ÜDAGAWÖINB|||i
2\
Blijft Fit!
jql
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Bij Grey Owl, den Grijzen Uil.
H.D. VERTELLING
Ervaringen
Taxi-chauffeur.
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1937
HAAELE M'S DAGBtAD
Groot natuur- en dierenvriend.
Een „log-hut", een uit boomstammen ge- I om te zien wat er is. Toen ik er was weerklonk
bouwd huisje, staat aan den rand van het het alarmsein 's morgens om half vijf en toen
meer, licht afstekend tegen den achtergrond wij gingen kijken, stonden daar een wijfjes
van sparregroen. Het meer is bladstil, de weer
spiegeling volkomen, totdat de rimpels, die
ons bootje veroorzaakt, het beeld verstoren en
daklijst en vensters op en neer doen deinen
De schrijver als Roodhuid.
en golven. Grey Owl heeft de weerkaatsing
der rimpels op zijn venster opgemerkt en komt
naar buiten. Een lange, lenige figuur, in her-
tenleeren broek en rood hemd, het lange haar
in twee vlechten gescheiden. Hij begroet ons
op de wijze der Roodhuiden, met de hand bo
ven de oogen, en helpt ons uitstappen. „Net
op tijd", zegt hij, „de bevers zullen wel vroeg
buiten komen met dit mooie, stille weer". Met
een rent een eekhoren tegen zijn broekspijp
op en pakt hem een apennoot uit de vingers.
Een gaai vliegt om hem heen. bedelend om
wat brood en haalt hem de stukken uit de
vingers weg. Nauwelijks hebben we even ge
praat of de waterspiegel, die weer tot rust ge
komen is, breekt en voor aan een V van klei
ne golfjes komt een ruine bever kop aan
zwemmen. „All right there", zegt Grey Owl
met zijn rustige stem om zijn vrienden gerust
te stellen, want reeds twee andere koppen zijn
zichtbaar, kleine jongen. De eerste bever
zwemt regelrecht op ofts..aan. Dat is Jellyroll,
zegt onze gastheer en de naam, geleirol zou
den wij zeggen, is niet gek gekozen. Ik heb
nooit zoo'n dikken, vetten bever gezien, moe
der en grootmoeder van zoowat de heele ko
lonie. Ze komt rustig de loopplank op en volgt
Grey Owl, die de hut binnen gaat. richt zich
op de achterpooten op, plukt met de handjes
aan de leeren franje van zijn broekspijpen en
krijgt op haar gebedel een reep chocolade, die
ze rustig oppeuzelt. Dan eerst neemt ze no
titie van ons, komt op ons af, richt zich even
op en snuffelt en gaat weer terug met een
uitdrukking van „niks bijzonders" op haar
snuit. Ze legt zich voor de voeten van Grey
Owl en gaat toilet maken, zich kammen. Dan
klinkt weer een sleepende stap buiten. Rawhide
het mannetje komt een stuk brood halen,
maar wandelt er meteen mee weg. Ik sluit de
deur achter hem. Even later staat Jellyrol op,
doet zelf de deur open en wandelt naar bui
ten, waar een groote schaal rijst aan den wa
terkant staat, "ze propt het bij handenvol in
haar snuit, tot ze, verzadigd, plaats maakt voor
een paar jongen, die vóór dien tijd hadden
zitten knabbelen aan versche populierentak-
ken, die Grey Owl voor hen in het water legt,
eiken dag weer, om te voorkomen, dat ze al
te veel hout vellen en dat toch niet allemaal
kunnen verwerken. Ondertusschen is Rawhide
bezig aan het huis te bouwen, dat half bui
ten, half binnen Grey Owl's hut ligt. Een
eenig gezicht om te zien hoe hij komt aan
zwemmen, de armen vol takken en bladeren,
die hij onder tegen zijn kin aandrukt en hoe
hij dan op de achterpooten loopend zijn
vrachtje omhoog draagt om het met de hand
jes precies op zijn plaats te brengen. Zoo gaat
hij een poos af en aan tot Jellyroll zich bij
hem voegt en ze samen wegzwemmen. Wij
stappen in Grey Owl's wankele kano en gaan
hen na. Telkens klinkt het geruststellende AU
right there, waarmede Grey Owl zijn bescher
melingen vertelt, dat HIJ het is, die er aan
komt. Verscheidene bevers laten ons zoo dicht
naderen als we willen. Jellyroll komt even bij
ons aan boord om een boterham te halen en
dan landen we waar ze bezig waren. Zeker een
twintigtal populieren zijn voor de helft van
de stamdikte doorgeknaagd, en er zijn er bij
van bijna een voet middellijn. Dat is voor
bereiding voor den wintervoorraad. Die moet
stuks, als de vorst intreedt, binnen een paar
dagen onder het ijs geborgen kunnen worden.
Vandaar deze voorbereidingen, het half-
doorknagen van den stam en het maken van
een platgetreden pad, waarlangs een en ander
naar den waterkant kan worden gesleept. Alle
aangeknaagde boomen hellen naar den water
kant, anders begint vriend bever er liever niet
aan. Aan het werk zullen we ze vanavond niet
meer zien, want er is een frisch windje opge
stoken, dat de bladeren doet ritselen. Dat licht
geluid maakt, dat een vijand van de landzijde
onopgemerkt zou kunnen naderen en dan
werkt de bever niet. Ze zijn te bang voor den
beer. die als de bessen op zijn, vaak op de be-
verjacht gaat. Dat is ook een van de grootste
zorgen van Grey Owl, die hier aangesteld is
om"dc bevers te* bewaken. Zoodra een der be
vers het gevaarsein geeft, met zijn staart
hard op het water klapt, vaart Grey Owl uit
eland met kalf bij een boom, dien de bevers
juist hadden geveld. Die komen op het geluid
van den vallenden boom af, wetende dat er
dan gemakkelijk wat versche takken en blade
ren te krijgen zijn. Dezen keer had de bever
te vergeefs zijn sterken vriend te hulp geroe
pen, want Grey Owl is er erg op gesteld ook
de elanden tot zijn vrienden te maken om
ook dezen reus der wildernis beter te leeren
begrijpen.
Ondertusschen had deze merkwaardige man
ons veel uit zijn veel bewogen leven verteld.
Hij kende Europa, was als een der beste rui
ters indertijd met Buffalo Bill's Wild West
show door Europa getrokken, toen als trapper
of wel pelsjager werkzaam geweest, maar in
den grooten oorlog als scherpschutter aan
het front gekomen. Daarna terugkeerende
naar de wildernis had hij het bosch verlaten
_;evonden, het wUd vrijwel uitgemoord, de
meesten zijner kameraden hulpbehoevend of
armlastig. Een tijd lang bevoer hij met zijn
kano de gevaarlijkste rivieren voor goederen-
afvoer of als gids voor toeristen en jagers.
Maar steeds trok zijn hart naar de wildernis
en nogmaals trachtte hij ver in het Noorden
zijn oude pelsjagersleven weer op te vatten.
Tevergeefs: de bever, voor wiens verstand de
Indiaan een zeer groote vereering heeft, zoo
dat hij zijn jongelingen naar den bever stuurt
om van hem te leeren, v/as vrijwel uitgestor
ven, uitgemoord door de blanke pelsjagers. De
Indianen zijn steeds natuur- en wildbescher-
mers geweest. Hebben nooit vrouwelijke die
ren gejaagd, altijd een „schoontijd" gekend
om het wild gelegenheid te geven zich voort
te planten. Zij wisten en begrepen, dat hun
leven en welvaren van een goeden wildstand
afhankelijk was. En met tranen in de oogen
moesten zij toezien hoe blanke pelsjagers be
vers vingen midden in den zomer en dienten
gevolge de jongen moesten verhongeren en
bovendien de pelzen haast niets waard waren
Grey Owl zag dat alles en besloot, zich aan de
bescherming van het bevervolkje te gaan wij
den. Hij begon zelf in het klein met een enkel
paar en hield den honger buiten de deur door
in tijdschriften wat over zijn bevers te schrij
ven. Wat hij schreef was interessant, haast
geniaal, een uitgever ontdekte hem, de di
rectie der Nationaal parken besloot zijn harte-
wensch te verwezenlijken en een park te
scheppen, waar de bever heilig zou zijn. Zoo
stichtte Grey Owl eerst een beverkolonie in
Riding Mountain park, terwijl hij thans al
een heel eind op weg is in Prince Albert Park
waar wij hem aantroffen. De kolonie telt al
een twintigtal leden, die van Ajawan Lake,
zijn woonplaats, uitzwermen naar andere ge
schikte meeren. Te gelijkertijd weet hij door
woord en geschrift belangstelling te wekken
voor Canada's wilde dieren. Hij maakte een
tournee als spreker door Engeland en beloof
de mij een volgend maal ook naar Holland te
komen. Zijn boeken over zijn bevers, over Men
of the Last Frontier, zijn Pilgrims of the Wild,
zijn al in het Duitsch en Fransch vertaald en
een Hollandscbe vertaling is in bewerking. Zijn
films over bever, eland, gaai enz. behooren
tot het beste wat op dit gebied bestaat en ik
hoop ze dezen winter in vele plaatsen van ons
land en daarbuiten te vertoonen. Hij maakte
het mogelijk het werk van den bever in aller
lei stadiën vast te leggen, den eland rustig
grazend en in volle vlucht te filmen, wat mij
trouwens ook zonder hem gelukte. Maar wat
mij in den man, die toch eigenlijk een een
voudige roodhuid is. vooral aantrok, is zijn
enorme liefde voor de levende wezens, voor
zijn stam en voor zijn vaderland. Daaraan zal
hij zijn beste en laatste krachten geven om
zijn dierenvrienden en zijn stamgenoot-en zoo
min mogelijk te laten voelen en zoo veel mo
gelijk terug te geven, wat de blanke aan
mensch en dier in dit land misdreven heeft.
En dat is onzegbaar veel geweest. Een groot
geluk, dat de directie der Nationaal parken
met dezen man mee probeert om zoo veel mo
gelijk begaan onrecht weer goed te maken.
Daarom zal ik ook graag meehelpen om het
levenswerk van den Grijzen Uil beter bekend
te maken in ons land en daar buiten.
VAN DER SLEEN
Patiëntje.
Wat ruischt daar toch zoo, Moes?
Dat is de regen, m'n jongen, Gezellig
dat zachte getik, hè?
Is het koud buiten?
Niet zoo erg. Maar 't is vies en klidderig.
Je weet wel, met van die druppels overal
aan.
Een flauw lachje.
Wordt het al gauw voorjaar, Moes?
Ik denk het wel. Je kunt de vogels buiten
al zoö hooren kwetteren! En de bollen in den
tuin loopen ook al uit.
"en zucht. De handen friemelen aan het
laken.
„Jellyroll", het geleirolletje. Hoofdpersoon van menige film en van
twee veelgelezen boeken.
We zouden in het voorjaar een hol
maken in de duinen. Een echt hol, met- een
dak van stammetjes en dan wilden we daar
kampeeren. Zeg Mams. ben ik beter in het
voorjaar?
Als je doet wat de dokter zegt.... Als je
je best- doet om gauw beter te worden.
M'n been wordt toch wel weer goed, hè
Mams?
Ze slikt de angst weg. ais een verstikkende
klomp in haar keel.
Natuurlijk jongske. Wat dacht jij dan?
Je zult eens zien. hoe je over een poosje weer
kunt draven!
De dokter zegt, dat ik weer moet leeren
loopen, net als een klein kind. Gek hè?
Nou en of! Wat zullen we lachen!
Zou ik de volgende week al op mogen?
Dat denk ik niet, jongen. De volgende
week is al zoo heel vlug! Dat is eigenlijk
nog maar een paar daagjes hè?
JaMaar als het nu zoo lang duurt,
dan kan ik niet met de jongens meedoen
met het hol. We maken een fornuis ook. Van
steenen. En een gat in het dak er boven. Ik
bèn toch wel beter voor dien tijd?
Misschien lieve kind, Zieke menschen
moeten altijd heel veel geduld hebben om
beter te worden. Moeilijk hè?
En het ging zoo gauw
Wat bedoel je? Wat ging gauw?
Nouhet ongeluk
Ja kind. Dat ging gauw. En nu duurt
het zoo lang voor alles weer heel is, hè?
Maar in het voorjaar ben ik toch wel
beter?
Ik hoop het lieverd. En het voorjaar
duurt een heelen tijd moet je maar den
ken!
Maar dan zijn ze al begonnen met hun
hut!
Misschien wachten ze wel op je. En het
is ook wel leuk, als je heelemaal beter bent,
om dan als gast te komen!
Toch niet zoo fijn, als om er zelf aan
te bouwen.
Dat is waar. Maar het volgend jaar is
er weer een voorjaar en het jaar daarna wéér.
en zoo al maar door.
Dit voorjaar zou nu juist zoo eenig zijn
geweest!
Arme kerel! Maar we zullen samen flink
zijn, hè? En als het wat langer duurt, dan
je nu denkt, dan probeeren we om het hier
in huis gezellig voor je te maken. Goed?
Je vrienden komen zeker iederen dag bij je
zoodra ze mogen van dokter.
Waarom mag het nu niet? Is het dan
zoo erg?
Het is nog wat te druk, jongen. De won
den genezen beter, als je veel rust hebt. Je
mag nu ook niet meer praten hoor. Ga nu
maar eens lekker gemakkelijk liggen. Kom
hier. dan zal ik het kussen wat opschudden.
Zoo? Ts het zoo goed?
Ja Mams. Ik lig fijn. Maar Moes, ik
word toch wel beter?
Natuurljk, rare jongen! Natuurlijk word
je beter!
—En m'n been wordt weer heelemaal goed?
Zoo goed als het maar kan. hoor!
Heelemaal?
Heelemaal. En nu oogen dicht hoor! Ik
blijf bij je zitten. Zoo, zal ik je hand vast
houden?
Het krachtelooze handje drukte de hare.
Lieve Moes!
Stil bleef ze naast hem zitten, starend naar
dat vermagerde kopje, dat nog maar zoo kort
geleden frisch en blozend was geweest. Wat
kon die jongen heerlijk schaterlachen! Wat
een bengel was het! Zoo'n verrukkelijke oer
gezonde echter jongen! En nu!
De pijn en angst om haar kind lagen als
zware koude gewichten in haar hart en ze
sperde haar oogen wijd open, om niet te hui
len. Hij mocht geen tranen van haar zien. Hij
moest er vast aan gelooven dat z'n been weer
heelemaal goed werd. En het zóu goed wor
den! De dokter had gezegd dat zijn kans lag
in uitstekende verzorging en vertrouwen van
den jongen zelf. En dat- vertrouwen zou ze
hem geven, nee, dat vertrouwen wilde ze zelf
van een
„Het glazen paleis"
Een vereeniging, die zich ten doel stelt het
verstrekken van warm eten aan behoeftige
schoolkinderen riep onze hulp in om die kin
deren van verschillende afgelegen scholen
naar de stad en terug te vervoeren. Eerst de
den wij dat met twee of drie luxe auto's, maar
omdat die er te veel door te lijden hadden,
besloot de baas op zekeren dag om daarvoor
een oude autobus aan te schaffen.
En zoo deed dan „Het glazen paleis" bij ons
zijn intrede! Het was een oude kar, maar een
sterke! Zijn bijnaam kreeg hij reeds op den
eersten morgen, dat wij hem hadden. Er za
ten zeer groote spiegelruiten in met smalle
spijlen en dat deed een van onze kennissen
opmerken: „Het lijkt het glazen paleis wel!"
En direct werd het ding toen algemeen zoo
genoemd
Alles aan dien wagen was even zwaar en so
lide. Het gevaarte woog meer dan tweeduizend
kilo en het was meer dan twee en een halve
meter hoog. Met twee treden kwam je bin
nen. Het stuurwiel had een middellijn van
ruim een halven meter en je zat er achter in
een soort armstoel op één poot. Naast je ston
den een paar zware ijzeren „poken" van on
geveer een meter lang, de versnellingshandle
en de handrem. De pedalen waren een paar
groot moppen ijzer, met zoo'n veer er achter
dat je er op moest gaan staan om ze in te
drukken! Banken, zooals een normale auto
bus, had het ding niet. Die waren net als in
een ouderwetsche tram in de rondte ge
plaatst en in het middengedeelte stonden twee
koperen stangen voor de eventueele staan
plaatsen!
Ik was aangewezen om met dat ding te rij
den en ik moet bekennen dat ik het graag
deed' Het gaf me een gevoel van „macht" om
dat ding te kunnen besturen en het te laten
doen wat ik wou! Als ik er mee reed, voelde ik
me als de kapitein van een groot schip, dat
veilig door een wirwar van smalle kanalen
moest worden geloodst! Voor mij uit zag ik
een geweldig eind motorkap en daaronder be-
vond'zich een knaap van een motor, die brul
de als ik het gaspedaal aanraakte! Hoog
troonde ik achter het stuur en het was voor
mij en mijn passagiers een dagelijks weder
keerend genot om er het beroemde bolle brug
getje aan het Noorder Buitenspaarne mee te
„nemen"!
Tenminsteals het monster loopen wilde!
Dikwijls gebeurde het dat hij het vertikte om
te draaien en dan moeten we ten einde raad
toch nog op het laatste nippertje met een
paar luxe wagens op stap. Maar als het gla
zen paleis geen kuren had, en je had het met
de grootste moeite gestart, dan was het ook
bijna niet meer te houden. Dan loeide de mo
tor en dan ging daar een kracht van uit. die
het heele geval inclusief de zwaarste lading
met het grootste gemak tegen een zware hel
ling optrok. Dan kreeg je af en toe het gevoel
dat je op hol sloeg!
Voor de kleine passagiers was het een da-
gelijksche plezierrit. Er waren er altijd, die
een mondharmonica hadden en het heele re
pertoire werd gespeeld en gezongen, zoodat de
menschen, die aan de vaste route woonden,
ons al van verre hoorden aankomen en voor
de ramen stonden te wuiven.
Maar het was spoedig met zijn glorie ge
daan! Het kreeg steeds meer kuren en ten
slotte kwam er op zekeren dag een kraanwa
gen voor de garage, die het glazen paleis naar
het autokerkhof sleepte.
Ik heb het met leede oogen zien gaan
Requiescat in pace!
Besluit
Hoewel ik volledig als taxichauffeur in
dienst was en dat leven mij uitstekend beviel,
kon dat toch nog steeds niet de goedkeuring
van mijn ouders en kennissen wegdragen.
Mijn ouders merkten zeer terecht op, dat
zij mij nu juist niet hadden laten studeeren
om mijn verdere leven op een taxi te rijden.
En dus bleef ik nog altijd hardnekkig solli-
citeeren op alle mogelijke advertenties. Toen
ik ontelbare sollicitaties had verzonden, en
'als eenig resultaat een stapeltje brieven had.
die bijna alle begonnen met: „Tot onzen
spijt kwam er eindelijk één, die mij een
beetje meer hoop gafl
„Wij verzoeken u Donderdagmiddag
En ik er op af. Ik moest natuurlijk vrij vra
gen voor een paar uur en er een paar vracht
jes voor laten loopen.
Heel gezellig heb ik een tijdje zitten praten
met een vriendelijke meneer en hem verteld
wat ik uitvoerde en op welke school ik was ge
weest en alles wat zoo bij een sollicitatiege
sprek behoort! Ik hoorde er echter niets meer
van en het leven ging weer zijn gewonen gang.
Rijden, wagens wasschen en repareeren. Ik
had mij zelfs al weer verzoend met de gedach
te, dat ik ook dezen keer geen geluk gehad
had, toen ik een week later een brief ontving:
„Naar aanleiding van het gesprek dat u met
onzen heer.... gevoerd heeftEn dat ik
Maandag a.s. in dienst kon treden.
Dat was op een Vrijdag en dus deed ik 's Za
terdags mijn laatste vrachtje. En 't werd nog
laat ook. Het was half één, toen ik mijn wagen
eindelijk kon binnenzetten.
Met weemoed nam ik afscheid van den baas
en mijn collega's en van alles, wat mij in die
maanden zoo vertrouwd en dierbaar was ge
worden.
En zoo begon ik dien Maandag mijn nieuwe
werk. In het begin viel het mij ontzettend
zwaar! Den heelen dag op een stoel zitten
achter een bureau is wel een groot verschil
met het vrije leven, dat ik gewend was. Maar
alles went en het nieuwe trok mij ook daar
weer aan. Wat wij in het begin het meest hin
derde was het gebrek aan zelfstandigheid. Hier
moest ik bevelen opvolgen en op mijn wagen
was ik de baas. Daar droeg ik de volle ver
antwoordelijkheid en hier was ik maar een
heel klein onderdeeltje van een groot bedrijf
Maar ik leerde spoedig in het gareel te loopen
en thans zit ik al geruimen tijd op mijn stoel
en heb ik ook dit werk leeren waardeeren.
Ik ben er van overtuigd, dat die paar maan
den, die ik op een taxi heb gereden, mij geen
kwaad hebben gedaan. Integendeel. Ik heb er
een schat van menschenkennis opgedaan en
veel van ons mooie land gezien. Dat alleen al
is ruim voldoende om er nooit spijt van te
hebben.
Ik zou nog veel kunnen vertellen van alles
wat ik in dien tijd beleefd heb en misschien
doe ik dat nog wel eens in een volgende serie
P. H. KALF
ook hebben. Ze wilde gelooven, dat haar jon
gen straks, over een paar maanden, over een
jaar desnoods, weer zou kunnen loopen en
draven als alle anderen
Wat was hij lief zoo! Heelemaal haar kleine
jongen weer Het was of ze haar kind van
vijf jaar had teruggekregen. Afhankelijk van
haar. alles draaiend om moeder. Toen hij
naar school ging, was het uit. Toen kreeg hij
andere belangen. vriendjes, ingewikkeld
speelgoed, een eigen kamertje waar hij dag
en nacht knutselde en een onbeschrijfelijke
rommel maakte. En zij had dat zelf aange
moedigd. had het graag gezien hoe hij groei
de tot een zelfstandigen jongen, flink en eer
lijk, al had het wel eens pijn gedaan, dat hij
zoo ver van haar af leek te groeien. En nu,
nu had ze hem terug. Al zijn grootheid was
weggevallen om niets anders over te laten
dan een kind dat al zijn heil van moeder ver
wacht. Dat met de oogen moeder volgt, waar
ze gaat. Dat zachtjes om moeder roept, als
het pijn lijdt.
Stil keek ze neer op de magere witte hand
in d£ hare, zoo vreemd en onvertrouwd, nu
ze zoo smetteloos schoon was. Grappig, dat ze
nu zoo kon verlangen naar die bruine, altijd
vuile knuisten, waar ze vroeger over mop
perde.
Nu sliep hij rustig, haar jongen. Toch was
het. of hij wat meer kleur had, of het nu ein
delijk beter met hem ging. De dokter had het
immers ook gezegd, dat hij beter zou worden,
dat ze hem zou houden, haar jongen.
Oh. die schrik! Die verlammende schrik,
toen ze hem binnenbrachten bij haar, na het
ongeluk vlak voor haar deur! Haar jongen
in vreemde armen, haar kind, dat ze dood
waande toen.
Neen, daar niet meer aan denken. Dat was
nu voorbij. Niet ziekelijk telkens opnieuw die
ellende willen doorleven.
Weer zat ze roerloos naast het bed en
langzaam waasde een glimlach over haar
gezicht, in het besef, dat deze tijd haar la
ter zou worden tot een harer dierbaarste her
inneringen, als zij hem allang haar laatste
en grootste geschenk zou hebben gegeven
zijn vrijheid.
HELEN.
Om vreugde en kracht te scheppen voor den
geheelen arbeidsdag moet u iederen morgen
een minuut of tien reserveeren voor een en
thousiast partijtje ochtendgymnastiek! Begint
u er Zondagmorgen direct mee?
De eerste van deze week. Oefening, 65 is al
héél geschikt om goed wakker te worden. Gaat
u dan eens staan in „uitvalstand" (zie teeke-
ning), de armen zijwaarts. Nu de armen
snel en los naar beneden zwaaien, tot ze voor
de borst kruisen, en direct weer terugzwaaien,
waarbij ze zoo ver mogelijk doorvliegen naar
boven. De beweging wordt nog aangezet, door
bij eiken zwaai den rug mee te laten gaan
(Oefening 65a), of door meeveeren van de
voorste knie (Oefening 65b).
Over het algemeen worden deze oefeningen
zeer eenvoudig gehouden. Maar toch zult u
gemerkt hebben, dat er zoo nu en dan een
veel moeilijker tusschen door loopt. Zoo bij
voorbeeld de nummers 7, 10, 16 38 en enkele
andere. Ook de nu volgende Oefening 66 is er
zoo een; lenige jonge
lui kunnen het waar
schijnlijk wel. Op ver
schillende wijzen kunt
u tot dezen stand ko
men. Het eenvoudigste
is wel op den rug te
gaan liggen, en je te
laten ophijschen door
een hulpvaardige geest. Maar het kan ook
minder goedkoop. Op den rug liggen met de
handen naast de schoudcx-s, en ïxu zélf op
duwen. Of gaan staan met de armen hoog,
langzaam achterover buigen tot de handen
den grond raken. Oefening 66a. 66b en 66c.)
Als u dit ovex-leefd hebt, gaan we door met
Oefening 67.
Maarwaren de knieën dan wel x'echt?
Hetzelfde rechts; beurtelings 20 maal. Een
prachtoefening om lenig te blijven!
Oefening 68. Een been ver naar achteren
kruisen, zoodat zelfs het puntje van uw
grooten teen den grond niet meer raakt. Nu
het been hoog zijwaarts opgooien ('t kan nog
veel hooger dan de
stippellijn op de
teekening!) en ge
woon naast het
andere neerzetten.
Langs denzelfden
weg weer terug.
Eerst tien keer
links, dan 10 keer
rechts. Natuurlijk
mag het been, waar-
op u staat, wel wat
gebogen worden als
dat gemakkelijker
voor u is. Het is na
melijk alleen de be
doeling hei heupgewricht van het zwaaiende
been beweeglijker te maken.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv, M.O.