ÜDAGAWÖINB|||i 2\ Blijft Fit! jql BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Bij Grey Owl, den Grijzen Uil. H.D. VERTELLING Ervaringen Taxi-chauffeur. ZATERDAG 20 FEBRUARI 1937 HAAELE M'S DAGBtAD Groot natuur- en dierenvriend. Een „log-hut", een uit boomstammen ge- I om te zien wat er is. Toen ik er was weerklonk bouwd huisje, staat aan den rand van het het alarmsein 's morgens om half vijf en toen meer, licht afstekend tegen den achtergrond wij gingen kijken, stonden daar een wijfjes van sparregroen. Het meer is bladstil, de weer spiegeling volkomen, totdat de rimpels, die ons bootje veroorzaakt, het beeld verstoren en daklijst en vensters op en neer doen deinen De schrijver als Roodhuid. en golven. Grey Owl heeft de weerkaatsing der rimpels op zijn venster opgemerkt en komt naar buiten. Een lange, lenige figuur, in her- tenleeren broek en rood hemd, het lange haar in twee vlechten gescheiden. Hij begroet ons op de wijze der Roodhuiden, met de hand bo ven de oogen, en helpt ons uitstappen. „Net op tijd", zegt hij, „de bevers zullen wel vroeg buiten komen met dit mooie, stille weer". Met een rent een eekhoren tegen zijn broekspijp op en pakt hem een apennoot uit de vingers. Een gaai vliegt om hem heen. bedelend om wat brood en haalt hem de stukken uit de vingers weg. Nauwelijks hebben we even ge praat of de waterspiegel, die weer tot rust ge komen is, breekt en voor aan een V van klei ne golfjes komt een ruine bever kop aan zwemmen. „All right there", zegt Grey Owl met zijn rustige stem om zijn vrienden gerust te stellen, want reeds twee andere koppen zijn zichtbaar, kleine jongen. De eerste bever zwemt regelrecht op ofts..aan. Dat is Jellyroll, zegt onze gastheer en de naam, geleirol zou den wij zeggen, is niet gek gekozen. Ik heb nooit zoo'n dikken, vetten bever gezien, moe der en grootmoeder van zoowat de heele ko lonie. Ze komt rustig de loopplank op en volgt Grey Owl, die de hut binnen gaat. richt zich op de achterpooten op, plukt met de handjes aan de leeren franje van zijn broekspijpen en krijgt op haar gebedel een reep chocolade, die ze rustig oppeuzelt. Dan eerst neemt ze no titie van ons, komt op ons af, richt zich even op en snuffelt en gaat weer terug met een uitdrukking van „niks bijzonders" op haar snuit. Ze legt zich voor de voeten van Grey Owl en gaat toilet maken, zich kammen. Dan klinkt weer een sleepende stap buiten. Rawhide het mannetje komt een stuk brood halen, maar wandelt er meteen mee weg. Ik sluit de deur achter hem. Even later staat Jellyrol op, doet zelf de deur open en wandelt naar bui ten, waar een groote schaal rijst aan den wa terkant staat, "ze propt het bij handenvol in haar snuit, tot ze, verzadigd, plaats maakt voor een paar jongen, die vóór dien tijd hadden zitten knabbelen aan versche populierentak- ken, die Grey Owl voor hen in het water legt, eiken dag weer, om te voorkomen, dat ze al te veel hout vellen en dat toch niet allemaal kunnen verwerken. Ondertusschen is Rawhide bezig aan het huis te bouwen, dat half bui ten, half binnen Grey Owl's hut ligt. Een eenig gezicht om te zien hoe hij komt aan zwemmen, de armen vol takken en bladeren, die hij onder tegen zijn kin aandrukt en hoe hij dan op de achterpooten loopend zijn vrachtje omhoog draagt om het met de hand jes precies op zijn plaats te brengen. Zoo gaat hij een poos af en aan tot Jellyroll zich bij hem voegt en ze samen wegzwemmen. Wij stappen in Grey Owl's wankele kano en gaan hen na. Telkens klinkt het geruststellende AU right there, waarmede Grey Owl zijn bescher melingen vertelt, dat HIJ het is, die er aan komt. Verscheidene bevers laten ons zoo dicht naderen als we willen. Jellyroll komt even bij ons aan boord om een boterham te halen en dan landen we waar ze bezig waren. Zeker een twintigtal populieren zijn voor de helft van de stamdikte doorgeknaagd, en er zijn er bij van bijna een voet middellijn. Dat is voor bereiding voor den wintervoorraad. Die moet stuks, als de vorst intreedt, binnen een paar dagen onder het ijs geborgen kunnen worden. Vandaar deze voorbereidingen, het half- doorknagen van den stam en het maken van een platgetreden pad, waarlangs een en ander naar den waterkant kan worden gesleept. Alle aangeknaagde boomen hellen naar den water kant, anders begint vriend bever er liever niet aan. Aan het werk zullen we ze vanavond niet meer zien, want er is een frisch windje opge stoken, dat de bladeren doet ritselen. Dat licht geluid maakt, dat een vijand van de landzijde onopgemerkt zou kunnen naderen en dan werkt de bever niet. Ze zijn te bang voor den beer. die als de bessen op zijn, vaak op de be- verjacht gaat. Dat is ook een van de grootste zorgen van Grey Owl, die hier aangesteld is om"dc bevers te* bewaken. Zoodra een der be vers het gevaarsein geeft, met zijn staart hard op het water klapt, vaart Grey Owl uit eland met kalf bij een boom, dien de bevers juist hadden geveld. Die komen op het geluid van den vallenden boom af, wetende dat er dan gemakkelijk wat versche takken en blade ren te krijgen zijn. Dezen keer had de bever te vergeefs zijn sterken vriend te hulp geroe pen, want Grey Owl is er erg op gesteld ook de elanden tot zijn vrienden te maken om ook dezen reus der wildernis beter te leeren begrijpen. Ondertusschen had deze merkwaardige man ons veel uit zijn veel bewogen leven verteld. Hij kende Europa, was als een der beste rui ters indertijd met Buffalo Bill's Wild West show door Europa getrokken, toen als trapper of wel pelsjager werkzaam geweest, maar in den grooten oorlog als scherpschutter aan het front gekomen. Daarna terugkeerende naar de wildernis had hij het bosch verlaten _;evonden, het wUd vrijwel uitgemoord, de meesten zijner kameraden hulpbehoevend of armlastig. Een tijd lang bevoer hij met zijn kano de gevaarlijkste rivieren voor goederen- afvoer of als gids voor toeristen en jagers. Maar steeds trok zijn hart naar de wildernis en nogmaals trachtte hij ver in het Noorden zijn oude pelsjagersleven weer op te vatten. Tevergeefs: de bever, voor wiens verstand de Indiaan een zeer groote vereering heeft, zoo dat hij zijn jongelingen naar den bever stuurt om van hem te leeren, v/as vrijwel uitgestor ven, uitgemoord door de blanke pelsjagers. De Indianen zijn steeds natuur- en wildbescher- mers geweest. Hebben nooit vrouwelijke die ren gejaagd, altijd een „schoontijd" gekend om het wild gelegenheid te geven zich voort te planten. Zij wisten en begrepen, dat hun leven en welvaren van een goeden wildstand afhankelijk was. En met tranen in de oogen moesten zij toezien hoe blanke pelsjagers be vers vingen midden in den zomer en dienten gevolge de jongen moesten verhongeren en bovendien de pelzen haast niets waard waren Grey Owl zag dat alles en besloot, zich aan de bescherming van het bevervolkje te gaan wij den. Hij begon zelf in het klein met een enkel paar en hield den honger buiten de deur door in tijdschriften wat over zijn bevers te schrij ven. Wat hij schreef was interessant, haast geniaal, een uitgever ontdekte hem, de di rectie der Nationaal parken besloot zijn harte- wensch te verwezenlijken en een park te scheppen, waar de bever heilig zou zijn. Zoo stichtte Grey Owl eerst een beverkolonie in Riding Mountain park, terwijl hij thans al een heel eind op weg is in Prince Albert Park waar wij hem aantroffen. De kolonie telt al een twintigtal leden, die van Ajawan Lake, zijn woonplaats, uitzwermen naar andere ge schikte meeren. Te gelijkertijd weet hij door woord en geschrift belangstelling te wekken voor Canada's wilde dieren. Hij maakte een tournee als spreker door Engeland en beloof de mij een volgend maal ook naar Holland te komen. Zijn boeken over zijn bevers, over Men of the Last Frontier, zijn Pilgrims of the Wild, zijn al in het Duitsch en Fransch vertaald en een Hollandscbe vertaling is in bewerking. Zijn films over bever, eland, gaai enz. behooren tot het beste wat op dit gebied bestaat en ik hoop ze dezen winter in vele plaatsen van ons land en daarbuiten te vertoonen. Hij maakte het mogelijk het werk van den bever in aller lei stadiën vast te leggen, den eland rustig grazend en in volle vlucht te filmen, wat mij trouwens ook zonder hem gelukte. Maar wat mij in den man, die toch eigenlijk een een voudige roodhuid is. vooral aantrok, is zijn enorme liefde voor de levende wezens, voor zijn stam en voor zijn vaderland. Daaraan zal hij zijn beste en laatste krachten geven om zijn dierenvrienden en zijn stamgenoot-en zoo min mogelijk te laten voelen en zoo veel mo gelijk terug te geven, wat de blanke aan mensch en dier in dit land misdreven heeft. En dat is onzegbaar veel geweest. Een groot geluk, dat de directie der Nationaal parken met dezen man mee probeert om zoo veel mo gelijk begaan onrecht weer goed te maken. Daarom zal ik ook graag meehelpen om het levenswerk van den Grijzen Uil beter bekend te maken in ons land en daar buiten. VAN DER SLEEN Patiëntje. Wat ruischt daar toch zoo, Moes? Dat is de regen, m'n jongen, Gezellig dat zachte getik, hè? Is het koud buiten? Niet zoo erg. Maar 't is vies en klidderig. Je weet wel, met van die druppels overal aan. Een flauw lachje. Wordt het al gauw voorjaar, Moes? Ik denk het wel. Je kunt de vogels buiten al zoö hooren kwetteren! En de bollen in den tuin loopen ook al uit. "en zucht. De handen friemelen aan het laken. „Jellyroll", het geleirolletje. Hoofdpersoon van menige film en van twee veelgelezen boeken. We zouden in het voorjaar een hol maken in de duinen. Een echt hol, met- een dak van stammetjes en dan wilden we daar kampeeren. Zeg Mams. ben ik beter in het voorjaar? Als je doet wat de dokter zegt.... Als je je best- doet om gauw beter te worden. M'n been wordt toch wel weer goed, hè Mams? Ze slikt de angst weg. ais een verstikkende klomp in haar keel. Natuurlijk jongske. Wat dacht jij dan? Je zult eens zien. hoe je over een poosje weer kunt draven! De dokter zegt, dat ik weer moet leeren loopen, net als een klein kind. Gek hè? Nou en of! Wat zullen we lachen! Zou ik de volgende week al op mogen? Dat denk ik niet, jongen. De volgende week is al zoo heel vlug! Dat is eigenlijk nog maar een paar daagjes hè? JaMaar als het nu zoo lang duurt, dan kan ik niet met de jongens meedoen met het hol. We maken een fornuis ook. Van steenen. En een gat in het dak er boven. Ik bèn toch wel beter voor dien tijd? Misschien lieve kind, Zieke menschen moeten altijd heel veel geduld hebben om beter te worden. Moeilijk hè? En het ging zoo gauw Wat bedoel je? Wat ging gauw? Nouhet ongeluk Ja kind. Dat ging gauw. En nu duurt het zoo lang voor alles weer heel is, hè? Maar in het voorjaar ben ik toch wel beter? Ik hoop het lieverd. En het voorjaar duurt een heelen tijd moet je maar den ken! Maar dan zijn ze al begonnen met hun hut! Misschien wachten ze wel op je. En het is ook wel leuk, als je heelemaal beter bent, om dan als gast te komen! Toch niet zoo fijn, als om er zelf aan te bouwen. Dat is waar. Maar het volgend jaar is er weer een voorjaar en het jaar daarna wéér. en zoo al maar door. Dit voorjaar zou nu juist zoo eenig zijn geweest! Arme kerel! Maar we zullen samen flink zijn, hè? En als het wat langer duurt, dan je nu denkt, dan probeeren we om het hier in huis gezellig voor je te maken. Goed? Je vrienden komen zeker iederen dag bij je zoodra ze mogen van dokter. Waarom mag het nu niet? Is het dan zoo erg? Het is nog wat te druk, jongen. De won den genezen beter, als je veel rust hebt. Je mag nu ook niet meer praten hoor. Ga nu maar eens lekker gemakkelijk liggen. Kom hier. dan zal ik het kussen wat opschudden. Zoo? Ts het zoo goed? Ja Mams. Ik lig fijn. Maar Moes, ik word toch wel beter? Natuurljk, rare jongen! Natuurlijk word je beter! —En m'n been wordt weer heelemaal goed? Zoo goed als het maar kan. hoor! Heelemaal? Heelemaal. En nu oogen dicht hoor! Ik blijf bij je zitten. Zoo, zal ik je hand vast houden? Het krachtelooze handje drukte de hare. Lieve Moes! Stil bleef ze naast hem zitten, starend naar dat vermagerde kopje, dat nog maar zoo kort geleden frisch en blozend was geweest. Wat kon die jongen heerlijk schaterlachen! Wat een bengel was het! Zoo'n verrukkelijke oer gezonde echter jongen! En nu! De pijn en angst om haar kind lagen als zware koude gewichten in haar hart en ze sperde haar oogen wijd open, om niet te hui len. Hij mocht geen tranen van haar zien. Hij moest er vast aan gelooven dat z'n been weer heelemaal goed werd. En het zóu goed wor den! De dokter had gezegd dat zijn kans lag in uitstekende verzorging en vertrouwen van den jongen zelf. En dat- vertrouwen zou ze hem geven, nee, dat vertrouwen wilde ze zelf van een „Het glazen paleis" Een vereeniging, die zich ten doel stelt het verstrekken van warm eten aan behoeftige schoolkinderen riep onze hulp in om die kin deren van verschillende afgelegen scholen naar de stad en terug te vervoeren. Eerst de den wij dat met twee of drie luxe auto's, maar omdat die er te veel door te lijden hadden, besloot de baas op zekeren dag om daarvoor een oude autobus aan te schaffen. En zoo deed dan „Het glazen paleis" bij ons zijn intrede! Het was een oude kar, maar een sterke! Zijn bijnaam kreeg hij reeds op den eersten morgen, dat wij hem hadden. Er za ten zeer groote spiegelruiten in met smalle spijlen en dat deed een van onze kennissen opmerken: „Het lijkt het glazen paleis wel!" En direct werd het ding toen algemeen zoo genoemd Alles aan dien wagen was even zwaar en so lide. Het gevaarte woog meer dan tweeduizend kilo en het was meer dan twee en een halve meter hoog. Met twee treden kwam je bin nen. Het stuurwiel had een middellijn van ruim een halven meter en je zat er achter in een soort armstoel op één poot. Naast je ston den een paar zware ijzeren „poken" van on geveer een meter lang, de versnellingshandle en de handrem. De pedalen waren een paar groot moppen ijzer, met zoo'n veer er achter dat je er op moest gaan staan om ze in te drukken! Banken, zooals een normale auto bus, had het ding niet. Die waren net als in een ouderwetsche tram in de rondte ge plaatst en in het middengedeelte stonden twee koperen stangen voor de eventueele staan plaatsen! Ik was aangewezen om met dat ding te rij den en ik moet bekennen dat ik het graag deed' Het gaf me een gevoel van „macht" om dat ding te kunnen besturen en het te laten doen wat ik wou! Als ik er mee reed, voelde ik me als de kapitein van een groot schip, dat veilig door een wirwar van smalle kanalen moest worden geloodst! Voor mij uit zag ik een geweldig eind motorkap en daaronder be- vond'zich een knaap van een motor, die brul de als ik het gaspedaal aanraakte! Hoog troonde ik achter het stuur en het was voor mij en mijn passagiers een dagelijks weder keerend genot om er het beroemde bolle brug getje aan het Noorder Buitenspaarne mee te „nemen"! Tenminsteals het monster loopen wilde! Dikwijls gebeurde het dat hij het vertikte om te draaien en dan moeten we ten einde raad toch nog op het laatste nippertje met een paar luxe wagens op stap. Maar als het gla zen paleis geen kuren had, en je had het met de grootste moeite gestart, dan was het ook bijna niet meer te houden. Dan loeide de mo tor en dan ging daar een kracht van uit. die het heele geval inclusief de zwaarste lading met het grootste gemak tegen een zware hel ling optrok. Dan kreeg je af en toe het gevoel dat je op hol sloeg! Voor de kleine passagiers was het een da- gelijksche plezierrit. Er waren er altijd, die een mondharmonica hadden en het heele re pertoire werd gespeeld en gezongen, zoodat de menschen, die aan de vaste route woonden, ons al van verre hoorden aankomen en voor de ramen stonden te wuiven. Maar het was spoedig met zijn glorie ge daan! Het kreeg steeds meer kuren en ten slotte kwam er op zekeren dag een kraanwa gen voor de garage, die het glazen paleis naar het autokerkhof sleepte. Ik heb het met leede oogen zien gaan Requiescat in pace! Besluit Hoewel ik volledig als taxichauffeur in dienst was en dat leven mij uitstekend beviel, kon dat toch nog steeds niet de goedkeuring van mijn ouders en kennissen wegdragen. Mijn ouders merkten zeer terecht op, dat zij mij nu juist niet hadden laten studeeren om mijn verdere leven op een taxi te rijden. En dus bleef ik nog altijd hardnekkig solli- citeeren op alle mogelijke advertenties. Toen ik ontelbare sollicitaties had verzonden, en 'als eenig resultaat een stapeltje brieven had. die bijna alle begonnen met: „Tot onzen spijt kwam er eindelijk één, die mij een beetje meer hoop gafl „Wij verzoeken u Donderdagmiddag En ik er op af. Ik moest natuurlijk vrij vra gen voor een paar uur en er een paar vracht jes voor laten loopen. Heel gezellig heb ik een tijdje zitten praten met een vriendelijke meneer en hem verteld wat ik uitvoerde en op welke school ik was ge weest en alles wat zoo bij een sollicitatiege sprek behoort! Ik hoorde er echter niets meer van en het leven ging weer zijn gewonen gang. Rijden, wagens wasschen en repareeren. Ik had mij zelfs al weer verzoend met de gedach te, dat ik ook dezen keer geen geluk gehad had, toen ik een week later een brief ontving: „Naar aanleiding van het gesprek dat u met onzen heer.... gevoerd heeftEn dat ik Maandag a.s. in dienst kon treden. Dat was op een Vrijdag en dus deed ik 's Za terdags mijn laatste vrachtje. En 't werd nog laat ook. Het was half één, toen ik mijn wagen eindelijk kon binnenzetten. Met weemoed nam ik afscheid van den baas en mijn collega's en van alles, wat mij in die maanden zoo vertrouwd en dierbaar was ge worden. En zoo begon ik dien Maandag mijn nieuwe werk. In het begin viel het mij ontzettend zwaar! Den heelen dag op een stoel zitten achter een bureau is wel een groot verschil met het vrije leven, dat ik gewend was. Maar alles went en het nieuwe trok mij ook daar weer aan. Wat wij in het begin het meest hin derde was het gebrek aan zelfstandigheid. Hier moest ik bevelen opvolgen en op mijn wagen was ik de baas. Daar droeg ik de volle ver antwoordelijkheid en hier was ik maar een heel klein onderdeeltje van een groot bedrijf Maar ik leerde spoedig in het gareel te loopen en thans zit ik al geruimen tijd op mijn stoel en heb ik ook dit werk leeren waardeeren. Ik ben er van overtuigd, dat die paar maan den, die ik op een taxi heb gereden, mij geen kwaad hebben gedaan. Integendeel. Ik heb er een schat van menschenkennis opgedaan en veel van ons mooie land gezien. Dat alleen al is ruim voldoende om er nooit spijt van te hebben. Ik zou nog veel kunnen vertellen van alles wat ik in dien tijd beleefd heb en misschien doe ik dat nog wel eens in een volgende serie P. H. KALF ook hebben. Ze wilde gelooven, dat haar jon gen straks, over een paar maanden, over een jaar desnoods, weer zou kunnen loopen en draven als alle anderen Wat was hij lief zoo! Heelemaal haar kleine jongen weer Het was of ze haar kind van vijf jaar had teruggekregen. Afhankelijk van haar. alles draaiend om moeder. Toen hij naar school ging, was het uit. Toen kreeg hij andere belangen. vriendjes, ingewikkeld speelgoed, een eigen kamertje waar hij dag en nacht knutselde en een onbeschrijfelijke rommel maakte. En zij had dat zelf aange moedigd. had het graag gezien hoe hij groei de tot een zelfstandigen jongen, flink en eer lijk, al had het wel eens pijn gedaan, dat hij zoo ver van haar af leek te groeien. En nu, nu had ze hem terug. Al zijn grootheid was weggevallen om niets anders over te laten dan een kind dat al zijn heil van moeder ver wacht. Dat met de oogen moeder volgt, waar ze gaat. Dat zachtjes om moeder roept, als het pijn lijdt. Stil keek ze neer op de magere witte hand in d£ hare, zoo vreemd en onvertrouwd, nu ze zoo smetteloos schoon was. Grappig, dat ze nu zoo kon verlangen naar die bruine, altijd vuile knuisten, waar ze vroeger over mop perde. Nu sliep hij rustig, haar jongen. Toch was het. of hij wat meer kleur had, of het nu ein delijk beter met hem ging. De dokter had het immers ook gezegd, dat hij beter zou worden, dat ze hem zou houden, haar jongen. Oh. die schrik! Die verlammende schrik, toen ze hem binnenbrachten bij haar, na het ongeluk vlak voor haar deur! Haar jongen in vreemde armen, haar kind, dat ze dood waande toen. Neen, daar niet meer aan denken. Dat was nu voorbij. Niet ziekelijk telkens opnieuw die ellende willen doorleven. Weer zat ze roerloos naast het bed en langzaam waasde een glimlach over haar gezicht, in het besef, dat deze tijd haar la ter zou worden tot een harer dierbaarste her inneringen, als zij hem allang haar laatste en grootste geschenk zou hebben gegeven zijn vrijheid. HELEN. Om vreugde en kracht te scheppen voor den geheelen arbeidsdag moet u iederen morgen een minuut of tien reserveeren voor een en thousiast partijtje ochtendgymnastiek! Begint u er Zondagmorgen direct mee? De eerste van deze week. Oefening, 65 is al héél geschikt om goed wakker te worden. Gaat u dan eens staan in „uitvalstand" (zie teeke- ning), de armen zijwaarts. Nu de armen snel en los naar beneden zwaaien, tot ze voor de borst kruisen, en direct weer terugzwaaien, waarbij ze zoo ver mogelijk doorvliegen naar boven. De beweging wordt nog aangezet, door bij eiken zwaai den rug mee te laten gaan (Oefening 65a), of door meeveeren van de voorste knie (Oefening 65b). Over het algemeen worden deze oefeningen zeer eenvoudig gehouden. Maar toch zult u gemerkt hebben, dat er zoo nu en dan een veel moeilijker tusschen door loopt. Zoo bij voorbeeld de nummers 7, 10, 16 38 en enkele andere. Ook de nu volgende Oefening 66 is er zoo een; lenige jonge lui kunnen het waar schijnlijk wel. Op ver schillende wijzen kunt u tot dezen stand ko men. Het eenvoudigste is wel op den rug te gaan liggen, en je te laten ophijschen door een hulpvaardige geest. Maar het kan ook minder goedkoop. Op den rug liggen met de handen naast de schoudcx-s, en ïxu zélf op duwen. Of gaan staan met de armen hoog, langzaam achterover buigen tot de handen den grond raken. Oefening 66a. 66b en 66c.) Als u dit ovex-leefd hebt, gaan we door met Oefening 67. Maarwaren de knieën dan wel x'echt? Hetzelfde rechts; beurtelings 20 maal. Een prachtoefening om lenig te blijven! Oefening 68. Een been ver naar achteren kruisen, zoodat zelfs het puntje van uw grooten teen den grond niet meer raakt. Nu het been hoog zijwaarts opgooien ('t kan nog veel hooger dan de stippellijn op de teekening!) en ge woon naast het andere neerzetten. Langs denzelfden weg weer terug. Eerst tien keer links, dan 10 keer rechts. Natuurlijk mag het been, waar- op u staat, wel wat gebogen worden als dat gemakkelijker voor u is. Het is na melijk alleen de be doeling hei heupgewricht van het zwaaiende been beweeglijker te maken. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv, M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13