Brussel een
Nederlandsche boekenbeurs gehouden is, en,
wat meer zegt, met succes! De boekenbeurs
is in het Vlaamsche land al sedert geruimen
tijd een geliefd instituut. Een maal per jaar
toonen er de Vlaamsche en de Belgische ver
tegenwoordigers der Nederlandsche uitgevers
hunne nieuwe uitgaven. De stands worden
met veel smaak en zorg aangekleed en in Ant
werpen, altijd in de maand November, stroo
men de belangstellenden /toe. Er zijn dagen,
dat er 20.000 bezoekers komen. Ook In
Oostende, Gent, Kortrijk zijn boekenbeurzen
gehouden, maar in Brussel durfde men het
niet aan, omdat men vreesde er geen belang
stelling voor Nederlandsche uitgaven te vin
den. In zeer korten tijd zijn de toestanden
echter radicaal gewijzigd en is er zelfs een
Nederlandsch snobisme aan het groeien. De
zelfde deftige Brusselsche burgerij die vroeger
het Nederlandsch een taal voor stal en keuken
achtte, geeft thans geen diner of er zijn een
of meer Vlaamsche schrijvers als vertroetelde
eeregasten aanwezig. Men stuurt de kinderen
naar Holland om de taal te leeren, men zoekt
Hollandsche gouvernantes en legt Nederland
sche boeken op de salontafeltjes neer. Bij de
opening van de Brusselsche boekenbeurs wa
ren dan ook tal van autoriteiten aanwezig en
de inrichters zijn zeer tevreden zoowel over
hetbezoek als over den verkoop.
Wie had dat zelfs een jaar of drie geleden
durven denken laat staan voorspellen!
JAN GRESHOFF.
Op bezoek bij Grootpapa
doorL. S.
Het moest er dan eindelijk maar eens van
komen, had Grootpapa geschreven. Als Em
my van plan was om met dat jongemensoli
Winters te gaan trouwen, dan moest ze hem
maar eens komen voorstellen.
Emmy, dat ben ik. Het jongemensch Win
ters is die goeie Dick en Grootpapa wel,
dat is niet alleen het hoofd, maar ook het
geweten van de familie. Hij weet beter dan
een van ons, wat we moeten doen en laten;
wat, „in ons geval", goed is en wat slecht.
Waarom óns geval er anders uit zou zien dan
dat van andere menschen, is me een raad
sel. Maar dat zal wel iets te maken hebben
met het feit, dat Grootpapa onze voor
ouders allemaal bij naam en toenaam kent
en dat hij zelf resideert wonen is het
woord niet op een restant slot met 'n
zware hypotheek en veel familiewapens. Ge-
Gelukkig voor Grootpapa zie je dat zilveren
dak niet en de wapens wél, en dus kan hij
de eer ophouden.
Het is heuseh geen wonder dat Dick en ik
het samen al lang eens waren, voordat we
er aan dachten om het fiat van Grootpapa
te gaan halen. Hij is verschrikkelijk lastig
en heeft allerlei criteria, waar een gewoon
mensoh niet aan denkt. Ik vind het allang
goed dat Dick een brave jongen is, maar
Grootpapa zal natuurlijk allereerste kijken
naar zijn famlie en de lengte van onze beide
stamboomen vergelijken. Dat maakt zoo'n
week-ennd in het hoofdkwartier niet be
paald gezellig.
Enfin, het moest dan toch maar eens
plaats hebben en na Grootpapa's wensch
(lees: bevel) om ons eens samen te zien, heb
ben we een plan opgemaakt. Grootpapa's
huis ligt ver buiten de bewoonde wereld en
het week-end kon meteen dienstig gemaakt
worden aan andere bezoeken. Dick en ik sa
men op het stamslot was iets ondenkbaars
vanwege het decorum: ik hoorde alleen te
arriveeren en Dick kon dan den volgenden
morgen zijn opwachting komen maken. We
besloten. Vrijdagavond door te brengen bij
vrienden en vandaar zou Dick dan den vol
genden morgen met de bus naar Grootpa
pa's huis komen; ik zou Vrijdags meteen
doorreizen en kon dat met een taxi nog wel
halen.
We zijn Vrijdagmiddag gezellig samen af
gereisd en hebben met z'n beidjes in Utrecht
gedineerd. Dat was ook net het eenige, dat
conform het plan verliep, want de rest
Om te beginnen wisten we geen van beiden,
waar onze vrienden precies woonden. Hun
huis was pas nieuw en stond in een onont
warbare buitenwijk. Met het gevolg, dat we
er knapjes laat aankwamen. Ze bleken op
ons gewacht te hebben om gezellig nog wat
naar een cabaret te gaan. Ik zag Dicks ge
zicht betrekken en rekende al voor mezelf
uit. of ik nog ooit dien avond het hoofdkwar
tier zou kunnen bereiken. Maar daar werd
eenvoudig niet naar gevraagd en eer we het
wisten, zaten we met een heele troep in 'n
paar auto's en redenliefst naar Amster
dam. Enfin, de avond ging zooals dat
altijd gaat en het slot was, dat Dick en ik
uitmaakten dat we beter van daaruit via
Amersfoort naar Grootpapa konden reizen.
Niet dat Dick het wagen zou. samen met
mij in den nacht te arriveeren: maar hij zou
zien logies in het dorp te krijgen en dan zou
den we 's morgens tenminste bijtijds (Groot
papa is matineus) bij de hand zijn. Dat
maakt al vast een goeden indruk.
We hadden nog eenige moeite om ons van
de vrienden los te maken, maar wisten ze
tenslotte te overtuigen dat dit de beste op
lossing was. Toen we want feestelijk ge
stemde menschen hebben nooit haast ons
eindelijk van hen hadden bevrijd, kwamen
we precies vroeg genoeg om den trein voor
onze neuzen te zien wegrijden. En het was
de laatste. Wat nu? In Amsterdam blijven?
Maar dan moest Grootpapa worden opge
beld. en zooiets kun je bij hem 's avonds na
tienen niet doen. We wisten dat hij speciaal
voor het bezoek vandaag zou zijn terugge
komen van een of andere familie-tournee en
het kon best zijn, dat hij doodmoe vroeg
naar bed was gegaan. Doorreizen, dat was
het eenige. Maar hoe? „Een taxi" opperde
Dick. Maar het was minstens nog anderhalf
uur en nachttarief is dubbel en daarbij zou
Dick ook nog in het dorp moeten logeeren.
We maakten de kas eens op en kwamen tot
de conclusie, dat we met een menschlieven-
den chauffeur misschien een heel eind zou
den komen; Dick moest in ieder geval zijn
logies zelf kunnen betalen, want ik zou
Grootpapa's gezicht wel eens willen zien als
de rekening van het hotel op het slot werd
gepresenteerd! Eerst stelde Dick nog voor, in
Amsterdam op het politie-bureau of bij de
Onbehuisden te overnachten, maar het leek
me-toch minder wenschelijk dat hij in staat
van verwildering onder Grootpapa's oogen
kwam. Zoo besloten we dan. samen te gaan.
Het moet voor den taxi-chauffeur een won
derlijke gewaarwording zijn geweest, toen we
hem vroegen hoeveel kilometer hij reed voor
zoo-en-zooveel. Na wat over en weer praten
ik viel om van de slaap raakten we
het eens en zou hij ons naar het dorp rij
den en mij dan zelfs nog bij Grootpapa af
zetten; als Dick geen geld meer voor het
hotel had. kom ik tenslotte altijd den volgen
den morgen een leening sluiten bij Groot
papa's tuinman, die is zoo kwaad nog niet.
We reden en ik viel meteen in slaap. Alles
kwam nu immers prachtig voor elkaar. Ik
werd na een uur wakker door een heftige
schok, 'k Droomde juist dat Grootpapa en
Dick elkaar naholden om de put op de bin
nenplaats en ik schrok wakker. Het was pik
donker en het regende. Er was mijlen ver
geen huis en geen sterveling te bekennen en
de oude taxi stond midden op een landweg
en verroerde geen vin. Dick en de chauffeur
deden samen wat ze konden, maar er kwam
geen beweging in. Tenslotte zou de chauf
feur probeeren, ergens hulp te krijgen en
verdween in het stikdonker. Dick en ik ble
ven achter in de auto. Het was inmiddels bij
half twee geworden, We hadden zoowat een
uur gereden en konden nieit meer dan veer
tig kilometer van onze bestemming af zijn,
wat in ieder geval een prettig idee was. Als
je toch eenmaal gestrand bent, doen tien
kilometer meer of minder er niets toe.
Heel in de verte naderden twee lichten.
Dick bedacht met schrik, dat de accu van de
taxi uitgeput was en er dus geen achterlicht
brandde. Ik werd in den regen aan den berm
gezet en Dick liep met zijn zaklantaarn (die
ik hem had meegegeven omdat Grootpapa's
behuizing vrij van electrisch licht is) de
auto tegemoet. Het bleek een van die nach
telijke goederentransporten te zijn zooiets
als de "AmsterdamGroningen-expres. met
twee chauffeurs en een enorme sleep op zes
wielen. De zaak stopte dertig meter achter
onzen wagen en we hoorden, dat het naaste
dorp nog anderhalf uur loopen ver was.
Waarop Dick bliksemsnel uitrekende, hoe
veel vracht hij schuldig was, het geld met
een gekrabbelde explicatie er bij onder de
voorbank stopte en onze koffers naar buiten
haalde.
„Wat doe je nou. vader?" vroeg een van
de twee .Dat geld vindt-ie nooit, er berine
hier landloopers genoeg".
Zoo namen we het geld maar weer mee en
zaten vijf minuten later te schokken achter
in de vrachtauto, niet onbehaaglijk tusschen
balen meel en rondom in carton gehulde
fietsen. De chauffeurs zouden uitkijken naar
eenzame wandelaars om zoo te probeeren,
onzen taximan nog op te pikken. We kon
den hem dan althans betalen. Voor de ze
kerheid had Dick het nummer van den wa
gen genoteerd, dus in orde kwam het toch
wel.
We schudden een eeuwigen tijd en ik had
alle gelegenheid om me de ontvangst bij
Grootpapa voor te stellen. Zou hij opgeble
ven zijn? en me woedend ontvangen? Da.t
beloofde dan later wat voor Dick. Waar
schijnlijker was, dat Grootpapa regelrecht
naar bed was gegaan. Dat deed hij vroeger
altijd, als ik eens laat kwam. Ik kon dan
bellen en ging naar mijn slaapkamer, en we
troffen elkaar dan aan het ontbijt, om half
acht. Maar kon ik om half drie in den nacht
eigenlijk wel bellen? Hopelijk was er nie
mand opgebleven. Maar zelfs al sliep het
personeel, dan zou Grootpapa de bel kunnen
hooren. Ik kende hem genoeg om te weten
wat er zwaaien zou.
Allemaal dingen die me benauwden en die
er Dicks stemming ook niet rooskleuriger op
maakten. Na 'n twintig minuten stopten we
plotseling. We dachten al. dat de taxi-chauf
feur gevonden was, maar het was iets an
ders. Zware mannenstemmen, voetstappen
om den wagen, en opeens werd de achter
deur opengegooid en knipperden onze oogen
in het schelle licht van een electrische toorts.
We zagen vaag laarzen blinken en een bar-
sche stem zei: „rijksveldwacht". We klom
men als een paar betrapte kwajongens van
de lading af. En daar stonden we weer in
den regen. Er was iets niet in orde met de
lading of de papieren, in ieder geval merk
ten we wel dat er het eerste uur van verder
rijden wel niets komen zou. En zoo stonden
we om en bij twee uur weer op den weg, in
het donker, met- dankbaarheid in het, hart
omdat we feitelijk niet eens hadden mogen
meerijden en er met een reprimande waren
afgekomen. Grootpapa zou het niet over
leefd hebben als een telg van zijn huis een
bekeuring had opgeloopen!
We sjokten verder met onze koffertjes. „Als
we maar niet om halfacht present hoefden
te zijn", zuchtte ik. „Ja, dan konden we een
hooiberg opzoekenzei Dick met een ge
weldige gaap. Maar we wisten- er zouden
onheilen losbarsten als ik niet keurig vol
gens den regel van het huls mijn stamhoofd
in de eetkamer opwachtte. En dus gingen
we verder, ons troostend met de gedachte
dat we niet langer dan twee uur loopen van
het huis konden zijn en dus nog voor half
acht konden arriveeren
We hadden geen flauw idee. waar we pre
cies liepen. Ergens moesten we bij een ge
hucht rechtsaf, maar hoe is in een stikdon-
Em igrantenwerk.
Daar ik mijn kroniek de vorige maal afbrak
door de beschrijving van de viering van de ver
loving van Prinses Juliana hier op Kloenkoeng,
valt er nu wel weer wat te vertellen.
Allereerst dan mijn bezoek aan Bangli waar
ik verschillende inspecties te doen had o.a. in
het hospitaal en krankzinnigengesticht, een
altijd minder vroolijk werk. Doch hier viel het
mee omdat alles er zoo rustig, netjes en fleu
rig uitziet. Ook zijn de ruim 100 verpleegden
over het algemeen niet van de gevaarlijke
soort, zoodat ze wel onder toezicht, maar dan
toch vrij rondloopen en allerlei werk doen:
landbouw, timmeren, huisnijverheid, waar
onder mooi Balineesch houtsnij- en weefwerk.
Zelfs heeft de dokter hen zoo ver gekregen dat
ze als ballenjongens op de nabij gelegen ten
nisbanen fungeeren, waarbij soms het eenige
bezwaar is, dat ze zelf gaan spelen in plaats
van de ballen aan de spelers te geven. Maar
dat is dan ook het eenige bezwaar dat je tegen
de werk-therapie van de krankzinnigen te
Bangli kunt hebben.
Op de bestuursvergadering op Bangli kreeg
ik ook de telling binnen van het aantal tem
pels dat er hier op deze onderafdeeling is, en
dat viel veel grooter uit dan iedereen gedacht
had, n.l. ruim 2300! Niet voor niets heet Bali
dus het land van de duizenden tempels, want
voor heel Bali zal het aantal zeker wel over
de 15000 zijn.
Den volgenden dag naar Noesa Penida voor
mijn emigrantenwerk. Daar ik de stoomboot
Xenia ter beschikking had gekregen, gingen
er nog een twintig andere passagiers mee.
ook de regent en verschillende Inlandsche
ambtenaren, allen voor diverse vergaderingen
of tournée. Ook was er een Engelschman aan
boord die met onzen veearts opdracht had,
alle honden, een ware plaag van Bali, neer
te schieten. Om 9 uur zijn wij van Padangbaai
vertrokken en om 11 uur, via zware golven en
hevige branding, op Noesa geland. Wij waren
allen kletsnat en een groot deel zwaar zeeziek,
ik gelukkig niet. Daar op Sampelen vergade
ring gehouden met de volkshoofden en toen
weer aan boord om naar een volgend eiland
te trekken. Het was weer een heele last om
door de branding aan boord te komen! Aan
boord hebben we zitten bridgen tot we het
volgende punt bereikt hadden. We kondeoi
daar door het vuile water niet van boord,
bleven den morgen afwachten en hadden
's nachts nog een angstig moment toen de
boot die een K.M. uit de kust lag, plots in een
te sterken stroom kwam en op drift sloeg net
in de richting van een gemeen rif. Gelukkig
was er nog genoeg stoom op, zoodat de schroef
voldoende kon draaien om tegen den stroom
op te werken en het anker weer rust te geven
en een stevige plaats te zoeken. Den volgen
den morgen den wal op. allerlei werk gedaan
en weer een dertig emigranten voor Djem-
brana gestrikt, die we aan boord meenamen.
Een zielig stel arme stakkers, menschen zon
der eenig bezit, kinderen heelemaal, en de
volwassenen voor driekwart naakt. Als eenige
bagage een matje om op te slapen en een
stuk zout. Ze vertrouwen zich ten volle toe aan
mijn plannen en zorgen en hebben het dan
ook goed in het nieuwe land dat ik voor hen
uitkoos. Ze krijgen daar 6 maanden steun met
eten en huizenbouw en komen daar vast te
recht. Ik heb er al een dikke 500 menschen
zitten en op den duur moet dat tot een kleine
tienduizend groeien. Het is mooi en nuttig
werk waar ik volle satisficatie van heb. Als
je zoo'n stel arme kerels zonder eenige verdere
toekomst op Noesa Penida, over een maand of
twee, weer veel gelukkiger, hoopvalier en ge
zonder terug ziet op Djembara, dan heb je
daar schik in. En toch. al weet je dat ze een
goede toekomst tegemoet gaan, blijft het toch
altijd een tragisch gezicht, als je ze in zoo'n
klein prauwtje, bang en zeeziek aan boord
ziet komen. Ik tap dan een mop. zet hen aan
het werk, leidt hun gedachten af, zet hen den
volgenden morgen in autobussen en dan rij
den ze de 150 K.M. naar hun nieuwe land.
Daar ik er onderweg nog een veertig oppikte
en de boot er den volgenden dag weer een 40
aanbracht, kon ik er den morgen daarop een
dikke honderd naar Djambrana verzenden,
keren nacht een gehucht te ondersoheiden?
Dicks zaklantaarn en we waren zuinig op
de batterij verlichtte vijf meter vóór ons.
Meestal liepen we maar op het gevoel. We
waren doornat. De moed der wanhoop be
zielde ons. Eindelijk onderscheidden we vaag
iets van water en een brug aan den rechter
kant. Op hetzelfde oogenblik verscheen ver
achter ons de vrijgelaten' vrachtauto en de
enorme koplampen verlichtten een verkeers
bord vóór ons. waarop we zagen dat we wer
kelijk op den goeden weg waren We sloegen
rechtsaf, trokken het gehucht door onder
een onophoudelijk geblaf van minstens tien
woedende waakhonden, en arriveerden om
kwart over vier bij het kasteel. .Het- dorp is
nog een kwartier verder", legde ik Dick uit.
Maar hij weigerde. Hij was te moe. en wilde
me niet in den steek laten. Ik kon me ook
voorstellen dat een nachtrust van half vijf
tot half zeven vrijwel gelijk nihil is. De
herbergier kon Dicks late aankomst boven
dien best later rapporteeren en wie weet wat
Grootpapa daar allemaal uit distilleerde.
Wat mij aangaat ik durfde niet te bellen. We
dwaalden in het duister rond het huis. zacht
jes rammelend aan alle deuren. Lex de hof
hond had ik losgemaakt en meegenomen, hij
was gelukkig .muisstil. Tenslotte stonden we
weer op Ihet voorplein. Heel ver weg in het
oosten werd de hemel lichter. Een haan be
gon schor te kraaien. „Wat nu?" We keken
mekaar aan. Toen kregen we beiden tegelijk
het groote, warme hok van Lex in het oog.
En zonder een woord te zeggen liepen we
er heen. Met z'n drieën hebben we het broe
derlijk gedeeld, Het was hard en nauw, maar
tenminste warm en droog. Toen het om zeven
uur heelemaal licht was geworden en het
keukenmeisje de luiken opengooide, sloop ik
door de aohterdeur binnen. Dick knapte zich
ergens in de struiken wat op Ik vond m'n
kamer klaar, pakte mijn koffertje uit, maak
te mijn bed in wanorde, waschte me en pro
beerde alle sporen van den nacht te verwij
deren.
Om klokslag half acht was ik in de ont
bijtkamer Er was gedekt voor één. Ik belde
om thee James, de knecht bediende. Waar
Grootpapa was?" De jonker heeft gisteren
opgebeld, dat hij pas vanmiddag om vijf uur
hier kan zyn....*
Over een week ga ik daar dan ook heen om
hen verder te instalieeren. Ik hoop op die
manier van het thans overvolle Noesa Penida.
„het eiland in nood", zooals de couranten het
noemen, weer een bewoonbaar eiland ie maken
en tevens daar in Djambrana een nieuw land
te openen. Ik hoop en denk we! dat het lukt,
al zal i k het werk niet af kunnen krijgen,
want daarvoor zit ik natuurlijk niet lang ge
noeg op Kloengkoeng.
Toch gaat alles niet altijd daar op rolletjes,
want een poosje geleden brak er plotseling een
ziekte uit, met het gevolg dat er in een week
8 menschen stierven. Het waren voor ons wel
geen verontrustende gevallen, heel normaal
zelfs in een nieuwe vestiging, maar de luitjes
trokken het zich erg aan, dachten aan dui
vels en demonen, temeer daar er een eigen
aardig groote voetafdruk in de buurt was ge
vonden (volgens ons normaal) maar volgens
hen abnormaal en van den duivel afkomstig.
En toen dan nog een dekoen (soort medicijn
meester) verkondigde dat de menschen niet
met den noodigen eerbied hun huizen te
Noesa hadden verlaten d.w.z. niet voldoende
en op de goede manier aan hun goden hadden
geofferd en afscheid genomen, zoodat die go
den nu minder goed gestemd waren en daar
door nu de misère over hun nieuwe land was
gekomen, ja. toen was Leiden in last en waren
ze allen uit hun nieuwe huisjes geloopen. Ze
wilden niet meer werken en waren heelemaal
de kluts kwijt. En nu moesten wij er weer bij
komen om het zaakje in orde te maken. En
daar het bestuur nu eenmaal overal raad op
weet. of moet weten, werd ook dit varkentje
weer gewasschen. Wij, Controleurs van Kloeng
koeng en Djembrana. de twee regenten van die
streken, de districtshoofden en last not least
de Pedanda oftewel priester van Kloengkoeng,
trokken er heen met een vrachtauto vol offer
gaven, waaronder als voornaamste: wijwater
en grond uit de tempels van Noesa Penida en
Kloengkoeng. Hiermede werd voor hen allen
een groot offerfeest gegeven, plechtig en pri
mitief om te zien. daar midden in de pas
ontgonnen bosschen met een aandachtig en af
wachtend publiek. Het was heusch indruk
wekkend. Ik hoop nu maar dat het een nuttig
effect heeft en de menschen hun gemoedsrust
terugvinden. We spraken hun allen ook *og
een bemoedigend woordje toe en ze zouden
den volgenden dag weer gewoon aan den slag
gaan. De ziekte is al afgenomen en als er nu
maar geen dooden meer vallen zal alles wel
verder normaal gaan. We bezochten daarna
nog de geheele ontginning, spraken overal
een woordje en gingen den volgenden dag
weer gerust huis toe.
uutlllllg Ol U CC1I
Oefening 37 is een goede oefening om alle
spieren aan de ach
terzijde van het li
chaam te rekken.
De teekening geeft
de bedoeling al dui
delijk weer: In ge
hurkte houding en de
handen dicht bij de
voeten op den grond;
daarna snel de beenen volkomen strekken,
maar tóch de handen aan den grond laten.
Onmiddellijk hierna weer snel de beenen bui
gen. Dit laatste deel is 'n vallende beweging,
dus doet dit snel en ongedwongen. Twintig maal
herhalen. Is deze oefening u te moeilijk, dan
is oefening 14 een prachtige voorbereiding.
Oefening 38. U kunt 't beste tot „schouder
stand" komen, door
uit zittende houding
met de beenen recht
uit, achterover te rol
len, beenen omhoog
brengen, en vóór U
dreigt terug te rollen, l
de handen in de len- t
den plaatsen. (Zie a
Oefening 7). Is het u l
gelukt in schouder-
stand te komen, dan i
langzaam beide bee
nen tegelijk gestrekt laten dalen, zooals de
stippellijn aangeeft. Als het uiterste bereikt
is (het is zelfs mogelijk door te gaan tot de
voeten den grond raken!) weer langzaam te
rug gaan en hoog uitstrekken.
Deze oefening vijfmaal herhalen.
Oefening 39. Na deze beide zware oefenin
gen ter afwisseling weer eens een evenwichts
oefening. Maar het is geen gemakkelijke! We
beginnen staande op het rechter been. Dan
buigen we langzaam naar beneden en leggen
een zakdoek neer achter den hiel van den rech
ter voet. Weer langzaam rechtop komen: weer
buigen en met de andere hand den zakdoek
oprapen. De rechtervoet mag bij deze oefening
niet verschuiven, maar verder kunt u. om het
evenwicht te bewaren, uw beenen, romp. ar
men zooveel buigen of bewegen als u wilt.
Als het gelukt, probeert u het dan ook nog
eens staande op het andere been?
Oefening 40. In spreidstand beide armen
links heffen. Met bei-
de armen snel en
/'/'"V- soepel concentrische
cirkels beschrijven.
Doet dit vooral niet
stijf. Om de cirkels
nog grooter te maken
kunt u beurtelings
een knie buigen. Het
is wel eens aardig om
aan deze oefening een
ademhalingsoefening
te verbinden. (Oefe
ning 40 a). Vóór u
begint zoo diep mo
gelijk inademen. Tij
dens het langzame uitademen zooveel moge-
Üjw cirkels met de armen makend. Stilstaand
inademen en daarna hetzelfde maar de cirkels
in tegengestelde richting.
JULES KAMMEIJER,
Lich. Opv. M.O.