VRIJDAG IS JANUARI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 9 AAN ALLEN. 't Is nog niet zoo lang geleden, dat ik te Leiden een kijkje nam in het museum, waar tal van voorwerpen te bezichtigen zijn, die op verschillende plaatsen in ons land uit den bodem zijn opgegraven en die in overoude tijden door de bewoners van ons land als gebruiksvoorwerpen zijn gebezigd. Natuurlijk dat er taal van dingen wa ren, waarvan wij nu zeggen: „hoe is 't moge lijk, dat de menschen daar mee werken kon den!" Een van die voorwerpen was wel de naald, waarvan die oude bewoners hun klee- ren, hun dierenvellen, aan elkaar naaiden. Het was een scherp gepunte steen, of been of een stevige vischgraat, waarvan de scherpe punt gebruikt werd om gaten te prikken in het kleedingstuk, waardoor dan gehaald werd een stevige pees en later een planten- vezel. Een soort naald dus, maar zonder oog. Ook toen de Batavieren van de Romeinen geleerd hadden een grof soort linnen te be reiden uit het verbouwde vlas, ook toen nog gebruikte men enkel de naald als priem om gaten te steken, waardoor een draad gehaald kon worden. Eeuwen achtereen heeft men zich op deze manier beholpen; tot eindelijk de naald met een oog werd uitgevonden. Eigenaardig genoeg kende men deze naald al bij de oude Egyptenaren en in dienzelfden tijd moeten de Chineezen al metalen naalden met oogen gebruikt hebben. Eerst, toen in 't begin der 8ste eeuw de Mooren vasten voet- in Europa kregen, is het gebruik van deze naalden in Europa bekend geworden. Men vond .natuurlijk deze verandering van de naald een enorme verbetering en men heeft eeuwen achtereen zich op deze manier be holpen om het naaiwerk af te maken. Behol pen zeggen we nu, nu bijna alles met de ma chine genaaid kan worden. Toch waren er voor ruim honderd jaar wel al menschen, die peinsden op een middel om het naaiwerk gauwer te kunnen afmaken, dan tot dien tijd mogelijk was; tot het eindelijk aan een arm kleermakertje in Parijs, een zekere Bartho- lemeus Thimmonnier, in 1829 gelukte een toestel in elkaar te zetten, dat we een bruik bare naaimachine zouden kunnen noemen. Toen het bleek dat zijn vinding werkelijk voor het doel geschikt was, kreeg hij op dracht de uniformen voor het leger te ma ken. Een groot aantal van zijn machines werden hiervoor nu in gebruik gesteld, maar de kleermakers protesteerden niet alleen te gen deze nieuwigheid, maar vernielden al zijn machines en hij mocht blij wezen, dat hij zich zelf in veiligheid had. kunnen stel len. Toch gaf hij den moed niet op en bleef werken aan de verbetering van zijn uitvin ding, wat hem in zooverre gelukte, dat hij niet alleen er vlugger mee werken kon, maar ook dat de dikte van de stof geen bezwaar meer was. In 1851 zien we hem dan op de wereldtentoonstelling te - Londen, maar vreemd genoeg werd er van zijn uitvinding geen notitie genomen en de man stierf in 1857 arm en verlaten. Zooals het meer gaat, ging het ook hier. Terwijl onze Parij zenaar zich het hoofd suf prakkizeerde over de verbetering van zijn machine was er in de Nieuwe Wereld terzelf der tijd. iemand, die zijn gedachten al maar liet gaan om een machine te fabriceeren die het kleermakerswerk gauwer kon verrichten, dan tot nog toe. En ook deze Amerikaan, Walter Hun£, had succes. Toen hij echter be greep, dat door zijn uitvinding vermoede lijk collega's van hem zonder werk zouden komen, maakte hij zijn uitvinding niet we reldkundig. Een andere Amerikaan, Elias Howe, was terzelfder tijd ook zoekende naar een dergelijke machine en ook hij had succes In 1844 had hij iets bruikbaars in elkaar ge zet, maar het ontbrak hem aan het noodige geld om te trachten het werktuig te verbe.- teren. Dit lukte eerst, toen een vriend hem daarvoor het noodige geld verschafte en nu wist hij een machine te bouwen, die 5 x zoo vlug werkte als een naaister. Toch vond zijn machine geen aftrek en 't zou hem misschien vergaan zijn als zijn Parijsehen collega-uit vinder, als hij niet ter elfder ure aan een Londenaar had kunnen verkoopen het recht om zooveel mogelijk van deze machines te vervaardigen en te verkoopen en waarvan hij dan een deel van de winst zou ontvangen. Toch bracht hem dit niet zooveel op als hij wel gehoopt had en ontmoedigd keerde hij naar Amerika terug. In Boston aangekomen, hoorde hij, dat in Amerika tal van machines in gebruik waren, die eigenlijk alle een meer of mindere verbetering van de zijne waren. Hij sloot nu overeenkomsten met verschillen de fabrieken, die deze machines vervaardig den o.a. met de Singerfabrieken, en dan brengt zijn uitvinding hem eerst het noodige geld op. Van nu af wordt er voortdurend ge werkt aan de verbetering van de naald. Deze werd aanvankelijk uit de hand gemaakt en de grootste zorg werd besteed aan den vorm en vooral aan de plaatsing van het oog. Dit alles maakte, dat een machinenaald in dien tijd nog al prijzig was; dit veranderde toen ook deze machinaal gemaakt werden en dus bij millioenen tegelijk. W. B.—Z. roode Apen. Door de wildernis van Afrika trokken twee blanken, vergezeld door eenige zwarte dragers. Ze hadden een heele lange reis achter den rug en ze keerden nu weer naar de kust terug, De beide blanken waren Gerard Verhulst en Herman Vranking; ze kenden elkaar al heel lang en hadden ook samen vele reizen onder nomen. Ofschoon ze zeer verschillend van ka rakter waren, Herman opvliegend en Gerard rustig en kalm, konden ze samen zeer goed opschieten. Zwijgend vervolgden ze hun weg; nog vele kilometers scheidden hen van de kust. De dragers het waren er acht in het geheel waren onrustig; meer dan eens keken ze om hoog, naar de boomen, die het zonlicht nauwe lijks doorlieten. „Roode apen", zeiden zij tegen elkaar. On gerust keek Gerard zijn metgezel aan. „Dat ontbreekt er nog maar net aan," zei hij toen. Herman haalde zijn schouders op. De roode apen, die in dat gedeelte van het oerwoud leefden, gebruikten de doortrekkende expedi ties soms voor doelwit en bekogelden hen met alles, waar ze maar mee konden gooien: tak ken, steenen, cocosnot'en, e. d. Met dat spelle tje vermaakten ze zich kostelijk en het was heel moeilijk hen weer kwijt te raken. De dag was. kalm geweest en niets wees erop, dat de 'lastige dieren zich zouden vertoonen. Maar de negers waren er niet gerust op. Zij voorspelden, dat het niet lang zou duren, voor een aanval begon. Ze hadden helaas gelijk. Plotseling weerklonken ei scherpe kreten in de takken boven hen. En voor ze begrepen wat er gebeurde, regende het projectielen van de meest verschillende 1 soort. ,,De roode apen", zei Gerard. In de takken boven hen krioelde "het van apenlichdmen. Herman richtte zijn geweer. „Niet schieten," riep Gerard. „Als wij er een dooden, laten de anderen ons heelemaal niet met rust", riep Gerard. Op datzelfde oogenblik werd er iets op zijn helm gegooid. Luide kreten der apen schenen de vreugde over den wel- gelukten worp uit te drukken. „Kijk niet omhoog," zei Gerard tegen de ver_ schrikte zwarten. „Als wij geen aandacht aan hen schenken, gaat het hen wel vervelen." Maar de apen bleven doorgaan met gooien. Een der zwarten werd zoo op het hoofd getroffen, dat hij gewond neerviel. „Dat kan zoo niet doorgaan," riep Herman uit. Laten we er een paar neerschieten." „Maar het zijn ér meer dan honderd!" Juist had Herman zijn geweer gericht, toen Gerard hem bij den arm greep. „Kijk, een hut!" Inderdaad was er, op een open plek, een hut te zien, zonder twijfel daar gebouwd door een expeditie, die voor hen, door het oerwoud getrokken was. Zoo vlug men kon, ging men er binnen. De gewonde neger, die iiiiiuiiuiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniM w Hé jij, ga onmiddellijk van mijn land af. Ik verkies nietdat je mijn stier plaagt. (Humorist,). DE EERSTE VLIEGLES. Hevige avonturen van een toekomstig sportvlieger. Een interessant verhaal voor grootere jongens Zoo'n eerste vliegles is altijd een belangrijke gebeurtenis! Iedereen doet alsof het een doodgewoon iets is, behalve het slachtoffer zelf. Hij is onwennig in zijn geleende lederen jas en natuurlijk zet»hij zijn vliegkap ver keerd op. Ook met de vliegbril weet hij geen weg en de manier', waarop zoo'n toekomstig sportvlieger met dat ding zit te draaien, doet me altijd denken aan dat kostelijke tafereel tje in een van zijn oude films, waarbij Char lie Chaplin een dekstoel probeert op te zet ten. Maar de instructeur is een goed en vriendelijk mensch en dus helpt hij dat vlieg- jong bij het aankleeden, zooals mama haar jonge spruit van drie jaar. Buiten staat de machine klaar. De blokken liggen voor de wielen en een monteur staat vóór bij de schroef. Schichtig kijk je hem aan. Staat hij je uit te lachen? Maar nee, "Janus denkt er niet aan te lachen. Menschen, die voor het eerst gaan vliegen, zijn voor hem dagelijksche verschijnselen. Hij liet al leen maar op den instructeur. Contact af. De schroef wordt een paar maal rondgeslagen. Contact of liever „konjak". Dat is gemakke lijker. Een hevige windstoot doet den leerling bijna zijn evenwicht verliezen. De instructeur laat de motor met weinig toeren warm draaien en ondertusschen helpen vriende lijke geesten den leerling, zich in het toestel te hijschen. Op den ondervleugel, naast den romp, in een loopplank gemaakt, omdat het doek, dat den vleugel bedekt, niet sterk ge noeg" is om een mensch te dragen. De be doeling is dus. dat je op dat plankje stapt. Maar in je verbouwereerdheid stap je er bijna naast en slechts een groote gil van Janus voorkomt een catastrofe. De cockpit is ruim en zoo gemaakt, dat je er gemakkelijk in en uit kunt Maar zoo'n leeren jas is zwaar en stijf; je hebt den slag nog niet te pakken en dus zit je te wurmen als een oud mannetje Eindelijk is het toch gelukt en je zit. Jawel, dat denk je maar. In de cockpit ligt een stel breede banden, die je over je schouders moet gelukkig niets ernstigs had, werd verbonden. Op het ronde dak hoorde men de voorwer pen vallen, die de apen gooiden. Herman keek naar buiten. Op datzelfde oogenblik kreeg hij een cocosnoot midden in zijn gezicht. Dol van woede greep hij zijn geweer en schoot den eersten den besten aap, dien hij zag, dood. Wilde kreten verhieven zich oogenblikkelijk. Gerard trok zijn vriend naar binnen, want van alle zijden sprongen de apen uit de boo men en vlogen op de hut af, waar ze met ge weervuur ontvangen werden. De eerste aanval was afgeslagen. Maar toen volgde een tweede, De apen sprongen op het dak, rukten aan de dakbedekking en gingen zoo te keer, dat de negers van angst in elkaar kropen. „Wij zijn verloren," zei Gerard tenslotte. Herman keek hem aan en begreep, dat zijn vriend meende wat hij zei. Bitter berouwde hij nu zijn onbezonnen daad, om zoo vlug te schieten. Het zag er leelijk voor hen uit. Op dat oogenblik stak een hevige wind op. die de boomen van het oerwoud deed schud den. Het begon te regenen en even later blik semde en donderde het. „Onweer," zei Gerard. „Zou dat onze redding zijn?" Wild van schrik vluchtten de apen in alle richtingen om zich niet meer te laten zien. Een ware plasregen viel neer gedurende een half uur. Toen de zon eindelijk weer doorbrak, was er geen enkele aap meer te bespeuren. Zoo snel zij konden, begaf de expeditie zich op weg. Een goed gevolg heeft dit alles, toch gehad, want Gerard behoeft slechts tegen zijn vriend de woorden „roode apen" te zeggen, om hem terug te houden van een onbezonnen daad. Dr. DE CR. Waarom is vloeipapier poreus? De stof, welke aan het papier zijn glans geeft, wordt „lijm" genoemd. Louter toevallig werd ontdekt, dat, wanneer bij de papierbe reiding geen lijm werd gebruikt, het papier een heel bijzonder absorptie, (opslurpings-) vermogen vei'kreeg. Op die manier werd vloei papier uitgevonden en door latere proefneming heeft men het alleen nog maar wat behoeven te verbeteren tot het „vloeitje", dat we alle maal kennen 'üiiiilüiniji» ZEVEN WONDEREN DER OUDHEID De vorige week heb je een en ander ver teld over het monument van Mausolos; nu komt het tweede wereldwonder: Ten Westen van Pisa (in Italië) ligt een vruchtbare vlak te, die wereldberoemd was in de oude da gen, toen Griekenland een roemruchtste lan den van de wereld was. Een gedeelte van deze vlakte werd het hei lige dal genoemd en in deze ruimte, weelde rig met boomen beplant en vooral beroemd om haar Sycamoren, lag het wedstrijdter rein voor de. Olympische Spelen en ook de goote Zeustempel. Men vertelde, dat dit hei lige dal door Heracles zelf was afgepaald en door een muur omgeven. Hier kwamen iedere vijf jaren groote men- schenmassa's .bijeen om de Olympische Spe len bij te wonen en de feesten ter eere van Zeus, den oppergod, te vieren. Dit is eigenlijk zooals je misschien wel weet, de oorsprong geweest van onze moderne Olympiades. De schitterende tempel, die hier ter eere van Zeus prijkte, was ontworpen door Libon van Elis en het had meer dan honderd jaar geduurd voordat hij klaar was. De Zonische bouwstijl, de eenvoudigste van de drie stijlen, die toen bekend waren, werd ervoor gebruikt. De geheele tempel was prachtig versierd met beeldhouwwerk en een der friezen prijkte oa. met een levendige voorstelling van de twaalf groote werken van Heracles. Verschil lende stukken van dit beeldhouwwerk worden thans in het Louvremuseum te Parijs be waard. Maar nu over het eigenlijke wereldwonder: het groote beeld van Zeus! Dit stond in het Westelijk deel van den tempel, vlak tegen over den ingang, zoodat ieder, die binnen kwam, het onmiddellijk zien kon. De beroemde Phidias, de grootste van alle beeldhouwers ter wereld, die ongeveer gebo ren werd in den tijd van den slag bij Mara thon. werd van Athene naar Elis ontboden om dit beeld voor het Grieksche volk te ma ken. Hij deed er vijf jaren over. In dit schitterende kunstwerk werd Zeus uitgebeeld als de grootste van alle goden, als de nationale godheid van het heele Griek sche ras. Men stelde zich hem voor als de al machtige, vol vaderlijke zorg voor zwakken doen en kruiselings op je borst moet vast maken. Natuurlijk ben je op die banden gaan zitten en dus moet je „even" opstaan. Janus vischt de banden op en legt 'ze net jes over je schouder. Hij helpt je zelfs met 't vastmaken, want hij weet uit ondervinding, dat de machine er anders over een half uur nóg staat! De motor is intusschen voldoende warm geworden, even vol gas om te zien of hij goed op toeren wil komen.... een knik van den instructeurde blokken worden wegge trokkenen daar rolt de machine naar de startplaats. Om de een of andere geheim zinnige reden rollen wij bijna het heele ter rein over en draaien dan een slag om. Ergens uit een toren flikkert een hel licht op vol gas! en met een enoi-me vaart schie ten wij vooruit. De machine begint te deinen en als we over den rand kijken, zien we ineens het clubge bouw onder ons. Wij vliegen. Werkelijk, wij vliegen. Merkwaardig, zoo rustig als dat gaat. Ter weerszijden van ons strekken de vleu gels zich uit. die ons dragen. Vóór ons de breede rug van den instructeur. Hij zit daar zoo kalm en gewoon, alsof vliegen niets bij zonders is. Vlak voor onzen neus is een bord met allerlei geheimzinnige klokjes: Comptours. Geschwindigkeitsmesser, oil pressure. Op een ander klokje staat de wijzer op 6. Wat beteekent dat allemaal? Eensklaps gaat de motor langzamer loopen en wij hooren de rustige stem van den man voorin door de telefoon. „Ziet u dien stok tus- schen uw beenen en daar verder die dwars- stang op den bodem? Zet nu uw voeten eens op die dwarsstang, zonder te drukken en neemt nu dien stok in uw rechterhand, heel losjes, Dan zal ik u laten zien, waarvooi dat allemaal dient." De stok gaat een eindje achteruit en de neus van de machine gaat naar boven; nu gaat die stok naar voren en de neus daalt. Wij begrijpeix: door te trekken stijg je en door te duwen daal je. Dan gaat de stok naar links en de machine helt ook naar links over Tegelijkertijd voelen wij, dat die dwarsstang ook naar links wordt scheefgeduwd en wij zien. dat de machine een linkerbocht maakt. En dan gaat die stok naar rechts en ook die dwarsstang en wij draaien een reohterbocht „Die dwarsstang bedient het richtingsroer en door den stok naar links of rechts te bewe gen. bedienen wij de ailerons. Ziet u maar" en de stok wordt naar links en rechts bewo gen en wij zien aan den ondervleugel een klap op en naar gaan. „Die ailerons of vleu- gelklappen dienen voor het zijdelingsche evenwicht Probeert u nu zelf maar eens". En wij grijpen dien stok krampachtig vast en zetten ons schrap tegen het voetenroer. „Niet zoo stijf," klinkt het weer. Alles losjes en soe pel. De roeren gaan zoo licht, dat het bewegen geen enkele krachtsinspanning vereischt en hoe soepeler u ze bedient, hoe gemakkelijker u vliegt," En wij gaan en beetje meer op ons gemak zitten en probeeren alles soepel te doefl. Maar we trekken veel te hard en we duwen veel te hard. We gaan als over een montagne russe door de lucht en kunnen de machine maar niet vlak houden. „Veel rustiger zijn." zegt die kalme stem weer „Heel kleine uitslagen maken. De machine vliegt zichzelf en u be hoeft alleen maar te sturen. Weet u waar wij zijn?' Wij kijken overboord, maar herkenen niets „Kijk. het vliegveld ligt vlak voor ons en wij gaan nu dalen, want voor vandaag is het genoeg. Morgen gaan wij verder." Het motorgeraas verstomt plotseling, de neus van de machine daalt een beetje en wij gaan in glijvlucht naar het terrein. Öp de een of andere kunstige manier zet de instructeur de machine met een heel licht schokje op den grond en wij rijden terug naar de club In het kantoortje van den chefinstructeur wordt alles nog eens naverteld en met behulp van.een modelletje wordt ons de werking der roeren nog eens uitgelegd. Morgen verder. Eens zullen wü en moeten wij het leeren! en lijdenden. Het beeld verrees op veertig voet van den grond en reikte bijna tot het dak van den tempel. Het binnenste was van steen en hout gemaakt, overtrokken met ivoor om de huid uit te beelden en met pla ten van zuiver goud voor de kleeding en vex'sieringen. De troon, waarop Zeus zat, was gemaakt van cederhout en versiex-d met beeldjes van goud, ivoor en ebbenhout." met kostbare steenen als robijnen, smaragden, saffieren enz. was alles ingelegd. Aan de achter- en zijkanten van den troon bevon den zich kleine paneelen met blauw, rood en geel mozaikwerk; mensch- en dierfiguren in goud versierden het platform onder den troon en de voetbank, waarop de voeten der godheid rustten. Een krans van olijfbladeren rustte op zijn hoofd en zijn sandalen waren van zuiver goud, evenals zijn kleed, dat met gekleurde emailbloemen was ingelegd. Zijn rechterhand droeg een beeld voorstellende de godin der ovei'winning, in de linker omklemde hij een rijk gebeeldhouwde scepter, gekroond met een adelaar. Dit was Phidias meesterwerk; het tweede wonder uit de oude wereld. Het stond in zoo hoog aanzien, dat het meestal door een gor dijn voor het oog van het volk verborgen bleef. Slechts op bepaalde plechtige dagen mocht men het zien. Jammer genoeg be staat het beeld niet meer; wij kennen het al leen uit beschrijvingen van antieke schrijvers en van munten, waarop het was afgebeeld. Het werd in de vierde eeuw te Constantinopel, waar het toen stond, door brand verwoest. VEILIG VERKEER. Ja, inderdaad, veilig verkeer, hoeveel is daar al over gesproken en geschreven. Vele rubriekex's zijn misschien in het bezit van het bekende speldje. Maar het geleerde wordt niet steeds nageleefd en dat moet toch. De ongelukken moeten en kunnen vermin deren. Ik hoop zoo nu en dan eens enkele wenken te geven waarbij ook nieuwe regels, voorna melijk bestemd voor wielrijders. Rechts rijden is niet voldoende, zoover mogelijk rechts is juist. Een vluchtheuvel altijd rechts voorbij rijden. Voor snelverkeer zijn uitzon deringen. Het achterspatbord minstens over 30 cM. lengte WIT. Geen alnminiumverf gebruiken, wantdit is grijs. Kijk je spatbord nog eens goed na. H. v. E. WE GAAN POPPETJES MAKEN. Een oudenvetsch werkje. Vandaag weet ik iets leuks voor jullie; we gaan poppetjes maken van een paar kluwtjes wol. Vraag maar aan Moeder, of je wat kleine kluwtjes mag hebben, die van een bi-eiwerk overgebleven zijn. Let nu goed op, wat we doen. We nemen een stuk karton van 10 bij 6 cM. Daar winden we de wol losjes omheen, zooals je op de eerste teekening ziet. Dan schuiven we 't er voorzichtig af en winden wat minder slagen om de breedte van 't kartonnetje. Steek daarna het tweede windsëltje door het eerste. Bind dan een draadje wol om hals en polsen, verder om het middel en gekruist over de borst (afb. 2). Als het een meisje moet wor den, knip dan de draden van onderen door (afb. 3). Voor een jongen deel je ze in tweeën en omwind je ze bij de voeten (afb. 4). Voor een klein kindje maken we een ouderwetsche zuigeling in het pak: we om wikkelen het heelemaal. Wil je de poppetjes nog mooier hebben, dan omwind je gezicht en handjes met roze wol. de oogen. neus en mond worden dan mei een zwart en een rood steekje aangegeven. Bij de jongens kun je de trui van een an dere kleur maken als de broek, voor de meis jes maak je een rok of schortje van een ka toenen lapje. Zoo kun je nog allerlei leuke dingen erbij bedenken, zoo b.v. een kabouter met een witte wattenbaard, een pikzwarte schoons te en veger, enz.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13