Hd' Verhooging leerlingen minimum bijzondere scholen. Tandheelkundig Instituut GEHEEL GEBIT Advies Concentratie-Commissie: ZATERDAG 9 JANUARI 1937 HAARDE M'S DAGBI1AD De plannen voor het Prinselijk jacht. Compromis moest worden nagestreefd. Werf De Vries Lentsch zal het jacht bouwen. Nu de officieele aanbieding van het Nationaal Huwelijksgeschenk heeft plaats gehad en op symbolische wijze aan ons Prinselijk paar het motor jacht en de verbetering van het pa leis te Soestdijk zijn aangeboden, rijst alom belangstelling voor de vraag: hoe komen de plannen voor dit jacht tot stand? Aanstonds zal ook gevraagd worden: hoe zal het worden gebouwd, hoe zal het worden ingericht? Het spreekt vanzelf, dat in deze met de wenschen der toekomstige eigenaren, met name van Prinses Juliana en Prins Bern- hard, rekening moet worden gehouden. Ten einde het formuleeren dezer wenschen ge makkelijker te maken, werd Prins Bernhard voorgelicht door eenige leden van een inmid dels in het leven geroepen technische com missie en bezocht de Prins enkele jachten en jachtwerven. Genoemde commissie, bestaan de uit experts op het gebied van scheeps bouw en jachtbouw, is belast met den bouw van het Prinselijk jacht. De Prinses en de Prins wenschen een mo torjacht geen zeiljacht aan boord waar van zij met eenige gasten kunnen verblijven en waarmede zij weekendtochten en langere tochten kunnen maken ,waar zij van zon, water en buitenlucht kunnen genieten en waarmede zij zich kunnen bewegen langs vele schilderachtige plekken, die ons land aan de waterzijde zoo talrijk biedt Een zeer gelukkige omstandigheid is, dat ons Prinse lijk paar niet de begeerte heeft de Noordzee te gaan bevaren. Voor een gebruik zoowel in Nederland als buitengaats behoeft het schip dus niet te worden ingericht. Was die eisch wel ontstaan, dan was een tweeslachtig schip ontstaan, een schip, dat eigenlijk ongeschikt zou zijn voor beide doeleinden. Immers tot heden is men er nog nooit in geslaagd een schip te construeeren dat goed en betrouw baar bleek in zee en tegelijk door een gerin gen diepgang het meerendeel der binnenwa teren kon bevaren, waarvan er vele slechts een geringen diepgang toelaten. Nu wordt gedacht aan het bevaren der Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche stroomen, de groote rivie ren. desnoods de Rijn stroomopwaarts, de Zuiderzee, een deel der Waddenzee, de voor naamste kanalen in het zuiden des lands en in Zuid- en Noord-Holland, in Overijsel en de groote vaarwegen en mieren van Friesland en Groningen. Er blijven evenwel voor de technische commissie genoeg moeilijkheden ter overwe ging. Het ligt voor de hand dat een iklein schip met weinig diepgang een uitgebreider vaajrterrein vindt dan een grooter met imeer diepgang. Maar een dergelijk klein, schip biedt niet de benoodigde ruimte, noch het comfort, dat in een Jacht voor Prinselijke eigenaren bestemd, wordt geëischt. De ver langde ruimte bepaalt de minimuimimaten van het schip, terwijl de afmetingen van bruggen en sluizen en de diepten der vaar wegen de maximumafmetingen voorschrij ven. Een voldoende machinecapaciteit .moet ter (beschikking staan, wil het schip bevred'i- iging'aan de eigenaren geven. Voor de vaart ln Zeeland en op Waal en Rijn, waar krach tige stroomen voorkomen, zijn sterke moto ren noodig, die hun gewicht meebrengen en ruimte verlangen. Er moet gedacht worden aan een voldoend? mate van geschiktheid voor het bevaren der Zuiderzee, van de Wad den en breede zeegaten in Zeeland en in het Noorden. Niemand zou eenige concessie aan dezen eisoh dulden. Ook de kwestie der sta biliteit is zeer belangrijk, waar het ook hier gaat om de veiligheid der opvarenden. Het schip mag niet te weinig diepgang hebben en daarbij een te hoogen bovenbouw, wil het niet (bij zijdelingschen wind dwars weggebla zen worden en onregeerbaar blijken. Boven dien zou een te hooge opbouw voeren tot een minder sierlijk geheel. Dan dient gelet op den onderlingen samenhang der scheepsaf- metingen, waar het geheel een zeker gewicht en dus een zekere waterverplaatsing heeft, is er venband tusschen lengte, breedte en diepte. Met het oog op de niet te overschrij den maximumlengte, beteekent een vermin dering van den diepgang een vergrooting der breedte. Een uitbreiding van het vaarterrein zou gekocht moeten worden met een breeder schip dat met meer moeite en verhoogd ri sico bruggen en sluitzen en tegenkomende vaartuigen passeert. Dan zijn er de aesthe- tische eischen, die een izeer belangrijk woord meespreken. In dit labyrinth van eischen en beperkin gen moest de technische commissie een weg zoeken en een compromis tot stand brengen, waarbij in zooveel mogelijk opzichten even wicht wordt gebracht. Dat tenslotte hier en daar beperkingen blijven bestaan is duide lijk. Een gevolg is b.v. dat dit schip enkele wateren niet zal kunnen bevaren, die een ander ingevolge andere verlangens gebouwd schip, wel zou kunnen bezoeken. Maar ern stig is dit bezwaar niet. want het jacht zal een flinke motorboot meevoeren, die het Prinselijk paar op die punten zal kunnen brengen, waar het groote schip niet kan ko men. Aldus zal geen hoekje in ons mooi en schilderachtig waterland voor het Prinselijk paar verborgen behoeven te blijven De heer H. W. de Voogt te Haarlem bracht het resultaat aller overwegingen in teeke- ning. Zoo ontstaat in goede samenwerking en met vee! onderling overleg een harmo nisch geheel. Wanneer de thans in bewer king zijnde plannen gereed zullen zijn. wordt- van het ontwerp een -model gemaakt, dat- beproefd zal worden te Wageningen in het scheepsbouwkundig proefstation. Enkele wij zigingen in het onderwaterschip kunnen dan met het oog op de snelheid van het schip, het gedrag in ^ondiep water enz. noodzakelijk blijken. Eerst dan zullen de maten van het schip bepaald zijn en zal met den bouw een begin kunnen worden gemaakt. Werf van den heer G. de Vries Lentsch Jr. met den bouw belast Naar wij vernemen, heeft op voor stel van de technische commissie, belast met den bouw van het Prinse lijk jacht, het algemeen comité tot aanbieding van een nationaal huwe lijksgeschenk aan de Amsterdamsche scheepswerf van den heer G. de Vries Lentsch Jr. opdracht gegeven tot den bouw van dit schip. Nationaal Winterlaer te Rotterdam. Wereld-Jamboree in het centrum der belangstelling. De voortrekkers van „De Nederlandsche Padvinders" hebben hun vierde nationale win terlaer de groote bijeenkomst van voortrek kers, welke jaarlijks tusschen Kerstmis en Nieuwjaar wordt gehouden te Rotterdam gehad. De opzet van dit winterlaer was vooreerst het stimuleeren van de wereld-jamboree waarbij de Nederlandsche voortrekkers zulk een belangrijke taak krijgen te verrichten. Tweede doel was de kennismaking met Rot terdam als wereldhaven en als wereldstad. De hoofdkwartiers-commissaris voor voortrekken, de heer A. Oosterlee, bracht een boodschap van den hoofd ver kenner over, waarin deze zijn vertrouwen in het slagen van de jamboree uit spreekt en voor zijn plaatsvervanger, generaal- majoor b. d. H. O. Behrens denzelfden steun vraagt, dien hij zou hebben ontvangen indien zijn gezondheidstoestand hem niet belette zich aan padvinders-activiteiten te wijden. Generaal Behrens richtte zich daarna tot de laer-deelnemers. Hij zeide de opdracht van den hoofdverkenner te hebben aanvaard, om zich met de voorbereidende organisatie van de wereld-jamboree te belasten. Veel werk ligt klaar om onmiddellijk te worden uitgevoerd en er wordt dagelijks hard gewerkt. Spreker vroeg het vertrouwen van de voortrekkers en riep hen op, om eensgezind hun schouders onder de jamboree-taak te zetten. De voor trekkers antwoordden hierop met een ovatie. De Engelsche hoofdkwartier-commissaris Piers Power, die bij de derde wereld-jamboree in 1929 de leiding had over de vijfhonderd voortrekkers, verhaalde vervolgens van zijn ervaringen in dat jaar. Ir. Bezemer, die aan deel zal hebben in de leiding der voortrekkers op Vogelenzang, zette vervolgens de plannen voor 1937 uiteen. Een zeer gewaardeerd kampvuur-nummer vormde het verhaal van den wereldzwerver, dr. W. G. N. van der Sleen, die aan de hand van lichtbeelden vertelde van zijn zwerftocht door Canada. Hoofdkwartier-commissaris Oosterlee sloot het winterlaer met een krachtige opwekking om de jamboree tot een glanspunt in het le ven van eiken voortrekker te maken. Ontslagen Lloyd-personeel procedeert. Vordering ingesteld. Het bij verleenen der surséance van betaling aan de Koninklijke Hollandsche Lloyd ont slagen personeel heeft voor den kantonrechter te Amsterdam een vordering ingesteld tegen de Koninklijke Hollandsche Lloyd tot erken ning van zijn vermeende rechten op uitge steld pensioen en op uitkeering ineens uit het gevormde spaarfonds, welke aanspraak door de directie van de Lloyd en de bewindvoerders worden ontkend. Eén van de leden van het peroneeel treedt in deze test-case op voor 120 man. Groningsch paukenpaard in den Engelschen kroningsstoet? In opdracht van den Hertog van Kent heb ben Vrijdag majoor Abel Smith en Lady May Abel Smith, nicht van Koningin Wilhelmina, een bezoek gebracht aan Groningen, ten einde daar een paard te koopen. De hooge bezoekers waren vergezeld van de heeren W. graaf van Limburg Stirum. baron Rengers en Jhr. de Beaufort. De aankoop betrof een bont paard, dat be stemd is om in den kroningsstoet van koning George VI op 12 Mei a.s., de pauken te dra gen. Er werd een voorloopige koop gesloten met den Groningschen paardenhandelaar, den heer Dirk Bolt. Van het gekozen paard werd een foto genomen, welke zal worden doorgezonden aan den Koning van Engeland. Deze zal dan over den definitieven aankoop beslissen. JEF LAST MAG EVENMIN IN AMSTERDAM SPREKEN Op last van den minister van Justitie heeft de Amsterdamsche politie den schrijver Jef Last, die Vrijdagavond zou spreken voor een vergadering van het comité tot HuLp aan Spanje, medegedeeld, dat zijn optreden ver boden is. RIJKSSTRAATWEG 16 HAARLEM-NOORD, TELEF. 16726 t -JC met garantie, pijn- vanar J JJ» ioos trekken inbegr BESLIST PIJNLOOZE BEHANDELING Spreekuren alle werkdagen van 912 en 14 uur. Zaterd. 912 uur Avondspreekuren Dinsdag, Woensd. en Donderd. v. 79 u. (Adv. Ingez. Med.) Het rapport van de Staatscommissie inzake concentratie van bijzondere scholen bevat een ontwerp van wet met een toelichting, waar aan het volgende wordt ontleend: De inhoud van het ontwerp bestaat voor eerst uit een bepaling, strekkende tot verhoo ging der minimum-aantallen leerlingen voor de stichting van bijzondere scholen voor ge woon lager onderwijs, waarvan de kosten ge heel of gedeeltelijk door de openbare kas wor den gedragen. Voorgesteld wordt op het voetspoor der bepaling van het eerste lid van ar tikel 3 der wet van 4 Augustus 1933 de aantallen leerlingen, vermeld in het eerste lid, onder a, van artikel 73 der lageronderwijswet 1920, voor de scho len voor gewoon lager onderwijs te verhoogen, doch deze niet te stellen op anderhalf maal de daar vermelde getallen, maar in aansluiting aan het voorgestelde in het wetsontwerp van 6 Augustus 1935 te bepalen op één $n een kwart maal die getallen. Aange zien bij de wet van 22 Februari 1936 voor de scholen voor uitgebreid lager onderwijs reeds verscherpte bepalin gen zijn tot stand gekomen, wordt deze verhooging echter niet voorge schreven voor uitgebreid lager onder wijs. In een nieuw vierde lid van art. 73 wordt wat betreft de leerlingen, die voor het vaststel len der minimum-aantallen zullen medetellen, met eenige wijzigingen tijdelijk dezelfde be perking aangelegd als thans geldt ingevolge de bepaling van het tweede en derde lid van artikel 3 van de wet van 4 Augustus 1933. Be halve in gevallen, waarin aanzienlijke toene ming of belangrijke verplaatsing van de be volking in eenig deel der gemeente of andere gewichtige omstandigheden tot schoolstich ting aanleiding geven, worden dus tijdelijk niet medegerekend zoowel de leerlingen, die slechts voor een korten tijd op een openbare school zijn geplaatst en te voren een bijzon- Q<p-> v cy /allc-"(/ \um(n u</uA\«/ >«^/aL ÜlÜtrL? iuü nt£ dere school bezochten, als de leerlingen, voor wie op de bijzondere school, welke zij bezoe ken. plaatsruimte beschikbaar is, tenzij die school meer dan vier kilometer van hun wo ning is verwijderd en zij di.e school reeds ge durende ten minste zes maanden hebben be zocht. Parallel daarmee wordt voorgesteld de rege ling, welke thans is vervat in het tweede lid van artikel 2 der wet van 4 Aug. 1933. eenigs- zins gewijzigd, tot een blijvende regeling te maken voor het openbaar onderwijs. De toestand wordt volgens het ontwerp der commissie zoo, dat Gedep. Staten geen ver meerdering van het aantal openbare scholen bevelen, noch hun goedkeuring aan een besluit van den gemeenteraad, tot stichting eener openbare school verleenen, indien niet blijkt, dat de te stichten school zal worden be zocht door ten minste evenveel leerlingen als in dezelfde gemeente voor de stichting eener bijzondere school worden vereischt. of. dat de stichting der school ingevolge artikel 19 wordt gevorderd. Het vorenstaande heeft betrekking op de minimum-aantallen leerlingen bij de stichting van scholen, die geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas worden bekostigd. Daarnaast bevat artikel 96 der lager-onderwijswet 1920 een bepaling omtrent het aantal leerlingen, dat een bijzondere school moet tellen, wil zij voor vergoeding der jaarlijksche exploitatie kosten, met inbegrip der onderwijzerswedden, in aanmerking komen Het waren deze aantal len, die het op 6 Augustus 1935 ingediende wetsontwerp voorstelde met een vierde te ver hoogen. Dezelfde regeling zal. ingevolge voor melde verhooging van de getallen van art. 73 der lager-onderwijswet 1920. nu automatisch gelden, omdat in art. 96 naar het aantal leer lingen van art 73 wordt verwezen. Ten einde de verhouding, die sinds de wet van 1920 tusschen het openbaar en het bijzon der onderwijs is ontstaan, niet te verbreken, wordt nu voorgesteld een nieuw art. 22 bis in de lager onderwijswet 1920 op te nemen, krach tens hetwelk de gemeenteraad een school voor gewoon lager onderwijs moet opheffen, indien het aantal leerlingen daalt beneden de grens waarbij voor de bijzondere school het recht op rijksvergoeding verloren gaat. tenzij de school moet worden in stand gehouden krachtens art. 19 der wet. In de bestaande wet op het lager onderwijs is in het derde lid van artikel 96 reeds de be voegdheid aan den minister toegekend om in bijzondere gevallen voor sommige scholen te bepalen, dat aanspraak bestaat op de jaar lijksche vergoedingen, zelfs al telt de school minder dan 40 leerlingen, mits het aantal niet daalt beneden 25. Deze bepaling wordt eenigs- zins ruimer gesteld overgenomen. Het bij het wetsontwerp van 6 Aug. 1935 voorgestelde nieuwe derde lid van art. 96 be helsde, dat de minister, den onderwijsraad ge hoord. in bijzondere gevallen, zonder eenige beperking of nadere aanwijzing, op verzoek van het schoolbestuur kan bepalen, dat de school voor de in art. 88 bedoelde vergoeding in aanmerking komt. Het is vooral tegen dit voorstel dat het verzet van verschillende le den der Tweede Kamer zich heeft gericht. Om aan de bezwaren zooveel mogelijk tege moet te komen wordt thans voorgesteld een bepaling in de wet op te nemen, die hierop neerkomt, dat de vergoeding behouden blijft, indien ten minste een zeker aantal der leer lingen eener bijzondere school, welke bene den de nieuwe normen blijft, binnen een ze keren afstand van hun woning elders het door hun ouders, voogden of verzorgers gewenschte onderwijs niet kunnen genieten. Het aantal is gesteld op 25, voor welke keuze de bestaande wet een aanknoopingspunt biedt. Alle bijzondere scholen, ten aanzien waar van de ouders, voogden of verzorgers niet schriftelijk hebben verklaard, dat en waarom zij tegen de richting van het daar gegeven onderwijs overwegend bezwaar hebben, wor den beschouwd als scholen, waar het ge wenschte onderwijs gegeven wordt. Onder bezwaren tegen de richting van het onderwijs kunnen niet worden begrepen de bezwaren verband houdende met bepaalde onderwijsmethoden of een bepaalde inrich ting van de school of van het onderwijs. Evenmin zijn daaronder te begrijpen be zwaren tegen het onderwijs aan jongens en meisjes te zamen. Daar de staatscommissie meende, dat een overeenkomstige regeling ook moest gelden voor het openbaar onderwijs, wordt voor gesteld. dat het gemeentebestuur ontheven wordt van de verplichting een openbare school, waarvan het aantal leerlingen be neden de gestelde normen daalt, op te hef fen. indien ook voor deze school tenminste 25 leerlingen overblijven, voor wie binnen vier kilometer van hun woning geen plaats ruimte in een andere openbare school voor gewoon lager onderwijs beschikbaar is. be nevens voor het geval, dat de instandhou ding der school wordt gevorderd op grond van het bepaalde in art. 19 der wet. Overtreding voorschriften van werkverschaffing. Verzachting van straf in bepaalde gevallen. De landelijke vereeniging tot onderlinge verzekering tegen de nadeelige gevolgen van werkloosheid en ziekte, heeft van den minis ter van sociale zaken in antwoord op een des betreffend schrijven bericht ontvangen, dat hij geen vrijheid kan vinden ter gelegenheid van het huwelijk van Prinses Juliana algemeene amnestie te verleenen aan hen. die zijn ge straft inzake overtreding van voorschriften van werkverschaffing en steunverleening. Het is echter de bedoeling van den minister in bepaalde gevallen verzachting van straf toe te staan. Ieder geval zal daarbij echter op zichzelf moeten worden beoordeeld. Tribune-exploitant zal surséance van betaling aan vragen. De Handelmaatschappij C de Ruiter te Amsterdam, die de exploitatie der tribunes te 's Gravenhage op zich had genomen, zal bij de rechtbank surséance van betaling aan vragen De totale kosten van tribunebouw, pacht enz. hebben f 202.000 bedragen, ter wijl er slechts voor ongeveer f 10.000 aan re cette zou zijn terugontvangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5